5-28

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2010-2011

Séances plénières

Jeudi 30 juin 2011

Séance de l’après-midi

5-28

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2010-2011

Plenaire vergaderingen

Donderdag 30 juni 2011

Namiddagvergadering

Annales

Handelingen

 

Sommaire

Inhoudsopgave

Questions orales

Projet de loi modifiant l’article 569 du Code judiciaire, concernant la compétence du tribunal de première instance en matière d’accueil de navires ayant besoin d’assistance (Doc. 5-1061)

Projet de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le Code des sociétés et la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale afin de garantir la présence des femmes dans le conseil d’administration des entreprises publiques autonomes, des sociétés cotées et de la Loterie Nationale (Doc. 5-1097) (Procédure d’évocation)

Proposition de loi visant à promouvoir une représentation équilibrée des femmes et des hommes dans les conseils d’administration d’entreprises publiques économiques et de sociétés qui ont fait publiquement appel à l’épargne (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-186)

Proposition de loi modifiant la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique en vue de garantir une composition équilibrée de ses organes statutaires (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-187)

Proposition de loi visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes de gestion des organismes d’intérêt public et des établissements scientifiques fédéraux (de Mme Olga Zrihen et Mme Fabienne Winckel ; Doc. 5-234)

Proposition de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (de M. André du Bus de Warnaffe et Mme Vanessa Matz ; Doc. 5-603)

Projet de loi-programme (I) (Doc. 5-1098) (Procédure d’évocation)

Projet de loi-programme (II) (Doc. 5-1099)

Proposition de loi modifiant diverses dispositions relatives au droit des mineurs d’être entendus par le juge (de Mme Sabine de Bethune et Mme Martine Taelman ; Doc. 5-115)

Proposition de loi modifiant la loi du 5 juillet 1994 relative au sang et aux dérivés du sang d’origine humaine en vue de relever l’âge maximum autorisé pour le don de sang et de dérivés de sang (de M. Louis Ide, Mme Marleen Temmerman et consorts ; Doc. 5-1111)

Proposition de résolution relative aux mouvements de démocratisation au Maghreb et au Moyen-Orient (de MM. Karl Vanlouwe et Piet De Bruyn ; Doc. 5-829)

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-896)

Proposition de résolution concernant les élections présidentielles de novembre 2011 en République démocratique du Congo (de Mme Marie Arena ; Doc. 5-992)

Proposition modifiant l’article 21 du règlement du Sénat (Doc. 5-1136)

Prise en considération de propositions

Votes

Ordre des travaux

Excusés

Erratum

Annexe

Votes nominatifs

Propositions prises en considération

Demandes d’explications

Évocation

Non-évocation

Messages de la Chambre

Cour constitutionnelle – Arrêts

Cour d’appel

Cour du travail

Mondelinge vragen

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg inzake de opvang van schepen die bijstand behoeven (Stuk 5-1061)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot wijziging van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij (Stuk 5-1097) (Evocatieprocedure)

Wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raden van bestuur van economische overheidsbedrijven en van vennootschappen die een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-186)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België om een evenwichtige samenstelling van haar statutaire organen te waarborgen (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-187)

Wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de bestuursorganen van de instellingen van openbaar nut en de federale wetenschappelijke instellingen (van mevrouw Olga Zrihen en mevrouw Fabienne Winckel; Stuk 5-234)

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (van de heer André du Bus de Warnaffe en mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-603)

Ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1098) (Evocatieprocedure)

Ontwerp van programmawet (II) (Stuk 5-1099)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-115)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong met het oog op de verhoging van de maximumleeftijd voor de donatie van bloed en bloedderivaten (van de heer Louis Ide, mevrouw Marleen Temmerman c.s.; Stuk 5-1111)

Voorstel van resolutie betreffende de democratiseringsbewegingen in de Maghreb en het Midden-Oosten (van de heren Karl Vanlouwe en Piet De Bruyn; Stuk 5-829)

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-896)

Voorstel van resolutie betreffende de presidentsverkiezingen van november 2011 in de Democratische Republiek Congo (van mevrouw Marie Arena; Stuk 5-992)

Voorstel tot wijziging van artikel 21 van het reglement van de Senaat (Stuk 5-1136)

Inoverwegingneming van voorstellen

Stemmingen

Regeling van de werkzaamheden

Berichten van verhindering

Erratum

Bijlage

Naamstemmingen

In overweging genomen voorstellen

Vragen om uitleg

Evocatie

Niet-evocatie

Boodschappen van de Kamer

Grondwettelijk Hof – Arresten

Hof van Beroep

Arbeidshof

 

Présidence de M. Danny Pieters

(La séance est ouverte à 15 h.)

Voorzitter: de heer Danny Pieters

(De vergadering wordt geopend om 15 uur.)

Questions orales

Mondelinge vragen

Question orale de Mme Olga Zrihen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur «la décision de la Commission européenne d’effectuer une coupe drastique dans son programme d’aide alimentaire» (nº 5-234)

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «de beslissing van de Europese Commissie om haar voedselhulpprogramma drastisch in te krimpen» (nr. 5-234)

M. le président. – M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice, répondra.

De voorzitter. – De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie, antwoordt.

Mme Olga Zrihen (PS). – La Commission européenne a annoncé ce lundi 20 juin une coupe drastique dans le programme de l’aide alimentaire européenne. Cette réduction motivée par l’arrêt T-576/08 de la Cour de Justice européenne fait porter un grand danger sur un programme existant depuis 1987 et dont dépendent plus de 13 millions de personnes souffrant de pauvreté alimentaire dans l’Union européenne.

En effet, suite à un recours de l’Allemagne, soutenu par la Suède, la Cour de Justice européenne a déclaré illégale l’utilisation de fonds de la PAC, pour ce qu’elle considère être un programme d’aide sociale. Tirant les conséquences de cette décision, la Commission européenne a donc proposé un budget divisé par cinq pour ce programme en 2012, mettant ainsi en péril son existence.

Cette décision est totalement inacceptable alors que la lutte contre la pauvreté et la précarité est intégrée dans la politique UE 2020. Après l’année européenne de lutte contre la pauvreté et au moment où de plus en plus de nos concitoyens européens sont victimes de l’exclusion et souffrent de pauvreté et de sous-alimentation, cette décision prive près de 240 banques alimentaires européennes qui reposent sur cette aide.

Mettre un terme à ce programme reviendrait à renoncer au principe de solidarité qui est la base du projet européen. Une solution transitoire doit absolument être trouvée pour 2012 et 2013, en attendant qu’un accord soit trouvé pour sauvegarder ce programme dans les années futures.

Monsieur le ministre, quelle est la position officielle de la Belgique sur cette décision et quelles actions pourraient-elles être envisagées à l’échelon européen en vue de garantir la sauvegarde de ce programme dans les années à venir ?

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – De Europese Commissie besliste op 20 juni haar voedselhulpprogramma drastisch in te krimpen. De inkrimping is het gevolg is van het arrest T-576/08 van het Europees Hof van Justitie. De nieuwe regeling brengt het sinds 1987 bestaande programma in gevaar dat voedselhulp verschaft aan meer dan 13 miljoen mensen in de Europese Unie die in voedselarmoede verkeren.

Na een klacht van Duitsland, gesteund door Zweden, heeft het Europees Hof van Justitie het gebruik van een fonds van het GLB voor wat het Hof als een sociaal steunprogramma beschouwt, onwettig verklaard. De Europese Commissie heeft bijgevolg voorgesteld het bedrag dat voor dit programma in 2012 wordt uitgetrokken, terug te brengen tot één vijfde, waardoor het voortbestaan ervan in gevaar wordt gebracht.

Een dergelijke beslissing is onaanvaardbaar nu de strijd tegen armoede en precaire levensomstandigheden opgenomen is in de EU 2020-strategie. Na het Europees jaar van de bestrijding van armoede en op een ogenblik dat steeds meer Europese burgers het slachtoffer zijn van uitsluiting, armoede en ondervoeding, wordt een beslissing genomen die de bijna 240 Europese voedselbanken aan hun lot overlaat.

De stopzetting van dit programma zou betekenen dat verzaakt wordt aan het solidariteitsprincipe dat aan de basis ligt van het Europese project. Er moet absoluut een overgangsoplossing worden gevonden voor 2012 en 2013, in afwachting van een regeling waardoor dit programma in de komende jaren kan blijven bestaan.

Wat is het officiële Belgische standpunt over die beslissing en welke acties kunnen op Europees niveau worden ondernomen om het voortbestaan van dit programma in de komende jaren te verzekeren?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Je vous lis la réponse de M. Vanackere.

La Belgique regrette que nous soyons dans une situation où l’interprétation stricte d’un arrêt de la Cour de Justice de l’Union européenne a conduit la Commission à limiter le budget alloué au programme d’aide alimentaire pour 2012 à 113 millions d’euros, ce qui correspond à la valeur des volumes disponibles dans les stocks d’intervention.

Pour garantir la sauvegarde de ce programme dans les années à venir et éventuellement pour revoir rétroactivement à la hausse le budget alloué pour 2012, il est essentiel que le Conseil parvienne à un accord sur la proposition de règlement modifiant le régime actuel. Cette proposition, présentée par la Commission en 2008 et modifiée en 2010 pour tenir compte des amendements du Parlement européen, répond à tous les arguments de la Cour de Justice. Elle prévoit notamment des achats sur le marché comme source permanente d’approvisionnement pour les programmes d’aide alimentaire en cas d’indisponibilité des stocks d’intervention appropriés, un plafonnement de la contribution annuelle de l’Union européenne à 500 millions d’euros et une intervention des États membres par le cofinancement.

Comme ce fut le cas pour la proposition initiale, la Belgique soutient dans ses grandes lignes la proposition modifiée de la Commission.

Malheureusement, plusieurs États membres, constituant une minorité de blocage, estiment que le programme d’aide alimentaire a perdu son caractère agricole à la suite de la diminution des stocks d’intervention et qu’il relève dès lors des politiques sociales nationales.

En outre, de nombreux États membres s’opposent à l’introduction du cofinancement. Depuis lors, cette minorité de blocage a rendu impossible l’aboutissement de la proposition.

Lors du Conseil Agriculture et Pêche du 28 juin 2011, la Belgique et quatorze autres États membres ont soutenu l’intervention commune de la Présidence et de l’Italie invitant la Commission à présenter, dans les plus brefs délais, des propositions en vue de débloquer ce dossier. Pour la Belgique, la proposition de 2008 modifiée en 2010, même si elle n’est pas parfaite, reste toutefois la meilleure base dans la recherche d’une solution.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van minister Vanackere.

België betreurt dat de strikte interpretatie van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie de Commissie ertoe heeft gebracht het bedrag voor het voedselhulpprogramma 2012 tot 113 miljoen euro te beperken, een bedrag dat overeenstemt met de beschikbare interventievoorraden.

Om het programma de komende jaren veilig te stellen en eventueel het toegekende bedrag voor 2012 retroactief te verhogen, moet de Raad het eens worden over het voorstel van verordening dat het huidige regime wijzigt. Dat voorstel, dat door de Commissie in 2008 was ingediend en in 2010 was gewijzigd om rekening te houden met de amendementen van het Europees Parlement, biedt een antwoord op alle argumenten van het Hof van Justitie. Volgens het wijzigingsvoorstel mag voor de voedselhulpprogramma’s op permanente basis gebruik worden gemaakt van aankopen op de markt om de interventievoorraden aan te vullen, wordt het jaarlijkse maximumbedrag dat door de Europese Unie mag worden bijgedragen vastgelegd op 500 miljoen euro en wordt voorzien in een cofinanciering door de lidstaten.

Zoals dat het geval was met het oorspronkelijke voorstel, ondersteunt België ook in grote lijnen het door de Commissie gewijzigde voorstel.

Spijtig genoeg vinden verschillende lidstaten, die een blokkeringsminderheid vormen, dat het voedselhulpprogramma geen verband meer houdt met het landbouwbeleid gezien de daling van de interventievoorraden en dat het deel moet uitmaken van het sociaal beleid van de lidstaten.

Vele lidstaten zijn ook gekant tegen de cofinanciering. De blokkeringsminderheid heeft verhinderd dat het voorstel werd goedgekeurd.

Op de Raad Landbouw en Visserij van 28 juni 2011 hebben België en veertien andere lidstaten de gemeenschappelijke interventie van het voorzitterschap en Italië ondersteund, waarbij de Commissie werd uitgenodigd zo vlug mogelijk voorstellen in te dienen om het dossier te deblokkeren. Voor België blijft het in 2010 gewijzigde voorstel van 2008, ook al is het niet perfect, de beste basis om tot een oplossing te komen.

Mme Olga Zrihen (PS). – Alors que nous nous trouvons dans une situation aussi extrême et qu’il est tellement difficile de réguler ce monde de la finance qui continue à s’enrichir, nous aurons encore plus de mal à dire aux citoyens que ce programme doit être supprimé parce qu’il a perdu son caractère agricole ; nous connaissons pourtant bien les difficultés actuelles du monde agricole et l’aide que nous pouvons apporter grâce à ce programme.

Par ailleurs, je pense qu’il faudrait dénoncer ce dispositif de groupe de blocage qui va à l’encontre de la solidarité européenne. Certains peuvent en effet se sentir parfois exclus d’un dispositif et se retrouver par la suite dans de grandes difficultés et profiter alors de ce dispositif.

Si l’Europe n’est pas sociale et solidaire, en particulier en intégrant dans son programme UE 2020 un tel volet sur la lutte contre la pauvreté et l’exclusion, on devra s’excuser à poser autant de questions.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Op een ogenblik dat de regulering van de financiële sector, die zich maar blijft verrijken, zoveel problemen oplevert, zal het nog moeilijker zijn aan onze burgers uit te leggen dat een programma moet worden afgeschaft omdat het niet meer past in het landbouwbeleid. Nochtans weet iedereen dat er problemen zijn in de landbouw en dat we via dit programma hulp kunnen bieden.

De regeling van de blokkeringsminderheid druist in tegen de Europese solidariteit. Sommige landen kunnen zich inderdaad van een regeling uitgesloten voelen om er later, als ze zelf in moeilijkheden verkeren, een beroep op te moeten doen.

Als Europa zich niet sociaal en solidair opstelt, meer bepaald door in zijn Europa 2020-strategie een dergelijk onderdeel over de strijd tegen de armoede en de uitsluiting op te nemen, kunnen daarbij toch wel wat vragen rijzen.

Question orale de M. Jacky Morael au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur «l’ouverture de pourparlers entre le gouvernement et l’opposition en Libye» (nº 5-237)

Mondelinge vraag van de heer Jacky Morael aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over «het aanknopen van onderhandelingen tussen de regering en de oppositie in Libië» (nr. 5-237)

M. Jacky Morael (Ecolo). – Sur mandat du Conseil de Sécurité des Nations unies, la Belgique fait partie d’une force internationale agissant en Libye pour protéger les populations civiles contre la répression menée par le gouvernement du colonel Kadhafi.

Selon les médiateurs désignés par l’Union africaine (UA) dans cette crise, ce même colonel Kadhafi a récemment dit accepter de ne pas faire partie des négociations sur l’avenir de la Libye pour mettre un terme à un conflit qui dure depuis quatre mois. Les médiateurs appellent à une solution négociée et diplomatique au conflit, avis que l’on ne peut que partager, comme plaide l’UA, avec de nombreux chefs d’État et membres de la société civile, pour un départ du colonel Kadhafi.

Le 25 juin, Mahmoud Shammam, porte-parole du Conseil National de Transition libyen (CNT), a déclaré que l’opposition acceptait que le colonel Kadhafi reste sur le territoire libyen, sous surveillance internationale, durant les pourparlers en vue de son départ du pays et de la négociation sur les modalités de la transition démocratique.

Entre-temps, la Cour pénale internationale a inculpé le colonel Kadhafi, son fils et son bras droit, pour crimes contre l’humanité.

Ces éléments indiquent qu’une fenêtre d’opportunité s’ouvre pour une solution non armée, diplomatique, à la crise que traverse aujourd’hui la Libye.

Dès lors, pourquoi la Belgique ne plaiderait-elle pas auprès de ses partenaires de la coalition pour une suspension des bombardements conditionnée à un cessez-le-feu entre les parties belligérantes, à savoir l’armée du colonel Kadhafi et l’opposition du CNT, ouvrant la voie à des pourparlers diplomatiques et permettant un début d’acheminement de l’aide humanitaire : vivres, médicaments et autres produits de première nécessité ?

De heer Jacky Morael (Ecolo). – Onder het mandaat van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties maakt België deel uit van de internationale troepenmacht die in Libië de burgerbevolking moet beschermen tegen de onderdrukking door de regering van kolonel Kadhafi.

Volgens de bemiddelaars, aangesteld door de Afrikaanse Unie (AU), zou kolonel Kadhafi aanvaarden niet deel te nemen aan de onderhandelingen over de toekomst van Libië en om een einde te stellen aan een conflict dat al vier maanden duurt. De bemiddelaars roepen op tot een onderhandelde en diplomatieke oplossing voor het vertrek van kolonel Kadhafi, een oproep die door de AU, samen met vele staatshoofden en leden van de civiele maatschappij, wordt gesteund.

Op 25 juni verklaarde Mahmoud Shammam, de woordvoerder van de Libische Nationale Overgangsraad (NTC), dat de oppositie aanvaardde dat kolonel Kadhafi, tijdens de onderhandelingen over zijn vertrek uit het land en over de democratische overgang, onder internationale bewaking op het Libische grondgebied zou blijven.

Inmiddels heeft het Internationaal Strafhof kolonel Kadhafi, zijn zoon en zijn belangrijkste medewerker beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid.

Die elementen wijzen erop dat een opening wordt gemaakt voor een diplomatieke, niet gewapende oplossing voor de Libische crisis.

Waarom zou België in dat geval niet bij zijn coalitiepartners pleiten voor een opschorting van de bombardementen, op voorwaarde dat een staakt-het-vuren wordt in acht genomen tussen de oorlogvoerende partijen, namelijk het leger van kolonel Kadhafi en de oppositie van de NTC? Dat zou de weg effenen voor diplomatieke onderhandelingen en humanitaire hulpverlening: levensmiddelen, geneesmiddelen en andere levensnoodzakelijke goederen.

M. Yves Leterme, premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile. – Vous posez, monsieur Morael, une question très importante.

Le gouvernement ainsi que les chefs d’État et de gouvernement préféreraient éviter de recourir aux armes pour arriver à une pacification de la Libye. Nous souhaitons tous l’ouverture de véritables négociations entre le gouvernement et l’opposition.

Il est vrai que certains membres de la coalition internationale, comme l’Italie, la Ligue arabe ou l’Union africaine, ont déjà suggéré une suspension des actions militaires. La question est donc lancinante et doit être constamment étudiée, comme vous l’avez dit, mais, naturellement, en fonction de l’évolution sur le terrain.

Pour la communauté internationale en général et pour le gouvernement belge vu le dialogue avec le parlement, cette évaluation constante peut-être menée sur la base de la résolution 1973 du Conseil de sécurité. L’exigence de la cessation totale des violences, des attaques et des exactions contre la population civile constitue la pierre angulaire de cette évaluation constante qui doit être menée.

La réserve la plus importante à propos d’une suspension réside dans le risque de voir le régime en profiter pour se réorganiser, se réarmer et reprendre des actions répressives à l’encontre de l’opposition. Sur ce point, il faut tenir compte des expériences, récentes et moins récentes, avec ce régime. Il faut aussi éviter un scénario qui mettrait à mal les progrès réalisés depuis le début de la campagne militaire. Pour cette raison, le retrait des soldats dans leur caserne a été exigé comme préalable.

Par ailleurs, la suspension des actions de l’OTAN n’assurerait pas un meilleur accès de l’aide humanitaire dans les territoires encore sous contrôle du régime puisqu’actuellement, l’aide humanitaire parvient sans difficulté dans les zones sous contrôle de l’opposition.

Les actions militaires auxquelles la Belgique participe sont ciblées et ont pour but de mettre le régime Kadhafi sous pression afin de forcer une transition démocratique.

Vu de l’extérieur, j’en conviens, les progrès engrangés jusqu’à présent peuvent sembler minimes mais ils sont néanmoins réels. La ligne de front à l’est reste inchangée, mais les opposants se renforcent progressivement à Misrata et dans les montagnes de l’ouest de la Libye. Le Conseil national de transition, le CNT, gagne en légitimité et se prépare avec l’aide internationale à assumer le pouvoir.

Nous prenons note, monsieur Morael, de votre souci légitime, auquel nous voulons souscrire, d’évaluer constamment les possibilités d’un choix à privilégier en vue de négociations au lieu de recourir constamment aux armes.

À l’heure actuelle, les conditions d’une suspension des actions ne sont pas réunies. Je le regrette avec vous, monsieur Morael. Nous préférerions des méthodes pacifiques, mais il faut garder la pression sur le régime de M. Kadhafi.

De heer Yves Leterme, eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid. – U stelt een zeer belangrijke vraag, mijnheer Morael.

De regering en ook de staatshoofden en regeringsleiders hadden liever niet naar de wapens gegrepen om tot vrede in Libië te komen. Wij wensen allemaal dat echte onderhandelingen worden geopend tussen de regering en de oppositie.

Sommige leden van de internationale coalitie, zoals Italië, de Arabische Liga of de Afrikaanse Unie, hebben al voorgesteld de militaire acties op te schorten. Het is dus een moeilijke vraag, die voortdurend moet worden onderzocht, rekening houdend met de ontwikkelingen ter plaatse.

Voor de internationale gemeenschap en de Belgische regering in samenspraak met het parlement, kan die evaluatie doorgevoerd worden op basis van resolutie 1973 van de Veiligheidsraad. De volledige stopzetting van het gebruik van geweld, de aanvallen en de gewelddaden tegen de burgerbevolking vormen de hoeksteen van die evaluatie.

In geval van een opschorting bestaat het risico dat het regime er gebruik van zal maken om zich te reorganiseren, te herbewapenen en de oppositie opnieuw te onderdrukken. We moeten rekening houden met de recente en minder recente ervaringen die we met dit regime hebben. We moeten ook een scenario vermijden waarbij de vooruitgang die sinds het begin van de militaire campagne is geboekt, ongedaan zou worden gemaakt. Om die reden werd eerst de terugtrekking geëist van de soldaten in hun kazernes.

De opschorting van de NAVO-acties zou overigens de toegang tot de humanitaire hulpverlening op het door het regime gecontroleerde grondgebied niet vergemakkelijken. In de zones die door de oppositie worden gecontroleerd, verloopt de humanitaire hulp zonder problemen.

De militaire acties waaraan België deelneemt, zijn gericht en hebben tot doel het Kadhafiregime onder druk te zetten om zo een democratische overgang door te drukken.

Ik geef toe dat, van buitenaf gezien, de tot nog toe gemaakte vooruitgang minimaal lijkt. Niettemin werd vooruitgang geboekt. De frontlijn in het oosten is niet veranderd, maar de oppositie wordt geleidelijk aan sterker in Misrata en in de bergen in het westen van Libië. De Nationale Overgangsraad, de NTC, wint aan legitimiteit en bereidt zich met internationale steun voor op de machtsuitoefening.

Wij onderschrijven uw terechte bezorgdheid, mijnheer Morael, om voortdurend te evalueren of een keuze voor onderhandelingen niet beter is dan het gebruik van wapens.

Op dit ogenblik zijn de voorwaarden voor een opschorting van de acties echter niet aanwezig. Ik betreur dat zelf ook. Wij zouden liever vreedzame methodes toepassen, maar de druk op het regime van Kadhafi moet worden gehandhaafd.

M. Jacky Morael (Ecolo). – Je remercie le ministre de sa réponse détaillée que je considère comme positive, malgré sa conclusion.

Comme le premier ministre l’a dit, les problèmes ne manquent pas. Voici quelques semaines, le colonel Kadhafi avait fait une promesse de cessez-le-feu mais elle a été démentie le lendemain dans les faits puisque les opérations militaires de répression ont repris de plus belle.

Je comprends donc le souci des exigences que le premier ministre vient de rappeler. Celles-ci sont tout à fait légitimes et compréhensibles. Toutefois, je voudrais que l’on fasse savoir à ce dictateur que cette opportunité de négociation est plus que probablement la dernière. Par la suite, en raison du mandat international lancé à l’encontre du colonel Kadhafi, de l’avancée en termes de légitimité et de progression militaire du Conseil national de transition, cette chance ne se représentera pas.

Je prends donc note de la volonté du gouvernement belge de privilégier les solutions pacifistes et diplomatiques. Je voudrais simplement que la diplomatie belge et européenne envoie au colonel Kadhafi un message lui signifiant clairement que c’est peut-être la dernière chance qui s’offre à lui.

De heer Jacky Morael (Ecolo). – Ondanks de conclusie, dank ik de eerste minister voor het positieve antwoord.

Aan problemen ontbreekt het inderdaad niet. Enkele weken geleden had kolonel Kadhafi een staakt-het-vuren beloofd, maar dat werd niet nageleefd: de volgende dag werden de militaire operaties in alle heftigheid hervat.

Ik begrijp dus de legitieme eisen waaraan de eerste minister herinnert. Niettemin moeten we die dictator laten weten dat dit waarschijnlijk de onderhandelingen van de laatste kans zijn. Gezien het internationale aanhoudingsmandaat dat tegen kolonel Kadhafi is uitgevaardigd en de vooruitgang die zowel militair als qua legitimiteit door de Nationale Overgangsraad is geboekt, zal die kans zich niet meer voordoen.

Ik noteer dus dat de Belgische regering vreedzame en diplomatieke oplossingen verkiest. Ik wens alleen dat de Belgische en Europese diplomatie kolonel Kadhafi duidelijk laat weten dat het misschien zijn laatste kans is.

Question orale de Mme Sabine de Bethune au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur «le suivi de la situation de Mme Victoire Ingabire Umuhoza» (nº 5-232)

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «de opvolging van de situatie van mevrouw Victoire Ingabire Umuhoza» (nr. 5-232)

M. le président. – M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice, répondra.

De voorzitter. – De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie, antwoordt.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Tant notre pays que la Commission européenne ont fréquemment annoncé qu’ils suivaient de près la situation de l’ancienne candidate à la présidence rwandaise Victoire Ingabire Umuhoza, en particulier les conditions de sa détention et les garanties d’un procès équitable et transparent. En vertu de l’article 8 de l’Accord de Cotonou, l’Union européenne et le Rwanda peuvent organiser des discussions sur des sujets d’intérêt réciproque. Ainsi, lors de la discussion du 2 novembre 2010, l’Union européenne a exprimé sa préoccupation quant au déroulement du procès. Malgré la pression internationale, le régime rwandais a renforcé les conditions de détention, le droit aux visites étant supprimé et les entretiens avec son avocat n’étant plus possibles sans la présence de tiers. Cela ressort entre autres de la copie d’une lettre que l’avocat a envoyée aux autorités concernées. Les droits de la défense n’étant plus garantis, l’avocat de l’intéressée a demandé que le procès soit reporté à l’automne. La présence de tiers durant les entretiens confidentiels entre le client et l’avocat est également contraire à l’article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques. J’ai entendu dire que le tribunal avait entre-temps accepté de reporter le procès à septembre. Aucun changement n’est intervenu dans les conditions de détention. Mme Ingabire Umuhoza n’a pas non plus la possibilité de parler à son avocat sans la présence de personnel de sécurité ou administratif, de sorte qu’elle ne peut pas préparer normalement sa défense.

Le ministre est-il tenu au courant de la situation de Victoire Ingabire Umuhoza ? Quelles démarches diplomatiques accomplit-il aux niveaux belge et européen pour garantir les droits de la défense de l’accusée ?

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Zowel ons land als de Europese Commissie hebben herhaaldelijk aangekondigd de situatie van de voormalige Rwandese presidentskandidate Victoire Ingabire Umuhoza nauwlettend in de gaten te houden, in het bijzonder de omstandigheden van haar gevangenschap en de waarborgen voor een eerlijk en transparant proces. Krachtens artikel 8 van de overeenkomst van Cotonou kunnen de Europese Unie en Rwanda besprekingen organiseren over onderwerpen van wederzijds belang. Zo heeft de Europese Unie tijdens de bespreking van 2 november 2010 haar bezorgdheid geuit over het verloop van de rechtszaak. Ondanks de internationale druk heeft het regime in Rwanda de detentieomstandigheden nog zwaarder gemaakt, waardoor het recht op bezoek aan banden is gelegd en een gesprek met haar advocaat niet meer mogelijk is zonder aanwezigheid van derden. Dat blijkt onder andere uit een kopie van een brief die de advocaat aan de betrokken autoriteiten gestuurd heeft. Omdat de rechten van de verdediging niet meer gewaarborgd zijn, heeft de advocaat van de betrokkene gevraagd om het proces te verdagen naar het najaar. De aanwezigheid van derden tijdens de vertrouwelijke gesprekken tussen cliënt en advocaat druist ook in tegen artikel 14 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Naar verluidt is de rechtbank intussen akkoord gegaan om het proces te verdagen naar september. In de detentieomstandigheden is evenwel geen verandering gekomen. Evenmin heeft mevrouw Ingabire Umuhoza de kans om haar advocaat te spreken zonder de aanwezigheid van veiligheids- of administratief personeel, zodat ze haar verdediging niet op een normale manier kan voorbereiden.

Wordt de minister op de hoogte gehouden over de toestand van Victoire Ingabire Umuhoza? Welke diplomatieke stappen doet hij op Belgisch en Europees niveau om de rechten van de verdediging van de beschuldigde te waarborgen?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Je vous lis la réponse du ministre des Affaires étrangères, bien que la question contienne aussi des éléments juridiques auxquels j’aurais pu répondre. Je n’étais pas au courant du contenu de la question.

Tant l’ambassade belge à Kigali que les services des Affaires étrangères à Bruxelles suivent avec attention le procès et les conditions de détention de Mme Ingabire et me tiennent régulièrement au courant. Mme Ingabire a effectivement demandé lors de la dernière audience de son procès, le 20 juin, un nouveau report de l’audience sur le fond. En effet, son équipe juridique, dont des avocats du Royaume-Uni et des Pays-Bas, souhaitaient disposer de plus de temps pour traduire et mieux étudier le dossier. L’audience sur le fond a été reportée au 5 septembre.

Par le passé, le parquet général a déjà donné l’instruction que les avocats de Mme Ingabire doivent toujours pouvoir rencontrer librement l’accusée et que le secret professionnel de la défense doit être garanti. Il est naturellement important que cette instruction soit également respectée dans la pratique, ce qui n’a pas toujours été le cas. Il est exact que son droit de visite a été supprimé pendant un certain temps.

La Belgique et l’Union européenne ne cessent pas d’indiquer clairement de différentes manières aux autorités rwandaises que nous nous inquiétons des droits de la défense. Cela s’est encore produit récemment, le 23 mars 2011, lors du dernier dialogue « article 8 » dans le cadre de l’Accord de Cotonou, où le ministre rwandais des Affaires étrangères et le procureur général étaient entre autres présents. La question a aussi été abordée lors des récents contacts bilatéraux que l’ambassade belge a eus avec le parquet général.

Il va de soi qu’en tant que ministre compétent, je suis disponible si certaines actions s’indiquaient également de la part de la Justice.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Ik lees het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken, hoewel de vraag ook juridische elementen bevat die ik had kunnen beantwoorden. Daarvan was ik evenwel niet op de hoogte.

Zowel de Belgische ambassade in Kigali als de diensten van Buitenlandse Zaken in Brussel volgen het proces en de detentievoorwaarden van mevrouw Ingabire met bijzondere aandacht en brengen mij regelmatig op de hoogte. Mevrouw Ingabire vroeg tijdens de laatste zitting van haar proces op 20 juni inderdaad om de zitting ten gronde opnieuw uit te stellen. Haar juridisch team, waaronder ook advocaten uit het Verenigd Koninkrijk en Nederland, wensten immers meer tijd om het dossier verder te vertalen en beter te bestuderen. De zitting ten gronde werd daarop uitgesteld tot 5 september.

Het parket-generaal heeft al in het verleden de instructie gegeven dat de advocaten van mevrouw Ingabire steeds ongehinderd toegang dienen te krijgen tot de beschuldigde en dat het professioneel geheim van de verdediging dient te worden gewaarborgd. Het is uiteraard belangrijk dat die instructie ook in de praktijk wordt gerespecteerd, wat blijkbaar niet altijd het geval was. Het klopt dat haar bezoekrecht enige tijd geleden werd teruggeschroefd.

België en de Europese Unie laten niet na om op verschillende wijzen aan de Rwandese autoriteiten duidelijk te maken dat we bezorgd zijn over de rechten van de verdediging. Dat gebeurde recent nog op 23 maart 2011 tijdens de laatste zogenaamde artikel 8-dialoog in het kader van de overeenkomst van Cotonou waar onder meer de Rwandese minister van Buitenlandse Zaken en de procureur-generaal aanwezig waren. De kwestie werd ook aangekaart tijdens de recente bilaterale contacten die de Belgische ambassade had met het parket-generaal.

Het spreekt voor zich dat ik als bevoegde minister beschikbaar ben, mochten ook vanuit Justitie bepaalde acties wenselijk zijn.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Je prends note du fait que notre pays n’abandonne pas cette affaire. C’est indispensable car, selon mes informations, il n’y a encore eu aucun changement des conditions dans lesquelles l’intéressée est détenue et doit organiser sa défense. Je ne parlerai pas maintenant du contexte électoral général au Rwanda ni du fait que Mme Ingabire Umuhoza n’a pas pu y participer.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik bedank de minister voor het antwoord en neem er nota van dat ons land de zaak niet loslaat. Dat is nodig, want volgens mijn informatie is er nog geen kentering gekomen in de omstandigheden waarin de betrokkene wordt vastgehouden en haar verdediging moet organiseren. Over de algemene verkiezingscontext in Rwanda en het feit dat mevrouw Ingabire Umuhoza er niet aan heeft kunnen deelnemen, zal ik het nu niet hebben.

Question orale de M. Willy Demeyer au ministre de la Justice sur «la disproportion entre le besoin de magistrats et le taux de réussite au concours d’admission à la magistrature» (nº 5-220)

Mondelinge vraag van de heer Willy Demeyer aan de minister van Justitie over «de wanverhouding tussen het aantal magistraten dat nodig is en het slaagpercentage voor de toelatingsproef voor de magistratuur» (nr. 5-220)

M. Willy Demeyer (PS). – Cela fait un an que le Conseil supérieur de la justice, par la voix de sa présidente, tirait la sonnette d’alarme à propos de la pénurie de magistrats qui s’annonce à l’horizon 2015-2016. Durant cette période, plusieurs centaines de magistrats devraient en effet atteindre l’âge de la retraite, de sorte que près de la moitié des effectifs devraient être remplacés en un très court laps de temps.

Or, le rapport 2009 du Conseil supérieur de la justice souligne le très faible taux de réussite au concours d’admission à la magistrature, à savoir 7% à l’examen d’aptitude professionnelle, environ 13% au concours d’admission au stage judiciaire et seulement sept lauréats à l’examen oral. Cette tendance semble d’ailleurs se confirmer puisqu’il nous revient que très peu de candidats auraient réussi la session 2010-2011.

Pouvez-vous nous apporter des précisions quant au taux de réussite tant au concours qu’à l’examen d’aptitude et à l’examen oral pour la session 2010-2011 ? Quelles réponses pouvez-vous apporter aux problèmes engendrés par la disproportion entre le nombre de magistrats réussissant les épreuves et le nombre de magistrats nécessaire ?

De heer Willy Demeyer (PS). – Een jaar geleden heeft de Hoge Raad voor de Justitie bij monde van zijn voorzitster de alarmbel geluid over het tekort aan magistraten dat zich aftekent tegen de horizon 2015-2016. In die periode bereiken verschillende honderden magistraten de pensioenleeftijd zodat in een zeer korte tijdspanne zo wat de helft van de personeelsformatie dient te worden vervangen.

Het verslag 2009 van de Hoge Raad voor de Justitie beklemtoont echter dat het slaagpercentage voor de toelatingsproef tot de magistratuur zeer laag ligt, namelijk 7% voor het examen inzake beroepsbekwaamheid, ongeveer 13% voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en slechts zeven laureaten voor het mondelinge examen. Die tendens lijkt zich door te zetten, want we vernemen dat ook voor de zittijd 2010-2011 zeer weinig kandidaten geslaagd zijn.

Kunt u ons meer precieze informatie bezorgen over de slaagpercentages voor zowel het examen inzake beroepsbekwaamheid als voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage en voor het mondelinge examen voor de zittijd 2010-2011? Hoe denkt u de wanverhouding tussen het aantal geslaagde kandidaat-magistraten en het vereiste aantal magistraten op te lossen?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Le Conseil supérieur de la justice vient de me confirmer que le nombre de candidats dont nous disposons actuellement est suffisant pour pourvoir aux places vacantes.

Un problème se pose néanmoins au niveau du parquet étant donné que moins de candidats postulent pour ce poste que pour le siège. En revanche, le nombre de candidats réussissant le concours d’admission au stage judiciaire est suffisant pour pourvoir aux places de stagiaires vacantes.

Afin d’améliorer le taux de réussite aux examens de la session 2011-2012, la Commission de nomination et de désignation – CND – a décidé de veiller à mieux préparer les candidats, notamment, par le biais d’informations plus précises sur son site internet, par exemple les questions d’examens des années antérieures ; d’une brochure d’information et de l’organisation d’une séance d’information ou de formation afin de se préparer à l’examen.

Enfin, je puis vous confirmer que le Conseil supérieur de la justice a bien formulé des propositions concrètes pour pallier la vague de mises à la retraite durant la période 2015-2016. Il appartiendra au prochain gouvernement de prendre ce problème en considération.

Cela dit, je répète que les chiffres de 2010-2011 sont mauvais.

Le taux de réussite est de 11,5% à l’examen d’aptitude professionnelle et de 10% au concours d’admission au stage judiciaire. Les chiffres sont moins importants à l’examen oral d’évaluation troisième voie. En effet, du côté néerlandophone, un candidat a réussi sur les cinq inscrits et, du côté francophone, cinq candidats ont réussi sur les douze inscrits. D’une part, l’examen pose problème et, d’autre part, il y a trop peu d’inscrits.

Toutefois, les chiffres sont clairs : plus de quarante pour cent des magistrats sont âgés de plus de cinquante-cinq ans. Il y aura par conséquent un changement fondamental dans la structure des magistrats du siège et du parquet dans un délai de cinq ans. Nous suivrons donc les indications données par le Conseil supérieur de la justice et par d’autres instances, à qui j’ai demandé de faire des propositions claires et nettes afin d’anticiper les problèmes.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – De Hoge Raad voor de Justitie heeft me zopas meegedeeld dat het huidige aantal geslaagde kandidaten volstaat om de vacante plaatsen op te vullen.

Voor het parket rijst evenwel een probleem omdat daarvoor minder kandidaten solliciteren dan voor de zetel. Het aantal kandidaten daarentegen dat slaagt voor het toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage, dekt de vacante stageplaatsen.

Om het slaagpercentage voor de zitting 2011-2012 te verhogen heeft de benoemings- en aanwijzingscommissie besloten om de kandidaten beter voor te bereiden, meer bepaald via meer precieze voorlichting op haar website, bijvoorbeeld de examenvragen van vorige jaren; een voorlichtingsbrochure en een informatie- en opleidingsvergadering om het examen voor te bereiden.

Tot slot kan ik bevestigen dat de Hoge Raad voor de Justitie wel degelijk voorstellen heeft geformuleerd om het hoofd te bieden aan de pensioneringsgolf in de periode 2015-2016. Het is aan de volgende regering om dat probleem aan te pakken.

Ik herhaal dat de cijfers voor 2011-2012 slecht zijn.

Het slaagpercentage voor het examen inzake beroepsbekwaamheid bedraagt 11,5% en voor de toelatingsproef tot de gerechtelijke stage 10%. Voor het mondelinge examen zijn de cijfers minder dramatisch. Aan Nederlandstalige kant is één kandidaat op vijf ingeschrevenen geslaagd en aan Franstalige kant zijn vijf kandidaten op twaalf ingeschrevenen geslaagd. Enerzijds vormt het examen een probleem en anderzijds schrijven te weinig juristen zich in.

De cijfers zijn duidelijk: meer dan veertig procent van de magistraten is ouder dan vijfenvijftig. Binnen vijf jaar komen er dus grote veranderingen bij de zittende en parketmagistraten. We zullen dus de aanwijzingen volgen van onder meer de Hoge Raad voor de Justitie, die ik om duidelijke voorstellen heb verzocht om op de problemen vooruit te kunnen lopen.

Question orale de Mme Inge Faes au ministre de la Justice sur «des cas de contamination par la tuberculose à la prison de Tilburg» (nº 5-231)

Mondelinge vraag van mevrouw Inge Faes aan de minister van Justitie over «de uitbraak van tuberculose in de gevangenis van Tilburg» (nr. 5-231)

Mme Inge Faes (N-VA). – Un test de dépistage de la tuberculose a été effectué il y a deux semaines à la prison néerlandais de Tilburg. Huit détenus belges ont été placés préventivement en quarantaine. Selon le porte-parole des établissements pénitentiaires, tous les membres du personnel de toutes les prisions sont soumis chaque année à un dépistage de la tuberculose. Il est ressorti de ce test qu’il était possible que huit prisonniers soient positifs. Ceux-ci ont été transférés à Wortel. Un examen plus poussé a finalement permis de conclure que six d’entre eux étaient négatifs. Un examen complémentaire est attendu pour les deux autres détenus.

D’après un détenu, la quarantaine aurait été mal organisée. Il a déclaré à la presse qu’une fois arrivé à l’établissement pénitentiaire de Wortel pour un examen plus approfondi, il a été hébergé avec la population normale au lieu d’être placé en quarantaine.

Les détenus viennent souvent de pays à risque. Une possible contamination d’un ou deux détenus sur 650 détenus n’est pas anormale. Bien entendu, il faut éviter l’apparition de la tuberculose en prison. Étant donné la forte densité de population en prison, une telle maladie peut avoir de lourdes conséquences.

Les informations publiées dans la presse sont-elles exactes ? Pouvez-vous me fournir de plus amples renseignements au sujet de l’apparition récente de la tuberculose dans la prison de Tilburg ?

Mevrouw Inge Faes (N-VA). – Twee weken geleden vond in de Nederlandse gevangenis van Tilburg een tbc-screening plaats. Acht Belgische gedetineerden werden preventief in quarantaine geplaatst. Volgens de woordvoerder van het gevangeniswezen worden in alle gevangenissen alle personeelsleden jaarlijks gescreend op tbc. Uit het onderzoek bleek dat acht gevangenen mogelijk positief waren. Zij werden naar Wortel overgebracht. Uit de bijkomende test bleek dat zes van die acht gevangenen uiteindelijk negatief testten. Voor twee gedetineerden wordt bijkomend onderzoek afgewacht.

Een gedetineerde verklaarde dat de quarantaine niet goed werd georganiseerd. Hij verklaarde aan de pers dat hij, eens aangekomen in de penitentiaire instelling van Wortel voor verder onderzoek, bij de gewone populatie werd geplaatst in plaats van in quarantaine.

Gedetineerden komen dikwijls uit risicolanden. Een mogelijke besmetting van één of twee gedetineerden op 650 gevangenen is niet abnormaal. Uiteraard moet wel een tbc-uitbraak in een gevangenis worden vermeden. Gezien de grote bevolkingsdichtheid in een gevangenis kan een dergelijke ziekte verregaande gevolgen hebben.

Klopt het wat in de pers verschenen is en kunt u mij meer informatie geven over de recente uitbraak van tuberculose in de gevangenis van Tilburg?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Outre un premier examen au moment de l’entrée en prison, tous les détenus sous soumis chaque année à un dépistage de la tuberculose par une radiographie du thorax. Cette mesure s’applique également aux détenus qui séjournent à Tilburg.

Le dernier dépistage à Tilburg concernait 102 détenus. Pour huit d’entre eux, vu les résultats des radiographies, il a été jugé nécessaire de pratiquer des examens complémentaires, ce qui ne signifie pas automatiquement qu’ils sont contaminés par la tuberculose. Ces examens complémentaires qui concernent donc 8% des détenus, un pourcentage que les médecins ne jugent pas anormal, doivent permettre un diagnostic définitif.

Pour ces huit personnes, trois transports séparés vers la Belgique ont été demandés aux autorités néerlandaises. La convention prévoit en effet que le transport doit être effectué par les Pays-Bas. Elle stipule également que les examens par un spécialiste doivent être pratiqués en Belgique.

Deux transports ont été effectués sans que d’autres détenus n’aient été présents dans le véhicule. Le troisième transport était un transport normal – une décision du service de transfert néerlandais – mais le détenu portait un masque antiseptique.

Une fois arrivé à Wortel, l’intéressé a été placé en isolement. Les examens complémentaires ont montré que six des huit détenus n’étaient pas contaminés. Le septième détenu est soumis à des examens complémentaires au service médical de la prison de Wortel et est actuellement toujours maintenu à l’écart des autres détenus. Le diagnostic définitif est attendu ce jour.

Le huitième détenu séjourne actuellement encore au centre médical de Saint-Gilles, pour y subir des examens complémentaires.

Le service des soins de santé des prisons est conscient du risque accru de contamination des détenus par la tuberculose. C’est la raison pour laquelle une procédure de dépistage périodique de tous les détenus a été instaurée il y a plus de dix ans et est rigoureusement appliquée. De plus, il existe depuis longtemps au sein de la Direction générale EPI des instructions relatives aux précautions à prendre en cas de découverte d’une maladie contagieuse.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Afgezien van een eerste onderzoek op het moment dat een gedetineerde de gevangenis binnenkomt, worden alle gedetineerden jaarlijks aan een tbc-controle onderworpen door middel van een thoraxfoto. Dat geldt eveneens voor de gedetineerden die te Tilburg verblijven.

Bij de laatste screening te Tilburg werden 102 gedetineerden getest. Voor acht van hen bleek op basis van de röntgenopname dat verder onderzoek noodzakelijk was. Dat betekent niet automatisch dat die gedetineerden met tbc besmet zijn, maar dat op basis van de foto verder onderzoek vereist is. Dat was het geval voor 8%, hetgeen volgens de medici geen abnormaal percentage is. Zij worden aan bijkomende medische tests onderworpen die uitsluitsel op het vlak van de diagnose moeten geven.

Voor die acht personen werden drie afzonderlijke transporten naar België aangevraagd aan de Nederlandse autoriteiten. Het verdrag bepaalt immers dat het transport door Nederland wordt uitgevoerd. Het verdrag bepaalt eveneens dat specialistisch onderzoek in België moet gebeuren.

Twee transporten werden uitgevoerd zonder dat er nog andere gedetineerden aan boord waren. Het derde transport was een gewoon transport – dit werd zo beslist door de Nederlandse transferdienst –, maar de gedetineerde werd voorzien van een mondmasker.

Nadat hij aangekomen was te Wortel, werd de betrokkene in isolatieregime geplaatst. Het verder onderzoek heeft voor zes van de acht gedetineerden uitgewezen dat ze niet besmet zijn. De zevende gedetineerde wordt verder onderzocht door de medische dienst van de gevangenis te Wortel en is nog steeds afgezonderd van de andere gedetineerden. De definitieve diagnose wordt vandaag verwacht.

Een achtste gedetineerde verblijft momenteel nog in het geneeskundig centrum te Sint-Gillis, eveneens voor verder onderzoek.

De dienst gezondheidszorgen van de gevangenissen is zich bewust van het verhoogde risico op tbc-besmetting bij gevangenen. Daarom werd meer dan tien jaar geleden al een procedure voor periodieke screening van alle gedetineerden uitgewerkt, die nauwkeurig wordt opgevolgd. Ook bestaan sinds lang instructies binnen het Directoraat-generaal EPI met betrekking tot de te nemen voorzorgen in het geval van ontdekking van een besmettelijke aandoening.

Mme Inge Faes (N-VA). – J’attends donc la réponse relative aux résultats des deux examens complémentaires.

Mevrouw Inge Faes (N-VA). – Ik wacht het antwoord in verband met de twee bijkomende onderzoeken af.

Question orale de M. Alain Courtois au ministre de la Justice sur «l’aide sociale aux détenus» (nº 5-235)

Mondelinge vraag van de heer Alain Courtois aan de minister van Justitie over «sociale hulp voor gevangenen» (nr. 5-235)

M. Alain Courtois (MR). – Ce sujet a déjà fait l’objet de débats parlementaires mais, étant donné que le CPAS et les autorités communales de Juprelle vont manifester dans les semaines à venir, cette question devient urgente.

En mars dernier, le tribunal du travail de Liège a décidé que le CPAS de Juprelle devait fournir à un détenu de Lantin domicilié dans cette commune la somme de 75 euros par mois pour combler des besoins divers, que je qualifierais quand même de non essentiels : cigarettes, boissons, loisirs et télévision. Le CPAS de Juprelle a interjeté appel de cette décision. Vous aviez dit, à l’époque, monsieur le ministre, qu’il n’incombait pas aux CPAS de payer pour les détenus. Vous étiez, à cet égard, sur la même longueur d’ondes que le secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la lutte contre la pauvreté et que le ministre wallon des Pouvoirs locaux.

Je partage, par ailleurs, cet avis. D’une part, je trouve choquant qu’il faille aider des détenus pour des dépenses qui ne sont pas de première nécessité et, d’autre part, je crains que les communes qui accueillent sur leur sol un établissement pénitentiaire ne se trouvent fort démunies si cet arrêt faisait jurisprudence. Je pense par exemple à Bruxelles-Ville.

Par ailleurs, j’apprends par la presse que de 400 à 450 détenus de Lantin et du centre social de Paifve ont également introduit des actions devant les tribunaux. Des prisonniers de Jamioulx et d’Andenne ont également entamé des procédures.

Ma question s’articule autour de deux axes.

En mars dernier, vous aviez annoncé une étude sur les conséquences de ce type de décision et donc d’une telle aide potentielle aux détenus. Qu’en est-il de cette étude ?

À l’époque, vous aviez ajouté qu’à votre sens, il appartenait au département de la Justice d’apporter cette aide par le biais d’une caisse sociale. Où en sommes-nous à cet égard ? Avez-vous eu des contacts à ce sujet avec les entités régionales compétentes ?

De heer Alain Courtois (MR). – Over dit onderwerp is al gedebatteerd in het parlement, maar aangezien het OCMW en de gemeentelijke diensten van Juprelle in de komende weken willen betogen, wordt deze zaak dringend.

In maart van vorig jaar besliste de arbeidsrechtbank in Luik dat het OCMW van Juprelle aan een gedetineerde van Lantin, die in die gemeente is gedomicilieerd, een bedrag van 75 euro per maand moest betalen voor diverse uitgaven, die ik toch als niet essentieel zou bestempelen, namelijk voor sigaretten, drank, vrijetijdsbesteding en televisie. Het OCMW van Juprelle ging tegen die beslissing in beroep. U verklaarde vroeger al dat OCMW’s niet moeten betalen voor gedetineerden. U deelde daarover de mening van de staatssecretaris voor Maatschappelijke integratie en armoedebestrijding en van de Waalse minister voor lokale besturen.

Ik ben het daar trouwens mee eens. Ik vind het schokkend dat hulp moet worden geboden aan gedetineerden voor niet-noodzakelijke uitgaven en ik vrees dat gemeenten waar een gevangenis is gevestigd, het met lede ogen zouden aanzien indien deze rechtspraak zou worden bevestigd. Ik denk maar aan de stad Brussel, bijvoorbeeld.

Overigens verneem ik uit persberichten dat 400 tot 450 gedetineerden van Lantin en van het sociaal centrum te Paifve ook rechtsvorderingen hebben ingesteld. Gevangenen van Jamioulx en van Andenne zijn ook al naar de rechter gestapt.

Mijn vraag is tweeledig.

In maart kondigde u een studie aan over de gevolgen van dit soort beslissingen en dus van de mogelijkheid van bijstand aan gevangenen. Hoever staat het daarmee?

U voegde daar toen aan toe dat u van mening was dat Justitie deze hulp moest bieden door middel van een sociale kas. Hoever staat het daarmee? Hebt u daarover contact gehad met de bevoegde gewestelijke diensten?

M. Stefaan De Clerck, ministre de la Justice. – Pour bien comprendre la problématique de l’aide sociale aux détenus, il importe tout d’abord de clarifier les obligations respectives du SPF Justice et des CPAS.

Sur la base des principes dégagés par la jurisprudence et conformément à la loi de principes du 11 janvier 2007, le SPF Justice a pour obligation d’apporter aux détenus des conditions de détention conformes à la dignité humaine.

À ce titre, il doit fournir, à ceux qui ne peuvent se les procurer, toute une série de services, comme des produits d’hygiène de première nécessité, des soins de santé, des repas adéquats ou encore de la literie.

Je précise que l’administration pénitentiaire veille à assurer aux détenus des conditions de détention conformes au niveau de la qualité de vie à l’extérieur.

Toutefois, le SPF Justice ne peut s’opposer à ce qu’un détenu réclame à un CPAS une aide sociale supplémentaire.

Des instructions précises seront transmises, le mois prochain, aux différents directeurs des établissements pénitentiaires, en ce qui concerne les principes d’intervention de la caisse d’entraide propre à chaque établissement et susceptible de couvrir les besoins de détenus dépourvus de moyens.

Il est inconcevable que les CPAS soient sollicités par les détenus pour des achats tels que cigarettes, boissons fraîches, télévision, etc.

Par ailleurs, je n’exclus pas une responsabilité des communautés et des régions. Prenons l’exemple du soi-disant kit de sortie. En effet, dans le cadre des décisions de la conférence interministérielle des ministres compétents pour l’aide aux détenus des prisons bruxelloises du 5 mai dernier, il a été décidé de proposer un kit de sortie aux détenus qui vont quitter la prison. La semaine prochaine, une réunion aura lieu à cet égard avec les services d’aide aux détenus de la Communauté française, les services de l’aide aux justiciables de la Région wallonne, de la COCOF et de la COCOM, et la coordinatrice de la Communauté flamande, afin de déterminer la façon dont chacun peut collaborer à la réussite de ce projet.

En outre, une réunion a déjà eu lieu, au mois de mars, entre le cabinet du secrétaire d’État à l’intégration sociale et à la lutte contre la pauvreté, Philippe Courard, mon cabinet et l’administration pénitentiaire au cours de laquelle nous avons décidé de concevoir une directive destinée aux prisons, afin de définir clairement les services de base qu’elles doivent assurer.

La problématique de l’aide aux détenus par les CPAS sera également mise à l’agenda de la conférence interministérielle Politique de sécurité et de défense entre les ministres de la Justice, de la Santé publique et les ministres compétents pour le bien-être de la Communauté flamande, de la Région de Bruxelles-Capitale, de la Communauté française, de la Communauté germanophone et de la Région wallonne. Le but est d’adopter une attitude commune en la matière.

Un détenu a le droit de s’adresser à un CPAS, mais cela doit rester l’exception.

De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. – Om de problematiek van de sociale hulp aan gevangenen goed te begrijpen, moeten eerst de respectieve verplichtingen van de FOD Justitie en van de OCMW’s duidelijk gemaakt worden.

Op basis van de principes die voortvloeien uit de rechtspraak en conform de basiswet van 11 januari 2007, is de FOD Justitie ertoe gehouden de gevangenen in omstandigheden te laten leven die de waardigheid van de mens eerbiedigen.

Daarom moet de FOD Justitie aan wie het zich niet zelf kan veroorloven, een reeks diensten verschaffen, zoals noodzakelijke producten voor hygiëne, gezondheid, maaltijden en beddengoed.

Het penitentiair bestuur zorgt ervoor dat de detentievoorwaarden waarin gevangenen leven, in overeenstemming zijn met het niveau van de levenskwaliteit buiten de gevangenis.

De FOD Justitie kan zich echter niet verzetten tegen het feit dat een gedetineerde ook nog sociale bijstand vraagt aan het OCMW.

Volgende maand zullen er duidelijke instructies gegeven worden aan de verschillende gevangenisdirecteurs over de principes van de tussenkomst van de bijstandskas van elke instelling om tegemoet te komen aan de behoeften van gevangenen zonder bestaansmiddelen.

Het is ondenkbaar dat gevangenen bij de OCMW’s gaan aankloppen voor de aanschaf van sigaretten, frisdranken en voor televisie, enz.

Ik sluit trouwens de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen en de gewesten niet uit. Nemen we het voorbeeld van de zogenaamde nazorgkit. In het kader van de beslissingen van de interministeriële conferentie van de ministers die bevoegd zijn voor hulp aan gedetineerden in de Brusselse gevangenissen van 5 mei jongstleden werd voorgesteld om zo een nazorgkit mee te geven aan gedetineerden die de gevangenis verlaten. Volgende week vindt daarover een vergadering plaats met de bevoegde diensten voor hulp aan gevangenen van de Franse Gemeenschap, van het Waalse Gewest, van de Franse Gemeenschapscommissie (FGC) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en de coördinatrice voor de Vlaamse Gemeenschap om te bepalen hoe ieder van hen kan bijdragen tot het welslagen van dit project.

In maart werd al op een vergadering met het kabinet van Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, Philippe Courard, mijn kabinet en het penitentiair bestuur, beslist om een richtlijn uit te werken voor de gevangenissen, waarin duidelijk wordt gemaakt welke basisdiensten ze moeten verlenen.

De problematiek van de hulp aan gedetineerden zal ook op de agenda geplaatst worden van de Interministeriële conferentie inzake veiligheid- en handhavingsbeleid tussen de ministers van Justitie en van Volksgezondheid en de ministers van Welzijn van de Vlaamse Gemeenschap, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de Franse Gemeenschap, van de Duitstalige Gemeenschap en van het Waals Gewest. Het doel is ter zake een gemeenschappelijk standpunt in te nemen.

Een gedetineerde heeft het recht om steun te vragen aan een OCMW, maar dat moet de uitzondering blijven.

M. Alain Courtois (MR). – Le débat semble lancé et des solutions sont envisagées. Je répète qu’il n’incombe pas aux CPAS d’assumer les dépenses dites superflues des détenus. Je me réjouis que nous soyons sur la même longueur d’ondes, monsieur le ministre.

De heer Alain Courtois (MR). – Het debat is open en er worden oplossingen overwogen. Ik herhaal dat het niet de opdracht is van OCMW’s om in te staan voor overbodige uitgaven van gedetineerden. Ik ben blij dat we het daarover eens zijn.

Question orale de Mme Marleen Temmerman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «une prise de position tendancieuse à l’encontre des programmes de dépistage du cancer du sein» (nº 5-227)

Mondelinge vraag van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de tendentieuze stellingname tegen de borstkankerscreeningsprogramma’s» (nr. 5-227)

Mme Marleen Temmerman (sp.a). – Durant ces dernières semaines, un certain nombre d’épidémiologues ont mis en cause dans les médias le dépistage du cancer du sein ; ils ont qualifié les programmes de dépistage de dangereux et de charlatanisme.

Que l’on puisse y faire des objections est normal. Tout peut être amélioré et tant les autorités fédérales que communautaires y travaillent. Malgré de nombreux efforts, seule une moitié des femmes entre cinquante et septante ans se soumettent au dépistage. Or le dépistage n’est efficace que si au moins septante-cinq pour cent des membres du groupe cible sont touchés.

Le dépistage mammographique sauve des vies de femme, cela ressort une nouvelle fois d’une étude des chercheurs de l’Université de Londres rendue publique cette semaine. Il s’agit de l’étude du dépistage du cancer du sein sur la plus longue durée jamais réalisée ; elle portait sur 130 000 femmes en Suède. L’étude montre que la mortalité par cancer du sein diminue lorsque les femmes se font faire une mammographie régulièrement. Selon le professeur Stephen Duffy, le coordinateur de l’étude, le dépistage sauve trois vies par 1000 femmes par décennie. Extrapolé à la population complète, c’est un résultat impressionnant. Nous ne devons tout de même pas oublier que chaque année dans le monde c’est un demi-million de femmes qui meurent d’un cancer du sein.

Le dépistage n’est évidemment pas fiable à cent pour cent. Ainsi dans environ cinq pour cent des cas, l’examen fait supposer à tort l’existence d’un cancer, ce que l’on appelle un faux diagnostic positif, et la femme, qui doit se soumettre à des examens complémentaires, vit dans le stress mais, heureusement, peut finalement être rassurée. Certaines lésions sont, dans un stade très précoce, invisibles à la mammographie, de sorte que la femme retourne chez elle rassurée alors qu’elle a un cancer, ce que l’on appelle un faux diagnostic négatif. Le contrôle de qualité dans notre pays est toutefois tellement strict que le nombre de faux diagnostics négatifs est extrêmement limité.

Les opinions négatives diffusées par certains critiques dans la presse, trouvent souvent une large audience dans la population parce que les femmes n’aiment pas cet examen et invoquent parfois les faux diagnostics négatifs chez des proches pour ne plus se faire examiner. Cela menace de saper les effets favorables du dépistage du cancer du sein, alors que l’impact global est absolument positif.

Comment la ministre réfute-t-elle l’accusation lancée par une partie du monde de l’épidémiologie selon laquelle l’État répandrait de fausses informations sur l’utilité du dépistage du cancer du sein ? Comment compte-t-elle intervenir contre cette mise en cause tendancieuse ? La ministre est-elle prête, en collaboration avec les gouvernements des entités fédérées, à organiser un nouveau débat universitaire et à en diffuser largement les résultats de sorte que davantage de femmes acceptent de se soumettre à un dépistage du cancer du sein ?

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – De voorbije weken namen een aantal epidemiologen de borstkankerscreening in de media onder vuur; ze deden de screeningsprogramma’s af als schadelijk en als kwakzalverij.

Dat er opmerkingen kunnen worden gemaakt is juist. Alles kan beter en zowel de gemeenschappen als de federale overheid werken daaraan. Ondanks de vele inspanningen neemt op dit moment maar de helft van de vrouwen tussen vijftig en zeventig jaar deel aan de screenings. Screening wordt pas efficiënt als minstens 75% van de doelgroep bereikt word.

Dat mammografische screening vrouwenlevens redt, blijkt nogmaals uit een studie van onderzoekers van de University of London, die deze week bekend raakte. Het gaat om de langstlopende borstkankerscreeningsstudie ooit waarbij 130 000 Zweedse vrouwen betrokken waren. De studie toont aan dat de sterfte door borstkanker daalt als vrouwen geregeld een mammografie laten doen. Volgens professor Stephen Duffy, de coördinator van de studie, redt screening drie levens per duizend vrouwen per tien jaar. Omgerekend naar de volledige bevolking is dat een indrukwekkend resultaat. We mogen toch niet vergeten dat wereldwijd jaarlijks een half miljoen vrouwen aan borstkanker sterven.

De screeningtests zijn uiteraard niet 100% juist. Zo wordt in ongeveer 5% van de gevallen iets vermoed wat achteraf geen kanker blijkt te zijn, de zogenaamd vals positieve diagnose, waardoor de vrouw bijkomende onderzoeken moet ondergaan, stress ervaart, maar gelukkig achteraf kan gerustgesteld worden. Sommige letsels zijn in een vroeg stadium niet zichtbaar op mammografie, zodat de vrouw met een gerust gevoel naar huis gaat, terwijl ze toch kanker heeft, de zogenaamd vals negatieve diagnose. De kwaliteitscontrole in ons land is echter zo intens dat het aantal vals negatieve diagnoses uiterst beperkt blijft.

Negatieve pers zoals nu gelanceerd door een aantal critici, vindt dikwijls ruim ingang bij de bevolking, omdat vrouwen nu eenmaal niet houden van dat onderzoek en vals negatieve diagnoses bij verwanten wel eens willen inroepen om zich niet langer te laten onderzoeken. Dat dreigt de positieve effecten van borstkankerscreening te ondermijnen, hoewel de globale impact absoluut positief is.

Hoe weerlegt de minister de beschuldiging uit een bepaalde epidemiologische hoek als zou de overheid valse informatie over het nut van de borstkankerscreening verspreiden? Hoe zal ze optreden tegen deze tendentieuze stellingname?

Is de minister bereid om samen met de deelregeringen een nieuw debat op academisch niveau te organiseren over borstkankerscreening en de resultaten hiervan ruim aan het publiek kenbaar te maken zodat meer vrouwen zich geroepen voelen om zich op borstkanker te laten screenen?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale. – L’organisation de programmes de dépistage du cancer du sein par mammographie est recommandée par le Conseil européen. Cela a été rappelé lors de la présidence belge de l’Union européenne à propos du partenariat européen d’action contre le cancer.

En Belgique, l’organisation du programme de dépistage du cancer du sein relève des communautés. Dans ce programme, une mammographie gratuite est proposée une fois tous les deux ans à toutes les femmes entre 50 et 69 ans.

Le programme de dépistage a pour but d’offrir un dépistage du cancer du sein de grande qualité, avec le moins possible de résultats « faux positifs » ou « faux négatifs », un programme qui enregistre et évalue les résultats et expose la population cible le moins possible aux rayons. Un programme de contrôle de qualité des procédures et d’évaluation veille à une efficacité optimale et à réduire au minimum les effets négatifs. Une deuxième lecture du résultat est, entre autres, obligatoire et le diagnostic communiqué à la femme qui a subi une mammographie de dépistage résulte d’un consensus de deux, voire de trois radiologues. La mammographie peut être complétée par une échographie ou par d’autres tests diagnostiques selon des indications basées sur les connaissances scientifiques prouvées actuelles.

L’organisation de ces programmes ne va en effet pas sans difficultés. Entre autres : le taux de participation des femmes concernées est encore trop faible. Nous en sommes, avec mes homologues les ministres de la santé des entités fédérées, conscients et des efforts constants sont développés afin d’y apporter des solutions.

Depuis 2008, afin d’assurer une collaboration permanente entre l’autorité fédérale, les communautés et les régions, un groupe de travail intercabinets permanent sur le cancer a été créé au sein de la conférence interministérielle de la Santé. Le dépistage du cancer du sein fait bien évidemment partie des sujets de discussions. Le groupe a demandé au KCE d’inscrire l’évaluation de l’effet des campagnes de dépistage du cancer du sein en Belgique d’étude dans de son programme pour 2012.

Un programme de dépistage organisé pour toutes les femmes n’est actuellement pas recommandé. En effet, un dépistage plus extensif et généralisé peut aussi entraîner trop d’examens invasifs supplémentaires qui peuvent angoisser un grand nombre de femmes et sont inutiles, voire dangereux (« faux positifs »). De surcroît, surtout chez les femmes jeunes, il faut tenir compte des risques pour la santé dus à l’exposition aux rayons x en raison de mammographies trop fréquentes et parfois peu efficaces, en particulier chez les femmes aux seins denses. Le rapport du KCE de juillet 2010 relatif au dépistage chez des femmes sans risque accru entre 40 et 49 ans souligne notamment les inconvénients du dépistage systématique comme l’excès d’investigations complémentaires, le risque de sur-traitement, ….

Les taux d’incidence et de mortalité par cancer du sein en Belgique sont parmi les plus hauts d’Europe selon plusieurs études même si ces chiffres doivent encore être validés. Nous nous devons d’en étudier les raisons et de concentrer nos efforts dans la lutte contre cette maladie. Le dépistage systématique du cancer du sein est une de nos armes.

Il ne faut toutefois pas nier que dans la littérature scientifique, des résultats divergents existent sur son efficacité à réduire la mortalité par cancer du sein tant dans les différentes tranches d’âge que chez les femmes de 50-69 ans. De nombreuses autres actions comme la création de cliniques multidisciplinaires du sein, l’introduction de nouveaux médicaments ou encore un moindre recours à l’hormonothérapie de substitution, jouent également un rôle dans la diminution de la mortalité due au cancer du sein. Le KCE, dans son travail sur l’effet des campagnes de dépistage en Belgique ne manquera pas de revoir et d’analyser la littérature scientifique sur le sujet.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. – De Raad van de Europese Unie beveelt aan om een borstkankerscreeningsprogramma met mammografie te organiseren. Dat werd tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap in het kader van het Europese partnership voor kankerbestrijding nog eens herhaald.

In België valt het borstkankerscreeningsprogramma onder de bevoegdheid van de gemeenschappen. Met dat programma krijgen alle vrouwen tussen vijftig en negenenzestig jaar de kans om elke twee jaar een gratis mammografie te laten uitvoeren. Het screeningsprogramma wil een borstkankerscreening van hoge kwaliteit bieden met zo weinig mogelijk vals positieve of vals negatieve resultaten, die de resultaten registreert en evalueert en die doelgroep zo weinig mogelijk laat bestralen. Men gebruikt een hoogwaardig programma om de procedures en de evaluatie te controleren en om zo een optimale efficiëntie te halen en de negatieve effecten tot een minimum te herleiden. Het programma legt onder andere een tweede lezing op, zodat de uitslag die een vrouw na een screeningsmammografie krijgt, het resultaat is van een consensus van twee of zelfs drie radiologen. De mammografie kan gevolgd worden door een echografie of andere diagnoseproeven, gebaseerd op de huidige wetenschappelijke inzichten.

Het programma ondervindt inderdaad wat problemen, zoals een te lage deelnamegraad van de betrokken vrouwen. De gemeenschapsministers van Volksgezondheid en ikzelf zijn ons daarvan bewust en we spannen ons voortdurend in om oplossingen te vinden.

Sinds 2008 bestaat er binnen de interministeriële conferentie Volksgezondheid een interkabinettenwerkgroep Kanker die instaat voor een permanente samenwerking tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Het opsporen van borstkanker vormt er uiteraard één van de discussiepunten. De werkgroep vroeg onlangs in het kader van het programma 2012 aan het KCE om het effect van de borstkankerscreeningscampagnes in België te evalueren.

Een screeningsprogramma voor alle vrouwen buiten de leeftijdsgroep van vijftig tot negenenzestig jaar is momenteel niet aangeraden. Een intensievere en bredere screening kan immers ook, wegens de vals positieve resultaten, tot te veel bijkomende invasieve onderzoeken leiden die vrouwen verontrusten en die nutteloos en zelfs gevaarlijk zijn. Daarenboven moet men vooral bij jonge vrouwen ook rekening houden met gezondheidsrisico’s door blootstelling aan X-stralen bij te veel en soms weinig efficiënte mammografieën, bijvoorbeeld bij vrouwen met zware borsten. Het rapport van het KCE van juli 2010 over screening bij vrouwen zonder verhoogd risico tussen veertig en negenenveertig jaar wijst trouwens op de nadelen van een systematische screening, zoals te veel bijkomende onderzoeken en risico op overbehandeling.

De incidentie van en mortaliteit door borstkanker in België behoren volgens diverse studies tot de hoogste van Europa, ook al moeten we die cijfers nog valideren. We moeten uitzoeken waarom dat zo is en we moeten ons concentreren op het bestrijden van deze ziekte. De systematische borstkankerscreening is hierbij een van onze wapens.

We mogen echter niet ontkennen dat de wetenschappelijke literatuur uiteenlopende resultaten geeft over de efficiëntie van de screening op de mortaliteit door borstkanker, zowel in de verschillende leeftijdsgroepen als binnen de leeftijdsgroep van vijftig tot negenenzestig jaar. Verschillende andere zaken spelen ook een rol, zoals multidisciplinaire borstklinieken, nieuwe geneesmiddelen en het minder toepassen van de hormoonsubstitutietherapie. Het KCE zal in zijn onderzoek over de weerslag van de screeningscampagnes in België niet nalaten om de wetenschappelijke literatuur ter zake te herbekijken en te analyseren.

Mme Marleen Temmerman (sp.a). – Je remercie la ministre pour sa réponse détaillée. J’espère que nous pourrons organiser une telle étude avec le KCE, qui sait peut-être déjà dès cet automne ?

Mevrouw Marleen Temmerman (sp.a). – Ik dank de minister voor haar omstandig antwoord. Ik hoopt dat we, misschien in het najaar, samen met het KCE daarover een studiedag kunnen organiseren.

Question orale de Mme Fabienne Winckel à la ministre de l’Intérieur et au secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur «la carte d’identité spéciale accordée au personnel d’une ambassade» (nº 5-228)

Mondelinge vraag van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Binnenlandse Zaken en aan de staatssecretaris voor Begroting, Migratie- en asielbeleid, Gezinsbeleid en Federale Culturele Instellingen over «de speciale identiteitskaart voor ambassadepersoneel» (nr. 5-228)

Mme Fabienne Winckel (PS). – Pour travailler dans une ambassade, un travailleur étranger doit obtenir une carte d’identité spéciale. Lorsque l’État belge octroie une de ces cartes à un travailleur qu’une ambassade fait venir de son pays d’origine, celle-ci est rattachée à la qualité et à la personne de son employeur. Dès lors, si l’employeur veut se séparer du travailleur, ce dernier perd également son titre de séjour et se retrouve en situation irrégulière en Belgique.

De multiples plaintes déposées par des membres du personnel de diverses ambassades ont montré que beaucoup de ces travailleurs se sont retrouvés dans cette situation. Il semblerait que de plus en plus souvent, ces personnes introduisent un dossier de régularisation sur une base humanitaire considérant qu’elles sont des victimes de la traite des êtres humains.

En première analyse, on peut déjà se demander si un travailleur licencié en possession de ce type de carte dispose d’un délai avant de devoir quitter le territoire et si ladite carte lui permet de travailler pour l’ambassade et aussi et éventuellement pour un autre employeur.

Par ailleurs, disposez-vous d’informations précises quant aux éléments concrets déterminant si une régularisation sur une base humanitaire est valable en cas de plainte de ces travailleurs contre leur ambassade ?

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). – Om in een ambassade te werken moet een buitenlandse werknemer een speciale identiteitskaart krijgen. De Belgische Staat reikt een dergelijke kaart uit aan een werknemer die de ambassade uit het land van herkomst laat overkomen. Het document is dus gekoppeld aan de hoedanigheid en de persoon van de werkgever. Als die laatste zijn werknemer laat gaan, verliest die ook zijn verblijfstitel en verblijft hij illegaal in België.

De vele klachten van personeelsleden van verschillende ambassades tonen aan dat veel werknemers zich in die situatie bevinden. Die mensen zouden steeds vaker een regularisatiedossier om humanitaire redenen indienen omdat ze menen het slachtoffer van mensenhandel te zijn.

Beschikt een ontslagen werknemer die een dergelijke kaart heeft, over een bepaalde termijn voordat hij het grondgebied moet verlaten? Kan hij met een dergelijke kaart voor de ambassade en eventueel ook voor een andere werkgever werken?

Welke concrete elementen zijn bepalend bij de beoordeling van een regularisatieaanvraag om humanitaire redenen wanneer die werknemers een klacht indienen tegen hun ambassade?

M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales. – Les personnes employées pour le compte d’une ambassade ou d’une organisation internationale en Belgique sont dispensées de l’obligation d’être en possession d’un permis de travail ainsi que des formalités relatives à l’enregistrement des étrangers. Leur séjour est admis sous ces conditions pour la durée de leur emploi. Si elles désirent rester en Belgique, elles doivent obtenir une autorisation de séjour, que ce soit pour exercer un nouvel emploi couvert par une autorisation de travail, pour poursuivre des études, en vue d’un regroupement familial ou pour des motifs humanitaires éventuels.

Il existe en Belgique une procédure spécifique pour les victimes de la traite des êtres humains qui travaillent au service du personnel diplomatique. La circulaire du 26 juin 2008 relative à la mise en œuvre d’une coopération multidisciplinaire concernant les victimes de la traite des êtres humains et/ou de certaines formes aggravées de trafic des êtres humains prévoit en effet une procédure différenciée pour les victimes de la traite d’êtres humains qui travaillent au service du personnel diplomatique. Il y a, bien sûr, des conditions à respecter, prévues par ladite circulaire, dont un avis favorable du magistrat du ministère public sur la réalité de la situation d’exploitation.

Ces cas ont été prévus par la circulaire en raison de l’immunité diplomatique dont jouissent les employeurs de ces victimes et par conséquent en raison de l’impossibilité de les poursuivre en justice sur le territoire belge, élément constitutif pour l’octroi de documents de séjour aux victimes potentielles.

Par ailleurs, une série de mesures préventives, évitant que ces personnes ne deviennent des victimes, sont également applicables via le protocole du SPF Affaires étrangères. Ces mesures sont également décrites dans la circulaire susmentionnée.

Logiquement, ces personnes ne devraient donc pas être orientées vers la procédure de régularisation. Une demande de régularisation humanitaire ne peut être valable que de deux manières : soit sur le plan de la recevabilité (répondre aux conditions légales et réglementaires de recevabilité), soit sur le fond (répondre aux critères de fond). En soi, l’existence d’une plainte contre une ambassade ne suffit pas à rendre la demande de régularisation valable ni sur le fond ni sur la recevabilité.

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. – De mensen die in België voor een ambassade of een internationale instelling werken, zijn vrijgesteld van de verplichting om een werkvergunning te bezitten en ze hoeven ook de procedure voor de registratie van vreemdelingen niet te doorlopen. Zij mogen voor de duur van hun betrekking onder die voorwaarden in België verblijven. Als ze in België willen blijven, moeten ze een verblijfsvergunning verkrijgen, hetzij om een nieuwe baan met een arbeidsvergunning uit te oefenen, om een studie voort te zetten, met het oog op gezinshereniging of om eventuele humanitaire redenen.

De circulaire van 26 september 2008 inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel voorziet in een specifieke procedure voor slachtoffers van mensenhandel in dienst van diplomatiek personeel. Uiteraard moeten de voorwaarden worden vervuld die in de circulaire worden opgesomd. Zo is een positief advies van de magistraat van het Openbaar Ministerie in verband met de werkelijkheid van de situatie van exploitatie vereist.

Die gevallen zijn in de circulaire opgenomen omdat de werkgevers van die slachtoffers diplomatieke immuniteit genieten en ze dus op het Belgische grondgebied niet kunnen worden vervolgd. Dat is een element waarmee rekening wordt gehouden bij de toekenning van de verblijfdocumenten aan mogelijke slachtoffers.

Via het protocol van de FOD Buitenlandse Zaken is ook een hele reeks preventieve maatregelen van toepassing om te voorkomen dat die mensen slachtoffer worden.

De betrokkenen zouden dus logischerwijs niet in de regularisatieprocedure moeten terechtkomen. Een regularisatieaanvraag om humanitaire redenen is slechts op twee manieren geldig: ze moet ontvankelijk en gegrond zijn. Het feit dat er een klacht tegen een ambassade is ingediend is niet voldoende om de regularisatieaanvraag ontvankelijk en gegrond te verklaren.

Mme Fabienne Winckel (PS). – Vous venez de parler de cas proches, il est vrai, de ceux des victimes de la traite d’êtres humains et d’expliquer que toute une procédure légale et théorique est mise en place. J’aurais toutefois voulu disposer de statistiques à ce sujet. Certaines procédures aboutissent-elles ?

C’est entre autres un rapport présenté en 2005 par la Fondation Roi Baudouin qui m’a alertée. Selon ce rapport, « dans les faits, les recours donnent rarement lieu à des poursuites judiciaires et les abus ne sont généralement pas sanctionnés par la justice en raison de l’immunité attachée aux ambassades et à leur personnel ». Pouvez-vous me communiquer des chiffres sur le nombre de personnes victimes de violations de leur droit au travail ?

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). – De staatssecretaris heeft het over gevallen die zeer veel gelijkenis vertonen met die van slachtoffers van mensenhandel. Er bestaat een wettelijke en theoretische procedure. Graag ontving ik hierover enig cijfermateriaal. Worden bepaalde procedures tot een goed einde gebracht?

Ik werd onder meer verontrust door een rapport van de Koning Boudewijnstichting uit 2005 waarin wordt gesteld dat de beroepen zelden aanleiding geven tot een gerechtelijke vervolging en de misbruiken doorgaans niet door Justitie worden bestraft wegens de immuniteit van de ambassades en het ambassadepersoneel. Kan de staatssecretaris meedelen hoeveel mensen slachtoffer zijn van schendingen van hun recht op arbeid?

M. Melchior Wathelet, secrétaire d’État au Budget, à la Politique de migration et d’asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales. – Je ne dispose pas de chiffres et je vous invite donc à poser une question écrite à ce sujet. Si des statistiques existent, je ne manquerai pas de vous les fournir.

De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen. – Ik beschik niet over cijfergegevens. Er bestaan echter wel gegevens en dus stel ik voor dat mevrouw Winckel een schriftelijke vraag indient.

Question orale de M. Rik Daems au secrétaire d’État à la Mobilité sur «l’attribution des contrats de handling à l’aéroport de Bruxelles-National» (nº 5-238)

Mondelinge vraag van de heer Rik Daems aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over «de toewijzing van de contracten inzake handling op de luchthaven Zaventem» (nr. 5-238)

M. Rik Daems (Open Vld). – Comme je l’ai déjà dit en commission voici deux semaines, nous avons le sentiment que la procédure d’attribution des contrats n’a pas été tout à fait correcte.

La décision du conseil d’administration de l’aéroport de Bruxelles-National impliquait que les parties lésées pouvaient introduire une action en justice, ce qu’ont d’ailleurs fait deux sociétés.

Le tribunal, saisi en référé, a décidé de suspendre la signature des contrats. Je retiens tout d’abord de ce jugement que le contrat a été attribué à une entreprise ayant un passif considérable, pour lequel la garantie a été donnée tardivement dans la procédure. Je retiens ensuite que la fixation du prix est partiellement dépourvue de pertinence, s’agissant d’une matière concernant une entreprise qui obtient une licence, et son client. Sans parler du fait qu’il fallait à tout le moins, dans cette procédure, tenir compte des utilisateurs.

J’ai été surpris que le tribunal formule de telles objections, qui portent déjà sur le fond de l’affaire. J’ai encore été plus étonné que le tribunal réclame de très nombreux documents aux autorités de l’aéroport. Cela semble indiquer que le tribunal soupçonne une procédure bancale.

Élément supplémentaire : l’actionnaire principal Macquarie vend ses parts à un fonds de pension canadien. Cela signifie que l’aéroport se retrouve avec un actionnaire principal majoritaire passif.

L’autre actionnaire est dès lors l’État belge, qui n’est pas supposé être passif.

Par ailleurs, selon certaines rumeurs, Flightcare serait à vendre. Ces rumeurs ont commencé à circuler après l’attribution du contrat à Swissport et à Flightcare. Je rappelle qu’il s’agit d’un contrat de 1,7 milliard d’euros, pour une durée de sept ans.

En cas de suspension de l’adjudication, que compte faire le secrétaire d’État pour veiller à garantir ce service ? Dans quel délai décidera-t-il que les partenaires actuels continuent à assurer celui-ci ?

Est-il préférable de laisser se dérouler l’adjudication afin de permettre au tribunal de se prononcer sur le fond, ou le secrétaire d’État envisage-t-il d’entamer une nouvelle procédure d’attribution, au besoin sous contrôle externe ?

De heer Rik Daems (Open Vld). – Twee weken geleden heb ik in de commissie al gezegd dat ik de indruk had dat de toewijzing van de contracten naar onze mening niet helemaal correct is verlopen.

De beslissing van de raad van bestuur van Brussels Airport hield in dat partijen aan wie het contract niet werd toegewezen, naar de rechtbank konden gaan. Twee maatschappijen hebben dat ook gedaan.

De rechtbank heeft in kort geding beslist dat de toewijzing niet mag doorgaan. Uit dat vonnis onthoud ik ten eerste dat het contract werd toegewezen aan een bedrijf met een negatief vermogen, waarbij weliswaar de garantie laattijdig in de procedure is gegeven. Ten tweede onthoud ik dat de prijssetting ten dele niet relevant was omdat het een aangelegenheid betreft tussen een bedrijf dat een licentie krijgt, en zijn klant.

Dan wil ik het nog niet hebben of het feit dat in de procedure minstens rekening moest worden gehouden met de gebruikers.

Het heeft mij verbaasd dat de rechtbank in kort geding dergelijke bezwaren formuleert, want die slaan al op de grond van de zaak. Het heeft mij nog meer verbaasd dat de rechtbank een bijzonder groot aantal documenten opvraagt bij de luchthavenautoriteit. Dat wijst erop dat de rechtbank het vermoeden heeft dat de procedure niet correct is verlopen.

Een bijkomend element is dat de hoofdaandeelhouder Macquarie, zijn aandeelhouderschap verkoopt aan een Canadees pensioenfonds. Dat betekent dat Brussels Airport een majoritaire passieve hoofdaandeelhouder krijgt.

De andere aandeelhouder is dan de Belgische Staat, die niet verondersteld wordt passief te zijn.

Anderzijds doen geruchten de ronde dat Flightcare te koop zou zijn. Die geruchten zijn beginnen te circuleren nadat Brussels Airport het contract had toegewezen aan Swissport en Flightcare. Het betreft een contract van 1,7 miljard euro voor 7 jaar, veel geld dus.

Mocht de gunning niet doorgaan, wat zal de staatssecretaris dan doen om ervoor te zorgen dat de dienstverlening op de luchthaven gegarandeerd blijft? Binnen welke termijn zal hij beslissen dat de huidige partners de service blijven verzekeren?

Is het een betere optie om de gunning correct te laten verlopen, om de rechtbank eerst ten gronde uitspraak te laten doen of denkt de staatssecretaris dat het verstandig zou zijn om een nieuwe gunningsprocedure op te starten, indien nodig onder extern toezicht?

M. Etienne Schouppe, secrétaire d’État à la Mobilité, adjoint au premier ministre. – J’ai pris connaissance de l’ordonnance en référé rendue par le tribunal de commerce en date du 29 juin dernier, qui interdit à The Brussels Airport Company de procéder :

1. à la conclusion d’un accord, sous quelque forme, condition, modalité et/ou dénomination que ce soit, en exécution des décisions du conseil d’administration de The Brussels Airport Company du 8 juin 2011 concernant le choix des prestataires de services pour la maintenance au sol à l’aéroport de Bruxelles-National, avec l’un des participants sélectionnés pour une ou plusieurs parties de la mission ;

2. à la mise en œuvre de toute autre maintenance en exécution des décisions du conseil d’administration de TBAC du 8 juin 2011 concernant le choix des prestataires de services pour la maintenance au sol à l’aéroport de Bruxelles-National, causant un préjudice irrémédiable aux intérêts de la société Aviapartner Belgium, prestataire de services actuellement affecté, à l’aéroport, à la maintenance au sol ; et cela jusqu’à ce que le juge ordinaire se soit prononcé quant à l’action des sociétés Aviapartner Belgium et Menzies Aviation concernant le caractère légitime des décisions du 8 juin 2011.

Cette décision est on ne peut plus claire. Je souligne que les licences d’Aviapartner et de Flightcare courent jusqu’au 1er novembre 2011. Je ferai le nécessaire, dans l’intérêt du personnel et du service aux voyageurs, pour que la maintenance au sol soit assurée à Zaventem.

Je ne puis indiquer de délai avant de disposer d’une décision judiciaire sur le fond. Le juge de commerce a été clair : il faut attendre que le juge ordinaire se prononce. Nous sommes convenus avec TBAC que les sociétés de maintenance actuellement en service poursuivraient leur travail, sans fixer de délai.

Je ne puis répondre à la question relative à l’opportunité ou non de lancer une nouvelle procédure d’attribution. J’ignore quelle sera, aujourd’hui, la décision du conseil d’administration de TBAC à ce sujet et comment il réagira à la décision assez dure du juge de commerce. Je souhaite dès lors attendre l’issue de ces débat avant de me prononcer au sujet d’une éventuelle nouvelle procédure d’attribution, qui requiert d’ailleurs une concertation avec TBAC et une conformité aux décisions judiciaires.

Étant donné le grand nombre de documents demandés par le juge de commerce et les doutes qui pourraient dès lors surgir quant au bon déroulement de la procédure, il me semble indiqué de commander un audit externe indépendant sur la procédure de sélection. Un tel audit va dans l’intérêt, non seulement de l’État belge, actionnaire à 25%, mais aussi des autres actionnaires et des candidats repreneurs.

Étant donné les procédures judiciaires en cours et l’insécurité juridique qui y est associée, les négociations en cours concernant la vente de plus de la moitié des actions de Macquarie à un fonds de pension canadien et l’assignation de l’État belge devant le tribunal de première instance, siégeant en référé, il importe de ne pas se précipiter et d’analyser le dossier en profondeur.

Je ne dispose d’aucune information concernant la vente éventuelle de Flightcare.

De heer Etienne Schouppe, staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister. – Ik heb kennis genomen van de beschikking van de rechtbank van koophandel in kort geding van 29 juni 2011 waarbij aan The Brussels Airport Company nv het verbod wordt opgelegd om over te gaan tot:

1. het sluiten van een overeenkomst, onder welke vorm, voorwaarde, modaliteit en/of benaming ook, in uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur van The Brussels Airport Company nv van 8 juni 2011 tot selectie van de dienstverleners voor de opdracht van grondafhandelingsdiensten – derdenafhandeling voor beperkte categorieën – op de luchthaven Brussel-Nationaal, met een van de aldus geselecteerde deelnemers voor een of meer van de voorziene delen van de opdracht;

2. het stellen van enige andere handeling in uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur van The Brussels Airport Company nv van 8 juni 2011 tot selectie van de dienstverleners voor de opdracht van grondafhandelingsdiensten op de luchthaven Brussel-Nationaal, die onherroepelijk schade toebrengt aan de belangen van Aviapartner Belgium nv, thans op de luchthaven de actieve dienstverlener voor de grondafhandeling in de beperkte categorieën.

Die verboden gelden tot de bodemrechter zich over de vordering van Aviapartner Belgium nv en Menzies Aviation over het rechtmatig karakter van de beslissingen van 8 juni 2011 heeft uitgesproken.

Die beslissing laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Ik wil erop wijzen dat de licenties van Aviapartner en Flightcare nog doorlopen tot 1 november 2011. Ik zal doen wat nodig is om in het belang van het personeel en de dienstverlening aan de reizigers ook na die datum de voortzetting van de bagageafhandeling op Zaventem te verzekeren.

Zonder uitspraak ten gronde kan ik op het ogenblik geen termijn aangeven. De uitspraak van de handelsrechter is voldoende duidelijk: er moet gewacht worden tot de bodemrechter zich over de vordering heeft uitgesproken. Ik heb met de luchthaven afgesproken dat de bedrijven die nu de afhandeling van de bagage doen, daarmee zouden doorgaan, zonder een termijn vast te leggen.

Ik kan mij niet uitspreken over de vraag of het niet beter zou zijn over te gaan tot een nieuwe gunningsprocedure. Ik weet niet wat de raad van bestuur van TBAC daarover vandaag zal beslissen en hoe hij op de toch wel harde uitspraak van de handelsrechter zal reageren. Ik wens dan ook het resultaat van die besprekingen af te wachten alvorens mij uit te spreken over een eventuele nieuwe gunningsprocedure, wat overigens best in overleg met de luchthaven en zeker conform de gerechtelijke uitspraken gebeurt.

Gezien het groot aantal documenten dat door de handelsrechter werd opgevraagd en de twijfel die daardoor zou kunnen ontstaan omtrent het correcte verloop van de procedure, lijkt het mij raadzaam dat een externe en onafhankelijke audit plaatsvindt over de aanbestedingsprocedure. Een dergelijke audit is in het belang van iedereen, niet alleen van de Belgische Staat, die voor 25% medeaandeelhouder is, maar ook van de andere aandeelhouders en van de kandidaat-overnemers.

Gezien de lopende gerechtelijke procedures en de daaraan verbonden juridische onzekerheid, de lopende onderhandelingen over een verkoop van meer dan de helft van de aandelen van Macquarie aan een Canadees pensioenfonds en het feit dat de Belgische Staat gedagvaard werd voor de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kort geding, is het belangrijk om in dit dossier niet overhaast te beslissen, maar wel een grondig onderzoek te voeren.

Ik heb geen informatie over een eventuele verkoop van Flightcare.

M. Rik Daems (Open Vld). – Je retiens deux éléments de cette réponse claire.

Tout d’abord, les deux sociétés de maintenance actuelles assureront le service à l’aéroport aussi longtemps qu’une décision définitive n’aura pas été prise. Garantir le fonctionnement de l’aéroport, particulièrement quant aux bagages, est un signal important pour l’aéroport, le personnel et les passagers.

Ensuite, je remercie le secrétaire d’État pour sa décision de commander un audit externe indépendant concernant la procédure suivie. Peut-être ne s’agit-il que d’erreurs matérielles, mais quoi qu’il en soit, cet audit clarifiera la situation.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Uit het duidelijke antwoord van de staatssecretaris onthoud ik twee elementen.

Ten eerste zullen de twee huidige afhandelaars de dienstverlening op de luchthaven verzekeren zolang geen definitieve beslissing is gevallen. Het is een belangrijk signaal voor de luchthaven, het personeel en de passagiers dat de werking van de luchthaven, en de bagageafhandeling in het bijzonder, niet in het gedrang komen.

Ten tweede dank ik de staatssecretaris voor het feit dat er een externe en onafhankelijke audit met betrekking tot de gevolgde procedure komt. Dat zal klaarheid moeten scheppen. Misschien zijn er slechts praktische fouten gemaakt, maar alleszins moet klaarheid worden geschapen.

Verder heeft het weinig zin over dit dossier grote verklaringen af te leggen.

Question orale de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «le grand nombre d’ouvertures de crédits pour le paiement d’achats journaliers par des personnes à bas revenus» (nº 5-233)

Mondelinge vraag van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «het hoge aantal kredietopeningen voor de betaling van dagelijkse aankopen bij mensen met een laag inkomen» (nr. 5-233)

Mme Cindy Franssen (CD&V). – À la suite de la publication de deux études réalisées à sa demande, le secrétaire d’État a annoncé la semaine dernière vouloir prendre des mesures pour protéger les consommateurs contre les risques des ouvertures de crédit. Le secrétaire d’État a constaté que les ouvertures de crédit sont de plus en plus populaires, surtout parmi les familles à faibles revenus. Elles sont également utilisées en grande partie pour des opérations quotidiennes, notamment des achats de nourriture et le paiement des factures d’énergie. En outre, les personnes à faibles revenus semblent plus sensibles à l’image positive des ouvertures de crédit véhiculée par la publicité.

La problématique de l’endettement est complexe. C’est pourquoi le débat relatif à la protection du consommateur contre les risques du surendettement ne peut se limiter aux risques engendrés par les ouvertures de crédit. La problématique de l’endettement étant beaucoup plus large, elle nécessite une approche beaucoup plus nuancée. Le ministre pour l’Entreprise et le ministre de la Consommation devront également prendre les mesures qui s’imposent.

Quelles mesures le secrétaire d’État compte-t-il prendre pour protéger le consommateur – et, en particulier, le consommateur le plus vulnérable – contre les risques du surendettement ? Le secrétaire d’État a-t-il des projets concrets pour lesquels il peut compter sur le soutien et la collaboration de ses collègues du gouvernement fédéral ?

Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). – Vorige week kondigde de staatssecretaris aan om naar aanleiding van de publicatie van twee studies die in zijn opdracht waren uitgevoerd, maatregelen te willen nemen om de consument te beschermen tegen de risico’s van kredietopeningen. De staatssecretaris stelde vast dat kredietopeningen steeds populairder worden, vooral bij gezinnen met lage inkomens. Ze worden ook in belangrijke mate gebruikt voor dagelijkse verrichtingen, zoals de aankoop van voeding en de betaling van energierekeningen. Mensen met een laag inkomen blijken bovendien het meest vatbaar te zijn voor het positieve beeld van kredietopeningen dat door reclame wordt gecreëerd.

De schuldenproblematiek is complex. Het debat over de bescherming van de consument tegen het risico op overmatige schuldenlast mag daarom niet worden verengd tot de risico’s bij kredietopeningen. Aangezien de schuldenproblematiek veel ruimer is, zal ook het beleid een genuanceerde aanpak moeten hanteren. Onder meer ook de minister van Ondernemen en de minister van consumentenzaken zullen de nodige initiatieven moeten nemen.

Welke maatregelen zal de staatssecretaris nemen om de consument – en in het bijzonder de meest kwetsbare consument – te beschermen tegen de risico’s van overmatige schuldenlast? Heeft de staatssecretaris concrete plannen die kunnen rekenen op de steun en de medewerking van zijn collega’s in de federale regering?

M. Philippe Courard, secrétaire d’État à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté. – Les conclusions des études auxquelles Mme Franssen fait référence recommandent effectivement une politique multidirectionnelle.

La prévention du surendettement repose sur quatre piliers : une politique veillant à procurer des revenus suffisants afin de mener une vie convenable ; une régulation du marché du crédit tant en matière de pratiques de publicité que des formes de crédit ; une formation financière structurelle et, enfin, une politique d’information et de sensibilisation créative. Les recommandations concernent donc tous les niveaux politiques.

Le 21 mars dernier, la Conférence interministérielle Intégration dans la société a créé un groupe de travail chargé de la prévention du surendettement. Celui-ci a pour mission de mettre en œuvre une politique coordonnée entre les différents niveaux de pouvoir en ce qui concerne la sensibilisation au crédit facile et la prévention du surendettement. Il doit également rédiger un inventaire des outils existants. Il doit partir d’une analyse et émettre des propositions en termes de prévention. Le groupe de travail s’est réuni une première fois le 22 juin dernier.

J’ai invité le ministre pour l’Entreprise et la Simplification, le ministre du Climat et de l’Énergie chargé de la Protection de la consommation et les ministres régionaux chargés des Affaires sociales et du Bien-être. Il a été décidé que les ministres chargés de l’Enseignement seraient dorénavant également impliqués dans le dialogue.

Lors de la prochaine réunion qui aura lieu en juillet, il sera discuté de la suite des études et des éventuelles actions à mener.

De heer Philippe Courard, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. – De conclusies van de studies waarnaar mevrouw Franssen verwees, vragen inderdaad een meersporenbeleid.

Preventie van overmatige schuldenlast steunt op vier pijlers: een beleid dat zorgt voor voldoende inkomen om een menswaardig leven te leiden; een regulering van de kredietmarkt, zowel van reclamepraktijken als van kredietvormen; een structurele financiële opleiding en, ten slotte een creatief informatie- en bewustmakingsbeleid. De aanbevelingen gaan dus alle beleidsniveaus aan.

De Interministeriële Conferentie Integratie in de Samenleving heeft op 21 maart laatstleden een werkgroep opgericht voor de preventie van overmatige schuldenlast. Die heeft als opdracht te werken aan een gecoördineerd beleid tussen de verschillende beleidsniveaus rond de bewustmaking inzake makkelijk krediet en de preventie van overmatige schuldenlast. Ook moet hij een inventaris van de bestaande hulpmiddelen opstellen. Hij moet hierbij uitgaan van een analyse en voorstellen doen inzake preventie. De werkgroep vergaderde een eerste keer op 22 juni laatstleden.

Ik heb de minister van Ondernemen en Vereenvoudigen, de minister van Klimaat- en Energie belast met consumentenzaken en de gewestministers belast met Sociale Zaken en Welzijn uitgenodigd. Er werd beslist voortaan ook de ministers belast met Onderwijs bij de dialoog te betrekken.

Tijdens de volgende vergadering in juli zal worden gesproken over de opvolging van de studies en zullen mogelijke actievormen worden verkend.

Mme Cindy Franssen (CD&V). – Je me réjouis que les ministres communautaires et régionaux soient impliqués étant donné qu’il s’agit d’une compétence et d’une responsabilité partagées. Il faut s’occuper rapidement de la régulation des marchés des crédits.

Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). – Het is goed dat de gemeenschaps- en de gewestministers er bij worden betrokken, want het gaat om een gedeelde bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Er moet wel snel werk worden gemaakt van de regulering van de kredietmarkten.

Question orale de M. François Bellot à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur «la pagaille à la SNCB» (nº 5-225)

Mondelinge vraag van de heer François Bellot aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over «de chaos bij de NMBS» (nr. 5-225)

Question orale de Mme Lieve Maes à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur «les problèmes à répétition sur le rail en raison de dégâts aux caténaires» (nº 5-229)

Mondelinge vraag van mevrouw Lieve Maes aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over «herhaaldelijke problemen op het spoor wegens beschadigde bovenleidingen» (nr. 5-229)

Question orale de M. Louis Siquet à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur «le chaos à la SNCB» (nº 5-230)

Mondelinge vraag van de heer Louis Siquet aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over «de chaos bij de NMBS» (nr. 5-230)

Question orale de M. Bert Anciaux à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur «l’incapacité dans laquelle se trouve la SNCB de réagir efficacement aux situations de crise» (nº 5-236)

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over «de onmacht om crisissen doeltreffend aan te pakken bij de NMBS» (nr. 5-236)

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

M. François Bellot (MR). – « Mon fils de douze ans est rentré à 2 h 30 du matin ! Nous sommes restés des heures sans savoir vraiment où il était ni comment il allait rentrer ! » Ces mots, madame la ministre, sont ceux d’un père en détresse dans une gare, face à un manque cruel d’organisation et de communication de la part du groupe SNCB, à la suite des problèmes techniques rencontrés sur le rail ce lundi 27 juin 2011. Et dire que le patron de la SNCB a considéré que les critiques sur la communication étaient injustifiées !

Une vraie pagaille sur le rail, plusieurs milliers de touristes et de voyageurs bloqués dans les gares de Blankenberge, Bruges, Gand, Ostende, Bruxelles, … Des milliers de passagers ont été bloqués pendant des heures dans des wagons au milieu de nulle part, dans une chaleur étouffante, ne recevant aucune information, ni consignes précises. Parmi eux se trouvaient des dizaines d’enfants apeurés, ne pouvant communiquer avec leurs parents, eux-mêmes sans nouvelles !

Cette situation ne peut plus durer, madame la ministre ; il est temps d’agir. Le groupe SNCB éprouve de réelles difficultés à faire fonctionner son réseau ferroviaire, à assurer sa mission dès que les conditions atmosphériques sont exceptionnelles sur notre pays ! Lundi, en fin de journée, on pouvait naturellement parler de chaos !

Ce n’est pas neuf : au cours de l’hiver 2008-2009, des incidents semblables se sont produits et j’en veux pour preuve les questions parlementaires adressées à l’époque, qui soulignaient déjà les mêmes carences.

Voici deux ans, sur la ligne 162 non loin de Ciney, un train a été immobilisé pour avarie avec plusieurs centaines de voyageurs à bord. À l’époque déjà, des difficultés identiques à celles rencontrées aujourd’hui furent dénoncées : pas d’informations sur la situation exacte, portes maintenues fermées parce que le règlement le prévoit, pas d’approvisionnement en boissons fraîches, pas d’appel des services de secours, pas d’information des autorités communales, pas d’informations aux voyageurs.

Au cours de l’hiver 2010-2011, le 23 décembre, même chose, mais par temps froid : ainsi en gare de Jemelle, commune dont je suis le bourgmestre, un train bondé fut bloqué pendant plus de deux heures, sans qu’un responsable du groupe SNCB ne prenne l’initiative d’avertir les services de secours pour procurer des boissons chaudes aux navetteurs privés de toute information quant aux mesures prises pour leur horaire, leur trajet, leur arrivée à destination.

Malgré des incidents de ce type par le passé et de multiples interpellations de parlementaires, aucune mesure particulière n’a été adoptée au sein du groupe.

Lundi soir, j’ai été appelé à 21 h 15 par un échevin d’une commune voisine qui m’a appris que 55 enfants étaient perdus dans la campagne, dont deux ont dû être hospitalisés. J’ai téléphoné au numéro deux de la SNCB qui ne savait même pas à ce moment que des trains étaient immobilisés et que des milliers de gens étaient abandonnés à leur sort.

Comment expliquer une telle pagaille, un tel manque de communication envers les voyageurs, alors que les incidents du passé auraient dû faire réagir la SNCB ? Quelles mesures ont-elles été prévues en cas de pareils incidents à la lumière des exemples que je viens de citer ?

Madame la ministre, comptez-vous imposer à la SNCB de mentionner les risques atmosphériques dans le plan particulier d’urgence et d’intervention qui s’impose à chacune des entreprises pour faire face aux risques qui leur sont propres et dans les plans particuliers d’intervention et d’urgence qui doivent être communiqués aux autorités locales, lesquelles n’ont rien reçu aujourd’hui de la part de la SNCB pour ce type d’avarie ?

De heer François Bellot (MR). – ‘Mijn zoon van twaalf jaar is vannacht om half twee thuisgekomen! Urenlang wisten we niet waar hij was of wanneer hij zou thuiskomen!’. Dat zijn de woorden van een ontredderde vader in een station, geconfronteerd met een gebrekkige organisatie en communicatie van de NMBS Groep over de technische problemen op het spoor op maandag 27 juni 2011. En dan durft de baas van de NMBS nog te beweren dat de kritiek op de communicatie niet gegrond is!

Een echte chaos op het spoor, duizenden toeristen en reizigers zaten vast in de stations van Blankenberge, Brugge, Gent, Oostende, Brussel … Duizenden reizigers zaten uren vast in wagons die in een verschroeiende hitte stilstonden in open veld, zonder informatie of precieze instructies. Onder hen bevonden zich tientallen angstige kinderen, die geen contact konden hebben met hun ouders, die zelf ook geen nieuws kregen!

Deze situatie kan niet blijven duren; er moet worden opgetreden. Van zodra de weersomstandigheden uitzonderlijk zijn voor ons land, kampt de NMBS Groep met reële problemen om het spoorwegnet te laten functioneren en zijn opdracht te verzekeren. Maandagavond kon men werkelijk spreken van chaos!

Dat is niet nieuw: in de winter van 2008-2009 hebben zich soortgelijke incidenten voorgedaan. Toen werden ook al parlementaire vragen gesteld om op deze gebreken te wijzen.

Twee jaar geleden stond een trein met honderden reizigers aan boord, wegens averij stil op lijn 162 niet ver van Ciney. Ook toen al werden identiek dezelfde problemen als vandaag aan de kaak gesteld: geen informatie over de exacte situatie; gesloten deuren omdat het reglement dat voorschrijft; geen bevoorrading met frisdrank; geen oproep tot de hulpdiensten; geen informatie aan de gemeentelijke autoriteiten; geen informatie aan de reizigers.

In de winter 2010-2011 hadden we op 23 december met een gelijkaardige situatie te maken, maar dan bij koud weer. In het station van Jemelle, de gemeente waar ik burgemeester ben, stond een propvolle trein meer dan twee uur stil, zonder dat een leidinggevende van de NMBS Groep het initiatief nam om de hulpdiensten te vragen warme dranken te brengen voor de pendelaars, die geen enkele informatie kregen over de genomen maatregelen in verband met de dienstregeling, hun reisweg, de aankomst op hun bestemming.

Ondanks dit soort incidenten in het verleden en de talrijke interpellaties van parlementsleden heeft de Groep geen enkele bijzondere maatregel genomen.

Maandagavond werd ik om 21.15 uur opgebeld door een schepen van een buurgemeente, die me meldde dat 55 kinderen vastzaten en dat er twee van hen gehospitaliseerd moesten worden. Ik heb dan naar het nummer van de NMBS gebeld, maar daar wisten ze op dat ogenblik zelfs nog niet dat er treinen stilstonden en dat duizenden mensen aan hun lot waren overgelaten.

Hoe kan een dergelijke chaos, een dergelijk gebrek aan communicatie met de reizigers worden verklaard, na soortgelijke incidenten in het verleden? De NMBS had moeten optreden. Welke maatregelen werden in het vooruitzicht gesteld als incidenten als deze zich nog zouden voordoen?

Bent u van plan de NMBS te verplichten de atmosferische risico’s te vermelden in het bijzonder nood- en interventieplan dat alle bedrijven moeten hebben om het hoofd te bieden aan de risico’s die ze lopen en in de bijzondere nood- en interventieplannen die moeten worden meegedeeld aan de lokale autoriteiten, die daarover tot nog toe nog geen informatie hebben gekregen hebben van de NMBS?

Mme Lieve Maes (N-VA). – Le 29 juin, des problèmes se sont posés avec les caténaires à Namur. Le 28, c’était à Halle, le 27 à Oostkamp et le 25 à Ternat. À la fin du mois de mars, le train Intersoc est lui aussi resté immobilisé à cause d’un problème au caténaire. Il ne s’agit que des exemples les plus récents et les plus marquants.

Cette fois, je ne veux pas parler des désagréments dont ont souffert les voyageurs. Je voudrais plutôt me concentrer sur la cause de ces incidents. Ceci m’amène à la simple question : qu’est-ce qui ne va pas avec les caténaires et comment en est-on arrivé à ce point ? S’agit-il de câbles de mauvaise qualité ? La ministre ou un de ses prédécesseurs a-t-il changé de fournisseur ou l’entretien laisse-t-il à désirer ? A-t-on commis une erreur en décidant, il y a longtemps, de se passer d’entretien préventif structurel ? Les câbles sont-ils mal placés ? Des éléments ont-ils été volés ? Ont-ils été remplacés trop tard ?

Il ne s’agit manifestement pas d’une question de compétence technique car, lorsque des problèmes se posent, les câbles sont assez vite réparés. Ces interventions d’urgence non planifiées doivent quand même aussi compliquer l’organisation du travail et entraîner des surcoûts. Ce problème peut quand même être évité ! Il n’est en effet lié ni à la saturation des lignes ni aux délais de livraison du matériel roulant.

J’aimerais dès lors savoir quelle est la cause précise des problèmes et comment la ministre s’y attaquera.

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). – Op 29 juni waren er problemen met de bovenleidingen in Namen, op 28 juni in Halle, op 27 juni in Oostkamp en op 25 juni in Ternat. Ook de Intersoctrein stond eind maart stil door een probleem aan de bovenleiding. Dat zijn maar de meest recente en markante voorbeelden.

Ik wil het deze keer niet hebben over het ongemak en het leed van de reizigers, maar eerder focussen op de oorzaak van deze incidenten. Dit leidt mij tot de simpele vraag: wat is er mis met de bovenleidingen en hoe is het zover gekomen? Zijn de kabels van slechte kwaliteit? Is de minister of een van zijn voorgangers van leverancier veranderd of laar het onderhoud te wensen over? Was de beslissing in een ver verleden om af te stappen van gestructureerd preventief onderhoud fout? Worden de kabels slecht geplaatst? Worden onderdelen gestolen? Worden ze te laat vervangen?

Blijkbaar is het geen kwestie van technische competentie, want als er problemen zijn worden de kabels redelijk snel hersteld. Die ongeplande spoedinterventies moeten de werkorganisatie toch ook bemoeilijken en bijkomende kosten met zich brengen. Dit probleem kan toch verholpen worden! Het heeft immers niets te maken met verzadiging van lijnen, noch met levertermijnen van rollend materieel.

Ik zou dan ook graag vernemen wat de precieze oorzaak is van de problemen en hoe de minister ze zal aanpakken.

M. Louis Siquet (PS). – Ce lundi 27 janvier, le rail a connu une situation de chaos jamais vue. Des milliers de personnes, dont beaucoup d’enfants, sont restés bloqués durant des heures dans des trains en panne et surchauffés. Le plan catastrophe a été déclenché à la gare de Gand. Certaines personnes ont fait des malaises et ont du être transportées à l’hôpital.

À l’origine de cette pagaille, quatre incidents différents ont provoqué d’énormes retards. L’incident le plus important s’est produit sur la liaison entre la Côte et Bruxelles. Cette ligne a été paralysée par la rupture d’un caténaire. L’incident s’est produit tout près de Bruges et a paralysé la ligne Ostende-Bruxelles. Des trains ont été supprimés, d’autres étaient arrêtés en rase campagne et des centaines de personnes sont restées bloquées dans les gares. Une locomotive est tombée en panne à Bruxelles près de la gare du Nord. Un train a connu un problème à Ghlin et une panne de courant a provoqué des retards dans les Thalys et les TGV.

L’administrateur délégué de la SNCB a lui-même dit que ce qui avait été fait « n’était pas assez » et que la communication pouvait être améliorée.

Une enquête a-t-elle été initiée afin que de pareilles circonstances soient analysées et ne se produisent plus et qu’en cas d’incidents, des mesures appropriées soient prises envers les usagers ?

De heer Louis Siquet (PS). – Op maandag 27 januari heeft het spoor een nooit geziene chaos gekend. Duizenden mensen, onder wie heel wat kinderen, waren uren geblokkeerd in defecte en oververhitte treinen. In het station van Gent werd het rampenplan afgekondigd. Sommige reizigers zijn onwel geworden en moesten naar het ziekenhuis worden gevoerd.

Deze chaos werd veroorzaakt door vier verschillende incidenten die enorme vertragingen tot gevolg hadden. Het belangrijkste incident heeft zich voorgedaan op de verbinding kust-Brussel. Door een gebroken bovenleiding, dicht bij Brugge, is de lijn Oostende-Brussel stilgevallen. Sommige treinen werden afgelast, andere stonden stil in open veld en honderden mensen waren geblokkeerd in de stations. In Brussel viel een locomotief stil in de buurt van het Noordstation. Een andere trein had problemen in Ghlin en een stroomonderbreking heeft vertragingen veroorzaakt bij de Thalys en de HST.

De afgevaardigd bestuurder van de NMBS heeft zelf toegegeven dat niet al het mogelijke is gedaan en dat de communicatie beter kon.

Werd het initiatief genomen voor een onderzoek om dergelijke situaties te analyseren opdat ze zich niet meer zouden voordoen in geval van incidenten, en dat gepaste maatregelen worden genomen ten behoeve van de reizigers?

M. Bert Anciaux (sp.a). – Nous avons déjà entendu toute une série de plaintes, de faits et d’échecs et je peux en énumérer un certain nombre. Nous en avons déjà examiné des dizaines en commission. Aujourd’hui, c’en est assez ! Que fait-on pour que la SNCB fonctionne bien ? C’est une affaire qui nous concerne tous. Il ne suffit plus de parler d’un manque de communication ou de quelque chose du genre. Quand le gouvernement – la ministre – donnera-t-il mission de procéder à une réforme fondamentale de la SNCB de manière à ce qu’un terme soit finalement mis à toutes ces situations de crise ?

Gestion des crises ? Ces derniers jours, j’ai entendu parler d’un « invraisemblable concours de circonstances » et « d’événements jamais vus ». Mais il s’agit justement d’une crise. Une crise n’est pas ce qu’on vit ou attend tous les jours.

Quand la SNCB cessera-t-elle de passer d’une crise à l’autre ?

Quand la SNCB fera-t-elle ce qu’elle doit faire : transporter les gens de A à B d’une manière ordonnée, avec du matériel solide, le confort nécessaire et dans les temps ? Ce n’est quand même pas un défi si grand ! La SNCB ne parvient toutefois pas à le relever et cette situation dure depuis des années. Jour après jour, les utilisateurs des transports publics sont confrontés à des situations inacceptables. Et c’est sans parler de samedi ou de lundi lorsque des milliers de voyageurs sont restés immobilisés.

Cela doit cesser, madame la ministre ! Affirmer que vous allez voir ce qu’on peut faire n’est plus suffisant. Vous devez agir. Sans cela, nous ne pourrons que constater que la politique ne parvient pas à s’occuper de la SNCB et nous serons alors dans une autre situation.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – We hoorden al een hele rij klachten, feiten, mislukkingen en ik kan er nog een aantal opsommen. In de commissie hebben we er al tientallen besproken. Het is nu genoeg! Wat wordt nu eindelijk eens gedaan om de NMBS goed te laten functioneren? Het is een zaak die ons allemaal aangaat. Het volstaat niet meer te spreken over een gebrekkige communicatie of iets dergelijks. Wanneer geeft de regering – de minister – de opdracht om de NMBS fundamenteel aan te pakken zodat er eindelijk een einde kan komen aan al die crisissituaties?

Crisismanagement? De afgelopen dagen heb ik horen spreken van een ‘onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden’, van ‘nooit voorziene gebeurtenissen’. Maar dat is net een crisis. Een crisis is niet iets wat we elke dag meemaken of verwachten.

Wanneer zal de NMBS eindelijk eens ophouden om van de ene crisis naar de andere te gaan?

Wanneer zal de NMBS doen wat ze moet: mensen van A naar B brengen op een ordentelijke manier, met degelijk materieel, het nodige comfort en op tijd? Dat is toch niet zo’n grote uitdaging! Toch slaagt de NMBS daar niet in en die situatie sleept al jaren en jaren aan. Dag in dag uit worden gebruikers van het openbaar vervoer met onaanvaardbare situaties geconfronteerd. En dan heb ik het nog niet eens over zaterdag, toen duizend mensen twee uur vastzaten, of maandag, toen tienduizenden treinreizigers vastzaten.

Het moet stoppen, mevrouw de minister! Zeggen dat u zult kijken wat er kan gebeuren is niet meer genoeg. U moet optreden. Zo niet kunnen we alleen maar vaststellen dat de politiek er niet in slaagt de NMBS in handen te nemen en dan zitten we in een andere situatie.

Mme Inge Vervotte, ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques. – Ce n’est pas parce qu’il n’y a pas d’emblée des résultats qu’il ne se passe rien. Je le dis en préambule. Pour le reste, j’essaierai de m’en tenir aux faits et de laisser de côté mon appréciation de certaines vues partiales.

Les prévisions météorologiques étant favorables, de nombreux voyageurs se sont rendus à la côte le lundi 27 juin 2011. Malheureusement, trois incidents graves se sont produits sur le réseau ferroviaire, engendrant de fortes perturbations du trafic ferroviaire, en particulier en provenance et à destination de la côte.

Tout d’abord, une caténaire s’est rompue à 14 h 44 sur la ligne 50A entre Bruges et Oostkamp. Deux voies ont ainsi été obstruées, et le trafic a dû être détourné par les lignes 66 Bruges-Courtrai et 73 La Panne-Gand. Après intervention des services techniques, une voie a pu être remise en service une heure après l’incident, mais les déviations par les lignes 66 et 73 ont été maintenues.

Un deuxième incident grave s’est produit à 16 h 43 lorsqu’un train s’est immobilisé sur la jonction Nord-Midi à la suite d’une panne de locomotive, ce qui a engendré des retards pour les trains en direction du littoral et ceux qui effectuent le trajet en sens inverse, les trains d’équilibre.

Le troisième incident grave a eu lieu lorsqu’un train est tombé en panne peu avant 20 heures sur la ligne 73 entre Tielt et Deinze à cause d’un problème de freins. Ainsi, certains passages à niveau sont longtemps restés fermés et le service a dû être organisé sur une seule voie.

L’ensemble de ces incidents ont donc fortement perturbé le service des trains en provenance et à destination de la côte. Le personnel qui devait effectuer les trajets du retour a aussi été bloqué à bord des trains en panne ou retardés. Il fut alors particulièrement difficile de communiquer sur le déroulement des événements et l’heure de départ des trains de retour.

Les passagers ont été accueillis par le personnel des services internes compétents, les services d’urgence externes, la protection civile, la Croix-Rouge et les pompiers. Dans un premier temps, de l’eau et des friandises ont été distribuées. Lorsque cela s’avérait nécessaire, des bus ont été requis pour le transport des voyageurs. Mais en raison de la situation difficile en divers endroits du réseau, entre autres dans les trains arrêtés en rase campagne, l’accueil n’a pas pu être organisé de manière optimale.

La manière d’évacuer des voyageurs dépend des circonstances : passage dans un autre train, évacuation par bus ou appel à une locomotive de secours. Dans le cadre du plan d’action Ponctualité, un projet est en préparation concernant la mise en place, à certains endroits du réseau, de locomotives diesel avec des machinistes pouvant rapidement se rendre sur place. Je pourrais aussi évoquer toutes les communications qui ont eu lieu, mais cela nous mènerait trop loin. J’ai communiqué ces éléments de fait afin que tout le monde sache ce qui a ou non été fait.

Je voudrais tout d’abord remercier les personnes travaillant sur le terrain, qui ont donné le meilleur d’eux-mêmes dans des circonstances difficiles, qu’ils soient d’Infrabel, de SNCB Holding ou de la SNCB.

La SNCB a bel et bien des plans d’urgence permettant de réagir à de tels incidents. Il est faux de dire qu’il y a eu improvisation. Lorsque nous entendons les voyageurs qui ont été bloqués et que nous voyons les images des trains immobilisés, la question se pose inévitablement de savoir si ces plans d’urgence ont été correctement exécutés ou s’ils sont suffisants et quel responsable a pris telle décision. Comme lors de tout incident, la situation doit bien entendu être analysée. Une enquête indépendante sera aussi menée à la demande de la commission de l’Infrastructure, des Communications et des Entreprises publiques de la Chambre. Il importe d’intégrer dans cette analyse le vécu du personnel et des voyageurs bloqués.

On a beaucoup travaillé lundi, mais la priorité a surtout été donnée à la sécurité et à la remise en service du réseau afin d’acheminer le plus rapidement possible les usagers jusqu’à leur destination. J’ai l’impression que l’on met trop l’accent sur ce point, tout comme dans un service d’urgence, on privilégie l’aspect opérationnel, mais que la communication n’a pas été très adéquate.

Selon le Groupe SNCB, les voyageurs ne doivent être informés que lorsqu’une solution se présente, mais ce n’est pas une politique de communication moderne. Les usagers veulent aussi être informés pendant que l’on cherche une solution. Le Groupe SNCB communique de manière trop défensive. Ne pouvant l’approuver, j’ai demandé que l’on prenne des mesures complémentaires à ce sujet et que l’on recoure davantage à des moyens de communication modernes. Dans de telles crises, les voyageurs consultent leur Blackberry, leur iPod, etc. Ils n’attendent pas les informations que certaines personnes peuvent fournir mais cherchent aussi à s’informer par d’autres voies.

En cas de problème, il est primordial que les voyageurs soient bien informés et pris en charge mais lundi, cela a laissé à désirer.

Nous devons aussi nous nous demander pourquoi la rupture d’une caténaire a un tel impact sur le trafic ferroviaire. Je renvoie à cet égard aux consultants qui ont indiqué en commission de la Chambre que la saturation du réseau est un des défis majeurs pour le Groupe SNCB. Il est impossible d’ajouter un train en de nombreux endroits, a fortiori pendant les heures de pointe. Cela rend le système très fragile. Nous n’avons pas de réserves. Le moindre accroc a des conséquences importantes pour une série d’autres trains sur le réseau. Ainsi, il y a toujours des effets multiplicateurs : les quelques incidents se renforcent entre eux dans la mesure où les conséquences se font sentir partout. J’ai demandé au Groupe SNCB d’examiner si, dans les plans d’urgence et les procédures, on tient suffisamment compte de cet effet multiplicateur signalé par les consultants.

Ces dernières années, on a énormément investi dans du nouveau matériel et de nouvelles infrastructures : six milliards d’euros, le plus gros investissement dans l’histoire de l’après-guerre. Les investissements dans les fameuses caténaires ont triplé ces trois dernières années de sorte que le nombre d’incidents dus à ces caténaires a systématiquement diminué. À la question spécifique de M. Anciaux sur ce point, à laquelle je ne m’attendais pas, je peux seulement répondre au pied levé que l’on doit effectivement continuer à investir massivement dans les caténaires. Cela figure d’ailleurs dans le plan d’investissement. Nous devons bien entendu aussi examiner quand nous pourrons réaliser ces travaux. Cela doit pouvoir se faire en toute sécurité, notamment en raison de leur impact sur l’opérationnalité.

En outre, les caténaires doivent être renforcées parce que le nouveau matériel roulant, y compris pour le transport de marchandises, est toujours plus lourd et exerce une force toujours plus grande sur les caténaires. La vitesse et la capacité accrues jouent aussi un rôle et obligent à consentir des investissements plus importants. La combinaison de la charge plus lourde et de la chaleur extrême est sans doute à l’origine de la rupture de la caténaire. Toutefois, j’attends encore une confirmation officielle de la cause car l’enquête n’est pas terminée. Des investissements ultérieurs dans les caténaires seront sans conteste essentiels.

Tout le monde sait que nous avons un gouvernement en affaires courantes depuis un an. Cela ne signifie pas que nous ne nous occupons pas des problèmes opérationnels de la SNCB. Ce serait travestir la réalité, car j’en parle quasi quotidiennement avec les trois CEO. Certaines choses exigent néanmoins une décision politique. Ainsi, la structure de la SNCB créée en 2005 doit selon moi elle être révisée. Je n’ai pas perdu une minute à cet égard. J’ai d’abord confronté les diverses perceptions relatives à la structure. Il s’est avéré que celle-ci pouvait être améliorée. Ensuite, dans l’attente d’une nouvelle structure, j’ai identifié un certain nombre de domaines dans lesquels une meilleure collaboration était possible et pour lesquels nous avons convenu des Service Level Agreements. Les modifications importantes, telles que la nécessaire adaptation de la structure, requièrent une concertation avec les syndicats. L’objectif était d’entamer les négociations à ce sujet après les discussions et négociations sur le transport de marchandises. Mais cela est tombé à l’eau à la suite de la chute du gouvernement.

Entre-temps, j’ai terminé mon travail, mais en tant que membre d’un gouvernement en affaires courantes, je ne peux pas prendre des décisions qui pèseraient sur l’avenir d’un prochain gouvernement. J’ai transmis au formateur Di Rupo, qui doit présenter sa note dans les prochains jours, une proposition très concrète où figurent mes recommandations concernant la nouvelle structure. Si la formation d’un gouvernement continuait à tarder et si le formateur me demandait de mener des négociations parallèles, je suis disposée à le faire. Je prends donc mes responsabilités dans les deux cas.

Je pourrais encore évoquer de nombreux autres faits mais cela nous mènerait trop loin. Je suis bien entendu disposée à donner tous les détails en commission. Il est par exemple intéressant d’examiner combien de temps s’est écoulé entre le premier contact avec les services d’urgence et l’annonce du plan d’urgence.

Le politique n’a pas l’intention de minimiser cet incident. Tous les plans sont prêts. Il ne nous reste plus qu’à obtenir un mandat pour les mettre en œuvre.

Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. – Het is niet omdat er niet meteen resultaten zijn dat er niets gebeurt. Tot zover de inleiding. Verder probeer ik me aan de feiten te houden en mijn appreciatie van bepaalde eenzijdige ‘blikken’ achterwege te laten.

Door de gunstige weersvoorspelling trokken heel wat reizigers op maandag 27 juni 2011 naar de kust. Jammer genoeg gebeurden er op het spoorwegnet drie ernstige incidenten, die hebben geleid tot een sterke verstoring van het treinverkeer, in het bijzonder van en naar de kust.

Eerst brak er rond 14.44 uur op lijn 50A tussen Brugge en Oostkamp een bovenleiding. Daardoor raakten twee sporen versperd en moest het verkeer worden omgeleid via de lijnen 66 Brugge-Kortrijk en 73 De Panne-Gent. Na interventie van de technische diensten kon een uur na het incident één spoor opnieuw in dienst worden genomen, nog altijd met omleidingen via de lijnen 66 en 73.

Een tweede ernstig incident gebeurde om 16.43 uur, toen in de Noord-Zuidverbinding een trein geblokkeerd raakte door een defect aan de locomotief. Dat veroorzaakte ook hinder voor de treinen naar de kust die door de Noord-Zuidverbinding moesten en bij aankomst aan de kust dus ook vertraging hadden. Dat zorgde dan weer voor vertragingen bij de treinen die het traject in de tegenovergestelde richting afleggen, de evenwichtstreinen.

Het derde ernstig incident was een trein die iets voor 20 uur defect raakte op lijn 73 tussen Tielt en Deinze als gevolg van een remprobleem. Daardoor bleven verschillende overwegen langdurig gesloten en moest de dienst over een enkel spoor worden georganiseerd.

Al die incidenten samen veroorzaakten dus een zware verstoring van de treindienst van en naar de kust. Ook het personeel dat instond voor de terugritten, zat geblokkeerd aan boord van de defecte of vertraagde treinen. Dat maakte het bijzonder moeilijk om te communiceren over het verloop van de gebeurtenissen en het vertrekuur van de treinen voor de terugkeer.

De opvang van de reizigers gebeurde zowel door het eigen personeel van de bevoegde interne diensten als door externe hulpdiensten, civiele bescherming, Rode Kruis en brandweer. In eerste instantie werden water en versnaperingen uitgedeeld. Waar nodig werden bussen opgevorderd om de gestrande reizigers te vervoeren. Door de moeilijke situatie op verschillende plaatsen op het net, onder meer in de stilstaande treinen in volle baan, kon de opvang echter niet optimaal worden georganiseerd.

Hoe reizigers in geblokkeerde treinen worden geëvacueerd hangt af van de omstandigheden. Kunnen de reizigers uitstappen en overstappen op een andere trein? Moeten ze per bus worden geëvacueerd? Of kan er een hulplocomotief worden opgevorderd om verder te rijden? In het kader van het actieplan Stiptheid is er een plan in voorbereiding om op bepaalde punten van het net diesellocomotieven met machinist op te stellen die vlug ter plaatse kunnen komen. Ik zou ook een heel overzicht kunnen geven van de communicatie die heeft plaatsgevonden, maar dat zou te ver leiden. Ik heb deze feitelijke gegevens gegeven, opdat iedereen zou weten wat er wel en wat er niet is gebeurd.

In de eerste plaats wil ik de mensen uit het veld bedanken. Zij hebben in moeilijke omstandigheden, ongeacht of ze nu een T-shirt van Infrabel, Holding of NMBS dragen, het beste van zichzelf gegeven.

De NMBS heeft wel degelijk noodplannen om te kunnen reageren op incidenten als deze. Het is niet waar dat er maar wat geïmproviseerd wordt. Als we de gestrande reizigers horen en de beelden van stilstaande treinen zien, rijst onvermijdelijk de vraag of die noodplannen wel correct zijn uitgevoerd, of ze volstaan en wie welke verantwoordelijkheid heeft genomen. Zoals bij elk incident, moet uiteraard ook hier een analyse van de situatie gebeuren. Op vraag van de Kamercommissie voor de Infrastructuur, Verkeer en Overheidsbedrijven zal er ook een onafhankelijk onderzoek gevoerd worden. Het is belangrijk dat de ervaring van het personeel en van de gestrande reizigers in die analyse worden verwerkt.

Er is maandag hard gewerkt, maar de prioriteit is vooral gegaan naar veiligheid en naar het opnieuw operationeel maken van het net, teneinde de mensen zo snel mogelijk op hun bestemming te krijgen. Ik heb de indruk dat daarop te veel de nadruk ligt, zoals ook een spoeddienst het operationele eerst in orde wil krijgen, maar dat de communicatie niet erg adequaat was.

De NMBS Groep zegt de reizigers pas te informeren als er een oplossing in zicht is, maar dat is geen modern communicatiebeleid. De mensen willen ook tijdens het zoeken naar een oplossing op de hoogte worden gehouden, vanaf de eerste minuut. De NMBS Groep communiceert te defensief. Dat kan ik niet goedkeuren en ik heb dan ook gevraagd daaromtrent bijkomende maatregelen te nemen en meer gebruik te maken van moderne communicatiemiddelen. In dergelijke crisissen kijken de reizigers naar hun Blackberry, naar hun iPod en dergelijke. Ze wachten niet op informatie die bepaalde mensen kunnen verstrekken. Ze zoeken ook via andere wegen informatie.

Men moet alles doen om problemen te voorkomen, maar als er desalniettemin problemen opduiken, is het essentieel dat de reizigers correct geïnformeerd en opgevangen worden. Dat is maandag onvoldoende gebeurd.

We moeten ons ook afvragen waarom een breuk in de bovenleiding een dergelijke impact heeft op het treinverkeer. Ik verwijs daaromtrent naar de consultants, die in de Kamercommissie hebben aangegeven dat de verzadiging van het net één van de belangrijkste uitdagingen is voor de NMBS Groep. Zeker tijdens de spits kan er op vele plaatsen gewoon geen trein meer bij. Dat maakt het systeem zeer fragiel. We hebben geen reserves. De minste hapering heeft grote gevolgen voor een pak andere treinen op het net. Daardoor zijn er altijd multiplicatoreffecten: enkele incidenten versterken elkaar in die mate dat de gevolgen overal voelbaar worden. Ik vraag de NMBS Groep te onderzoeken of in de noodplannen en bij de procedures wel voldoende rekening wordt gehouden met dit multiplicatoreffect, zoals aangegeven door de consultants.

De afgelopen jaren is er zeer veel geïnvesteerd in nieuw materieel en infrastructuur: zes miljard euro of de grootste investering in de naoorlogse geschiedenis. De investeringen in de fameuze bovenleidingen zijn de afgelopen drie jaar verdrievoudigd, zodat het aantal incidenten met bovenleidingen systematisch daalde. Op de specifieke vraag daarover van de heer Anciaux, die ik niet had verwacht, kan ik hier voor de vuist weg alleen antwoorden dat men inderdaad massaal moet blijven investeren in de bovenleidingen. Dat zit ook in het investeringsplan. We moeten uiteraard ook uitzoeken wanneer we die werkzaamheden kunnen uitvoeren. Dat moet in alle veiligheid kunnen gebeuren, ook vanwege de grote impact op de operationaliteit.

Daarnaast moeten de bovenleidingen ook worden versterkt omdat het nieuwe treinmaterieel, ook voor het goederenvervoer, steeds zwaarder wordt en steeds grotere kracht uitoefent op de bovenleidingen. Ook de toegenomen snelheid en capaciteit spelen een rol en nopen tot grotere investeringen. De combinatie van de zwaardere belasting en het extreem warme weer heeft mogelijk de bovenleiding doen knappen. Ik wacht evenwel nog op een formele bevestiging van de oorzaak, want het onderzoek is nog niet afgerond. Verdere investeringen in de bovenleidingen zijn zonder twijfel essentieel.

Iedereen weet dat we al een jaar een regering van lopende zaken hebben. Dat wil niet zeggen dat we de operationele problemen van de NMBS op hun beloop laten. Dat zou een foute voorstelling van de realiteit zijn, want ik spreek er bijna dagelijks over met de drie CEO’s. Sommige zaken vergen evenwel een politieke besluitvorming. Zo is de structuur van de NMBS die in 2005 gecreëerd werd, volgens mij aan herziening toe. In dit verband heb ik geen minuut tijd verloren. Eerst heb ik de verschillende percepties die over de structuur bestonden, afgetoetst. Hieruit bleek inderdaad dat de structuur kon worden verbeterd. Vervolgens heb ik in afwachting van een nieuwe structuur een aantal domeinen geïdentificeerd waarop een betere samenwerking mogelijk was en waarvoor we Service Level Agreements hebben afgesproken. Voor het invoeren van belangrijke wijzigingen zoals de noodzakelijke, nieuwe structuur is overleg met de vakbonden nodig. Het was de bedoeling om de onderhandelingen hierover aan te vatten na de discussies en onderhandelingen over het goederenvervoer. Door de val van de regering viel dat echter in het water.

Intussen is mijn huiswerk klaar, maar heb ik als lid van een regering van lopende zaken niet het mandaat om beslissingen te nemen die de toekomst van een volgende regering verzwaren. Ik heb formateur Di Rupo, die zegt een van de volgende dagen een formateursnota te zullen voorstellen, een zeer concreet voorstel bezorgd met mijn aanbevelingen voor een nieuwe structuur. Mocht de formatie toch blijven aanslepen en als de formateur mij zou vragen om parallelle onderhandelingen te voeren, ben ik daartoe bereid. Ik neem dus in beide gevallen mijn verantwoordelijkheid op.

Ik kan hier nog veel andere feiten aanhalen, maar dat zouden ons hier te ver leiden. Uiteraard ben ik bereid om in een commissievergadering op alle verdere details in te gaan. Het is bijvoorbeeld interessant om na te gaan hoeveel tijd is verstreken tussen het eerste contact met de hulpdiensten en de afkondiging van het rampenplan.

Het is niet de bedoeling van de politiek dit incident mooi te praten. Alle plannen liggen klaar. We moeten alleen nog een mandaat krijgen om ze uit te voeren.

M. François Bellot (MR). – Nous savons qu’à la SNCB, toutes les procédures sont lourdes, longues et parfois inefficaces. On connaît la cause de cet état de fait ; elle a été identifiée lors des travaux de la commission de la Chambre qui s’est réunie après l’accident de Buizingen.

J’entends, madame la ministre, que vous souhaitez réformer les structures de la SNCB. Je rappelle que les dernières SLA, les notes juridiques sur la répartition des compétences, viennent d’arriver à la SNCB pour un coût de 26 millions d’euros.

Je ne suis pas certain que les structures telles qu’elles fonctionnent soient arrivées à leur maturité. Je ne prends pas position pour une structure ou une autre. Cependant, l’exploitant et le propriétaire de l’infrastructure doivent être juridiquement et financièrement séparés.

On sait que le groupe SNCB souffre de carences organisationnelles dues à l’absence de leadership et d’une culture tournée vers le service au voyageur. Je rappelle également que la dotation publique par voyageur est la deuxième au monde. Je ne sais pas si la qualité du service se classe au même rang. Soyons clairs, je ne le pense pas.

Madame la ministre, vous êtes en poste depuis quatre ans et depuis lors, vous rencontrez régulièrement les administrateurs délégués ; nous les voyons aussi. Je reste étonné que lorsqu’ils se présentent devant une commission – j’imagine que la situation est identique lorsque vous les rencontrez – ils savent tout ; ce sont les navetteurs qui exagèrent, ce sont les politiques qui exagèrent, le gouvernement est trop exigeant et ce sont eux qui ont la science infuse.

Je suis désolé devant la répétition de ces éléments. J’en tire une conclusion : ou la politique n’est pas bonne, ou l’attelage est mauvais.

Vous demandez un mandat pour réaliser une réforme dans une période où le gouvernement est en affaires courantes. On connaît les difficultés que cela représente. Or une commission parlementaire a travaillé et émis des recommandations de grande qualité ; vous pourriez dès à présent créer un groupe de travail comprenant des représentants politiques, des représentants des navetteurs, qui jusqu’à présent sont allègrement oubliés dans les groupes de contact, les patrons présents ou futurs et les représentants des organisations de travailleurs. Aucun de ces quatre groupes ne peut être oublié dans la négociation.

Que ce soit un groupe spécial, une commission spéciale, peu importe. Je crois que la situation mérite mieux qu’une forme d’amateurisme que je déplore.

Où va-t-on s’arrêter ! Des gens ont été hospitalisés lundi, des enfants ont été bloqués durant des heures dans un train parce que le règlement dit qu’on n’ouvre pas les portes d’un train à l’arrêt hors d’une gare. Si des voyageurs dans le train n’avaient pas appelé le 100 ou le 112, les pompiers ne seraient pas arrivés.

J’entends dire qu’il existe des plans particuliers d’intervention ; je vous répète qu’en tant que bourgmestre d’une commune où passe une grande ligne de train, je ne dispose pas de ce plan particulier à intégrer dans le plan communal d’urgence et d’intervention ; mes pompiers ne savent toujours pas aujourd’hui dans quelle situation ils seront appelés à intervenir puisqu’ils ne connaissent pas le risque à couvrir dans les installations de la SNCB. Ou bien mon commandant de pompiers et les bourgmestres sont amnésiques ou c’est la SNCB qui snobe allègrement les autorités locales. J’incline pour cette dernière hypothèse.

De heer François Bellot (MR). – We weten dat bij de NMBS alle procedures zwaar, langdurig en soms inefficiënt zijn. We weten ook hoe dat komt. Dat is aan het licht gekomen tijdens de werkzaamheden van de Kamercommissie die na het ongeluk in Buizingen is samengekomen.

Mevrouw de minister, ik verneem dat u de structuren van de NMBS wil hervormen. De NMBS heeft zopas de recentste juridische nota’s over de bevoegdheidsverdeling ontvangen. Kostprijs 26 miljoen euro.

Ik ben er niet zeker van of de structuren zoals ze nu functioneren al adequaat zijn. Ik neem geen stelling in voor de ene of de andere structuur, maar ik vind dat de exploitant en de eigenaar van de infrastructuur op juridisch en financieel gebied los van mekaar moeten staan.

We weten dat de NMBS Groep met organisatorische gebreken kampt omdat er geen leiderschap is en geen cultuur die gericht is op dienstverlening aan de reiziger. De overheidsdotatie per reiziger is de tweede grootste in de wereld, maar ik betwijfel of de kwaliteit van de dienstverlening daarmee overeenstemt. Eerlijk gezegd denk ik van niet.

Mevrouw de minister, u bent al vier jaar op post en sedertdien ontmoet u geregeld de afgevaardigd bestuurders. Ook wij zien ze geregeld. Het blijft me verbazen dat ze alles weten wanneer ze voor een commissie verschijnen en ik denk dat dit ook zo is wanneer u ze ontmoet: de pendelaars overdrijven, de politici overdrijven, de regering is te veeleisend en zij hebben de wijsheid in pacht.

Ik vind het jammer dat deze situatie zich steeds opnieuw voordoet. Mijn conclusie is: ofwel deugt het beleid niet, ofwel is de dienstverlening slecht.

U vraagt een mandaat om een hervorming door te voeren terwijl de regering in lopende zaken verkeert. We weten hoe moeilijk dat is.

Er is echter een parlementaire commissie die zich over het probleem gebogen heeft en kwalitatief hoogstaande aanbevelingen heeft gedaan; u zou nu dus een werkgroep kunnen oprichten, samengesteld uit vertegenwoordigers uit de politiek, vertegenwoordigers van de pendelaars, die tot nog toe vlot vergeten werden in de contactgroepen, de huidige en toekomstige bazen en de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. Geen van deze vier groepen mag bij de onderhandeling ontbreken.

Het heeft geen belang of het nu een bijzondere werkgroep is dan wel een bijzondere commissie, maar deze situatie verdient beter dan de huidige amateuristische aanpak, die ik betreur.

Waar houdt het op! Maandag werden mensen naar het ziekenhuis gebracht, kinderen zaten urenlang vast in een trein omdat het reglement bepaalt dat de deuren niet geopend mogen worden wanneer de trein stilstaat buiten een station. Als reizigers in de trein niet de dienst 100 of 112 hadden gewaarschuwd, zou de brandweer niet eens gekomen zijn.

Ik verneem dat er bijzondere interventieplannen bestaan. Als burgemeester van een gemeente waar een belangrijke treinlijn langskomt, beschik ik niet over dat bijzonder plan dat geïntegreerd moet worden in het gemeentelijk nood- en interventieplan; mijn brandweerlui weten nog altijd niet in welke situatie ze tussenbeide moeten komen omdat ze niet weten welk risico ze moeten verijdelen in de installaties van de NMBS. Ofwel lijden mijn brandweercommandant en de burgemeesters aan geheugenverlies, ofwel negeert de NMBS de lokale autoriteiten. Ik ben geneigd de tweede hypothese te geloven.

Mme Lieve Maes (N-VA). – J’ai compris qu’on investit mais qu’à cause de la nature du nouveau matériel, le risque de panne est bien plus grand. Une enquête est en cours. J’en attends le résultat et je vérifierai alors si les décisions nécessaires sont prises.

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). – Ik heb begrepen dat er wordt geïnvesteerd, maar dat door de aard van het nieuwe materieel het risico op defecten veeleer groter wordt dan dat het verkleint. Er loopt nog een onderzoek. Ik wacht het resultaat van dat onderzoek af en zal dan nagaan of de nodige beslissingen worden genomen.

M. Louis Siquet (PS). – Madame la ministre, vous avez fait le relevé des incidents. Les conditions climatiques, en hiver comme en été, représentent certes des cas de force majeure. Cependant, ne faudrait-il pas songer à créer une cellule interne d’intervention d’urgence qui pourrait, même indépendamment des gestionnaires du groupe SNCB, prendre des contacts et communiquer avec les premiers intéressés : les communes et les services d’urgence ?

Pour le moment, c’est la communication qui n’est pas gérée au sein de la SNCB.

De heer Louis Siquet (PS). – Mevrouw de minister, u hebt een overzicht gegeven van de incidenten. Weersomstandigheden zijn, zowel in de winter als in de zomer uiteraard gevallen van overmacht. Zouden we niet eens overwegen een interne cel voor noodinterventies op te richten die, zelfs onafhankelijk van de managers van de NMBS Groep, contacten zou kunnen leggen en communiceren met de eerste betrokkenen: de gemeenten en de hulpdiensten?

De NMBS maakt immers geen werk van communicatie.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Une ministre ne doit pas venir jouer au comptable devant le parlement et énumérer de petits faits. Il importe que les problèmes journaliers auxquels la SNCB et surtout les voyageurs sont confrontés soient résolus !

Je ne dis pas que vous n’avez encore rien fait, madame la ministre. Vous avez certainement déjà fait beaucoup mais cela ne suffit pas. Il faut agir davantage. Vous demandez le soutien du parlement. Qui au parlement vous empêcherait de présenter des propositions ? Si vous avez un plan global, qu’attendez-vous pour le déposer au parlement ? Il adoptera les réformes nécessaires à une large majorité.

Vous dites que les structures doivent être appréhendées. Qu’est-ce qui vous empêche de les appréhender ? Encore une fois : beaucoup a déjà été fait mais ce n’est absolument pas suffisant ! Demandez-le aux milliers de voyageurs qui rencontrent quotidiennement des problèmes. La SNCB est particulièrement importante pour nos structures économiques et sociales. Les voitures sont dans les embouteillages ; maintenant les trains y sont aussi. C’est inacceptable. Toute la société soutiendra des réformes.

Ne vous dissimulez pas derrière les affaires courantes. Vous n’avez heureusement pas utilisé cette excuse, sans doute sous l’influence de mon sombre regard. Faites en sorte que les choses se déroulent comme il se doit à la SNCB.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – De minister verwijt me een eenzijdige blik. Besef dat dit de blik is die alle mensen op het ogenblik hebben als het over de werking van de NMBS gaat!

Een minister moet geen boekhouder komen spelen in het parlement en feitjes komen opsommen. Het is belangrijk dat de dagelijkse problemen waar de NMBS, en vooral de reizigers mee worden geconfronteerd, nu worden opgelost!

Mevrouw de minister, ik beweer niet dat u nog niets hebt gedaan. U hebt ongetwijfeld al veel gedaan, maar dat volstaat niet! Er moet meer gebeuren. U vraagt de steun van het parlement. Wie in het parlement zou u tegenhouden om met voorstellen naar buiten te komen? U hebt een volledig plan? Waar wacht u op om het bij het parlement in te dienen? Het parlement zal de noodzakelijke hervormingen met een grote meerderheid goedkeuren.

U zegt dat de structuren moeten worden aangepakt. Wat houdt u tegen om ze aan te pakken? Nogmaals: er is al veel gebeurd, maar het is absoluut nog niet genoeg! Vraag het maar aan de duizenden reizigers die dagelijks problemen ondervinden. De NMBS is in onze economische en maatschappelijke structuren bijzonder belangrijk. De auto’s staan in de file. Nu en dan staan ook de treinen in de file. Dat is onaanvaardbaar. Heel de samenleving zal hervormingen steunen.

Verstop u niet achter lopende zaken. U hebt dat, onder de indruk van mijn kwade blik misschien, gelukkig niet als excuus gebruikt. Laat de zaken bij de NMBS eindelijk lopen zoals het hoort.

Mme Inge Vervotte, ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques. – Tout d’abord, je déplore qu’on ne s’intéresse pas aux faits. J’espère qu’au Sénat, on peut encore exposer les faits. Je ne me suis pas seulement tenue aux faits. J’ai aussi donné mon appréciation personnelle. J’ai également indiqué ce que je vais faire et je que j’ai fait.

En deuxième lieu, je n’ai à aucun moment minimisé cet incident ou un autre. Au contraire !

En troisième lieu, ce n’est pas de ma faute si nous devons travailler aujourd’hui dans un cadre législatif, c’est-à-dire avec une circulaire en affaires courantes, et si nous ne pouvons pas procéder à des nominations. Pensez-vous, monsieur Anciaux, que tout ce qui a actuellement trait à la SNCB et à sa nouvelle structure, n’a rien à voir avec les nominations ? Je ne le pense pas. Le parlement ne pourra y apporter aucune réponse.

J’ai tendu la main et je dis très clairement que je déposerai une proposition de nouvelle structure. J’espère que nous pourrons trouver une unanimité à ce sujet. Je ne suis pas convaincue que ce sera si facile que cela. Nous devons tenir compte du fait que nous sommes tous responsables. Son impact sur le terrain peut être très important pour la paix sociale ou plutôt pour le désordre social. Nous ne pouvons pas nous permettre de débattre de la structure idéale pendant trois, quatre, cinq ou six mois car nous obtiendrons alors le chaos absolu. C’est pourquoi j’essaie autant que possible d’aboutir à une nouvelle structure. Je sais très bien où je veux aller et j’espère que nous pourrons trouver une majorité à ce sujet.

Les nominations – la pierre d’angle de toute la structure – ne peuvent se faire par voie de circulaire en période d’affaires courantes. Le Roi ne signera pas davantage ces nominations.

Mevrouw Inge Vervotte, minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven. – Ten eerste betreur ik dat men niet geïnteresseerd is in feiten. Ik hoop dat ik in de Senaat toch nog feiten mag geven. Ik heb me niet alleen aan de feiten gehouden; ik heb ook mijn persoonlijke appreciatie gegeven, alsook meegedeeld wat ik ga doen en wat ik gedaan heb.

Ten tweede heb ik op geen enkel moment dit incident of een ander geminimaliseerd. Integendeel!

Ten derde kan ik er ook niet aan doen dat we vandaag in een wetgevend kader moeten functioneren, namelijk met een circulaire in lopende zaken, en we niet kunnen benoemen. Denkt u, mijnheer Anciaux, dat alles wat vandaag te maken heeft met de NMBS en zijn nieuwe structuur, los staat van benoemingen? Ik denk het niet. Daar zal het parlement geen antwoord op kunnen bieden.

Ik heb mijn hand uitgestoken en zeg zeer duidelijk dat ik een voorstel voor een nieuwe structuur zal indienen. Ik hoop dat we dan met zeer veel eensgezindheid daarover tot overeenstemming kunnen komen. Ik ben er niet van overtuigd dat dit zo gemakkelijk zal zijn. We moeten er rekening mee houden dat we dan samen een verantwoordelijkheid dragen. De impact daarvan in het veld kan zeer groot zijn voor de sociale rust, of veeleer de sociale onrust. We kunnen het ons niet permitteren om drie, vier, vijf, zes maanden te debatteren over de ideale structuur, want dan krijgen we pas absolute chaos. Daarom probeer ik zo goed mogelijk tot de nieuwe structuur te komen. Ik weet zeer goed waar ik daarmee heen wil en ik hoop dat we daar een meerderheid rond kunnen vinden.

De benoemingen – het sluitstuk van de hele structuur – kunnen in een periode van lopende zaken niet met een circulaire gebeuren. De Koning zal dat deze benoemingen ook niet ondertekenen.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Tantôt on invoque les affaires courantes pour ne rien faire, tantôt pour faire quelque chose. Le gouvernement en affaires courantes a déjà procédé à des nominations importantes. Si celles à la SNCB sont importantes, le parlement soutiendra la ministre dans cette voie.

En outre, qu’est-ce qui vous a empêchée de commencer les négociations voici trois mois, madame la ministre ? Vous savez où sont les problèmes. Vous avez même déjà préparé un plan. Qu’attendez-vous pour le déposer au parlement ? Je suis convaincu qu’avec le soutien de ce dernier, tout est possible, même si le gouvernement est en affaires courantes. Celui-ci peut absolument recevoir du parlement la compétence d’agir dans certains dossiers lorsque c’est nécessaire. Les milliers de voyageurs en ont besoin. C’est plus important que la nomination d’un gouverneur de la Banque nationale ou d’autres petites affaires.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Lopende zaken wordt nu eens gebruikt om iets niet te doen, dan weer om iets wel te doen. De regering in lopende zaken heeft al belangrijke benoemingen gedaan. Als de benoemingen voor de NMBS belangrijk zijn, dan zal het parlement de minister daarin steunen.

Bovendien, wat heeft u belet om al drie maanden geleden met de onderhandelingen te beginnen, mevrouw de minister? U weet waar de problemen liggen; u hebt zelfs al een plan klaarliggen. Waar wacht u op om het in het parlement in te dienen? Ik ben ervan overtuigd dat met de steun van het parlement alles mogelijk is, alsof er geen regering van lopende zaken is. De regering kan van het parlement absoluut de bevoegdheid krijgen om in bepaalde dossiers te handelen zoals nodig is. Duizenden treinreizigers hebben dat nu nodig. Dat is belangrijker dan de benoeming van een gouverneur van de Nationale Bank of andere zaakjes.

M. François Bellot (MR). – Je voudrais apporter mon soutien à votre démarche, madame la ministre, et vous suggérer de venir rapidement devant les Assemblées avec votre projet, qu’il soit prêt le jour où nous aurons un gouvernement. La discussion prendra un certain temps, mais nous pouvons l’entamer dès à présent, si ce n’est sous la forme d’un projet de loi, du moins sous celle d’une proposition de loi.

Je vous soutiendrai dans votre démarche, car la situation actuelle ne peut perdurer.

De heer François Bellot (MR). – Ik steun uw aanpak, mevrouw de minister. Ik stel voor snel met uw plan naar het Parlement te komen, zodat het klaar is zodra we een regering hebben. De bespreking zal enige tijd duren, maar we kunnen er nu reeds mee beginnen. Als het niet via een wetsontwerp kan, dan toch via een wetsvoorstel.

Ik zal u steunen, want de huidige situatie kan niet blijven duren.

Question orale de M. Guido De Padt à la ministre de l’Intérieur sur «l’enregistrement de l’ethnicité par la police» (nº 5-226)

Mondelinge vraag van de heer Guido De Padt aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de registratie van etniciteit door de politie» (nr. 5-226)

M. Guido De Padt (Open Vld). – Voici quelques jours, la chambre du conseil de Namur a décidé de libérer deux femmes tziganes parce que les agents les avaient « tout simplement » contrôlées. Les agents ont suivi les deux femmes après qu’elles furent sorties du supermarché. Elles se sont rendues dans un autre magasin d’où elles sont à nouveau sorties avec des sacs à provisions remplis. Dans la voiture portant une plaque d’immatriculation française qui les attendait, les agents ont trouvé des GPS volés et une carte bancaire volée avec laquelle des achats avaient été effectués pour 1 300 euros.

Le parquet a fait appel de la libération. Le professeur de criminologie gantois Brice De Ruyver a estimé que l’appel était une décision judicieuse. Selon lui, ces agents ont simplement fait leur travail. À son sens, les Tziganes qui volent sont une nuisance. Il signale aussi que les plans d’action de la police fédérale de 2007 et 2011 font référence au problème des bandes de Tziganes qui commettent des infractions. C’est pourquoi la police a pour tâche d’appréhender ce phénomène.

En Belgique, l’analyse de la criminalité commise par des minorités ethniques est plutôt rare. Aux Pays-Bas, par contre, les responsables politiques sont depuis longtemps persuadés de la nécessité de s’intéresser à la criminalité commise par des minorités ethniques. Ils la considèrent comme un indicateur important et une conséquence de l’intégration et des différences culturelles à surmonter.

Contrairement à ce qui se passe aux Pays-Bas, dans notre pays l’enregistrement de l’origine ethnique des auteurs et des accusés est toujours un tabou. Nous nous limitons à l’enregistrement du pays de naissance et de la nationalité. Du point de vue d’une « politique antiraciste », le non-enregistrement de l’ethnicité est peut-être compréhensible, mais on ne peut nier qu’il entraîne une série d’inconvénients.

Il est par exemple impossible, à partir de la deuxième génération, de distinguer les allochtones des autochtones. En effet, la Belgique est leur pays de naissance. En ne procédant pas à l’enregistrement, on perd un important signal et, en outre, il est plus difficile de se faire une idée des possibilités d’orientation ethnique de l’appareil judiciaire.

Je pense que l’enregistrement de l’ethnicité peut induire une meilleure compréhension de la criminalité et apporter une contribution importante à la politique criminelle, mais également au développement d’une politique d’intégration adéquate.

Le ministre partage-t-il l’avis du professeur de criminologie gantois qui estime que les agents ont simplement accompli leur travail et que la libération des deux femmes est injustifiée, étant donné que les vols commis par des Tziganes ne sont pas rares ? Que pense le ministre de l’idée d’autoriser dans notre pays l’enregistrement de l’ethnicité par la police ?

De heer Guido De Padt (Open Vld). – De raadkamer van Namen besliste enkele dagen geleden om twee zigeunervrouwen vrij te laten, omdat de agenten hen ‘zomaar’ hadden gecontroleerd. De agenten volgden de twee vrouwen nadat die uit de supermarkt kwamen. Ze reden naar een ander warenhuis, waar ze opnieuw met gevulde boodschappentassen naarbuiten stapten. In de auto met Franse nummerplaat die hen opwachtte, vonden de agenten gestolen gps-toestellen en een gestolen bankkaart waarmee voor 1300 euro aankopen was gedaan.

Het parket ging in beroep tegen de vrijlating. De Gentse professor criminologie Brice De Ruyver vond het beroep een terechte beslissing. Volgens hem deden die agenten gewoon hun werk. Stelende zigeuners zijn volgens hem trouwens een plaag. Hij wijst er ook op dat in de actieplannen van de federale politie van 2007 en 2011 gewezen wordt op het probleem van zigeunerbendes die inbraken plegen. Het is dan ook de taak van de politie dat fenomeen aan te pakken.

In België is onderzoek naar criminaliteit gepleegd door etnische minderheden veeleer schaars. In Nederland daarentegen zijn de beleidsmakers al langer overtuigd van de nood aan aandacht voor criminaliteit gepleegd door etnische minderheden. Deze criminaliteit beschouwen zij als een belangrijke indicator en als een gevolg van integratie en de te overbruggen culturele verschillen.

In tegenstelling tot wat in Nederland gebeurt, is in ons land het registreren van de etnische herkomst van daders en verdachten nog steeds een taboe. Wij beperken ons tot de registratie van het geboorteland en de nationaliteit. Het niet registreren van etniciteit is vanuit het oogpunt van een ‘antiracistisch beleid’ misschien begrijpelijk. Anderzijds kan niet worden ontkend dat de niet-registratie een aantal nadelen met zich meebrengt.

Het is bijvoorbeeld onmogelijk om vanaf de tweede generatie allochtonen te onderscheiden van autochtonen. België is namelijk hun geboorteland. Door de niet-registratie gaat ook een mogelijk belangrijke signaalwerking verloren en wordt het bovendien moeilijker om zicht te krijgen op een mogelijke etnische oriëntering van het justitiële apparaat.

Ik denk dat de registratie van etniciteit ons een beter inzicht kan verschaffen in criminaliteit en een belangrijke bijdrage kan leveren aan het criminaliteitsbeleid, maar evenzeer aan het uitwerken van een degelijk integratiebeleid.

Deelt de minister de visie van de Gentse professor criminologie dat de agenten gewoon hun job deden en dat de vrijlating van de twee vrouwen onterecht is, aangezien stelende zigeuners geen uitzondering zijn? Hoe staat de minister tegenover het idee om de registratie van etniciteit door de politie in ons land mogelijk te maken?

Mme Annemie Turtelboom, ministre de l’Intérieur. – La décision du juge namurois est irresponsable. On attend des policiers qu’ils résolvent les délits. On peut attendre des instances judiciaires qu’elles sanctionnent les délits avérés. C’est pourquoi j’estime que la décision de la chambre du conseil de quand même libérer les deux femmes est un mauvais signal pour les policiers, les bandes de voleurs et les victimes.

Les policiers peuvent effectuer un contrôle sur la base du comportement, d’indices matériels et de circonstances de temps et de lieu.

Quand, lors d’un contrôle, comme dans le cas présent, on découvre des objets volés, il faut toujours indiquer au procès-verbal le motif du contrôle. C’est pourquoi, lors de la formation, on attache tant d’importance à la rédaction d’un procès-verbal, car il est crucial pour la suite réservée au délit.

Le procès-verbal reprend une série de données de base : identité, nationalité, lieu de résidence et date de naissance. D’autres données peuvent également être actées, comme des éléments de la carte SIS et l’ethnicité, si ces données sont importantes pour les faits. Ainsi, on indique l’ethnicité lorsque, par exemple, un délit est commis contre une personne d’origine allochtone, précisément parce qu’elle est allochtone.

Les informations figurant au procès-verbal ne sont pas toutes reprises dans la banque de données générale. Ainsi, des données comme l’ethnicité ne peuvent actuellement pas être enregistrées. Un groupe de travail, composé de représentants d’instances judiciaires et policières, se penche actuellement sur l’adaptation de la loi sur la fonction de police et les informations pouvant être reprises dans la BNG.

C’est pourquoi j’attends le résultat de ce groupe de travail. Ensuite, même en cas d’avis positif, toutes les démarches seront accomplies pour donner un ancrage légal à cette adaptation.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken. – Ik vind de uitspraak van de rechter in Namen onverantwoord. Van politieagenten wordt verwacht dat ze misdrijven oplossen. Van gerechtelijke instanties mogen we verwachten dat bewezen misdrijven bestraft worden. Dat de raadkamer besliste de twee vrouwen toch vrij te laten, vind ik dan ook een slecht signaal aan politieagenten, dievenbendes en slachtoffers.

Politieagenten mogen een controle uitvoeren op grond van gedrag, materiële aanwijzingen en omstandigheden van tijd en plaats.

Als men bij een controle, zoals in dit geval, gestolen goederen aantreft, moet in het proces-verbaal altijd worden uitgelegd waarom de controle heeft plaatsgevonden. Daarom wordt aan het opstellen van een proces-verbaal zoveel aandacht besteed in de opleiding, want het is cruciaal voor het gevolg dat aan de misdaad wordt gegeven.

In het proces-verbaal worden een aantal standaardgegevens opgenomen: identiteit, nationaliteit, woonplaats en geboortedatum. Er kunnen ook andere gegevens worden opgenomen, zoals elementen uit de SIS-kaart en etniciteit als deze gegevens van belang zijn voor de feiten. Zo wordt etniciteit opgenomen wanneer bijvoorbeeld tegen een persoon van allochtone origine een misdaad wordt gepleegd, net omdat hij allochtoon is.

Niet alle informatie die in het proces-verbaal staat, wordt overgenomen in de algemene gegevensbank. Zo mogen gegevens als etniciteit op dit moment niet worden geregistreerd. Een werkgroep, samengesteld uit afgevaardigden van gerechtelijke en politiële instanties, buigt zich momenteel over de aanpassing van de wet op het politieambt en de informatie die mag worden opgenomen in de ANG.

Ik wacht dan ook het resultaat van deze werkgroep af. Nadien zullen, zelfs bij een positief advies, nog alle stappen worden gezet om deze aanpassing wettelijk te verankeren.

M. Guido De Padt (Open Vld). – Je comprends qu’il s’agisse d’un sujet sensible, mais il concerne la mention de l’ethnicité à grande échelle dans le cadre d’une bonne politique de lutte contre la criminalité et d’intégration. Je peux rassurer les personnes qui verraient ici un agenda caché. Le Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme, une source au-dessus de tout soupçon, a déjà plaidé pour un enregistrement de l’ethnicité par la police. L’Agence européenne des droits fondamentaux plaide également en faveur de cet enregistrement. L’objectif est double : une bonne politique de lutte contre la criminalité, mais aussi une bonne politique d’intégration.

De heer Guido De Padt (Open Vld). – Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik besef dat dit een gevoelig thema is, maar het betreft het vermelden van etniciteit op grote schaal in het kader van een goed anticriminaliteits- en integratiebeleid. Ik kan de mensen geruststellen die hierachter een verborgen agenda menen te mogen ontwaren. Ook het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, toch een onverdachte bron, heeft al gepleit voor etnische registratie door de politie. Ook het Europees agentschap voor de grondrechten pleit voor die registratie. De bedoeling ervan is tweevoudig: het voeren van een goed criminaliteitsbeleid, maar ook een goed integratiebeleid.

Projet de loi modifiant l’article 569 du Code judiciaire, concernant la compétence du tribunal de première instance en matière d’accueil de navires ayant besoin d’assistance (Doc. 5-1061)

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg inzake de opvang van schepen die bijstand behoeven (Stuk 5-1061)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. le président. – M. Vanlouwe, rapporteur, se réfère à son rapport écrit.

De voorzitter. – De heer Vanlouwe, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijke verslag.

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission de la Justice est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53-1364/3.)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-1364/3.)

Les articles 1er à 3 sont adoptés sans observation.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

De artikelen 1 tot 3 worden zonder opmerking aangenomen.

De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Projet de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le Code des sociétés et la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale afin de garantir la présence des femmes dans le conseil d’administration des entreprises publiques autonomes, des sociétés cotées et de la Loterie Nationale (Doc. 5-1097) (Procédure d’évocation)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot wijziging van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij (Stuk 5-1097) (Evocatieprocedure)

Proposition de loi visant à promouvoir une représentation équilibrée des femmes et des hommes dans les conseils d’administration d’entreprises publiques économiques et de sociétés qui ont fait publiquement appel à l’épargne (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-186)

Wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raden van bestuur van economische overheidsbedrijven en van vennootschappen die een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-186)

Proposition de loi modifiant la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique en vue de garantir une composition équilibrée de ses organes statutaires (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-187)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België om een evenwichtige samenstelling van haar statutaire organen te waarborgen (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-187)

Proposition de loi visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes de gestion des organismes d’intérêt public et des établissements scientifiques fédéraux (de Mme Olga Zrihen et Mme Fabienne Winckel ; Doc. 5-234)

Wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de bestuursorganen van de instellingen van openbaar nut en de federale wetenschappelijke instellingen (van mevrouw Olga Zrihen en mevrouw Fabienne Winckel; Stuk 5-234)

Proposition de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (de M. André du Bus de Warnaffe et Mme Vanessa Matz ; Doc. 5-603)

Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (van de heer André du Bus de Warnaffe en mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-603)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. le président. – M. Boogaerts, corapporteur, se réfère à son rapport écrit.

De voorzitter. – De heer Boogaerts, corapporteur, verwijst naar zijn schriftelijke verslag.

Mme Marie Arena (PS), corapporteuse. – Ce 22 juin 2011, la réunion de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat a été consacrée à l’examen de projets de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le Code des sociétés et la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie nationale, afin de garantir la présence des femmes dans le conseil d’administration des entreprises publiques autonomes, des sociétés cotées et de la Loterie nationale.

Ce projet de loi qui a été élaboré après l’examen d’un projet et de quatre propositions de loi au sein de la commission chargée des problèmes de Droit commercial et économique de la Chambre des représentants a été adopté en séance plénière de la Chambre le 16 juin 2011 ; il a été transmis le lendemain au Sénat et évoqué le même jour.

Quatre propositions de loi déposées au Sénat ont par ailleurs été ajoutées à l’ordre du jour de la réunion du 22 juin. Ces propositions avaient fait l’objet d’un avis du 1er février 2011 du Comité d’avis pour l’égalité des chances entre les hommes et les femmes.

La discussion générale a porté essentiellement sur l’examen du projet de loi approuvé à la Chambre, en particulier quant à l’opportunité du régime adopté.

Pour les entreprises publiques économiques, l’objet principal de la loi est qu’un tiers au moins des membres du conseil d’administration désignés par l’État belge soient de sexe différent de celui des autres membres. Cette proportion est arrondie au nombre entier le plus proche. Si cette exigence n’est pas respectée, le prochain administrateur nommé est de ce sexe, faute de quoi sa nomination est nulle.

Les sociétés dont les titres sont admis sur un marché réglementé doivent inclure dans leur rapport annuel une déclaration présentant les efforts qu’elles ont consentis en vue de promouvoir la diversité de genre. Il est prévu qu’un tiers des membres du conseil d’administration soient de sexe différent.

La Loterie nationale est soumise à la même réglementation que celle prévue pour les entreprises publiques économiques.

La proposition prévoit comme sanction en cas de non-respect de cette obligation la suspension de tout avantage financier ou autre de tous les administrateurs en attendant que le CA soit composé conformément à la loi.

Il est prévu que les chambres législatives réalisent une évaluation de la loi pendant la douzième année qui suit la publication au Moniteur belge.

En synthèse, lors de la discussion générale, des échanges nourris entre les différents groupes politiques ont eu lieu. D’aucuns ont rappelé la nécessité d’une intervention législative en la matière et la méthode qui a été utilisée.

Les sept amendements déposés ont été rejetés.

L’ensemble du projet de loi a été adopté par 9 voix contre 5 et 2 abstentions.

Mevrouw Marie Arena (PS), corapporteur. – De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden behandelde op 22 juni 2011 het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot wijziging van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij.

Het wetsontwerp kwam tot stand na bespreking van een wetontwerp en vier wetsvoorstellen in de Commissie belast met de problemen inzake het handels- en economisch recht en na goedkeuring in plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers op 16 juni 2011. Het ontwerp werd op 17 juni 2011 overgezonden aan de Senaat en dezelfde dag geëvoceerd.

Aan de agenda van de vergadering van 22 juni werden vier wetsvoorstellen toegevoegd die in de Senaat waren ingediend. Het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen heeft op 1 februari 2011 een advies over die voorstellen uitgebracht.

De algemene bespreking ging hoofdzakelijk over het door de Kamer goedgekeurde wetsontwerp, en in het bijzonder over de opportuniteit van de goedgekeurde regeling.

Voor economische overheidsbedrijven geldt dat ten minste een derde van de leden van de raad van bestuur die worden aangewezen door de Belgische Staat, van een ander geslacht is. Er wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. Indien hieraan niet wordt voldaan, moet de eerstvolgende benoemde bestuurder van het ander geslacht zijn. Zo niet, is de benoeming nietig.

Vennootschappen waarvan de effecten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt, moeten in hun jaarverslag een verklaring opnemen inzake de ondernomen inspanningen op het vlak van de genderdiversiteit in de raad van bestuur (één derde).

Voor de nationale loterij wordt in een zelfde regeling voorzien als voor de economische overheidsbedrijven.

Als sanctie voor de niet-naleving van de verplichting voorziet het ontwerp in de schorsing van elk financieel voordeel voor alle bestuurders tot de raden conform de wet zijn samengesteld.

Er wordt voorzien in een evaluatie van de wet door de wetgevende Kamers, twaalf jaar na de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad.

Tijdens de algemene bespreking hebben de fracties uitvoerig gedebatteerd. Sommigen wezen op de noodzaak van een optreden van de wetgever en op de gehanteerde methode.

De zeven ingediende amendementen werden verworpen.

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 tegen 5 stemmen bij 2 onthoudingen.

Mme Liesbeth Homans (N-VA). – La N-VA s’est toujours opposée à cette loi. Nous sommes en effet convaincus que les quotas ne sont pas du tout favorables aux femmes, au contraire, même si nous sommes bien entendu en faveur de l’ascension d’un maximum de femmes aux fonctions dirigeantes. Ayant une vision différente de celle des hommes, les femmes apportent aux conseils d’administration une valeur ajoutée et une approche innovante. Croyez-vous cependant que les dirigeants d’entreprises n’en sont pas conscients ? Pensez-vous qu’ils veulent coûte que coûte s’accrocher à leur petit cercle d’hommes dans les conseils d’administration ? Pensez-vous que les dirigeants d’entreprises ne voient pas la plus-value que représentent les femmes et que les entreprises ne font pas d’efforts pour faciliter leur ascension ? Moi aussi je trouve que tout cela pourrait aller un peu plus vite mais avez-vous quelque peu réfléchi à l’impact négatif potentiel de cette loi sur l’économie ? Cela ne tient bien entendu pas aux femmes qui seraient nommées mais aux réactions du monde économique face à l’immixtion de l’État. Je ne suis absolument pas convaincu que cette loi soit profitable au climat d’investissement dans notre pays.

Pendant l’examen de cette loi à la Chambre, nous avons essayé d’amener d’autres partis à la raison mais ils n’ont malheureusement rien voulu entendre. Les partis politiques imposent à présent aux entreprises privées des obligations qu’eux-mêmes ne peuvent respecter. Ironie du sort, l’État ne parvient pas lui-même à donner le bon exemple dans les entreprises publiques économiques ou dans les entreprises à participation publique. Prenons le cas des représentants politiques dans les conseils d’administration de deux sociétés : celui de Belgocontrol compte dix membres : dix hommes. On ne parvient apparemment pas à y nommer 33% de femmes. Chez Dexia, Jean-Luc Dehaene est membre du conseil d’administration et en même temps membre d’un parti qui compte parmi les plus grands défenseurs de cette loi. Or, dans ce conseil d’administration, une seule femme a été nommée par les partis politiques. Pour le reste, on retrouve toujours les mêmes hommes : Patrick Janssens, Marc Justaert, Luc Martens, Tony Van Parys, etc. Si l’on trouve une seule femme prête à le faire, elle est contrainte d’assister à chaque conseil d’administration. Or vous allez maintenant dire aux entreprises privées comment elles doivent s’organiser. Je trouve cela fort, contradictoire et ironique. Malgré les commentaires accablants du monde des entreprises, y compris des femmes, et pire, malgré l’avis accablant du Conseil d’État, vous continuez à vous cramponner à cette loi. La petite modification apportée ne répond absolument pas à la critique du Conseil d’État.

Bref, mes collègues du PS, du sp.a, du cdH, du CD&V, de Groen! et d’Ecolo se trompent mais comme nous voulons être constructifs, je vais leur tendre la main et leur faire une proposition car une loi aussi radicale que celle-ci doit obtenir une assise politique la plus large possible.

Nous ne voulons pas user de manœuvres dilatoires mais seulement jouer sur le contenu. Si j’avais voulu retarder le vote, j’aurais fait suspendre la séance et déposé mes amendements ici. Or tout le monde a reçu et pu lire nos amendements. Sont-ils réellement insurmontables ? Nous estimons que les entreprises publiques doivent donner l’exemple. Nous sommes donc en faveur des quotas dans les entreprises publiques mais ne nous mêlons pas des entreprises privées ! Dans nos amendements, nous avons supprimé toute référence aux entreprises privées. Si le Sénat adopte nos amendements, cette loi instaurera des quotas pour les entreprises publiques économiques mais qu’on laisse les entreprises privées tranquilles ! Si le Sénat veut malgré tout poursuivre l’adoption de cette loi hypocrite, qu’il continue, mais ce sera sans nous.

Mevrouw Liesbeth Homans (N-VA). – N-VA heeft zich altijd verzet tegen deze wet. We zijn er immers van overtuigd dat quota absoluut niet in het voordeel zijn van vrouwen, integendeel. We zijn uiteraard voor een zo groot mogelijke doorstroming van vrouwen naar topfuncties, laat dat duidelijk zijn. Vrouwen hebben een andere kijk op zaken dan mannen en ze zijn inderdaad een verfrissende meerwaarde voor de raden van bestuur, maar vergis u niet: denkt u dat bedrijfsleiders dat zelf ook niet beseffen? Denkt u dat ze koste wat het kost willen vasthouden aan het mannenwereldje van de raden van bestuur? Denkt u dat bedrijfsleiders de meerwaarde van vrouwen niet inzien en dat bedrijven geen inspanningen doen om vrouwen makkelijker te laten doorstromen? Ik ben het met u eens dat het allemaal iets sneller zou kunnen gaan, maar hebt u er wel bij stilgestaan wat de negatieve effecten van deze wet zouden kunnen zijn op de bedrijfswereld? Dat ligt natuurlijk niet aan de vrouwen die daar benoemd zouden worden, maar wel aan de reacties van de bedrijfswereld op de bemoeienis van de overheid. Ik ben er absoluut niet van overtuigd dat deze wet bevorderlijk is voor het investeringsklimaat in ons land.

Tijdens de behandeling van deze wet in de Kamer hebben we geprobeerd de andere partijen tot redelijkheid te brengen, maar daar hadden ze jammer genoeg geen oren naar. De politieke partijen leggen nu zaken op aan privébedrijven die ze zelf niet kunnen waarmaken. Ironisch genoeg slaagt de overheid er zelf niet in om in de economische overheidsbedrijven of in de bedrijven waarin de overheid participeert het goede voorbeeld te geven. Neem nu de politieke afvaardigingen in de raden van bestuur van die vennootschappen of overheidsbedrijven. Ik beperk me tot twee voorbeelden. In de raad van bestuur van Belgocontrol zitten tien leden: tien mannen. Men slaagt er blijkbaar niet in om daar 33% vrouwen in te benoemen. In de raad van bestuur van Dexia zwaait Jean-Luc Dehaene de plak, die tevens eminent lid is van één van de grootste pleitbezorgers van deze wet. Welnu, in die raad van bestuur is welgeteld één vrouw benoemd door de politieke partijen. Ofschoon ze daar wel degelijk iets in de pap te brokken heeft, slaagt de politiek er niet in om daar meer dan één vrouw in te benoemen. Voor de rest komen steeds dezelfde mannen terug: Patrick Janssens, Marc Justaert, Luc Martens, Tony Van Parys, enz. Als er dan eens één vrouw bereid gevonden wordt om het te doen, moet ze opdraven in elke raad van bestuur. En nu gaat u voorschrijven hoe de privébedrijven zich moeten organiseren. Dat is kras, tegenstrijdig en ironisch. Ondanks de vernietigende commentaren uit de bedrijfswereld, ook vanwege de vrouwen zelf, zoals mag blijken uit talrijke opiniebijdragen in de kranten, en erger nog, ondanks het vernietigende advies van de Raad van State, blijft u vasthouden aan deze wet. De kleine aanpassing die is gebeurd, komt absoluut niet tegemoet aan de kritiek van de Raad van State.

Kortom, collega’s van de PS, van de sp.a, van cdH, van CD&V, van Groen! en van Ecolo, u vergist zich! Maar, u kent ons, we willen constructief zijn en ik ga u een voorstel doen. We zijn er allen van overtuigd dat het goed is dat een ingrijpende wet als deze een zo breed mogelijk politiek draagvlak heeft. We reiken u de hand en willen bijdragen aan dat brede draagvlak.

We willen geen vertragingsmanoeuvres. We willen zuiver op de inhoud spelen. Als ik de zaak had willen vertragen, had ik de zitting kunnen laten schorsen en had ik mijn amendementen in de vergadering ingediend. Nu heeft iedereen onze amendementen gekregen en kunnen nalezen. Zijn onze amendementen nu echt onoverkomelijk? Wij willen meegaan in de redenering dat de overheidsbedrijven een voorbeeldfunctie moeten krijgen. Wij willen dus akkoord gaan met de quota voor overheidsbedrijven. Maar laat ons afblijven van de privébedrijven. Wij hebben in onze amendementen alle artikelen geschrapt die betrekking hebben op de privébedrijven. Als de Senaat onze amendementen goedkeurt, is er een wet met quota voor de economische overheidsbedrijven, maar laten we de privésector met rust. Indien de Senaat toch wil doorgaan met de goedkeuring van deze hypocriete wet, dan moet hij zijn gang gaan, maar niet in onze naam.

Mme Fabienne Winckel (PS). – Quelques chiffres valent parfois mieux qu’un long discours.

Certes, la place des femmes dans le monde du travail a heureusement évolué ces dernières années. Plus nombreuses qu’auparavant et, en général, plus diplômées que leurs homologues masculins, les femmes constituent 53% de la population estudiantine de l’enseignement supérieur. Toutefois, en 2008, on dénombrait moins de 7% de femmes dans les conseils d’administration des entreprises cotées en bourse, 29% en comptaient une seule et 62% aucune.

Par ailleurs, certaines études, dont une particulièrement intéressante publiée par McKinsey – que l’on ne peut suspecter de gauchisme –, montrent que les entreprises ayant une plus grande proportion de femmes dans leurs comités de direction sont aussi celles qui sont les plus performantes.

Pour l’anecdote, il a été observé que les entreprises ayant trois femmes ou plus dans les équipes de direction sont mieux notées en ce qui concerne l’excellence opérationnelle, la rentabilité sur fonds propres et le résultat d’exploitation !

Plus sérieusement – et ce chiffre devrait rassurer les parlementaires sensibles à la menace éventuelle de délocalisation si le projet de loi était adopté – en cas de quotas de 30% de femmes dans les conseils d’administration des entreprises cotées, on aurait besoin, selon les premières estimations, de 100 à 150 femmes dans les trois ans à venir pour siéger dans ces conseils. Risque-t-on de manquer de main-d’œuvre compétente ?

Enfin, ce projet de loi s’inscrit également dans le cadre d’un combat progressiste en faveur de la réduction de l’écart salarial entre les hommes et les femmes qui est toujours d’actualité. En effet, en 2011 encore, une travailleuse gagne 10% de moins de l’heure qu’un travailleur. C’est aussi une réalité.

Mevrouw Fabienne Winckel (PS). – De cijfers zijn veelzeggend.

De positie van de vrouw in de economie is de jongste jaren gelukkig veranderd. Er zijn meer vrouwen die studeren dan vroeger, ze behalen meestal hogere diploma’s dan hun mannelijke collega’s en ze zijn goed voor 53% van de studenten in het hoger onderwijs. Maar in 2008 werden er minder dan 7% vrouwen geteld in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven, in 29% van die raden zat maar één vrouw, en in 62% ervan geen enkele.

Uit sommige studies, waaronder één bijzonder interessante van McKinsey, die we niet van links radicalisme kunnen verdenken, blijkt dat bedrijven met meer vrouwen in hun directiecomités ook de beste resultaten behalen.

Het is interessant vast te stellen dat bedrijven met drie of meer vrouwen in het leidinggevend team beter scoren qua operationele doelmatigheid, rendabeler zijn en betere exploitatieresultaten behalen!

Alle gekheid op een stokje, en om de parlementsleden gerust te stellen die vrezen dat de goedkeuring van deze wet een bedrijvenvlucht zal veroorzaken, zouden we, indien er een quotum van 30% vrouwelijke leden in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven wordt ingevoerd, volgens de eerste schattingen tijdens de drie eerstkomende jaren 100 tot 150 vrouwen nodig hebben om in die raden zitting te nemen. Denkt u dat we ze niet zullen vinden?

Dit wetsontwerp past ook in de strijd om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen. Die is nog altijd actueel. In 2011 verdient een arbeidster nog steeds 10% minder dan een arbeider. Ook dat is de realiteit.

M. Richard Miller (MR). – La proposition de loi dont nous débattons visant à garantir la présence des femmes dans les instances délibératives des entreprises publiques autonomes et des sociétés cotées ne concerne pas seulement des dispositions concrètes, elle touche également à des principes.

Durant les travaux en commission, nous avons exprimé le point de vue de notre groupe. M. Bellot et moi-même avons déposé des amendements et nous les avons défendus. M. Bellot a également déposé des amendements avec M. De Croo. Tous ces éléments sont repris dans l’excellent rapport présenté par nos collègues.

Je tiens néanmoins à répéter les principaux points d’analyse qui ont déterminé notre vote.

Dès lors que des principes fondateurs de notre société sont concernés, on ne peut se satisfaire, d’un côté, d’une réponse rapide ni, de l’autre, d’une interprétation manichéenne. Autrement dit, il n’y a pas, d’un côté, les défenseurs des droits des femmes et, de l’autre, les « machos un peu coincés du cerveau ». C’est ce qui a été dit en commission. Ce n’est pas de cette manière que les choses se passent.

Nous avons montré à plusieurs reprises à quel point nous sommes d’ardents défenseurs de l’égalité des droits de l’homme et de la femme. Mais le texte proposé, qui tend à rassembler les sociétés publiques et les sociétés privées sous une même coupole impérative, sous une même réglementation, est une véritable attaque contre les droits privés. Le groupe MR estime qu’il est juridiquement critiquable, qu’il ne tiendra probablement pas la route et qu’il est en outre préjudiciable aux intérêts économiques de notre pays, de notre région et des entreprises de la région wallonne à laquelle je suis particulièrement attentif. En commission, le groupe MR a exprimé un vote d’abstention et il pourrait le maintenir mais nous allons d’abord voir comment sera évalué l’amendement tendant à supprimer toute atteinte à l’entreprise privée déposé par le groupe N-VA, amendement que nous soutenons.

De heer Richard Miller (MR). – Het voorliggende wetsvoorstel ter bevordering van de aanwezigheid van vrouwen in de besluitvormingsorganen van autonome overheidsbedrijven en van beursgenoteerde bedrijven gaat niet alleen over concrete bepalingen, maar ook over principes.

Tijdens de behandeling in de commissie hebben we het standpunt van onze fractie uiteengezet. De heer Bellot en ikzelf hebben amendementen ingediend en verdedigd. De heer Bellot heeft ook amendementen ingediend samen met de heer De Croo. Al die elementen zijn opgenomen in het uitstekende verslag van onze collega’s.

Niettemin wil ik hier nog even de voornaamste punten van analyse overlopen die ons stemgedrag hebben bepaald.

Als het over fundamentele beginselen van onze samenleving gaat, kan men niet volstaan met een al te eenvoudig antwoord, en evenmin met een dualistische opvatting van goed en kwaad. Anders gezegd, het is niet zo dat men aan de ene kant de verdedigers heeft van de rechten van vrouwen en aan de andere kant de ‘verstokte macho’s’, zoals ze in de commissie werden genoemd. Zo gaat dat niet in zijn werk.

We zijn al vaker resoluut opgekomen voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Maar de voorliggende tekst, die overheidsbedrijven en privébedrijven onder één hoed wil vangen met eenzelfde reglementering, is een echte aanslag op delen van het privaatrecht. De MR-fractie vindt hem juridisch aanvechtbaar en betwijfelt of hij overeind zal blijven. Deze tekst is in strijd met de economische belangen van ons land, van ons gewest en van de Waalse bedrijven. In de commissie heeft de MR-fractie zich onthouden en dat zou zo kunnen blijven, maar we zullen eerst zien wat er zal gebeuren met het door de N-VA ingediende amendement, dat ertoe strekt elke aantasting van het privaat ondernemerschap uit te sluiten. Wij steunen dat amendement.

Mme Güler Turan (sp.a). – Je n’ai pas préparé de texte parce que je pensais que le Sénat voterait cette proposition à l’unanimité.

Augmenter le nombre de femmes au sein des conseils d’administration constitue une amélioration. Je ne dois pas en convaincre Mme Homans. Elle l’a dit elle-même : plus la diversité des décideurs est grande, plus le consensus social est important.

Les partis parlent à tort et à travers du principe d’égalité entre hommes et femmes. Une occasion exceptionnelle nous est à présent offerte de montrer pourquoi il doit y avoir égalité entre hommes et femmes. Nous aurions même pu aller plus loin et prévoir, au lieu d’un tiers du conseil d’administration, la moitié. Nous avons néanmoins fait un pas dans la bonne direction. C’est pourquoi nous voterons ce projet de loi avec grande conviction.

D’aucuns estiment que c’est un affront aux femmes, que les femmes qualifiées n’ont pas besoin de telles mesures. Ce n’est pas le cas ; une femme qualifiée connaît ses capacités.

Les pouvoirs publics se sont d’ailleurs déjà immiscés à plusieurs reprises dans la vie des entreprises privées. En 2002, lorsque la fonction d’administrateur indépendant a été instaurée, personne n’a invoqué la liberté d’entreprise. Quand nous estimons aujourd’hui qu’un tiers des membres du conseil d’administration doit être constitué de femmes, la liberté d’entreprise devient subitement de nouveau une priorité importante.

Nous sommes d’accord avec les remarques formulées par Mme Homans en ce qui concerne les entreprises publiques. C’est pourquoi une proposition a été introduite visant à l’instauration immédiate de quotas dans les entreprises publiques.

Dans les entreprises privées et les grandes entreprises cotées en bourse, les quotas ne seront toutefois pas imposés avant 5, 6 ou 7 exercices. Les sociétés dont Mme Homans se préoccupe ont encore suffisamment de temps pour les appliquer. En commission, il est apparu que les entreprises s’y étaient d’ailleurs déjà attelées. Les conseils d’administration comptent déjà des femmes. Dès lors, où est le problème ?

Je suis persuadée qu’une femme se sent humiliée lorsqu’elle apprend que, malgré le fait qu’elle peut prouver qu’elle est meilleure que les hommes, les femmes ne représentent que 8,5% des membres des conseils d’administration des entreprises du BEL20. Nous devons y remédier aujourd’hui.

Nous avons déjà instauré des quotas au niveau politique.

Cela a permis que 39% des députés et 42,5% des sénateurs soient des femmes. Les adversaires du projet de loi pensent-ils que cette réglementation a conduit à un plus mauvais fonctionnement du parlement ?

Je suis convaincue que le projet de loi sera approuvé à l’unanimité. (Applaudissements)

Mevrouw Güler Turan (sp.a). – Ik heb geen tekst voorbereid, omdat ik dacht dat de Senaat dit voorstel eenparig zou goedkeuren.

Dat meer vrouwen in raden van bestuur een verbetering betekent, daarvan moet ik mevrouw Homans niet overtuigen. Zij heeft zelf gezegd: hoe groter de diversiteit van de beslissingnemers, hoe groter het draagvlak van de beslissing.

Het principe van gelijkheid tussen man en vrouw wordt door de partijen te gepasten en te ongepasten tijde in de mond genomen. We krijgen nu een uitzonderlijke gelegenheid om te tonen waarom er gelijkheid tussen man en vrouw moet zijn. We hadden zelfs verder kunnen gaan. We hebben het vandaag over een derde van de raad van bestuur en niet over de helft. Het is niettemin een stap in de goede richting. Met zeer veel overtuiging zullen we dan ook het wetsontwerp goedkeuren.

Sommigen zeggen dat dit een belediging is voor de vrouwen, dat gekwalificeerde vrouwen dergelijke maatregelen niet nodig hebben. Dit is helemaal geen belediging en een gekwalificeerde vrouw weet wat haar capaciteiten zijn.

De overheid heeft zich overigens al verschillende keren in privébedrijven gemengd. In 2002, toen de onafhankelijke bestuurder werd ingevoerd, heeft niemand geschermd met de vrijheid van ondernemen. Als we nu vandaag vinden dat een derde van de leden van de raad van bestuur vrouwen moeten zijn, is vrijheid van ondernemen plots wel een belangrijke prioriteit.

Wij zijn het eens met de opmerkingen van mevrouw Homans over de overheidsbedrijven. Daarom werd een voorstel ingediend dat strekt tot de onmiddellijke invoering van quota in overheidsbedrijven.

Wat de privébedrijven en de grote beursgenoteerde bedrijven betreft, zijn de quota echter nog niet voor morgen, maar voor over 5, 6 of 7 boekjaren. De vennootschappen waarover mevrouw Homans zich zorgen maakt, hebben nog voldoende tijd om de quota in te voeren. In de commissie is gebleken dat de ondernemingen er overigens al mee bezig zijn. Er zijn al vrouwen in de raad van bestuur. Waar is het probleem dan?

Ik ben ervan overtuigd dat een vrouw zich vernederd voelt als ze verneemt dat, ondanks het feit dat zij kan bewijzen dat zij beter is dan de mannen, er vandaag slechts 8,5% van de leden van de raad van bestuur van de BEL20-bedrijven vrouwen zijn. Daaraan moeten we vandaag werken.

We hebben al quota ingevoerd in de politiek.

Dat heeft ervoor gezorgd dat 39% van de kamerleden en 42,5% van de senatoren vrouwen zijn. Menen de tegenstanders van het wetsontwerp dat die regeling heeft geleid tot een slechtere werking van het parlement?

Ik ben ervan overtuigd dat het wetsontwerp unaniem zal worden goedgekeurd. (Applaus)

Mme Liesbeth Homans (N-VA). – Mme Turan prétend-elle qu’aucune femme parlementaire ne siégerait dans cette assemblée s’il n’y avait pas de quota obligatoire pour les listes électorales ?

Mevrouw Liesbeth Homans (N-VA). – Beweert collega Turan nu dat geen enkele van de vrouwelijke parlementsleden hier zou zitten mochten er geen verplichte quota voor de kieslijsten bestaan?

Mme Güler Turan (sp.a). – Certainement pas. Je voulais attirer l’attention sur le fait que grâce à cette législation, la représentation des femmes dans les deux assemblées avait augmenté en neuf ans.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). – Uiteraard niet. Ik wilde er op wijzen dat de vertegenwoordiging van vrouwen in beide parlementaire assemblees dankzij die wetgeving op negen jaar is toegenomen.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Moi aussi je pensais renvoyer à l’effet de l’imposition d’un quota dans la représentation politique des femmes et des hommes dans notre pays.

Pippa Norris, professeure à Harvard, a comparé les données quantifiées de la représentation politique des femmes et des hommes dans le monde selon plusieurs paramètres. Elle a constaté qu’une meilleure représentation des femmes n’était pas liée au produit national brut ni à leur niveau d’étude pas plus qu’à leur part sur le marché du travail. Le seul lien qu’elle a trouvé est la modification de la loi électorale en vue d’établir un meilleur équilibre dans la représentation des femmes et des hommes dans le système électoral. Sur le site de l’Union interparlementaire, on peut consulter de très nombreuses études sur ce thème.

Pourquoi le monde politique serait-il différent des autres domaines où se prennent les décisions et où les femmes sont largement absentes ? Les données sur les femmes qui exercent des fonctions dirigeantes dans les comités de direction et les conseils d’administration des entreprises publiques, des universités, des hôpitaux, des centres culturels, etc., ne sont pas bonnes.

Elles sont encore moins bonnes dans le monde économique. Avec environ huit pour cent de femmes dans les conseils d’administration des grosses entreprises cotées en bourse, notre pays se classe mal en comparaison avec d’autres pays européens. Tous les calculs montrent qu’il faudra au mieux encore soixante ans avant d’atteindre l’équilibre. Je pense dès lors que ces entreprises privées ont besoin d’un petit coup de pouce pour atteindre cet équilibre dans un délai raisonnable. Les femmes ne sont pas moins compétentes. Il n’est pas vrai qu’elles ne veulent pas de positions dirigeantes. Je crois encore moins que l’on ne puisse pas trouver de femmes pour ces positions. Ce ne sont que des arguments spécieux. Les femmes terminent massivement des études universitaires. Depuis des années, il y a davantage de femmes que d’hommes qui possèdent un diplôme supérieur. Le fait qu’elles n’accèdent pas aux fonctions dirigeantes doit être attribué à ce qu’elles se heurtent à un plafond de verre ; il doit être brisé.

Les entreprises et leurs conseils d’administration devraient être le reflet de la société. Nous ne pouvons parler d’égalité entre les hommes et les femmes tant que les femmes restent sous-représentées dans les plus hautes fonctions.

Je suis convaincue que personne ici ne doute de la valeur ajoutée d’un conseil d’administration où siègent des hommes et des femmes. De nombreuses études montrent également que l’auto-régulation, les codes, les chartes, etc. ne comportent pas assez d’obligations et ne donnent de résultats que trop lentement. Dans le Livre vert « Le cadre de la gouvernance d’entreprise dans l’UE » du 5 avril 2011, la Commission européenne se pose sérieusement la question de la qualité de l’information donnée dans les rapports annuels en absence de règles d’un code de gouvernement d’entreprise.

L’imposition de quotas est l’unique manière d’accélérer l’élimination du plafond de verre. La proposition de loi qui nous est soumise a été longuement étudiée et discutée à la Chambre. On a tenu compte des arguments du monde économique et de l’avis du Conseil d’État.

L’autorité publique doit montrer l’exemple. Pour toutes les entreprises publiques, l’obligation légale est entrée en vigueur l’an dernier. Les entreprises cotées en bourse ont cinq ans pour s’adapter. Il a également été tenu compte des caractères spécifiques des entreprises dont le capital n’est coté en bourse que pour moins de cinquante pour cent. Pour celles-ci un temps d’adaptation plus long est prévu. Lors de cette période transitoire, les entreprises doivent expliquer chaque année les efforts qu’elles ont faits. Pour ces raisons, nous n’adopterons pas les amendements.

Pour l’argumentation juridique complète, je vous renvoie au rapport des auditions de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat où j’ai développé ces points en détail.

Les auteurs et les partisans de cette proposition de loi sont conscients que la sous-représentation des femmes ne peut être éliminée par la seule imposition d’un quota. Des mesures de soutien et une politique pro-active sont également indispensables. L’attention à l’équilibre entre la vie privée et le travail, l’appui aux réseaux de femmes, mais aussi l’attention au « salaire égal pour un travail égal » sont quelques exemples de mesures auxquelles nous devons travailler aussi vite que possible. Je m’engagerai volontiers pour toutes les propositions sur ces sujets.

Une chance historique se présente aujourd’hui au Sénat. Si l’obtention d’un siège au conseil d’administration ne dépendait plus que de la compétence, il y aurait depuis longtemps la parité. Les femmes ne doivent avoir aucun complexe sur l’instauration d’un quota, les hommes ne doivent pas se sentir vexés à notre place. C’est un moyen légitime pour réaliser ce qui ne se fait pas naturellement.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ook ik dacht te verwijzen naar het effect van de verplichte quota op de politieke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in ons land.

Harvardprofessor Pippa Norris heeft de wereldwijde cijfersgegevens van de politieke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen met allerlei parameters vergeleken. Ze stelde vast dat een betere vertegenwoordiging van vrouwen niet gelinkt kan worden aan het bruto nationaal product, niet aan hun scholingsgraad, en ook niet aan hun deelname aan de arbeidsmarkt. Het enige verband dat ze vond was de link met een wijziging van de kieswetgeving met het oog op een meer evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen binnen het kiesstelsel. Op de website van de IPU kunnen zeer veel wetenschappelijke studies over het thema worden geraadpleegd.

Waarom zou het in de politiek anders zijn dan in de andere besluitvormingsdomeinen, waar vrouwen massaal ontbreken? De cijfers van vrouwen op topfuncties in directiecomités en raden van bestuur van overheidsbedrijven, universiteiten, ziekenhuizen, culturele centra enzovoort zijn niet goed.

Ze zijn evenmin goed in de economische wereld. Met gemiddeld 8% vrouwen in bestuursraden van grote beursgenoteerde bedrijven scoort ons land beroerd in vergelijking met andere Europese landen. Alle berekeningen geven aan dat het nog zestig jaar zal duren eer een evenwicht wordt bereikt. Ik meen dan ook dat privébedrijven wel een duwtje in de rug nodig hebben om binnen een redelijke termijn een evenwicht te bereiken.

Vrouwen zijn niet minder competent. Het klopt ook niet dat vrouwen niet willen. Ik geloof evenmin dat geen vrouwen kunnen worden gevonden. Dat zijn allemaal drogredenen. Vrouwen studeren massaal af aan universiteiten. Er zijn al jaren meer vrouwen met een hoger diploma dan mannen. Het feit dat ze niet doorgroeien naar topfuncties is te wijten aan het feit dat ze op een glazen plafond botsen, dat moet worden doorbroken.

Bedrijven en hun raden van bestuur zouden een weerspiegeling moeten zijn van de samenleving. We kunnen niet uitgaan van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen als vrouwen in de belangrijkste functies ondervertegenwoordigd blijven.

Ik ben ervan overtuigd dat niemand hier vandaag twijfelt aan de meerwaarde van een genderdiverse raad van bestuur. Talrijke studies hebben die meerwaarde al aangetoond. Die studies tonen ook aan dat zelfregulering, codes, charters enzovoort te vrijblijvend zijn en te traag resultaat boeken. In het Groenboek Corporate Governance van 5 april 2011 stelt de Europese Commissie zich ernstige vragen bij de kwaliteit van de informatie die gegeven wordt in de jaarverslagen bij afwijking van de regels van een Corporate Governance-code.

Quota zijn de enige manier om het glazen plafond versneld te doorbreken. In de Kamer werd het voorliggende wetsvoorstel grondig onderzocht en besproken. Er werd rekening gehouden met de argumenten van het bedrijfsleven en het advies van de Raad van State.

De overheid moet het goede voorbeeld geven. Voor alle overheidsbedrijven treedt de wettelijke verplichting volgend jaar al in werking. De beursgenoteerde ondernemingen krijgen vijf jaar om zich aan te passen. Er wordt ook rekening gehouden met de specifieke kenmerken van ondernemingen die voor minder dan 50% beursgenoteerd zijn. Voor hen is er in een langere overgangstermijn voorzien. Tijdens die overgangsperiode moeten de bedrijven jaarlijks hun inspanningen op dit vlak toelichten. Om deze redenen zullen we de amendementen niet goedkeuren.

Voor de volledige juridische argumentatie verwijs ik naar het verslag van de hoorzitting in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden van de Senaat, waar ik uitvoerig op deze punten ben ingegaan.

De indieners en voorstanders van dit wetsvoorstel zijn zich ervan bewust dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen niet kan worden opgelost door quota alleen. Ondersteunende maatregelen en een proactief beleid zijn even hard nodig. Aandacht voor het evenwicht tussen werk en privéleven, het ondersteunen van netwerken van vrouwen, evenals aandacht voor gelijk loon voor gelijk werk zijn maar enkele voorbeelden van maatregelen waar we zo snel mogelijk werk moeten van maken. Ik ga dan ook graag in op alle voorstellen dienaangaande.

De Senaat krijgt vandaag een historische kans. Als het verkrijgen van een plaats in een raad van bestuur alleen van competentie zou afhangen, zou er al lang pariteit zijn. Vrouwen moeten geen complexen hebben bij quota noch moeten mannen zich beledigd voelen in onze plaats. Het is een legitiem middel om te realiseren wat op natuurlijke wijze niet gebeurt.

Mme Marie Arena (PS), corapporteuse. – Mon intervention sera très brève.

Le débat mené en commission fut extrêmement intéressant. Certains groupes semblaient prôner la patience, estimant qu’il fallait attendre l’arrivée progressive des femmes dans les organes. D’autres considéraient toutefois que la patience avait ses limites.

Des chiffres ont été cités. Les statistiques universitaires révèlent un nombre plus élevé de diplômées que de diplômés. Quand j’entends des hommes se plaindre du manque de candidates pour ces mandats dans les conseils d’administration, j’ai envie de leur conseiller de procéder comme ils le font habituellement, puisqu’ils n’ont généralement aucun mal à en trouver, des femmes ! Cherchez-les. Vous les trouverez certainement ! (Sourires.)

Je disais voici un moment que la patience avait ses limites. Depuis trois législatures, le groupe PS dépose des propositions qui n’aboutissent pas. Puisque nous avons, aujourd’hui, la possibilité d’avancer, saisissons cette occasion.

La semaine dernière, nous avons débattu de la taxe sur les transactions financières. Voici quelques années, certains pensaient qu’une telle mesure était impossible. J’aurais aimé que le MR change aussi d’avis en ce qui concerne le sujet qui nous occupe aujourd’hui. Malheureusement, messieurs, vous êtes plus rapides pour ce qui est des finances ! C’est dommage, mais nous parviendrons certainement, un jour, à vous convaincre en ce qui concerne les femmes…

Enfin, le principe d’une hiérarchie dans les droits m’a particulièrement interpellée. Pour vous, la liberté d’association – donc la liberté d’entreprendre et la liberté économique – est plus importante que le droit à l’égalité des sexes. Je ne suis pas d’accord : ce droit d’égalité est supérieur à la liberté d’association. C’est la raison pour laquelle nous soutiendrons ce texte sans réserve.

Mevrouw Marie Arena (PS), corapporteur. – Ik zal het zeer kort houden.

We hebben een zeer interessant debat meegemaakt in de commissie. Sommige fracties bepleitten een geduldig wachten op het geleidelijk doodringen van vrouwen tot in de bestuursorganen. Anderen vonden dat men al genoeg geduld heeft gehad.

Er zijn hier al cijfers genoemd. Uit de statistieken van de universiteiten blijkt dat meer vrouwen afstuderen dan mannen. Als ik mannen hoor klagen over het gebrek aan kandidates voor de mandaten in de raden van bestuur, heb ik zin om hen aan te raden ze op dezelfde manier te gaan zoeken als ze gewoonlijk doen: wie zoekt, die vindt! (Men glimlacht.)

We hebben inderdaad al veel geduld gehad: tijdens de drie voorbije regeerperiodes heeft de PS hierover wetsvoorstellen ingediend die niet werden aangenomen. Nu we er te kans toe hebben, moeten we ze grijpen.

Vorige week bespraken we de taks op de financiële transacties. Enkele jaren geleden dachten sommigen ook nog dat zoiets helemaal niet mogelijk was. Ik wou dat de MR ook over het onderwerp van vandaag van gedachten zou veranderen. Helaas, heren, bent u sneller te overhalen als het over financiën gaat! Dat is spijtig, maar ooit zullen we u wellicht ook tot andere gedachten kunnen brengen wat de vrouwen betreft …

Ik werd bijzonder heeft getroffen door de gehanteerde hiërarchie van rechten en vrijheden. U vindt dat de vrijheid van vereniging belangrijker is dan de gelijkheid van mannen en vrouwen. Welnu, daar ben ik het niet mee eens: het gelijkheidsbeginsel heeft voorrang op de vrijheid van vereniging. Daarom zullen wij deze tekst zonder enig voorbehoud steunen.

M. Bart Tommelein (Open Vld). – La sous-représentation des femmes dans les organes de décision et aux fonctions dirigeantes est une réalité. Alors que les femmes en Belgique représentent la moitié de la population active, que dans beaucoup de filières, plus de la moitié des diplômés sont des femmes, et que le nombre de femmes qualifiées sur le marché du travail est élevé, seul un petit pourcentage de femmes se retrouve dans les organes de décision des entreprises. Tout le monde s’accorde à dire que la diversité des genres est rentable. Un meilleur équilibre entre hommes et femmes aux postes dirigeants fait que les entreprises engrangent de meilleurs résultats, y compris sur le plan financier. Si l’Open Vld se range derrière l’objectif du projet de loi, les quotas ne sont pas pour nous l’instrument adéquat pour le réaliser. La diversité des genres est indispensable mais il nous est très difficile d’accepter que l’on impose des quotas aux conseils d’administration d’entreprises cotées en bourse et qu’on prenne des sanctions si ces quotas ne sont pas atteints.

Le fait que les entreprises publiques économiques donnent le bon exemple ne nous pose pas le moindre problème. Au contraire, il est bon que ces entreprises garantissent la diversité, encourageant par là l’évolution des comportements en général. L’instauration de quotas dans les sociétés cotées en bourse provoque toutefois beaucoup d’émotion et des positions de principe. L’avis du Conseil d’État était pourtant assez clair. Il dit qu’il ne faut pas, automatiquement et de manière inconditionnelle, accorder la priorité à des candidats uniquement sur la base de leur sexe. Le Conseil estime que les titres et mérites de chaque candidat doivent aussi entrer en ligne de compte et il conseille des clauses d’ouverture à cet effet. Les auteurs du texte de loi n’en ont eu cure.

Il y a d’ailleurs un risque que l’instauration de quotas dans des sociétés cotées en bourse aille à l’encontre de la liberté d’association garantie par la Constitution. Les quotas peuvent en effet mettre en péril le libre choix de l’assemblée générale. D’aucuns évacuent facilement le problème en disant que l’on restreint un droit fondamental pour réaliser cet autre droit fondamental qu’est l’égalité.

Venons-en à la sanction. Dans une version antérieure, il était question d’annuler toutes les décisions du conseil d’administration si le quota prévu n’était pas atteint. On y a renoncé pour ne pas paralyser les entreprises. On propose maintenant de supprimer la rémunération des administrateurs. Cela témoigne aussi d’une absence de sens des réalités. Le conseil d’administration est nommé par l’assemblée générale des actionnaires Ce n’est pas parce qu’une assemblée générale constitue un conseil d’administration qui ne satisfait pas à la règle du tiers qu’il faut sanctionner les membres du conseil d’administration.

Il est particulièrement compliqué d’établir des sanctions en la matière. L’Open Vld est pour le libre choix. Cela n’étonnera personne. Un quota imposé légalement témoigne d’une méfiance par rapport aux entreprises. Celles-ci se sont d’ailleurs déjà engagées sur une base volontaire à évoluer progressivement, sur une période de sept ans, vers une représentation proportionnelle des femmes et des hommes dans les organes de gestion. Incorporer la recommandation de la Commission Corporate Governance dans le code de bonne conduite eût été pour nous suffisant. Le principe comply or explain est un principe très sain. On prétend souvent qu’il ne fonctionne pas. Il est un peu tôt pour le dire étant donné que ce principe n’a obtenu une assise légale que voici un an. Mon groupe est convaincu que nous obtiendrons plus rapidement des résultats par le biais du code et que nous respecterons en même temps la spécificité de chaque entreprise, celle-ci étant d’une importance capitale. Avec le principe de comply or explain, nous ménageons aussi la liberté d’association.

De heer Bart Tommelein (Open Vld). – De ondervertegenwoordiging van vrouwen in beslissingsorganen en topfuncties is een realiteit. Ook al zijn de vrouwen in België goed voor ongeveer de helft van de werkende bevolking, ook al zijn in veel studierichtingen meer dan helft van de afgestudeerden vrouwen, ook al is de instroom van gekwalificeerde vrouwen op de arbeidsmarkt hoog, toch vinden we een veel kleiner percentage vrouwen op de hogere beslissingsniveaus in ondernemingen. Iedereen is het erover eens dat genderdiversiteit loont. Een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen op topniveaus leidt tot financieel beter presterende, succesvolle bedrijven. Open Vld gaat akkoord met de doelstelling van het wetsontwerp, alleen zijn quota voor ons niet het instrument om dat doel te bereiken. Genderdiversiteit is noodzakelijk, maar quota opleggen aan de raden van bestuur van beursgenoteerde ondernemingen en sancties treffen als die quota niet worden gehaald, ligt voor ons zeer moeilijk.

We hebben er absoluut geen probleem mee dat de economische overheidsbedrijven het goede voorbeeld geven. Integendeel, het is positief dat die bedrijven de diversiteit garanderen en zo een stimulans geven om de attitudes in het algemeen te laten evolueren. Het opleggen van quota aan beursgenoteerde bedrijven leidt echter tot veel emotie en zeer principiële standpunten. Nochtans was het advies van de Raad van State vrij duidelijk. De Raad zegt dat niet automatisch en onvoorwaardelijk voorrang mag worden verleend aan kandidaten louter op basis van hun geslacht. De aanspraken en verdiensten van elke kandidaat moeten volgens de raad mee in overweging worden genomen en hij adviseert daartoe openingsclausules. De indieners van de wettekst hebben daar geen oog voor gehad.

Het risico bestaat trouwens ook dat het opleggen van quota aan beursgenoteerde ondernemingen ingaat tegen de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van vereniging. Quota kunnen inderdaad de vrije keuze van de algemene vergadering in het gedrang brengen. Sommigen maken er zich wat gemakkelijk vanaf en zeggen dat één grondrecht wordt ingeperkt om een ander grondrecht, de gelijkheid, te realiseren.

Dan is er de sanctie. In een eerdere versie was er sprake van nietigverklaring van alle beslissingen van de raad van bestuur als het vooropgestelde quotum niet wordt gehaald. Van die sanctie is afgezien omdat ze de werking van een onderneming kon verlammen. Nu stelt men voor de bezoldiging van de bestuurders in te trekken. Ook die sanctie getuigt van wereldvreemdheid. De raad van bestuur wordt aangewezen door de algemene vergadering van de aandeelhouders. Als een algemene vergadering een raad van bestuur samenstelt die niet voldoet aan de eenderderegel, dan moeten de leden van de raad van bestuur daarvoor niet worden gestraft.

Het is alleszins zeer complex om in deze materie sancties te bepalen. Open Vld is voorstander van vrijwilligheid. Dat zal niemand verbazen. Een wettelijk verplicht quotum getuigt van wantrouwen tegenover het bedrijfsleven. Dat bedrijfsleven heeft zich trouwens al vrijwillig geëngageerd om in een periode van zeven jaar geleidelijk te evolueren naar een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in bestuursorganen. De desbetreffende aanbeveling van de Commissie Corporate Governance opnemen in de code deugdelijk bestuur was volgens ons voldoende geweest. Het principe van comply or explain is een zeer gezond principe. Vaak wordt aangevoerd dat het niet werkt. Het is een beetje vroeg om dat te zeggen aangezien het principe nog maar een jaar geleden een wettelijke basis heeft gekregen. Mijn fractie is ervan overtuigd dat we via de code sneller resultaten zullen boeken en tevens de specificiteit van elke onderneming zullen respecteren. Dat laatste is van kapitaal belang. Met het principe van comply or explain gaan we ook voorzichtig om met de vrijheid van vereniging.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Dans un monde idéal, les quotas ne sont naturellement pas nécessaires. C’est un monde sans concurrence, sans convoitise, sans sexisme. Bienvenue en Utopie.

La réalité nous force à constater que, dans la pratique, il y a une ségrégation entre les hommes et les femmes sur le marché du travail. Reste à savoir si une législation stricte résoudra le problème.

J’ai de nombreuses objections fondamentales contre une politique de quotas en faveur des femmes. C’est en premier lieu la énième mise sous tutelle publique paternaliste et un nouveau frein à la libre entreprise. L’argument de la diversité souvent cité ne tient pas debout. La diversité est un concept politiquement correct très vague. Diversité de quoi ? Où la diversité finit-elle ? Ne doit-il pas dès lors y avoir des quotas pour les personnes handicapées, les lesbigays ou peut-être même pour les blondes ? En outre, il est très difficile de déterminer si la diversité représente une plus-value pour les entreprises. Peut-être est-ce même une moins-value ? Un conseil d’administration doit simplement être composé d’administrateurs compétents. Pas plus. Si les entreprises voulaient vraiment des femmes dans leur conseil d’administration, nous ne parlerions pas de quotas car il y a plus qu’assez de femmes capables de remplir toutes les fonctions. La réalité est qu’actuellement, pour toutes les fonctions d’administrateur, on recrute dans un club très restreint de gens qui se connaissent. Jean-Luc Dehaene en est un exemple exubérant. Ce petit club est une assemblée triée sur le volet composée principalement d’hommes, avec les conséquences que l’on sait. Si l’on trouve tellement peu de femmes dans les conseils d’administration, c’est donc plutôt en raison des mécanismes de recrutement en général.

Imposer des quotas de femmes, cela revient à lutter contre les symptômes d’une cause plus profonde qui reste finalement en l’état. Comme dans la lutte médicale contre les symptômes, les plaintes risquent de resurgir et même de s’aggraver. Les femmes qui ont un mandat d’administrateur ou qui l’obtiendront appartiennent à un club tout aussi restreint. Des femmes comme Thatcher ou Merkel en sont des exemples en politique. Ce sont des femmes qui ne souffrent pas de discrimination, dont les talents ne sont pas dépréciés, mais ce ne sont nullement des femmes « pur-sang », elles sont surtout membres du club restreint.

Si l’on veut vraiment endiguer à la base la ségrégation entre les hommes et les femmes, il est plus indiqué dans l’intérêt d’un nombre beaucoup plus élevé de femmes de stopper l’ascenseur de verre. Ce dernier explique le fait qu’en début de carrière, les hommes obtiennent plus vite une promotion que les femmes. De nombreuses femmes très compétentes sont ainsi reléguées au second plan. Cela nuit d’ailleurs également à la vie de famille naissante des hommes en question. Et c’est précisément la famille qui chasse les femmes du marché du travail et les limite dans leur aspiration à des fonctions dirigeantes dans les entreprises. Des mesures d’accompagnement comme l’amélioration des facteurs ambiants pour les carrières des femmes sont actuellement bien plus nécessaires que des quotas de femmes. C’est seulement lorsque les mesures nécessaires auront été prises pour améliorer, à l’avantage des femmes, les facteurs ambiants comme les garderies d’enfants ou les régimes de congé en vue de mieux concilier la vie privée et familiale et la vie professionnelle que l’on pourra éventuellement instaurer des quotas volontaires ou des objectifs chiffrés. Il serait dès lors préférable que la politique de quotas proposée aujourd’hui soit fixée comme objectif et non imposée comme loi.

Pour toutes ces raisons, le groupe du Vlaams Belang soutiendra les amendements de la N-VA mais n’approuvera pas l’ensemble de la proposition.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – In een ideale wereld heb je uiteraard geen quota nodig. Dat is een wereld zonder concurrentiestrijd, zonder hebzucht, zonder seksisme. Welkom in Utopia.

De realiteit dwingt ons ertoe vast te stellen dat er in de praktijk wel een segregatie is tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. De vraag is of een strakke regelgeving het probleem oplost.

Ik heb heel wat principiële bezwaren tegen een quotaregeling voor vrouwen. Allereerst is het de zoveelste paternalistische overheidsbetutteling en een nieuwe rem op het vrije ondernemerschap. Het diversiteitsargument dat dikwijls wordt aangehaald, snijdt geen hout. Diversiteit is een zeer vaag politiek correct begrip. Diversiteit van wat? Waar eindigt diversiteit? Moeten er dan ook geen quota komen voor gehandicapten, voor holebi’s of misschien zelfs voor blondines? Bovendien is het erg moeilijk om te bepalen of diversiteit een meerwaarde betekent voor bedrijven. Misschien betekent het wel een minderwaarde? Een raad van bestuur moet gewoon bestaan uit competente bestuurders. Meer niet. Als bedrijven echt vrouwen in hun bestuur zouden willen, dan zouden we niet van quota spreken, want er zijn meer dan genoeg bekwame vrouwen om alle functies in te vullen. De realiteit is dat voor alle bestuursfuncties momenteel uit een zeer beperkt ons-kent-ons-clubje wordt gerekruteerd. Jean-Luc Dehaene is daar een exuberant voorbeeld van. Het rekruteringsclubje is een select gezelschap dat voornamelijk uit mannen bestaat, met de bekende gevolgen. De oorzaak van het geringe aantal vrouwen in de raden van bestuur dient dus niet te worden gezocht in het vrouw-zijn op zich, maar in de algemene rekruteringsmechanismen van zowel mannen als vrouwen.

Vrouwenquota opleggen is als het bestrijden van symptomen van een dieperliggende oorzaak die uiteindelijk onaangeroerd blijft. Net zoals bij medische symptoombestrijding dreigen de klachten nadien terug te komen en zelfs te verergeren. Vrouwen die een bestuursmandaat bekleden of zullen bekleden, behoren tot een al even beperkt kliekje. Vrouwen als Thatcher of Merkel zijn daarvan voorbeelden in de politiek. Dat zijn vrouwen die geen last hebben van discriminatie of desappreciatie van hun talenten, maar het zijn allerminst vrouwen pur sang, vooral leden van het afgebakende kliekje.

Als men de segregatie tussen mannen en vrouwen op de werkvloer echt wil indijken, is het in het belang van een veel groter aantal vrouwen wenselijker dat men bijvoorbeeld de glazen lift zou tegenhouden. Die duidt op het feit dat mannen aan het begin van hun carrière sneller promotie maken dan vrouwen. Vele zeer bekwame vrouwen worden daardoor achtergesteld. Dat is trouwens ook nefast voor het prille gezinsleven van de mannen in kwestie. En laat het nu juist het gezin zijn dat vrouwen weghoudt van de arbeidsmarkt en ze beperkt in het streven naar topfuncties in bedrijven. Begeleidende maatregelen zoals het verbeteren van de omgevingsfactoren voor vrouwelijke carrières zijn momenteel veel meer nodig dan vrouwenquota. Pas nadat de nodige maatregelen genomen zijn om de omgevingsfactoren, zoals kinderopvang of de verlofstructuren, te verbeteren in het voordeel van vrouwen, zodat ze gezin en werk beter op elkaar kunnen afstemmen, kan eventueel worden overgegaan tot het invoeren van vrijwillige quota of streefcijfers. De quotaregeling die vandaag wordt voorgesteld, zou dan ook beter als doel worden gesteld en niet als wet worden opgelegd.

Om al die redenen zal de fractie van het Vlaams Belang de amendementen van N-VA steunen, maar het globale voorstel niet goedkeuren.

M. Jacky Morael (Ecolo). – Je ne vous assommerai pas de statistiques ; celles-ci ont été abondamment examinées et débattues en commission, tant à la Chambre qu’au Sénat. Elles sont édifiantes, malheureusement.

Certains d’entre nous proposent de ne rien faire, de laisser le cours naturel des choses faire son œuvre. Si tel était le cas, il faudrait au moins un demi-siècle avant qu’une représentation honorable du genre féminin s’impose dans les organes de direction de nos grandes sociétés financières et industrielles.

Constatons d’abord que tous les arguments en faveur de cette option sont vieillots, éculés. Nous les entendons depuis le début des années nonante, lorsque nous avons commencé à débattre des quotas pour les listes électorales communales, provinciales et législatives.

Que nous disait-on à l’époque ? Premièrement, qu’il fallait laisser faire le cours des choses, ce qui revenait à ne rien faire. Deuxièmement, que l’idée des quotas allait à l’encontre du choix libre du citoyen – quelle horreur ! Et troisièmement, que les quotas étaient une insulte à l’intelligence des femmes qui, élues sur cette base, s’exposeraient en permanence aux quolibets et aux insultes. Ces femmes allaient s’entendre dire qu’elles étaient élues non pas grâce à leur intelligence, leurs compétences et leur investissement dans le projet politique mais seulement en raison des incontournables quotas. Des créatures de quotas, en quelque sorte.

Aujourd’hui que ces dispositions sont en vigueur, plus personne ne pense à tenter de s’y soustraire. Il est heureux que les parlements garantissent une juste représentation des femmes et des hommes. Le groupe formé par Groen! et Écolo compte même cinq femmes pour deux hommes – peut-être faudra-t-il un jour réclamer un quota pour les hommes (Sourires) – et j’en suis fier. Viendrait-il encore à l’idée de quiconque, au sein de nos assemblées, d’adresser le moindre quolibet à une femme élue, sous prétexte qu’elle le serait sous l’effet d’un quota ? Évidemment non.

Cet argument n’est pas plus recevable dans le monde politique qu’il ne l’est dans le monde des affaires.

Le texte qui nous est proposé est le point de rencontre de deux débats.

D’abord, celui de la place des femmes dans la société. L’instauration de quotas sur les listes électorales a prouvé qu’ils étaient un moyen d’accélérer le fameux cours des choses, de façon à entrer dans une normalité plus conforme à la diversité de notre humanité, sans que cela pose le moindre problème de respect des uns et des autres ni de compétence, que ce soit dans les assemblées ou dans les gouvernements.

Le deuxième débat, plus récent, touche à la question de la place du législateur par rapport à l’entreprise. Certains préconisent de laisser faire le cours des choses et de s’en remettre à des accords de gentlemen agreement au sein du monde des entreprises, au bon vouloir des administrateurs qui, comme on le sait, se cooptent, d’homme à homme, le plus souvent.

Il faut que le législateur intervienne et légifère pour produire les mêmes effets que ceux qui se sont produits, avec les bénéfices que l’on sait, dans le monde politique.

En fait, la question est simple : qui fait œuvre de civilisation dans notre société ? Le secteur privé ? Non, bien sûr. Son rôle est de faire des affaires et du profit. C’est le législateur élu qui fait œuvre de civilisation.

Ce rôle nous appartient. N’attendons pas que les entreprises s’en chargent. Donnons l’exemple !

De heer Jacky Morael (Ecolo). – Ik zal u niet met statistieken om de oren slaan; ze werden al uitvoerig besproken in de commissie, zowel in Kamer als in Senaat. Ze spreken spijtig genoeg boekdelen.

Sommigen stellen voor om niets te doen en de dingen op hun beloop te laten. Als dat de keuze is, dan is een halve eeuw nodig opdat het vrouwelijk geslacht zich eerbaar vertegenwoordigd weet in de leidinggevende organen van onze financiële en industriële vennootschappen.

Alle argumenten voor die optie zijn oubollig en afgezaagd. We aanhoren ze al sinds de jaren negentig toen we het debat voerden over de quota voor de kieslijsten voor de gemeenteraads-, de provincieraads- en de wetgevende verkiezingen.

Wat zei men ons toen? Ten eerste, dat men de dingen op hun beloop moest laten, wat erop neerkwam niets te ondernemen. Ten tweede, dat het idee van quota tegen de vrije keuze van de burger inging – wat vreselijk! Ten derde, dat quota een belediging vormden voor het intellect van de vrouwen, die eens op die basis verkozen het voorwerp zouden worden van hoon en spot. Die vrouwen zou verweten worden dat ze niet verkozen zijn om hun intelligentie, hun bekwaamheden en hun politieke project, maar uitsluitend vanwege de onvermijdelijke quota. Quotaschepsels als het ware.

Nu die bepalingen van kracht zijn, denkt niemand er nog aan zich eraan te onttrekken. Gelukkig waarborgen de parlementen een billijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen. Groen! en Ecolo hebben samen zelfs vijf vrouwen tegenover twee mannen – misschien moeten we op een dag ook quota voor mannen eisen (Men glimlacht) – en ik ben er fier op. Zou een willekeurig iemand in onze assemblees het nog in zijn hoofd halen om de spot te drijven met een verkozen vrouw onder het voorwendsel dat ze vanwege de quota verkozen is? Natuurlijk niet.

Dat argument is niet aanvaardbaar in de zakenwereld en evenmin in de wereld van de politiek.

De ons voorgestelde tekst vormt een kruispunt van twee debatten.

Ten eerste, het debat over de plaats van de vrouw in de maatschappij. De quota voor de kieslijsten zijn een middel gebleken om de loop der dingen een zetje te geven, zodat we in een normale toestand zijn beland die beter overeenstemt met de diversiteit van onze mensheid. Daarbij rijst niet het minste probleem op het vlak van de eerbied voor eenieder, noch van de bekwaamheid, of dat nu in de assemblees is of in de regeringen.

Het tweede debat is veel recenter en gaat over de plaats van de wetgever ten aanzien van de onderneming. Sommigen zijn ervoor gewonnen de zaken op hun beloop te laten en gentlemen’s agreements te sluiten in de ondernemingen, naar goeddunken van de bestuurders – meestal mannen – die, zoals bekend, elkaar onderling coöpteren.

De wetgever moet tussenbeide komen en legifereren met het oog op dezelfde positieve effecten als die de quota in de politieke wereld hebben gehad.

De vraag is eenvoudig: wie in onze maatschappij werkt er beschavend? De privésector? Neen, natuurlijk niet. Het is zijn rol om zaken te doen en winst te maken. De gekozen wetgever treedt beschavend op.

Die rol komt ons toe. Laten we niet wachten tot de ondernemingen zich ermee inlaten. Laat ons het voorbeeld geven.

M. Dimitri Fourny (cdH). – Je me joins aux propos de Mme Arena. Au nom du cdH, je peux affirmer que ce projet et ces propositions sont à la fois justes, nécessaires et équitables puisqu’ils visent à assurer la représentation des femmes au sein des conseils d’administration.

Justes et nécessaires car, depuis plus de dix années maintenant, alors qu’une première proposition de loi, déposée par Mmes Willame et de Bethune, n’a jamais été adoptée, nous ne constatons aucune évolution dans les entreprises, malgré le code de bonnes pratiques. Il est donc indispensable qu’une loi puisse imposer de telles dispositions afin de faire avancer la cause féminine dans les entreprises. Les femmes sont en effet de plus en plus nombreuses à jouir de compétences et de connaissances. Leur intelligence doit être reconnue à sa juste valeur dans le travail des entreprises.

L’équité et la représentativité commandent que les femmes soient plus présentes dans les entreprises, dans les réseaux formels et informels d’affaires, dans les activités économiques. Leur présence insuffisante dans les instances dirigeantes fait qu’elles ne sont pas non plus assez présentes dans les entreprises. Les statistiques de représentativité en témoignent.

Il est donc utile et indispensable que le législateur s’inscrive dans cette logique. Les exemples cités quant à la représentativité des listes électorales donnent le ton. Il est temps que notre société évolue et que les femmes puissent exercer avec talent leurs compétences, partager leur savoir et apporter leur savoir-faire dans nos entreprises. Il s’agit d’une avancée majeure de notre société et c’est donc sans aucune réserve que notre groupe soutiendra cette initiative.

De heer Dimitri Fourny (cdH). – Ik sluit me aan bij het betoog van mevrouw Arena. Namens het cdH kan ik bevestigen dat het ontwerp en de voorstellen tegelijkertijd rechtvaardig, noodzakelijk en billijk zijn aangezien ze de vertegenwoordiging van de vrouwen in de raden van bestuur waarborgen.

Rechtvaardig en noodzakelijk, want terwijl al meer dan tien jaar geleden een eerste voorstel van de dames Willame en de Bethune werd verworpen, stellen we vast dat niets beweegt bij de ondernemingen ondanks de code van good practice. Het is dus onontbeerlijk dat dergelijke bepalingen bij wet aan de ondernemingen kunnen worden opgelegd. Vrouwen verwerven in steeds groteren getale bekwaamheden en kennis. Hun verstand moet naar waarde worden geschat in de ondernemingen.

De billijkheid en de representativiteit vereisen dat vrouwen meer aanwezig zijn in de ondernemingen, in de formele en de informele zakennetwerken, in de economische activiteit. Doordat ze ondervertegenwoordigd zijn in de leidende organen, zijn ze dat ook in de ondernemingen. Dat blijkt uit de statistieken over de representativiteit.

Het is dus nuttig en onontbeerlijk dat de wetgever die logica volgt. De voorbeelden van de representativiteit op de kieslijsten zijn toonaangevend. Het is tijd dat onze maatschappij evolueert en dat vrouwen hun bekwaamheden talentvol kunnen uitoefenen, hun kennis delen en hun knowhow inbrengen in onze ondernemingen. Het gaat om een belangrijke doorbraak in onze samenleving en daarom zal onze fractie het initiatief zonder voorbehoud steunen.

(M. Willy Demeyer, premier vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: de heer Willy Demeyer, eerste ondervoorzitter.)

Mme Freya Piryns (Groen!). – Je me réjouis de constater que dans cet hémicycle, vous êtes tous convaincus de l’égalité entre femmes et hommes. Le contraire serait malheureux car l’égalité est un principe inscrit dans la Constitution, un principe d’importance. Il est donc grand temps que cette égalité devienne une réalité dans le domaine économique. Notre groupe estime que la politique doit jouer à cet égard un rôle régulateur. Mme Homans a demandé si nous pensions vraiment que les dirigeants d’entreprise ne sont pas conscients de la plus-value que constitue la présence de femmes dans les conseils d’administration. En tout cas, les chiffres semblent nous donner raison. Actuellement, les conseils d’administration des entreprises cotées en bourse ne comptent que 6,87% de femmes. Pour le BEL20, il ne s’agit que de 6,22%. Si nous devions attendre tranquillement, comme l’a suggéré M. Tommelein, que ces entreprises respectent leurs engagements, il faudrait encore cinquante ans avant que l’égalité ne devienne une réalité. Une initiative législative est donc nécessaire. Tout comme Mme Turan, je refuse de me contenter d’attendre le moment où la composition des conseils d’administration sera diversifiée. Parmi d’autres études, celle menée par McKinsey en 2007 a clairement montré que la qualité des décisions et les résultats des entreprises connaissent une augmentation lorsque la composition des conseils d’administration est diversifiée.

L’instauration de quotas provoquera-t-elle l’effondrement de notre économie ? Il est évident que non, comme en témoigne l’exemple de nombreux pays tels que la Norvège, la Suède, la France, la Suisse et l’Espagne où des quotas sont déjà appliqués.

Je ne suis pas réellement favorable aux quotas mais aujourd’hui, ceux-ci me semblent être le seul moyen d’atteindre l’objectif que nous affirmons tous vouloir réaliser. Les quotas permettent d’accélérer l’évolution.

D’autres mesures sont évidemment nécessaires, notamment l’accueil flexible des enfants, le travail à domicile pour les hommes et les femmes et des banques de données permettant de détecter les talents féminins. Ensemble, les parlementaires peuvent y contribuer.

Je voudrais aborder brièvement la question de l’avis du Conseil d’État. Je ne suis pas d’accord avec l’affirmation selon laquelle cet avis n’a pas été suivi. En effet, le Conseil d’État n’a pas dit que les quotas ne sont pas acceptables, il a demandé si le parlement était conscient de ce qu’il entreprenait. La réponse est oui, nous en sommes parfaitement conscients. Il va de soi que les quotas limitent la souveraineté de l’assemblée générale, une souveraineté qui n’est d’ailleurs pas absolue actuellement. Tous ceux qui ont pris l’initiative ont soigneusement évalué la question de la limitation de la souveraineté face à l’argument de poids d’une représentation suffisante des deux sexes.

Contrairement à ce qu’affirment certains, la proposition qui nous est soumise aujourd’hui est équilibrée et modérée. Les entreprises disposent de sept ans pour s’habituer à l’idée et pour faire en sorte de satisfaire à leurs obligations.

Les quotas seuls ne permettent pas de résoudre le problème mais ils constituent une partie de la solution et c’est pourquoi nous soutenons totalement cette proposition.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Ik ben blij te horen dat iedereen in dit halfrond van de gelijkheid van mannen en vrouwen is overtuigd. Het tegendeel zou erg zijn, want de gelijkheid is een principe dat in de Grondwet staat en dat we dus allemaal belangrijk moeten vinden. Het is dan ook hoog tijd om die gelijkheid ook economisch te verwezenlijken. Onze fractie gelooft dat de politiek daarin een reguleringsrol moet spelen. Mevrouw Homans vroeg zich af of wij betwijfelen dat bedrijfsleiders de meerwaarde van vrouwen in de raden van bestuur niet inzien. De cijfers lijken ons in elk geval gelijk te geven. Op het ogenblik zitten immers maar 6,87% vrouwen in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven. Bij de BEL20-bedrijven is dat maar 6,22%. Als we, zoals de heer Tommelein zegt, rustig moeten wachten tot die bedrijven hun engagementen nakomen, zal het nog vijftig jaar duren voor de gelijkheid een feit is. Er is dus een wetgevend initiatief nodig. Net zoals mevrouw Turan wil ik niet wachten tot we vanzelf divers samengestelde raden van bestuur krijgen. Uit onderzoek, onder andere van het bureau McKinsey in 2007, blijkt duidelijk dat de kwaliteit van de beslissingen en de resultaten van de bedrijven stijgen wanneer de raden van bestuur divers zijn samengesteld.

Zal onze economie compleet instorten als er quota komen? Uiteraard niet, kijk maar naar landen als Noorwegen, Zweden, Frankrijk, Zwitserland en Spanje waar nu al quota toegepast worden.

Ik ben geen fan van quota, maar vandaag lijkt het invoeren van quota me evenwel het enige middel om te komen tot het doel waarvan we allemaal zeggen dat we het nastreven. De quota dienen om een evolutie te versnellen.

Hebben we ook andere maatregelen nodig? Uiteraard, ik denk aan flexibele kinderopvang, thuiswerk voor mannen én vrouwen, databanken om vrouwelijk talent op te sporen. Laten we er samen werk van maken in dit parlement.

Nog even kort in verband met het advies van de Raad van State. Ik ben het er niet mee eens dat het advies niet is opgevolgd. De Raad van State heeft immers niet gezegd dat quota niet kunnen. Hij heeft gevraagd of het parlement wel beseft waar het mee bezig is. Het antwoord luidt: ja, uiteraard, we beseffen dat zeer goed. De quota beperken uiteraard de soevereiniteit van de algemene vergadering, die overigens nu ook niet absoluut is. Alle initiatiefnemende partijen hebben die beperking in soevereiniteit zorgvuldig afgewogen tegen een zwaarwegender belang, namelijk dat van een voldoende vertegenwoordiging van beide geslachten.

Het voorstel dat vandaag voorligt, is ondanks wat sommigen beweren, evenwichtig en gematigd. Bedrijven hebben zeven jaar de tijd om aan het idee te wennen en om ervoor te zorgen dat ze aan de verplichtingen voldoen.

Met quota alleen lossen we het probleem niet op. Het is wel een belangrijk deel van de oplossing, en een deel van de oplossing waar wij in ieder geval voor honderd procent achter staan.

Mme Olga Zrihen (PS). – Je n’ai jamais imaginé que l’on mènerait un tel débat sur un sujet de cet ordre. Après autant d’années et les affirmations quotidiennes de chacun sur le fait que la parité est une plus-value dans notre travail – il est même banal que nous soyons présentes dans les enceintes parlementaires –, soudainement, notre assemblée s’enflamme. Comme le dit une de mes collègues, il est presque humiliant de voir comment nous sommes tous obligés d’argumenter maintenant pour faire entendre notre position.

Je retrace un peu d’histoire. Comme nombre de partis dans cette assemblée, nous avons déposé diverses propositions pour atteindre cet équilibre et cette parité. En 2007 : proposition de loi visant à garantir la présence des femmes dans les instances délibératives des entreprises privées autonomes et des sociétés cotées ; en 2008 : proposition de loi visant à promouvoir la représentation équilibrée des femmes et des hommes dans les conseils d’administration d’entreprises publiques économiques et de sociétés ayant fait publiquement appel à l’épargne ; en 2009 : proposition de loi visant à lutter contre l’écart salarial entre les femmes et les hommes ; en 2010 : proposition de loi visant à une plus grande participation des femmes à la prise de décision pour l’administration publique, les entreprises publiques économiques, le pouvoir judiciaire et les partenaires sociaux.

Mieux encore : l’Union européenne, qui serait plutôt conservatrice, vous en conviendrez, semble elle-même vouloir faire avancer le combat pour l’égalité des hommes et des femmes dans le sens du projet de loi en discussion. En effet, c’est en mars 2011 que le président du parlement européen M. Jerzy Buzek (PPE) et la commissaire européenne chargée des droits fondamentaux, Mme Viviane Reding (PPE), ont déjà plaidé pour l’instauration de quotas dans les conseils d’administration des grandes entreprises.

On ne peut pas vraiment reprocher à l’Europe actuelle d’être dans une position frileuse par rapport au développement des entreprises ; elle est plutôt en train de les favoriser. Plaider pour cet aspect signifie donc qu’elle considère qu’il s’agit d’une plus-value pour le développement économique européen.

Ces éléments m’invitent à penser qu’il convient d’adopter ce projet de loi au bénéfice de la société dans les meilleurs délais. Il est un fait que les entreprises publiques peuvent être un laboratoire de la volonté sociétale de voir émerger une société égalitaire guidée par une volonté de représentation équilibrée des genres dans les organes décisionnels. Et je ne vois pas pourquoi ce moteur de l’économie, cette « main immanente » de notre développement échapperait à cette magnifique règle qui consiste simplement à dire que nous sommes égaux partout où nous sommes.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Ik had nooit gedacht dat we een dergelijk debat zouden voeren over een dergelijk onderwerp. Na zoveel jaren en na de alledaagse bevestigingen van elkeen dat de pariteit een meerwaarde betekent voor ons werk – het is zelfs normaal dat we aanwezig zijn in het Parlement – schiet onze assemblee in actie. Zoals één van mijn collega’s zegt, is het bijna vernederend om te zien hoe we nu allemaal verplicht zijn argumenten aan te brengen om ons standpunt kenbaar te maken.

Ik geef een beetje achtergrond. Zoals vele partijen in deze assemblee hebben wij diverse voorstellen ingediend om dit evenwicht en deze pariteit te bereiken. In 2007: wetsvoorstel teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de beslissingsorganen van de autonome overheidsbedrijven en de genoteerde vennootschappen; in 2008: wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raden van bestuur van economische overheidsbedrijven en van vennootschappen die een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan; in 2009: wetsvoorstel ter bestrijding van de loonkloof tussen vrouwen en mannen, in 2010; wetsvoorstel houdende diverse bepalingen voor een grotere participatie van vrouwen aan de besluitvorming, met name bij de overheidsdiensten, de economische overheidsbedrijven, de rechterlijke macht en de sociale partners.

De Europese Unie, die eerder conservatief zou zijn, lijkt ook de strijd voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de zin van dit wetsontwerp te willen voortzetten. In maart 2011 hebben de voorzitter van het Europees Parlement, de heer Jerzy Buzek (EVP) en de Europese commissaris belast met de grondrechten, mevrouw Viviane Reding (EVP), ook al gepleit voor het invoeren van quota in de raden van bestuur van de grote ondernemingen.

Men kan het huidige Europa niet verwijten dat het zich terughoudend opstelt ten opzichte van de ontwikkeling van de ondernemingen, die het nu lijkt te steunen. Dat betekent dus dat deze ontwikkeling een meerwaarde betekent voor de Europese economische ontwikkeling.

Daarom denk ik dat we dit wetsontwerp zo spoedig mogelijk moeten aannemen in het belang van de maatschappij. De overheidsbedrijven kunnen inderdaad dienst doen als kweekvijver voor het streven naar een maatschappij met een evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de beslissingsorganen. Ik zie niet in waarom deze motor van de economie, dit instrument van onze ontwikkeling zou ontsnappen aan de geweldige regel dat we overal gelijk zijn.

M. Richard Miller (MR). – Merci de me rendre la parole, monsieur le président. Après avoir entendu les intervention précédentes, je rappelle ce que j’ai tenté de dire tout à l’heure à la tribune, à savoir que nous ne sommes pas simplement dans un débat portant sur des dispositions concrètes, mais dans un débat où des principes s’affrontent. Nous posons des choix en fonction de ce que nous croyons être le mieux et le plus juste.

Mme Arena dit que, si elle a bien compris, pour le MR, la liberté économique prime sur le principe de l’égalité de l’homme et de la femme. Ce n’est pas cela qui est en cause, madame Arena. (Protestations de M. Moureaux) Je ne vous permets pas, monsieur Moureaux de mettre en doute la volonté du MR d’essayer de défendre l’égalité des droits de l’homme et de la femme. Si vous entrez dans ce débat, on pourrait discuter d’autres aspects !

La difficulté réside dans le fait que ce texte touche à un principe essentiel à nos yeux, à savoir la distinction entre le privé et le public.

Je défendrai ce principe bec et ongles. Dans le cas présent, on tente de s’y attaquer en essayant de toucher aux entreprises privées. On met à mal un principe fondamental et, ce faisant, on se donne la possibilité, mine de rien, de toucher à la sphère publique dans d’autres domaines. Par exemple, nous, au MR, nous défendons la neutralité de l’école publique, neutralité dont certains ne veulent plus. C’est la raison pour laquelle nous voulons défendre le principe de la distinction entre le public et le privé. C’est aussi la raison d’être du présent débat.

Comme certains l’ont déjà expliqué, des quotas ont été instaurés pour la scène politique entraînant l’adaptation du code électoral. C’est tout à fait normal puisque notre système démocratique doit viser la meilleure représentativité possible des différentes composantes de la population et donc des hommes et des femmes. Qu’on le fasse alors aussi dans les entreprises publiques ! C’est pourquoi le MR propose d’ailleurs d’y imposer la présence de 50% de femmes.

Quant à moi, j’ai adoré l’exemple donné par la cheffe de groupe de la N-VA : Dexia. Voilà un endroit où il faut mettre de l’ordre. Ce n’est pas avec vos faux principes que vous parviendrez à le faire. Nous maintenons donc notre position et nous soutiendrons l’amendement de la N-VA. (Applaudissements sur les bancs du MR, de la N-VA et de l’Open Vld)

De heer Richard Miller (MR). – Ik heb daarnet op de tribune proberen te zeggen dat dit debat niet alleen over concrete bepalingen gaat, maar over strijdige principes. We maken keuzes op basis van wat we het beste en het rechtvaardigste achten.

Mevrouw Arena zegt dat ze meent te hebben verstaan dat voor de MR de economische vrijheid voorrang heeft op de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Daar gaat het niet om (Protest van de heer Moureaux). Ik aanvaard niet dat de heer Moureaux de wil van de MR om de gelijkheid van vrouwen en mannen te verdedigen, in twijfel trekt. Als hij dat debat aansnijdt, kunnen we het ook over andere aspecten hebben.

Het probleem is dat de tekst raakt aan een principe dat voor ons essentieel is, namelijk het onderscheid tussen de privésfeer en de publieke sfeer.

Ik zal dat principe met hand en tand verdedigen. Hier wordt geprobeerd dat principe te ondermijnen via een aanval op de privébedrijven. Er wordt een fundamenteel principe aangetast en zo wordt de mogelijkheid geschapen om ook op andere domeinen de publieke sfeer aan te tasten. Zo verdedigt de MR de neutraliteit van het officieel onderwijs; sommigen willen daarvan af. Om die reden willen we het principe van het onderscheid tussen de publieke sfeer en de privésfeer verdedigen. Dat is ook de reden voor dit debat.

Sommigen hebben al verwezen naar de invoering van quota in de politiek en de aanpassing van het kieswetboek. Dat was volstrekt normaal want ons politieke systeem moet een optimale vertegenwoordiging nastreven van de verschillende bestanddelen van de bevolking, en dus van mannen en vrouwen. Dat men dan hetzelfde doet voor de overheidsbedrijven! Om die reden stelt de MR voor om daar een vertegenwoordiging van 50% vrouwen op te leggen.

De fractieleider van de N-VA heeft een zeer goed voorbeeld gegeven: Dexia. Daar moet orde op zaken worden gesteld. Dat zal niet lukken met enkele valse principes. We blijven bij ons standpunt en we zullen het amendement van de N-VA steunen. (Applaus bij MR, N-VA en Open Vld).

Mme Marie Arena (PS). – Monsieur Miller, je suis très étonnée. Vous faites en effet une suggestion très intéressante sans toutefois la déposer sous la forme d’un amendement. Vous proposez de traiter de la même manière les secteurs public et privé. Or le dispositif ici présenté fait une distinction entre eux…

Mevrouw Marie Arena (PS). – Mijnheer Miller, ik ben verbaasd. U doet inderdaad een zeer interessant voorstel zonder het evenwel als een amendement in te dienen. U stelt voor de overheids- en de privésector op dezelfde manier te behandelen. De voorliggende beschikking maakt nochtans een onderscheid tussen beide …

M. Richard Miller (MR). – Non ! Je viens d’expliquer que nous n’acceptons pas qu’on touche à ce principe-là !

De heer Richard Miller (MR). – Neen! Ik heb zonet gezegd dat we niet aanvaarden dat aan dat principe wordt geraakt!

Mme Marie Arena (PS). – Pourquoi n’avez-vous pas déposé un amendement visant à instaurer un traitement identique des secteurs privé et public, c’est-à-dire l’application immédiate du quota dans le secteur privé ? La disposition prévoit pour sa part des mesures beaucoup plus lentes vis-à-vis de ce secteur. Donc, si vous voulez être cohérent, déposez tout de suite un amendement prévoyant l’application immédiate des quotas dans le secteur privé.

Mevrouw Marie Arena (PS). – Waarom hebt u geen amendement ingediend met het oog op een gelijke behandeling van de privé- en de overheidssector, met andere woorden de onmiddellijke toepassing van de quota in de privésector? Het ontwerp voorziet in een geleidelijke invoering. Als u consequent wil zijn, moet u onmiddellijk een amendement indienen dat de privésector ertoe verplicht de quota onmiddellijk toe te passen.

M. Richard Miller (MR). – Je ne peux pas laisser dire quelque chose qui va totalement à l’encontre de ce que je viens d’expliquer. Je viens de déclarer qu’à nos yeux, le principe de la séparation des secteurs privé et public était sacré ! M. Bellot et moi-même avons déposé un amendement prévoyant un quota de 50% pour les entreprises publiques. Vous n’en voulez toutefois pas !

De heer Richard Miller (MR). – Dat gaat regelrecht in tegen wat ik zonet heb verklaard. Ik heb gezegd dat het principe van de scheiding tussen de privésector en de overheidssector voor ons heilig is! De heer Bellot en ikzelf hebben een amendement ingediend dat ertoe strekt een quotum van 50% in te voeren voor de overheidsbedrijven. Maar daar wil u niet van weten!

M. Philippe Moureaux (PS). – Je constate que ceux qui aujourd’hui ne veulent pas de l’égalité entre les hommes et les femmes sont exactement les mêmes que ceux qui s’attaquent sans arrêt à d’autres cultures…

De heer Philippe Moureaux (PS). – Ik stel vast dat degenen die vandaag geen gelijkheid tussen mannen en vrouwen willen, precies dezelfden zijn als degenen die het voortdurend op andere culturen gemunt hebben.

M. Richard Miller (MR). – C’est inacceptable !

De heer Richard Miller (MR). – Dat is onaanvaardbaar.

M. Philippe Moureaux (PS). – Je mets le doigt sur la plaie.

De heer Philippe Moureaux (PS). – Ik leg de vinger op de wond.

M. Richard Miller (MR). – C’est scandaleux !

De heer Richard Miller (MR). – Dat is schandalig!

(Colloques)

(Samenspraak)

M. Hassan Bousetta (PS). – Je me réjouis qu’au-delà du texte qui nous est présenté, tout le monde soit d’accord sur les faits. Or ceux-ci ne sont guère réjouissants : les femmes ne sont présentes qu’à concurrence de 7% des conseils d’administration des entreprises cotées en bourse et 62% des conseils d’administration ne comptent aucune femme. Une telle situation doit nous faire honte.

Le texte propose une mesure que Mme de Bethune a qualifiée de seule solution possible. Il s’agit d’un moyen important qui doit toutefois être accompagné par d’autres mesures. Nous devons poursuivre notre travail sur le front réglementaire et législatif mais aussi sur un front incitatif. Nous devons en effet donner l’exemple pour la représentation. Se pose également la question de l’ensemble de la carrière.

Je rappelle que nous avons organisé ici même un colloque dans le cadre de la présidence belge de l’Union européenne. Y ont participé des représentants de toutes les commissions chargées de l’égalité entre hommes et femmes dans l’Union européenne. Nous avons adopté un texte dans lequel on peut lire que des quotas légaux sont nécessaires pour assurer une représentation équilibrée des hommes et des femmes. Nous avons tous participé à ce colloque. Il est important d’éviter de tenir, dans des assemblées internationales, un discours différent de celui que nous tenons entre nous.

Nous devons être cohérents et aller de l’avant en proposant un engagement très ferme pour une meilleure représentation des femmes dans les conseils d’administration des entreprises. Cette démarche doit du reste s’accompagner d’autres mesures qui portent sur l’ensemble de la carrière des femmes.

De heer Hassan Bousetta (PS). – Het verheugt me dat, afgezien van de voorliggende tekst, iedereen het eens is over de feiten en die zijn niet echt opbeurend. In de raden van de bestuur van beursgenoteerde bedrijven zijn er maar 7% vrouwen en in 62% van de bestuursraden zit geen enkele vrouw. We zouden ons moeten schamen.

De tekst stelt een maatregel voor die volgens mevrouw de Bethune de enig mogelijke oplossing is. Het is een belangrijk instrument, dat echter begeleid moet worden door andere maatregelen. We moeten ons wetgevend werk voortzetten, maar we moeten ook zelf het voorbeeld geven. Daarnaast zijn ook maatregelen nodig voor de gehele loopbaan.

In het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie hebben we hier een colloquium georganiseerd waaraan vertegenwoordigers van de commissies bevoegd voor de gelijkheid tussen mannen en vrouwen van de Europese Unie hebben deelgenomen. We hebben een tekst goedgekeurd waarin te lezen staat dat wettelijk opgelegde quota noodzakelijk zijn voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen. We hebben allemaal aan dat colloquium deelgenomen. We moeten vermijden in internationale vergaderingen een ander discours te voeren dan in onze vergadering.

We moeten consequent zijn en stappen ondernemen om een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de raden van bestuur van de ondernemingen mogelijk te maken. Daarnaast moeten maatregelen worden genomen die betrekking hebben op de gehele loopbaan van de vrouwen.

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Le texte adopté par la commission des Finances et des Affaires économiques est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53-211/12.)

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-211/12.)

M. le président. – À l’intitulé, Mme Homans propose l’amendement nº 8 (voir document 5-1097/4).

De voorzitter. – Op het opschrift heeft mevrouw Homans amendement 8 ingediend (zie stuk 5-1097/4).

Mme Homans propose l’amendement nº 9 (voir document 5-1097/4) tendant à insérer un nouvel article 2/1.

Mevrouw Homans heeft amendement 9 ingediend (zie stuk 5-1097/4) dat ertoe strekt een nieuw artikel 2/1 in te voegen.

À l’article 4, Mme Homans propose l’amendement nº 10 (voir document 5-1097/4).

Op artikel 4 heeft mevrouw Homans amendement 10 ingediend (zie stuk 5-1097/4).

Mme Homans propose l’amendement nº 11 (voir document 5-1097/4) tendant à insérer un nouvel article 5/1.

Mevrouw Homans heeft amendement 11 ingediend (zie stuk 5-1097/4) dat ertoe strekt een nieuw artikel 5/1 in te voegen.

À l’article 7, Mme Homans propose l’amendement nº 12 (voir document 5-1097/4).

Op artikel 7 heeft mevrouw Homans amendement 12 ingediend (zie stuk 5-1097/4).

Mme Liesbeth Homans (N-VA). – J’ai déjà indiqué dans mon intervention qu’il s’agit de la suppression des mots « des entreprises privées » et de deux autres amendements visant à rendre plus transparentes les nominations dans le secteur public. C’est suffisamment clair. Les amendements sont très brefs et tout le monde a reçu la justification hier soir.

Mevrouw Liesbeth Homans (N-VA). – Ik heb al in mijn tussenkomst gesteld dat het eigenlijk gaat om het schrappen van de woorden ‘van privébedrijven’ en dan nog om twee andere amendementen, die betrekking hebben op het meer transparant maken van de benoemingen in de overheidssector. Dat is duidelijk genoeg. De amendementen zijn zeer kort en de toelichting heeft iedereen gisteravond gekregen.

Le vote sur les amendements est réservé.

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble du projet de loi.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Projet de loi-programme (I) (Doc. 5-1098) (Procédure d’évocation)

Ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1098) (Evocatieprocedure)

Projet de loi-programme (II) (Doc. 5-1099)

Ontwerp van programmawet (II) (Stuk 5-1099)

M. le président. – Je vous propose de joindre la discussion de ces projets de loi. (Assentiment)

De voorzitter. – Ik stel voor deze wetsontwerpen samen te bespreken. (Instemming)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. le président. – Mmes Saïdi et Matz et M. Siquet se réfèrent à leur rapport écrit.

De voorzitter. – De dames Saïdi en Matz en de heer Siquet, rapporteurs, verwijzen naar hun schriftelijke verslag.

M. Piet De Bruyn (N-VA). – Je voudrais rappeler quelques point dans le cadre de la loi-programme.

Traditionnellement, la loi-programme est un amalgame de modifications de loi sur divers sujets. Celle-ci ne fera pas exception bien que nous ayons déjà vu des lois-programmes plus volumineuses. La loi contient un certain nombre de mesures positives. Je pense à la généralisation de la déclaration électronique et au renforcement des conditions en matière de titres-services. Mais elle contient également des lacunes fondamentales. Je me réfère entre autres au prélèvement sur les réserves ALE. Une discussion approfondie a eu lieu à ce sujet en commission et nous avons introduit un amendement. Nous le réintroduisons.

Une loi-programme antérieure prévoyait la possibilité pour le gouvernement d’effectuer un prélèvement unique sur les réserves ALE laborieusement constituées. À cet effet, le gouvernement s’était lui-même fixé un calendrier qui se terminait au premier trimestre 2011. Nous nous y étions opposés et nous nous y opposons toujours. Le gouvernement a omis de veiller à l’exécution de ce qu’il avait lui-même prévu dans la loi-programme. Il nous paraît sage de prévoir maintenant, définitivement, que ce prélèvement ne peut être effectué pour la simple raison qu’il sanctionne les ALE qui ont utilisé avec parcimonie les moyens alloués en vue d’encourager les initiatives locales pour l’emploi. Pour nous, les fonds mis de côté à cette fin doivent être utilisés comme prévu et laissés à qui de droit : les ALE.

Nous sommes surpris de constater que les protestations formulées en commission et un peu partout n’ont pas été traduites sur le plan politique. Je vois les collègues du CD&V et de l’Open Vld qui ont du mal à accepter cette critique fondamentale et qui devront aller défendre cette mesure asociale dans leur section et administration locales.

Nous nous opposons également à la modification proposée en ce qui concerne la reprise progressive du travail par les personnes en incapacité de travail. Mme Sleurs y reviendra plus en détail tout à l’heure, lors de la discussion des amendements.

Je voudrais enfin revenir sur la question des faux indépendants, très présente dans notre réalité socio-économique de tous les jours. Nous regrettons que la Commission de règlement de la relation de travail n’ait pas encore débuté ses travaux, malgré la publication des arrêtés d’exécution qui règlent la composition et les travaux de la section normative et de la section administrative de la commission.

Ces raisons suffisent pour que nous nous abstenions lors du vote sur la loi-programme, à moins que le Sénat ne soutienne nos amendements.

De heer Piet De Bruyn (N-VA). – We gaan het hier niet nodeloos rekken, maar het leek ons toch raadzaam aangaande de programmawet nog enkele punten in herinnering te brengen.

Traditiegetrouw is de programmawet een samenraapsel van wetswijzigingen over diverse onderwerpen. Dat is deze keer niet anders, hoewel we er ooit omvangrijker hebben gezien. De wet bevat een aantal goede maatregelen. Ik denk aan de veralgemening van de elektronische aangifte en de strengere voorwaarden voor de dienstenchequesondernemingen. Toch meent onze fractie dat de wet ook een aantal fundamentele tekortkomingen bevat. Ik verwijs onder andere naar de afroming van de PWA-reserves. We hebben daar in de commissie uitgebreid over gediscussieerd en een amendement ingediend. We dienen dat amendement hier opnieuw in. Ik licht het kort toe.

Een vorige programmawet voorzag in de mogelijkheid voor de regering om de zorgvuldig opgebouwde reserves van de PWA’s eenmalig af te romen. De regering gaf zichzelf een tijdsschema om dat te doen dat verstreek in het eerste kwartaal van 2011. We hebben daar toen tegen geprotesteerd en doen dat nu opnieuw. De regering heeft nagelaten te zorgen voor het uitvoeren van wat ze zelf in de programmawet had opgenomen. Wij denken dat het wijs is om er nu definitief voor te zorgen dat die afroming er niet kan komen, om de eenvoudige reden dat daarmee de PWA’s worden gestraft die zorgvuldig en zeer behoedzaam met de middelen die hun werden gegeven zijn omgegaan, met het juiste doel voor ogen: het stimuleren van lokale werkgelegenheidsprojecten. Wij denken dat het geld dat daarvoor opzij is gezet, voor dat doel moet worden aangewend, door het te laten waar het hoort: bij de PWA’s.

Het verrast ons dat het protest dat in de commissie en in de wandelgangen op alle banken te horen was, politiek niet wordt vertaald. Ik zie collega’s van CD&V en van Open Vld die met wat ongenoegen en moeite voorbijgaan aan die fundamentele kritiek en die dan waarschijnlijk met veel moeite in hun lokale afdelingen en bij hun lokale besturen die asociale maatregel zullen verdedigen.

We verzetten ons ook tegen de voorgestelde wijziging met betrekking tot de progressieve arbeidshervatting voor de arbeidsongeschikten. Mijn collega Sleurs zal daar straks bij de amendementen iets meer in detail op ingaan.

Tot slot wil ik het hier hebben over de problematiek van de schijnzelfstandigheid, die zeer aanwezig is in onze dagelijkse sociaaleconomische werkelijkheid. We betreuren dat de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie, ondanks de publicatie van de uitvoeringsbesluiten die de samenstelling en de werkzaamheden van de normatieve en de administratieve afdeling van de commissie regelen, nog steeds niet van start gegaan is.

Die redenen volstaan voor ons om ons te onthouden bij de stemming over de programmawet, tenzij de Senaat onze amendementen zou steunen.

M. François Bellot (MR). – Le projet de loi-programme qui nous est soumis contient un volet emploi dont je soulignerai certains éléments.

Un caractère permanent est conféré à la carte de réduction « restructuration » pour les personnes licenciées lors d’une faillite, d’une fermeture ou d’une liquidation. Cette disposition contribue à la politique de pérennisation de certaines mesures prises pendant la crise.

De nouvelles sanctions administratives sont prévues à la charge des entreprises en cas de non-remise du rapport portant sur l’utilisation des moyens octroyés pour l’emploi de personnes de groupes à risque. On peut espérer que le tarif des amendes administratives qui sera fixé par arrêté royal d’exécution permettra de distinguer suffisamment les différents types d’infraction pour assurer la meilleure personnalisation possible de la sanction et tenir compte des circonstances propres à chaque cas.

Enfin la généralisation de la déclaration électronique à l’ONEM de toutes les formes de chômage temporaire contribue à la simplification administrative que le MR soutient dans tous les secteurs. Néanmoins, il semble que de nombreuses PME ne soient pas à l’heure actuelle en mesure de travailler avec ce nouveau système. Certains commerçants ou artisans, notamment parmi les plus âgés, ne disposent pas par exemple d’une adresse de courriel. Ils seraient 27 pour cent de leur catégorie. Le projet de loi prévoit que le Roi peut fixer les conditions dans lesquelles reste possible l’envoi par recommandé adressé au bureau de chômage de l’ONEM du lieu où se trouve l’entreprise. J’attire dès lors l’attention de la ministre de l’emploi sur l’importance de proposer, dans les meilleurs délais, à la signature du Roi les arrêtés nécessaires pour permettre à tout le moins la transition, à défaut de quoi de nombreuses moyennes, petites et très petites entreprises seront en difficulté. Cette période transitoire donnerait notamment aux secrétariats sociaux le temps d’informer ces PME et de les aider à adopter la procédure d’envoi électronique.

Le projet de loi-programme prévoit également dans le titre IV « Finances » d’attribuer un caractère définitif aux mesures temporaires de réduction du taux de TVA à 6% pour des services à haute intensité de main-d’œuvre ; cela concerne le secteur de la construction, plus particulièrement la rénovation des logements de plus de cinq ans. Mon groupe se réjouit de la pérennisation de cette mesure de réduction de TVA. Nous avons d’ailleurs toujours prôné le renouvellement de cette importante disposition et sommes heureux qu’un accord ait pu être obtenu au sein du gouvernement. Cette mesure, temporaire depuis dix ans, devient enfin définitive. Il s’agit d’un élément extrêmement positif et bénéfique en termes de création et de maintien d’emplois ainsi que de recettes pour l’État, notamment par la baisse du travail au noir et l’amélioration de la qualité du parc de logements.

Mon groupe soutient ces dispositions fiscales et souhaite qu’elles constituent un premier pas vers l’adoption d’autres mesures de soutien au secteur de la construction. Nous pensons notamment à la déductibilité fiscale des frais d’isolation des murs et des sols et à la réduction du taux de TVA pour la démolition et la reconstruction des bâtiments d’habitation. Cette mesure incitative avait prouvé tout son intérêt, pour les investisseurs comme sur le plan urbanistique ; elle n’a malheureusement pas été poursuivie. Nous essayerons à l’avenir de renouveler l’opération et d’étendre à ce domaine le taux réduit de 6%.

De heer François Bellot (MR). – Het voorliggend ontwerp van programmawet bevat een hoofdstuk werkgelegenheid waarvan ik enkele elementen wens te beklemtonen.

De verminderingskaart herstructureringen voor wie wordt ontslagen bij een faillissement, een sluiting of een vereffening, krijgt een permanent karakter. Die bepaling zorgt ervoor dat sommige crisismaatregelen permanent van kracht blijven.

Er is voorzien in nieuwe administratieve sancties voor ondernemingen die geen verslag indienen over het gebruik van de voor tewerkstelling van doelgroepen toegekende middelen. Hopelijk maakt het tarief van de administratieve boetes, dat wordt vastgelegd bij uitvoeringsbesluit, een onderscheid tussen de verschillende soorten inbreuken zodat een gepersonaliseerde sanctie kan worden gegeven die rekening houdt met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval.

Dat alle vormen van tijdelijke werkloosheid nu in alle RVA-kantoren elektronisch kunnen worden aangegeven, draagt bij tot de administratieve vereenvoudiging die de MR in alle sectoren voorstaat. Blijkbaar zijn echter veel KMO’s momenteel niet in staat om met dat nieuwe systeem te werken. Sommige handelaars of vaklui, vooral dan de oudsten onder hen, hebben geen e-mailadres. Die categorie zou goed zijn voor 27%. Het wetsontwerp bepaalt dat de Koning vastlegt onder welke voorwaarden het mogelijk blijft de aangifte te doen per aangetekend schrijven aan het lokale RVA-werkloosheidskantoor in de vestigingsplaats van de onderneming. Ik vestig er dus de aandacht van de minister van Werk op dat het van belang is om de vereiste besluiten snel aan de Koning voor ondertekening voor te leggen zodat een overgangsperiode kan gelden, want anders dreigen heel wat middelgrote, kleine en zeer kleine ondernemingen in moeilijkheden te komen. In die overgangsperiode krijgen meer bepaald de sociale secretariaten de tijd om de KMO’s voor te lichten en om ze de elektronische verzendingsprocedure te helpen invoeren.

Onder titel IV Financiën bepaalt de programmawet dat de BTW-verlaging tot 6% voor zeer arbeidsintensieve diensten permanent wordt; dat betreft de bouwsector en meer bepaald de renovatie van woningen van meer dan vijf jaar oud. Mijn fractie verheugt zich dat die btw-vermindering permanent wordt. We zijn overigens altijd voorstander geweest van de vernieuwing van die belangrijke bepaling en zijn tevreden dat daarover in de regering een akkoord werd bereikt. De maatregel die al tien jaar tijdelijk is, krijgt eindelijk een definitief karakter. Het is een uiterste positieve maatregel die gunstig is voor het scheppen en het behoud van jobs en ook voor de Staatskas, meer bepaald door de vermindering van zwartwerk en door de verbetering van de kwaliteit van de woningen.

Mijn fractie steunt die fiscale maatregelen en wenst dat ze de voorbode zijn van de goedkeuring van andere steunmaatregelen voor de bouwsector. We denken meer bepaald aan het fiscaal aftrekbaar maken van de kosten voor de isolatie van muren en vloeren en aan een btw-vermindering voor de afbraak en de heropbouw van woningen. Die incentive heeft zijn belang aangetoond voor zowel investeerders als op stedenbouwkundig vlak; spijtig genoeg werd hij niet voort toegepast. We zullen de operatie in de toekomst trachten over te doen en de verminderde aanslagvoet van 6% tot dat domein trachten uit te breiden.

M. Frank Vandenbroucke (sp.a). – Comme le groupe sp.a à la Chambre, nous nous abstiendrons lors du vote sur l’ensemble de ce projet. Celui-ci contient des éléments positifs tels qu’une approche plus efficace des mécanismes de fraude dans le secteur des titres-services. Nous nous abstiendrons cependant parce que nous ne sommes pas d’accord en ce qui concerne le prélèvement des réserves des ALE et, au sein des ALE, des sections qui s’occupent du circuit des titres-services. Pour nous, c’est une grande erreur et un mauvais signal en direction des ALE.

Étant donné que nous sommes des gens raisonnables qui recherchons le compromis, nous avons déposé, indépendamment de l’amendement plus radical de nos collègues de la N-VA qui estiment que cette mesure ne peut être adoptée, un compromis imposant aux ALE de conclure, sur la base des réserves qu’elles possèdent des accords avec les services régionaux, prévoyant d’investir ces fonds dans l’activation, la formation et l’insertion des groupes cibles concernés. Les ALE ne sont dès lors pas tenues de jouer le rôle de caisse d’épargne mais elles constitueront un instrument d’activation sur le terrain.

Nombreux sont ceux, dans la majorité, qui estiment que c’est une idée positive. Il a même été envisagé de déposer, dans une phase ultérieure, une proposition de loi dans ce sens. Voter aujourd’hui une disposition et déposer plus tard une proposition de loi ayant un objet inverse n’est certainement pas un exemple de bonne gestion. Nous proposons de simplifier les choses et d’adopter directement une réglementation prévoyant que les réserves ne seront pas prélevées par l’autorité mais qu’elles sont affectées à l’activation. Là aussi, si la majorité vote notre amendement, nous ferons rapidement le nécessaire pour faire examiner de nouveau le texte à la Chambre, afin que l’on ne perde pas de temps.

Comme M. De Bruyn l’a déjà dit, il s’agit sans aucun doute d’un débat entre la majorité et la minorité. Notre proposition bénéficie d’un large soutien de la part des villes et communes flamandes, des ALE et des organisations sociales. Je demande dès lors que l’on en tienne sérieusement compte. Nous plaidons donc pour notre amendement qui représente une sorte de compromis et va moins loin que la proposition de la N-VA. Notre proposition permettra d’éviter un travail législatif superflu.

De heer Frank Vandenbroucke (sp.a). – We zullen ons, net als de sp.a-fractie in de Kamer, onthouden bij de stemming over het geheel van dit ontwerp. Het bevat goede elementen, zoals een efficiëntere aanpak van fraudemechanismen in de sector van de dienstencheques. We zullen ons echter onthouden omdat we op één punt een meningsverschil hebben, namelijk over de inhouding van de reserves van de PWA’s en, binnen de PWA’s, van de afdelingen die zich bezighouden met het circuit van de dienstencheques. We denken dat dit een zeer grote vergissing is. Naar ons gevoel wordt een totaal verkeerd signaal gegeven aan de PWA’s.

Aangezien wij redelijke mensen zijn die zoeken naar tussenwegen en compromissen, hebben we, los van het verregaande amendement van de collega’s van NV-A, die zeggen dat deze maatregel niet mag doorgaan, een tussenweg voorgesteld waarbij de PWA’s verplicht worden op basis van de reserves die ze hebben, afspraken te maken met de gewestelijke diensten, waardoor dit geld wordt ingezet voor activering, opleiding en inschakeling, van de betrokken doelgroepen. De PWA’s worden dus verplicht geen spaarkas te zijn, maar een instrument van activering op het terrein.

Ik heb begrepen dat velen van de meerderheid meenden dat dit een goed idee is. Er werd zelfs overwogen in een latere fase een wetsvoorstel in die zin in te dienen. Vandaag een bepaling goedkeuren en daarna een wetsvoorstel indienen dat het tegendeel beoogt, is uiteraard geen voorbeeld van goed bestuur. Wij stellen voor de zaken te vereenvoudigen en meteen een regeling aan te nemen die bepaalt dat de reserves niet door de overheid worden afgeroomd, maar ingezet worden voor activering. Zoals bij vorige gelegenheden willen wij garanderen dat, indien de meerderheid op dit amendement ingaat, wij bliksemsnel al het nodige zullen doen om de tekst in de Kamer opnieuw te laten behandelen, zodat er geen tijd verloren gaat. Het zou een groter tijdverlies betekenen als deze tekst wordt goedgekeurd en er over een enkele weken een wetsvoorstel wordt ingediend om het omgekeerde te bereiken.

Zoals de heer De Bruyn al gezegd heeft, is dit uiteraard een debat tussen meerderheid en minderheid. Bij de Vlaamse steden en gemeenten, de PWA’s en de sociale organisaties geniet ons voorstel een zeer grote steun. Ik vraag dan ook daar terdege rekening mee te houden. Wij pleiten dus voor ons amendement, dat een soort compromis is, dat minder ver gaat dan het voorstel van de NV-A. We denken dat met ons voorstel veel ellende en onnodig toekomstig wetgevend werk kan worden vermeden.

(M. Danny Pieters, président, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: de heer Danny Pieters.)

Mme Elke Sleurs (N-VA). – Selon les chiffres les plus récents publiés par l’INAMI il y aurait près de 300 000 invalides et 30 millions de journées de maladie indemnisées en incapacité de travail primaire. Cela représente un budget annuel de cinq milliards d’euros.

L’assurance contre l’incapacité de travail à la suite de maladie ou d’accident est naturellement un pilier important de notre système de sécurité sociale. Il est évident que nous devons être solidaires avec les personnes touchées par une incapacité de travail. La solidarité avec ce groupe de personnes signifie que nous devons leur octroyer une allocation de remplacement de revenus mais surtout que nous devons, en tenant compte des possibilités individuelles, les encadrer en vue de leur retour sur la marché du travail. Cela exige une politique active qui doit faire en sorte que toute personne dont l’incapacité de travail dépasse deux mois bénéficie d’un accompagnement individuel afin d’optimaliser ses chances de pouvoir réintégrer totalement ou partiellement le marché du travail.

Les chiffres mis à la disposition de mes collègues au Sénat et à la Chambre montrent que la reprise progressive du travail pendant la période d’incapacité de travail n’est vraiment pas un succès. Grâce au plan back to work, la ministre souhaite remettre au travail davantage de personnes en incapacité de travail. Bien entendu, nous soutenons l’idée de remettre au travail un plus grand nombre de ces personnes mais nous émettons des objections fondamentale contre la mesure proposée.

Actuellement, une reprise progressive du travail pendant la période d’incapacité de travail n’est possible que si la personne en incapacité de travail en a reçu l’autorisation préalable du médecin-conseil de la mutualité. Dans la loi-programme, cette autorisation préalable devient une autorisation a posteriori. Cette modification ne fera pas avancer les choses, au contraire. La ministre porte atteinte à l’utilité de l’intervention du médecin-conseil concernant la reprise progressive du travail. Cela crée une insécurité juridique pour l’assuré social tout en compliquant le contrôle de l’assuré en incapacité de travail.

C’est pourquoi la N-VA souhaite amender la proposition. Nos amendements 6 et 7 visent à instaurer pour la personne en incapacité de travail qui reprend progressivement le travail une obligation d’information immédiate de la mutualité et à supprimer l’intervention systématique du médecin-conseil. Ce dernier peut alors, sur la base de la communication de la personne en incapacité de travail, d’une part, et du dossier médical, d’autre part, déterminer quelle incapacité de travail il invoque et examine dans le cadre de cette reprise progressive du travail. De cette manière, il est possible de mener une politique ciblée. Cette manière de procéder permet de supprimer tous les seuils administratifs concernant une reprise progressive du travail et donne au médecin-conseil la possibilité de se concentrer pleinement sur les cas qui nécessitent réellement un accompagnement.

En ordre subsidiaire, nous déposons l’amendement nº 8 qui vise uniquement à instaurer une obligation d’information immédiate pour la personne en incapacité de travail qui veut reprendre progressivement le travail. Ainsi, la proposition relative au contrôle systématique a posteriori n’est pas modifiée. Une obligation de communication administrative immédiate de la part de la personne en incapacité de travail qui reprend le travail est, avant tout, absolument nécessaire dans la perspective d’un enregistrement efficace des personnes en incapacité de travail qui tentent de reprendre progressivement le travail. Elle est nécessaire aussi pour associer l’assuré social à la sécurité sociale mais également pour garantir la sécurité juridique pour la personne en incapacité de travail, la mutualité et les instances de contrôle.

En outre, une telle obligation d’information pour la personne en incapacité de travail est déjà explicitement admise dans la doctrine et la jurisprudence. L’ancrage légal de cette obligation d’information permettra à la société d’être réellement solidaire avec les personnes en incapacité de travail et de leur offrir toutes les chances de réintégrer le marché du travail.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA). – Uit de meest recente cijfers die het RIZIV publiceerde, blijkt dat er bijna 300 000 invaliden zijn en dat er 30 miljoen vergoedbare ziektedagen waren in primaire arbeidsongeschiktheid. Het gaat om een jaarlijks budget van 5 miljard euro.

De verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval is natuurlijk een belangrijke pijler in onze sociale zekerheid. Het spreekt voor zich dat we solidair moeten zijn met personen die getroffen worden door arbeidsongeschiktheid. Solidariteit met deze groep van personen betekent dat we hen een inkomensvervangende uitkering moeten toekennen, maar bovenal dat we hen in de mate van eenieders mogelijkheden terug moeten begeleiden naar de arbeidsmarkt. Dat vergt een actief beleid. Zo’n beleid dient erin te bestaan dat elke arbeidsongeschikte die langer dan twee maanden arbeidsongeschikt is, individueel begeleid wordt, zodat elkeen die volledig of gedeeltelijk opnieuw geïntegreerd kan worden in de arbeidsmarkt daar maximaal de kans toe krijgt.

Uit de cijfers die ter beschikking werden gesteld van mijn collega’s in de Senaat en in de Kamer, blijkt dat de progressieve werkhervatting tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid absoluut geen succes is. Middels het actieplan back to work wenst de minister meer arbeidsongeschikten opnieuw aan de slag te krijgen. Uiteraard steunen we de idee om meer arbeidsongeschikten terug op de arbeidsmarkt te krijgen, maar we hebben fundamentele bedenkingen bij de voorgestelde maatregelen.

Momenteel kan een progressieve werkhervatting tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid enkel indien de arbeidsongeschikte daartoe vooraf de toestemming krijgt van de adviserend geneesheer van zijn ziekenfonds. In de programmawet wordt deze voorafgaande toestemming een a posteriori toestemming. Een loutere wijziging van een a priori toestemming in een a posteriori zal geen zoden aan de dijk brengen. Integendeel. De minister ondergraaft het nut van de tussenkomst van de adviserend geneesheer bij progressieve werkhervatting. Er wordt rechtsonzekerheid gecreëerd voor de sociaal verzekerde en de controle op de arbeidsongeschikte-verzekerde wordt bemoeilijkt.

Daarom wenst de N-VA het voorstel te amenderen. In de amendementen 6 en 7 voeren wij voor de arbeidsongeschikte die progressief het werk hervat, een onmiddellijke informatieplicht in ten aanzien van het ziekenfonds en heffen we de systematische tussenkomst van de adviserend geneesheer op. De adviserend geneesheer kan dan, op basis van de melding van de arbeidsongeschikte, enerzijds, en het medisch dossier, anderzijds, bepalen welke arbeidsongeschikte hij oproept en onderzoekt in het kader van die progressieve werkhervatting. Op die manier kan een goed en gericht beleid worden gevoerd. Zo worden voor de arbeidsongeschikte alle administratieve drempels voor een progressieve werkhervatting weggenomen en kan de adviserend geneesheer zich ten volle concentreren op die gevallen die echt begeleiding nodig hebben.

In ondergeschikte orde dienen we amendement 8 in. Dat strekt ertoe enkel een onmiddellijke informatieplicht in te voeren voor de arbeidsongeschikte die progressief het werk wil hervatten. Aan het voorstel omtrent de systematische a posteriori controle van elke progressieve werkhervatting wordt dan niet geraakt. Een onmiddellijke administratieve meldingsplicht voor de arbeidsongeschikte die het werk hervat, is, om te beginnen, absoluut noodzakelijk met het oog op een afdoende registratie van de arbeidsongeschikten die zich wagen aan een progressieve werkhervatting, want meten is weten. Het is ook nodig om de sociaal verzekerde bij de sociale zekerheid te betrekken en met het oog op de rechtszekerheid voor de arbeidsongeschikte, het ziekenfonds en de controlerende instanties.

Bovendien wordt een dergelijke informatieplicht van de arbeidsongeschikte al expliciet aanvaard in doctrine en jurisprudentie. Het wettelijk verankeren van deze informatieplicht zal ons als maatschappij in staat stellen om werkelijk solidair te zijn met de arbeidsongeschikte en hem of haar alle kansen te bieden om zich opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt.

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles du projet de loi-programme (I) (Doc. 5-1098) (Procédure d’évocation)

Artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1098) (Evocatieprocedure)

(Le texte adopté par les commissions est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53-1481/10.)

(De tekst aangenomen door de commissies is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-1481/10.)

M. le président. – Mme Temmerman et M. Vandenbroucke proposent l’amendement nº 1 (voir document 5-1098/2) tendant à insérer un nouveau chapitre 1/1.

De voorzitter. – Mevrouw Temmerman en de heer Vandenbroucke hebben amendement 1 ingediend (zie stuk 5-1098/2) dat ertoe strekt een nieuw hoofdstuk 1/1 in te voegen.

Mme Temmerman et M. Vandenbroucke proposent l’amendement nº 2 (voir document 5-1098/2) tendant à insérer un nouvel article 4/2.

Mevrouw Temmerman en de heer Vandenbroucke hebben amendement 2 ingediend (zie stuk 5-1098/2) dat ertoe strekt een nieuw artikel 4/2 in te voegen.

À l’article 14, M. De Bruyn propose l’amendement nº 4 (voir document 5-1098/2).

Op artikel 14 heeft de heer De Bruyn amendement 4 ingediend (zie stuk 5-1098/2).

À l’article 14, M. De Bruyn propose l’amendement nº 5 (voir document 5-1098/2).

Op artikel 15 heeft de heer De Bruyn amendement 5 ingediend (zie stuk 5-1098/2).

À l’article 16, Mme Sleurs et consorts proposent l’amendement nº 5 (voir document 5-1098/5).

Op artikel 16 heeft mevrouw Sleurs c.s. amendement 6 ingediend (zie stuk 5-1098/5).

À l’article 17, Mme Sleurs et consorts proposent l’amendement nº 7 (voir document 5-1098/5).

Op artikel 17 heeft mevrouw Sleurs c.s. amendement 7 ingediend (zie stuk 5-1098/5).

À l’amendement 6, Mme Sleurs et consorts proposent l’amendement subsidiaire nº 8 (voir document 5-1098/5).

Op amendement 6 heeft mevrouw Sleurs c.s. het subsidiair amendement 8 ingediend (zie stuk 5-1098/5).

Le vote sur les amendements est réservé.

De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble du projet de loi.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.

Discussion des articles du projet de loi-programme (II) (Doc. 5-1099)

Artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van programmawet (II) (Stuk 5-1099)

(Le texte adopté par les commissions est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 53-1482/5.)

(De tekst aangenomen door de commissies is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 53-1482/5.)

Les articles 1er à 7 sont adoptés sans observation.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

De artikelen 1 tot 7 worden zonder opmerking aangenomen.

De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de loi modifiant diverses dispositions relatives au droit des mineurs d’être entendus par le juge (de Mme Sabine de Bethune et Mme Martine Taelman ; Doc. 5-115)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-115)

Discussion générale

Algemene bespreking

Mme Zakia Khattabi (Ecolo), corapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

Mme Inge Faes (N-VA), corapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit.

Mevrouw Inge Faes (N-VA), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

Mme Christine Defraigne (MR). – La proposition de loi qui nous est soumise est le fruit d’un travail approfondi. Nous avons dû réaliser un exercice difficile, voire d’équilibriste. En effet, le droit de l’enfant à être entendu dans toutes les procédures qui le concernent est consacré par des conventions internationales et la Constitution, comme M. Delpérée l’a souvent rappelé. Nous étions aussi confrontés à une incohérence entre l’article 931 du Code judiciaire et la loi sur la protection de la Jeunesse.

La proposition de Mme de Bethune avait une vision extrêmement extensive de ce droit puisque les mineurs étaient entendus ipso facto dans tous les cas de figure à partir de sept ans dans toutes les procédures qui les concernaient.

Nous avons alors procédé, dans cette matière sensible et délicate, à des auditions, notamment de magistrats de terrain. La commission a été enthousiasmée par la passion, la foi et le souci de bien faire qui animent un certain nombre de magistrats du parquet, de la Jeunesse, des référés et de la justice de paix.

Il fallait en outre répondre au prescrit constitutionnel et des conventions internationales mais aussi à l’évolution de la société. En effet, les enfants d’aujourd’hui ne sont pas dans les mêmes conditions que leurs aînés, la société a évolué de façon extrêmement rapide et les enfants sont parfois bien informés des conflits et de ce qui se passe autour d’eux ; ils ne sont plus nécessairement dans une bulle.

Il fallait en même temps éviter que les enfants ne soient pris dans un conflit de loyauté, qu’ils ne doivent trancher d’une manière ou d’une autre entre leur père et leur mère, que les conflits se judiciarisent, que les enfants portent le poids de la solution familiale et de la résolution des conflits intrafamiliaux, qu’ils n’endossent un rôle qui n’est pas le leur en leur faisant prendre des responsabilités à la place des parents, ce que les psychologues appellent la « parentification ».

Nous avons fait la distinction entre les enfants de douze ans et ceux de moins de douze ans, mais je n’entrerai pas dans les détails techniques de la proposition de loi. Nous avons en tout cas essayé d’instaurer le droit absolu de l’enfant à refuser d’être entendu et, s’il demande à être entendu, de veiller à ce qu’il soit épaulé dans sa démarche et à ce qu’il sache que ses propos pourront être lus par ses parents.

Douze ans, cela nous semblait être un âge raisonnable pour faire une distinction entre les deux systèmes et les garde-fous que nous avons établis. Ce qui doit devenir un droit pour les enfants ne doit pas devenir une contrainte. Il ne faut pas que nos enfants soient fragilisés par ce qui reste toujours impressionnant pour eux, à savoir intervenir dans ces procédures judiciaires. En ne leur faisant pas endosser un rôle de partie aux procès, nous avons voulu à tout prix préserver leur enfance, leur innocence et leur faire garder leur statut d’enfant, ce qui est quand même essentiel.

Je souhaiterais à nouveau remercier les protagonistes de la commission de la Justice. En aboutissant à des solutions concrètes que nous avons pesées et pris le temps de définir, nous avons consacré un pan important à ce qui sera, demain, un élément constructif du tribunal de la famille. Je remercie les auteurs et l’ensemble des commissaires qui ont travaillé à ce texte.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Dit wetsvoorstel is het resultaat van een grondig onderzoek. We hebben een moeilijke evenwichtsoefening moeten maken. Het recht van het kind om gehoord te worden in alle procedures die het aangaan, wordt bevestigd door internationale verdragen en door de Grondwet. We stonden ook voor een incoherentie tussen artikel 931 van het Gerechtelijk wetboek en de wet betreffende de jeugdbescherming.

Het voorstel van mevrouw de Bethune gaf een zeer ruime interpretatie aan dat recht: alle minderjarigen vanaf zeven jaar werden ipso facto gehoord in alle mogelijke situaties in alle procedures die hen aangingen.

We zijn dan overgegaan tot hoorzittingen over deze gevoelige materie, in het bijzonder met magistraten van het terrein. De commissie was getroffen door de passie, de overtuiging en de bekommernis om juist te handelen waardoor sommige parketmagistraten, jeugdrechters, rechters in kort geding en vrederechters worden gedreven.

Er moest onder meer een antwoord worden geboden op wat de grondwet en de internationale verdragen voorschrijven, maar ook op de maatschappelijke evolutie. Immers, de kinderen van vandaag leven in andere omstandigheden dan de vorige generaties. De maatschappij is op korte tijd sterk geëvolueerd en kinderen zijn soms goed geïnformeerd over de conflicten en over wat zich rondom hen afspeelt.

Er moest worden vermeden dat de kinderen in een loyaliteitsconflict betrokken raken, dat ze op een of andere manier moeten kiezen tussen hun vader en hun moeder, dat conflicten een juridisch karakter krijgen, dat de kinderen de last van het uiteenvallen van het gezin en van de huiselijke conflicten dragen en dat ze een rol opnemen die niet bij hen past door verantwoordelijkheden te nemen in de plaats van de ouders, de zogenaamde ‘parentificatie’.

We hebben het onderscheid gemaakt tussen kinderen jonger dan twaalf en ouder dan twaalf, maar ik zal niet uitweiden over de technische details van het wetsvoorstel. We hebben in ieder geval getracht het absolute recht van het kind om te weigeren gehoord te worden in te voeren en, als het kind vraagt om gehoord te worden, ervoor te zorgen dat het ondersteund wordt in zijn stappen en dat het weet dat zijn woorden door zijn ouders kunnen worden gelezen.

Twaalf jaar lijkt ons een redelijke leeftijd om het onderscheid te kunnen maken tussen beide systemen en de waarschuwingen die we ingebouwd hebben. Het recht van het kind mag geen dwang worden. Onze kinderen mogen niet kwetsbaarder worden gemaakt door iets wat nog altijd veel indruk op hen maakt, namelijk tussenbeide komen in gerechtelijke procedures. Door hen niet de rol te laten opnemen van partij bij de processen, hebben we er tot elke prijs voor willen zorgen dat ze kind kunnen blijven en hun onschuld niet verliezen.

Ik wil de protagonisten van de commissie voor de Justitie nogmaals bedanken. We zijn tot concrete oplossingen gekomen die we hebben afgewogen en we hebben de tijd genomen om ze te definiëren. Daarmee hebben we bijgedragen tot hetgeen in de toekomst een constructief element van de familierechtbanken zal vormen. Ik dank de auteurs en alle leden die aan deze tekst hebben gewerkt.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Je remercie les rapporteuses, Mmes Faes et Khattabi, pour leur excellent rapport. Je remercie également la présidente de la commission de la Justice, Mme Defraigne, pour son discours très nuancé que je partage totalement.

Nous avons devant nous la proposition de loi relative au droit de parole des mineurs dans les procédures judiciaires qui les concernent. Ce n’est pas la première fois que le Sénat se penche sur cette question puisque cette proposition de loi a déjà été adoptée il y a déjà neuf ans. À l’époque, la Chambre a cependant laissé passer la chance de concrétiser ce droit.

Le droit de parole des enfants figurait depuis longtemps à l’agenda du Comité des droits de l’enfant des Nations unies, du Commissariat aux droits de l’enfant, du Délégué général aux droits de l’enfant, des organisations de la société civile et de nombreux enfants et jeunes. Chaque semaine, je reçois des lettres et des courriels de jeunes à ce sujet.

Juridiquement parlant, un fait important est intervenu depuis 2002, à savoir la révision de l’article 22bis de la Constitution relative au droit de parole et de participation de l’enfant dans tous les dossiers qui le concerne.

Le droit de parole n’est pas encore concrétisé dans la pratique et il existe une kyrielle de procédures qui font que le mineur est souvent abandonné à son sort.

Après les intéressantes discussions que nous avons eues en commission de la Justice et les auditions, un compromis s’est dégagé permettant de concrétiser enfin le droit du mineur d’être entendu par le juge dans les procédures qui le concernent.

De nombreuses décisions relatives à l’autorité parentale, au logement et aux relations personnelles ayant un impact considérable sur la vie quotidienne de l’enfant, il est important que celui-ci puisse se faire entendre, quel que soit son âge.

Durant la discussion en commission, il est apparu qu’il n’était pas simple de déterminer l’âge auquel l’enfant est suffisamment mûr pour exprimer son point de vue. J’appuie dès lors le compromis qui prévoit que tous les enfants âgés de douze ans soient invités à être entendus par le juge et que les enfants de moins de douze ans puissent demander à être entendus par le juge, sans que ce dernier ne puisse leur refuser ce droit. En outre, il est précisé que l’enfant n’est pas obligé de comparaître s’il ne le souhaite pas.

Les enfants peuvent également faire appel à l’assistance d’un avocat ayant, de préférence, suivi une formation spécifique à l’accompagnement des mineurs. Il est important également que l’enfant ne soit pas partie à la cause.

Par ailleurs, il est essentiel que la justice fasse tout ce qui est nécessaire pour être plus adaptée aux enfants et qu’elle prévoie des formations pour les magistrats à cet effet. Ainsi, la proposition de loi prévoit que l’entretien ait lieu dans un endroit adapté et impose au juge d’accorder, à l’avis du mineur, un intérêt approprié compte tenu de l’âge et du niveau de maturité de celui-ci. Les propos de l’enfant ne sont pas déterminants, mais le juge devra cependant en tenir compte de manière adéquate.

Chers collègues, grâce à votre soutien, et je remercie particulièrement tous les membres de la commission de la Justice, nous avons pu franchir une étape importante dans l’uniformisation de toutes les possibilités de participation des mineurs. Après le vote au Sénat, la proposition sera envoyée à la Chambre, qui ne pourra plus ignorer ce droit fondamental des enfants prévu dans la Constitution et dans la Convention relative aux droits de l’enfant. Le consensus que nous avons pu atteindre sur cette question au sein de notre commission de la Justice est un signal important qui devra être pris en compte dans les discussions relatives à la création d’un tribunal de la famille.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik dank de rapporteurs, mevrouw Faes en mevrouw Khattabi, voor het voortreffelijk rapport. Ik bedank ook de voorzitter van de commissie voor de Justitie, mevrouw Defraigne, voor haar zeer genuanceerde toespraak waar ik volledig kan achter staan.

Voor ons ligt het wetsvoorstel dat kinderen een spreekrecht verleent in rechterlijke procedures die hen aanbelangen. Het is niet de eerste keer dat de Senaat zich hierover buigt, want de Senaat keurde dit wetsvoorstel reeds negen jaar geleden goed. De Kamer liet toen echter de kans liggen om dit recht realiteit te laten worden.

Het spreekrecht voor kinderen bleef echter vooraan op de agenda staan van het VN-Kinderrechtencomité, het Kinderrechtencommissariaat, de Délégué général aux droits de l’enfant, van middenveldorganisaties en van vele kinderen en jongeren. Ik krijg elke week brieven en e-mails van jongeren over deze problematiek.

Ten opzichte van 2002 heeft zich juridisch gezien een belangrijk feit voorgedaan, namelijk de aanvulling van artikel 22bis van de Grondwet, collega Delpérée, dat voorziet in het recht op inspraak en participatie in alle zaken die het kind aanbelangen.

Inzake het spreekrecht wordt dit recht nog niet geconcretiseerd in de praktijk en bestaat er een wirwar aan verschillende procedures, waardoor de minderjarige vaak in de kou blijft staan.

Na de interessante discussies in de commissie voor de Justitie en de hoorzittingen is een belangrijk compromis bereikt, dat eindelijk het recht voor de minderjarige om door de rechter gehoord te worden in de procedures die hem of haar aanbelangen, in de realiteit omzet.

Omdat heel wat beslissingen omtrent het ouderlijk gezag, de huisvesting en de persoonlijke relaties een zeer aanzienlijke impact hebben op het dagelijks leven van het kind, is het belangrijk dat het kind zelf, ongeacht de leeftijd, zijn stem kan laten horen.

Tijdens de discussie in de commissie bleek dat het niet eenvoudig is een bepaalde leeftijd naar voren te schuiven waarop het kind voldoende rijp is om zijn mening te laten kennen. Ik steun daarom het compromis om alle kinderen boven de twaalf jaar uit te nodigen om door de rechter gehoord te worden en dat de kinderen onder de twaalf jaar aan de rechter kunnen vragen gehoord te worden zonder dat de rechter dit kan weigeren. Bovendien wordt benadrukt dat het kind niet verplicht is om te verschijnen als het dit niet wenst.

De kinderen kunnen eveneens een beroep doen op de bijstand van een advocaat, die bij voorkeur een specifieke opleiding in de omgang met minderjarigen heeft gevolgd. Belangrijk is evenwel dat het kind geen partij wordt in het geding.

Belangrijk is ook dat justitie zich kindvriendelijk zal moeten opstellen en voorzien in opleidingen voor magistraten om op een gepaste wijze invulling te kunnen geven aan het spreekrecht. Zo maakt het wetsvoorstel het mogelijk om het onderhoud te laten plaatsvinden op een geschikte plaats en schrijft het voor dat de rechter een passend belang moet hechten aan de mening van het kind, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. Het is dus niet zo dat de woorden van het kind doorslaggevend zullen zijn in de beslissing van de rechter, maar hij zal er wel op gepaste wijze rekening moeten mee houden.

Collega’s, met uw steun, en ik dank uitdrukkelijk alle leden van de commissie voor de Justitie, hebben we een belangrijke stap kunnen zetten om alle vormen van inspraakmogelijkheden voor minderjarigen eenvormig te maken. Na de stemming in de Senaat vertrekt het voorstel naar de Kamer, die niet blind kan blijven voor dit grondrecht van kinderen dat is verankerd in onze Grondwet en het Kinderrechtenverdrag. De consensus die wij in onze commissie voor de Justitie over dit punt konden bereiken, kan ook een belangrijk signaal zijn dat moet worden meegenomen in de besprekingen voor de oprichting van een familierechtbank.

Mme Güler Turan (sp.a). – Tout d’abord, je remercie tous ceux qui ont collaboré à l’élaboration de cette proposition de loi. Les auditions de représentants de la société civile, juges, avocats, psychologues se sont révélées particulièrement intéressantes.

La présente proposition de loi est un compromis. Elle constitue un énorme progrès. En tant qu’avocate, je vois tous les jours au tribunal des mineurs devenir le jouet des querelles de leurs parents divorcés. Le fait que l’enfant soit entendu et la manière dont il le sera dépendent souvent du tribunal ou du juge individuel. Un juge de paix n’auditionnera pas le mineur, un juge de la jeunesse l’entendra nécessairement. Une réglementation uniforme est essentielle. C’est pourquoi il est très positif que l’on vote aujourd’hui le droit pour les mineurs à être entendus.

J’ai toutefois déposé un amendement. J’ai principalement retenu des auditions en commission la remarque du commissaire aux droits de l’enfant, selon laquelle l’instauration d’un droit à être entendu est positive et nécessaire mais qu’il faut en même temps garantir l’application de ce droit. En vertu de la présente proposition de loi, le juge envoie au mineur une lettre d’information, résumant plusieurs possibilités : le droit à être entendu, le fait que le mineur n’est pas obligé de faire une déclaration, la procédure à suivre s’ils souhaite être assisté par un avocat.

Je plaide pour que les choses soient rendues aussi faciles et humaines que possible pour le mineur. Les mineurs ne peuvent arbitrer la querelle entre les parents. Donnez-leur le droit à être entendus. La lettre de convocation devra également mentionner les nom et coordonnées d’un avocat. Le mineur doit très facilement avoir accès à un conseiller, de sorte qu’il puisse lui-même décider s’il fait une déclaration devant le juge et le cas échéant, quelle déclaration.

Le mineur se voit octroyer un droit mais aucune assistance n’est prévue. C’est une grande lacune dans la présente proposition de loi, raison pour laquelle j’ai déposé un amendement. Il vise à informer directement le jeune par courrier ou par d’autres moyens – téléphone ou mail – et à lui communiquer les coordonnées d’un avocat. Je ne demande pas que cet avocat devienne partie à la procédure opposant les parents, mais qu’il discute au moins une fois avec le jeune et lui explique qu’il n’est pas obligé de faire une déclaration. Nous devons éviter que le mineur se voie imposer une obligation de parler et qu’il doive faire un choix entre ses parents.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). – In de eerste plaats bedank ik iedereen die aan de totstandkoming van dit wetsvoorstel heeft meegewerkt. De hoorzittingen met vertegenwoordigers van het middenveld, rechters, advocaten, psychologen waren een boeiende openbaring.

Het voorliggende wetsvoorstel is een compromis. Het betekent een enorme verbetering. Als advocaat ervaar ik op de rechtbank dagelijks dat minderjarigen de speelbal worden in de vechtscheiding van hun ouders. Ook hangt het vaak van de rechtbank of de individuele rechter af of de minderjarige wordt gehoord en hoe hij zal worden verhoord. Een vrederechter zal de minderjarige niet horen, een jeugdrechter zal hem verplicht horen. Een uniforme regeling is essentieel. Het is dan ook zeer positief dat vandaag een hoorrecht voor minderjarigen zal worden goedgekeurd.

Toch heb ik een amendement ingediend. Van de hoorzittingen in de commissie blijft mij vooral de opmerking van de kinderrechtencommissaris bij dat de invoering van een hoorrecht positief en noodzakelijk is, maar dat tegelijkertijd moet worden gewaarborgd dat dit recht ook wordt toegepast. Krachtens het voorliggende wetsvoorstel stuurt de rechter de minderjarige per brief een informatieformulier op. Daarin worden enkele mogelijkheden opgesomd: het recht om gehoord te worden, het feit dat de minderjarige niet verplicht is een verklaring af te leggen, de te volgen procedure als de minderjarige door een advocaat wil worden bijgestaan.

Ik vraag om het voor de minderjarige zo makkelijk en menselijk mogelijk te maken. De minderjarigen moeten niet de strijd tussen de ouders beslechten. Geef ze het recht om te worden gehoord. Samen met de oproepingsbrief moeten ook de naam en de coördinaten van een advocaat worden opgestuurd. De minderjarige moet op een zeer laagdrempelige en een zeer duidelijke manier toegang krijgen tot een objectieve raadgever, zodat hij zelf de beslissing kan nemen of hij voor de rechter een verklaring aflegt en welke verklaring hij in voorkomend geval aflegt.

De minderjarige krijgt nu een recht, maar er wordt niet voorzien in bijstand. Dat is een grote leemte in het voorliggende wetsvoorstel en om die reden heb ik een amendement ingediend. Het strekt ertoe de minderjarige automatisch schriftelijk of via andere middelen – telefonisch of per mail – rechtstreeks te informeren, met de vermelding van de gegevens van een advocaat. Ik vraag niet dat die advocaat een partij wordt in de procedure van de ouders, maar dat hij de minderjarige minstens eenmaal spreekt en duidelijk maakt dat hij niet verplicht is een verklaring af te leggen. We moeten voorkomen dat de minderjarige een spreekplicht wordt opgelegd of dat hij een keuze moet maken tussen zijn ouders.

Mme Freya Piryns (Groen!). – Je tiens à rassurer Mme de Bethune. Elle peut compter sur notre soutien.

La Convention internationale des Droits de l’enfant précise que les enfants doivent avoir le droit fondamental d’exprimer leur opinion dans toutes les procédures juridiques et administratives qui les concernent et qu’il faut accorder un intérêt approprié à cet avis en tenant compte de la maturité de l’enfant en question. La proposition de loi rencontre cette disposition. Je me réjouis également qu’il s’agisse d’un droit et non d’une obligation.

Comme les orateurs précédents, j’estime que cela aurait dû être fait depuis longtemps. En cela, on renvoie également à juste titre au Commissariat aux droits de l’enfant. Nous recevrons tous au moins une fois des courriels d’enfants, mais le commissaire aux droits de l’enfant y est plus souvent confronté. J’estime par conséquent justifié que cette proposition de loi soit soumise aujourd’hui au vote. J’espère que, cette fois, la Chambre y donnera la suite qu’il convient.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Ik kan mevrouw de Bethune geruststellen. Zij kan alvast op onze steun rekenen.

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt dat kinderen het fundamenteel recht moeten hebben hun mening te uiten in elke juridische en administratieve procedure die hen aanbelangt en dat aan die mening een passend belang moet worden gehecht, rekening houdend met de maturiteit van het kind in kwestie. Het wetsvoorstel komt aan deze bepaling tegemoet. Het stemt me ook tevreden dat het gaat om een recht en niet om een plicht.

Zoals vorige sprekers al hebben aangehaald, ben ik eveneens van oordeel dat dit al veel eerder had moeten worden vastgelegd. In dezen wordt ook terecht naar het Kinderrechtencommissariaat verwezen. Wij allen zullen wel eens mails van kinderen krijgen, maar de kinderrechtencommissaris wordt er vaak mee geconfronteerd. Ik acht het dan ook terecht dat dit wetsvoorstel vandaag ter stemming voorligt. Ik hoop dat de Kamer er ditmaal wel een passend gevolg aan zal geven.

Mme Martine Taelman (Open Vld). – Je me réjouis qu’une version, il est vrai, édulcorée des trois propositions de loi que nous avons introduites au sénat voici des années soit, pour la deuxième fois, soumise au vote. Ces propositions concernaient le droit d’être entendu, les avocats des jeunes et l’accès au tribunal. J’espère que nous ne serons pas confrontés aux mêmes problèmes qu’à l’époque et que la Chambre adoptera ces propositions. Malheureusement, l’accès au tribunal en est encore absent, mais nous ne manquerons pas de traiter cette question ultérieurement.

Mon groupe votera par conséquent pour cette proposition. Je me réjouis que les enfants, d’une part, bénéficient enfin d’un droit à l’assistance assuré par des avocats maîtrisant la matière et, d’autre part, ne soient plus tributaires de leur domicile et du barreau auquel le dossier sera soumis pour bénéficier ou non d’une assistance spécialisée.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). Het verheugt me dat een weliswaar afgezwakte versie van de drie wetsvoorstellen die we jaren geleden al hebben ingediend in de Senaat voor de tweede maal ter stemming wordt voorgelegd. Dat gebeurde een eerste keer enkele legislaturen geleden. Toen ging het over het hoorrecht, de jeugdadvocaten, indertijd nog ingediend met Kathy Lindekens, evenals de toegang tot de rechtbank.

Ik hoop dat we niet opnieuw met dezelfde gang van zaken worden geconfronteerd en dat de Kamer deze voorstellen goedkeurt. Jammer behoort de toegang tot de rechtbank er nog niet bij, maar dat zullen we later wel behandelen.

Mijn fractie zal dit voorstel bijgevolg goedkeuren. Het verheugt ons dat eindelijk aan de kinderen een recht op bijstand wordt gegeven door advocaten die weten waarmee ze bezig zijn en dat het tot het verleden zal behoren dat kinderen, naargelang van hun woonplaats en de balie aan wie het dossier wordt voorgelegd, al dan niet gespecialiseerde bijstand krijgen.

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Pour le texte adopté par la commission de la Justice, voir document 5-115/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Justitie, zie stuk 5-115/4.)

M. le président. – À l’article 4, Mme Turan propose l’amendement nº X (voir document 5-115/6).

De voorzitter. – Op artikel 4 heeft mevrouw Turan amendement 16 ingediend (zie stuk 5-115/6).

Le vote sur cet amendement et sur l’article 4 est réservé.

De stemming over dit amendement en over artikel 4 wordt aangehouden.

Les autres articles sont adoptés sans observation.

De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu’au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel hebben later plaats.

Proposition de loi modifiant la loi du 5 juillet 1994 relative au sang et aux dérivés du sang d’origine humaine en vue de relever l’âge maximum autorisé pour le don de sang et de dérivés de sang (de M. Louis Ide, Mme Marleen Temmerman et consorts ; Doc. 5-1111)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong met het oog op de verhoging van de maximumleeftijd voor de donatie van bloed en bloedderivaten (van de heer Louis Ide, mevrouw Marleen Temmerman c.s.; Stuk 5-1111)

Discussion générale

Algemene bespreking

M. le président. – La parole est à Mme Sleurs pour un rapport oral.

De voorzitter. – Het woord is aan mevrouw Sleurs voor een mondeling verslag.

Mme Elke Sleurs (N-VA), rapporteuse. – Au départ, deux propositions de loi relative à l’augmentation de l’âge maximum des donneurs de sang ont été déposées : la première par Mme Temmerman et la seconde par M. Ide. Pour tenir compte au maximum des différences de fond, il a été décidé, avec les cosignataires de la proposition de M. Ide, de déposer une proposition commune Ide-Temmerman signée par plusieurs membres de la commission. La proposition contient une adaptation de la loi du 5 juillet 1994 relative au sang et aux dérivés du sang d’origine humaine. Elle augmente l’âge maximum des donneurs.

Le Conseil supérieur de la Santé s’est penché sur la proposition de loi et son avis contient quelques remarques intéressantes.

Ainsi, les donneurs de sang plus âgés sont particulièrement réguliers et ils doivent être moins souvent refusés à cause d’un comportement à risque favorable à la transmission de maladies infectieuses. Ceci augmente bien entendu la sécurité des transfusions. Le Conseil supérieur de la Santé recommande de ne plus accepter de nouveaux donneurs de plus de 65 ans.

Dans d’autres pays de l’Union européenne, on ne peut donner de sang que jusqu’au jour de son 71e anniversaire. Il importe de bien déterminer la condition d’âge car d’énormes problèmes sont déjà apparus dans le passé à ce sujet. Nous en avons longuement discuté en commission pour savoir jusqu’à quel âge précis une personne peut donner son sang. La veille de son 71e anniversaire est le dernier jour lors duquel on peut donner son sang.

M. Ide a souligné qu’il est important de prévoir une exception pour le prélèvement érythrocytaire double parce qu’il comporte davantage de risques. Dans ce cas, la limite d’âge doit dès lors être maintenue à 65 ans.

La ministre espère que l’augmentation de l’âge pour le don de sang pourra être adoptée aussi vite que possible. La disposition prévue dans la proposition de loi offre une solution au problème de la pénurie, surtout pendant la période estivale. M. Ide et Mme Temmerman partagent l’ambition de la ministre d’augmenter aussi vite que possible la limite d’âge et espèrent que ce sera le cas avant les vacances d’été.

Au terme de la discussion, la proposition amendée a été adoptée à l’unanimité des douze membres présents.

Mevrouw Elke Sleurs (N-VA), rapporteur. – Initieel werden over de verhoging van de maximumleeftijd van bloeddonoren twee wetsvoorstellen ingediend, een door mevrouw Temmerman, een door de heer Ide. Om maximaal rekening te houden met de inhoudelijke verschillen en met de medeondertekenaars van het voorstel van de heer Ide werd beslist een gezamenlijk voorstel-Ide-Temmerman in te dienen, dat door verschillende leden van de commissie mee werd ondertekend. Het voorstel bevat een aanpassing van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong en verhoogt de maximumleeftijd van donoren.

De Hoge Gezondheidsraad heeft zich over het wetsvoorstel beraden en zijn advies bevat enkele interessante opmerkingen.

Zo zijn oudere donoren bijzonder regelmatige bloedgevers en moeten ze minder vaak worden geweigerd wegens risicogedrag voor overdracht van infectieziekten. Dat verhoogt natuurlijk de transfusieveiligheid. De Hoge Gezondheidsraad beveelt wel aan geen nieuwe donoren ouder dan 65 jaar te aanvaarden.

Ook in andere landen van de Europese Unie mag men bloed geven tot de dag voor zijn 71ste verjaardag. Belangrijk is de leeftijdsvoorwaarde goed te bepalen, want op dat punt zijn er in het verleden al enorme problemen gerezen. We hebben er lang over gediscussieerd om te weten tot wanneer precies er bloed mag worden gegeven. De dag voor men 71 wordt is de laatste dag dat men bloed mag geven.

De heer Ide wees erop dat het belangrijk is een uitzondering te maken voor de dubbele erytrocytenafname, omdat dat meer risico inhoudt. Daarvoor wordt de leeftijdsgrens dan ook op 65 jaar gehouden.

De minister hoopt dat de leeftijdsverhoging voor bloeddonatie zo snel mogelijk wordt goedgekeurd. De oplossing die in het wetsvoorstel wordt aangereikt, biedt een oplossing voor het probleem van de schaarste, zeker in de zomerperiode. De heer Ide en mevrouw Temmerman delen de ambitie van de minister om leeftijdsverhoging zo snel mogelijk te realiseren, hopelijk nog voor het zomerreces.

Na de bespreking werd het geamendeerde wetsvoorstel eenparig aangenomen door de twaalf aanwezige commissieleden.

M. Louis Ide (N-VA). – Le présent texte constitue une belle symbiose entre les deux propositions de loi initiales. Il s’agit d’une simple proposition de loi qui aura cependant un certain impact. Je sais par expérience qu’en été, la Croix-Rouge éprouve des problèmes pour trouver des donneurs. C’est surtout le cas pour le groupe sanguin O négatif, avec toutes les conséquences que cela entraîne. Les médecins doivent alors faire preuve de beaucoup de créativité pour permettre une transfusion correcte.

Grâce à l’augmentation de l’âge à 71 ans, nous mettons un terme à la discussion que nous avons dû mener dans le passé pour savoir qu’il fallait opter pour 70 ou 71. Grâce à de longues mais utiles discussions, les choses sont aujourd’hui devenues claires.

Aujourd’hui, la proposition protège également les donneurs contre eux-mêmes. Pour le prélèvement érythrocytaire double et l’aphérèse, les exigences sont plus strictes.

Je remercie mes collègues pour le débat constructif et le soutien en commission. J’espère que la proposition recevra ici aussi un grand soutien et qu’elle sera adoptée rapidement à la Chambre de manière à ce que, cet été, les centres de transfusion ne rencontrent plus de problèmes.

De heer Louis Ide (N-VA). – De voorliggende tekst is een mooie symbiose van de twee initiële wetsvoorstellen. Het is een eenvoudig wetsvoorstel dat toch een zekere impact zal hebben. Uit ervaring weet ik dat in de zomerperiode het Rode Kruis problemen heeft om donoren te vinden. Zeker de bloedgroep O negatief is dan zeer moeilijk te vinden met alle gevolgen van dien. De artsen moeten dan veel creativiteit aan de dag leggen om een correcte transfusie mogelijk te maken.

Met de verhoging van de leeftijd tot 71 jaar maken we meteen ook een einde aan de discussie 70/71 jaar die we in het verleden moesten voeren. Dankzij lange maar nuttige discussies is dat nu duidelijk geworden.

Het voorstel beschermt donoren nu ook tegen zichzelf. Voor de dubbele erytrocytenafname en de aferese worden de eisen strenger.

Ik dank de collega’s voor het constructieve debat en de steun in de commissie. Ik hoop dat het voorstel ook hier veel steun zal krijgen en dat het ook in de Kamer snel wordt goedgekeurd zodat de bloedtransfusiecentra deze zomer alvast geen problemen meer hebben.

Mme Fatiha Saïdi (PS). – Monsieur le président, à quelques jours de la Journée mondiale des donneurs de sang instaurée par l’Organisation mondiale de la santé en 2004 – il s’agit, le 14 juin de chaque année, de sensibiliser les citoyens à l’importance du don de sang –, nous allons voter une proposition de loi relevant l’âge des donneurs et des donneuses de sang à septante ans révolus.

Les produits sanguins permettent de soigner et de sauver la vie de nombreux malades atteints de pathologies graves. Le don de sang est indispensable pour sauver des vies car il n’existe pas de produit capable de remplacer complètement le sang humain.

Or, d’après les chiffres de la Croix-Rouge, s’il y a une augmentation progressive des demandes des hôpitaux, a contrario, les principes de précaution, le vieillissement de la population, les contextes de vacances, notamment, sont autant d’éléments qui amenuisent les réserves des banques de sang. Il importe donc de trouver des alternatives.

Une proposition de loi qui vise à allonger de cinq ans l’âge légal des donneurs et donneuses de sang ne pouvait qu’être accueillie favorablement. C’est dans cette optique que mon groupe a soutenu et cosigné la proposition de loi de M. Ide et de Mme Temmerman. Je profite de l’occasion pour saluer les donneurs et donneuses de sang car, en posant ce simple geste, ils sauvent des vies en permettant à bon nombre de personnes de bénéficier de traitements qu’il serait impossible de mettre en œuvre sans transfusion.

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS). – Enkele dagen na 14 juni, de Werelddag van de bloedgever – ingesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie in 2004 – staan we voor de stemming over een voorstel dat de maximumleeftijd voor bloeddonoren optrekt tot zeventig jaar.

Dankzij bloedproducten kunnen veel mensen met ernstige ziektes worden verzorgd en kan hun leven worden gered. Bloeddonatie is noodzakelijk om levens te redden, want geen enkel product kan menselijk bloed volledig vervangen.

Volgens cijfers van het Rode Kruis is er een geleidelijke toename van de aanvragen door ziekenhuizen. Daarentegen worden de reserves van de bloedbanken kleiner door onder meer het voorzorgsprincipe, de vergrijzing en de vakanties. Het is dus belangrijk alternatieven te vinden.

Een wetsvoorstel dat de wettelijke leeftijd van bloeddonoren met vijf jaar verhoogt, kon enkel worden toegejuicht. Vanuit dat oogpunt heeft onze fractie het wetsvoorstel van de heer Ide en mevrouw Temmerman gesteund en mee ondertekend.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om de bloeddonoren te eren, want door dat eenvoudige gebaar redden ze levens. Heel wat mensen kunnen dankzij een transfusie een behandeling krijgen die anders niet mogelijk zouden zijn.

M. André du Bus de Warnaffe (cdH). – Je voudrais simplement rappeler qu’un autre élément que les vacances motive cette proposition, à savoir le fait que le vieillissement de la population a pour conséquence une augmentation des demandes et, surtout, une diminution constante, de l’ordre de 10% chaque année, des donneurs, vu le nombre de ceux qui arrivent à la limite d’âge de soixante-cinq ans. Structurellement, c’est ce qui motive cette proposition de loi. Il faut permettre aux personnes qui ont déjà un certain âge de continuer à être donneurs de sang puisqu’il a été prouvé que les donneurs âgés sont à la fois plus réguliers et plus sûrs, car moins souvent refusés pour des comportements à risque ; par ailleurs, le sang d’une personne âgée ne provoque pas plus de problème ou de défection que le sang d’une personne jeune.

Cette proposition s’aligne sur une série de mesures en vigueur dans d’autres pays tels que la France, la Suisse ou le Portugal. Je crois donc que nous faisons vraiment œuvre de salut public en adoptant ce texte.

De heer André du Bus de Warnaffe (cdH). – Ik wil er enkel op wijzen dat niet alleen de vakantie aan de grondslag ligt van dit voorstel. De vergrijzing heeft immers een stijging van de vraag tot gevolg, en vooral een constante vermindering van donoren, met 10% per jaar, gezien het aantal donoren die de leeftijdsgrens van 65 jaar bereiken. Dat is de structurele reden voor dit voorstel. We moeten de mensen die al een zekere leeftijd hebben bereikt, de mogelijkheid geven donor te blijven, aangezien bewezen is dat donoren op leeftijd zowel regelmatiger als veiliger zijn, omdat ze minder geweigerd worden wegens risicogedrag. Het bloed van een bejaarde veroorzaakt niet meer problemen dan het bloed van een jonge man of vrouw.

Dit voorstel sluit aan bij een reeks maatregelen die in landen zoals Frankrijk, Zwitserland of Portugal gelden. Door deze tekst goed te keuren dragen we bij tot de volksgezondheid.

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Je me joins à mes collègues pour saluer la qualité du travail accompli en commission des Affaires sociales. Mon groupe a, lui aussi, cosigné la proposition de loi. À l’aube de l’été, je me réjouis des avancées en termes de disponibilité de sang grâce à la possibilité donnée aux aînés d’allonger la période pendant laquelle ils peuvent donner leur sang.

Je reviendrai sur la forme. Aujourd’hui, je tiens à souligner le fair play de Mme Temmerman. Deux propositions de loi étaient à l’ordre du jour. La commission a décidé d’en faire une synthèse. Il s’agit donc d’un précédent puisqu’aujourd’hui, une proposition déposée antérieurement a pris le dessus sur une proposition plus récente, ce que je regrette.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – Ik sluit me aan bij de lof van mijn collega’s voor het werk dat in commissie voor de Sociale Aangelegenheden werd verricht. Bij het begin van de zomer verheug ik me over de vooruitgang die wordt geboekt op het vlak van de beschikbaarheid van bloed dankzij de mogelijkheid voor mensen op leeftijd om de periode waarin ze bloed mogen geven, te verlengen.

Ik kom terug op de vorm. Ik onderstreep het fair play van mevrouw Temmerman. Twee wetsvoorstellen stonden op de agenda. De commissie heeft beslist er een synthese van te maken. Dit is een precedent. Een wetsvoorstel dat eerder werd ingediend, heeft de overhand gekregen op een recenter voorstel. Dat betreur ik.

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles

Artikelsgewijze bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Affaires sociales, voir document 5-1111/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, zie stuk 5-1111/4.)

Les articles 1er et 2 sont adoptés sans observation.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de loi.

De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerking aangenomen.

De stemming over het wetsvoorstel in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de résolution relative aux mouvements de démocratisation au Maghreb et au Moyen-Orient (de MM. Karl Vanlouwe et Piet De Bruyn ; Doc. 5-829)

Voorstel van resolutie betreffende de democratiseringsbewegingen in de Maghreb en het Midden-Oosten (van de heren Karl Vanlouwe en Piet De Bruyn; Stuk 5-829)

Discussion

Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-829/8.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-829/8.)

M. Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit.

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

Mme Marie Arena (PS), corapporteuse. – Je me réfère à mon rapport écrit.

Mevrouw Marie Arena (PS), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

M. Karl Vanlouwe (N-VA). – Depuis décembre 2010, il ne s’est pas passé un seul jour sans que les médias consacrent des nouvelles ou des analyses aux soulèvements dans les pays du Moyen-Orient et d’Afrique du Nord où des gens continuent à descendre dans la rue pour exprimer leurs aspirations démocratiques, certains au péril de leur vie.

En Tunisie, l’ancien président Ben Ali a entre-temps été condamné. En Égypte, on a saisi la fortune colossale de l’ex-président Moubarak et de sa famille. Pourtant, des gens continuent à descendre en masse dans la rue. Hier, de nouvelles manifestations de masse ont eu lieu place Tahrir. En Libye, nous sommes impliqués dans une guerre contre le dictateur Kadhafi. Des problèmes se posent dans une série d’autres pays. L’insurrection à Bahreïn a été réprimée par les pays du Gulf Cooperation Council, soutenus notamment par l’Arabie Saoudite. Au Bahreïn aussi, la population continue à se soulever contre le régime. Le Yémen est débarrassé du président Saleh mais entre-temps, de larges zones du pays sont contrôlées par des groupements terroristes en lien avec Al-Qaida. Nulle part la population n’est aussi opprimée et terrorisée qu’en Syrie. Depuis plus de trois mois, le régime utilise l’armée pour faire taire sa population. Des témoignages font état de tortures et d’exécutions arbitraires. Plus de 1500 personnes y ont déjà perdue la vie.

D’autre part, des nouvelles encourageantes nous parviennent du Maroc, d’Algérie et de Jordanie où les dirigeants politiques voient leur salut dans l’octroi de davantage de liberté, de transparence et de démocratie. J’attends avec impatience le résultat du référendum sur la nouvelle constitution qui aura lieu demain au Maroc. Espérons que le nombre de régimes autoritaires mis sous pression continuera à augmenter.

Les causes du mécontentement sont à rechercher dans la politique intérieure des dirigeants mais aussi dans le soutien de l’Occident à ses leaders politiques à présent contestés. Lors de l’examen de la présente résolution en commission des Relations extérieures et de la Défense, nous avons entendu une série d’experts, parmi lesquels le Professeur Eric David du Centre de droit international de l’ULB, Jef Lambrecht, ancien journaliste de la VRT et expert en la matière, et le professeur Sami Zemni, de la Faculté de Sciences politiques et sociales de l’Université de Gand, qui nous ont éclairés sur la situation dans les différents pays. Ils nous ont fait comprendre que jamais la population ne serait descendue dans la rue sans les nouveaux moyens de communication et sans le développement de la société civile. Ils nous ont aussi offert une vision réaliste de la responsabilité de l’Occident dans le maintien des régimes contestés.

Les nombreux amendements et les discussions passionnantes ont actualisé et renforcé la résolution et contribué à l’adoption, par la commission des Relations extérieures et de la Défense, d’un texte particulièrement solide et large. La force de notre résolution tient aux personnes et institutions auxquelles s’adressent nos recommandations. Il s’agit de notre gouvernement fédéral, des régimes contestés, des nouveaux détenteurs potentiels du pouvoir, du Conseil de l’Union européenne et de Mme Ashton, Haute représentante de la politique étrangère européenne. Ainsi, quinze des 28 recommandations s’adressent explicitement aux autorités européennes. Elles plaident entre autres pour une politique européenne plus inclusive dans le cadre de la politique européenne de voisinage et du partenariat euro-méditerranéen. En même temps, la Commission des Relations extérieures et de la Défense n’a pas manqué de condamner la politique européenne du passé, à l’époque où elle légitimait, de manière opportuniste, les régimes actuellement contestés. De plus, elle a fait comprendre, en des termes clairs, qu’une intervention militaire n’était qu’un ultime moyen de pression et ne pouvait être légitime que si toutes les sanctions diplomatiques et économiques internationales ne parvenaient pas à amener les régimes au dialogue.

Un mandat de l’ONU sur la responsibility to protect de la communauté internationale demeure en l’occurrence une prérogative.

La présente résolution donne le signal clair que ce parlement ne reste pas insensible aux violations des droits de l’homme et au mépris des principes démocratiques dans des pays avec lesquels notre assemblée entretenait jusqu’il y a peu des relations amicales normales. Chacun se souviendra que le colonel Kadhafi est venu ici.

Les révolutions arabes ne peuvent plus revenir en arrière parce que le mur de l’angoisse a été brisé par l’insurrection des peuples arabes. Nous devons veiller à ce que la population ne soit pas victime des valeurs que nous portons en si haute estime dans les pays occidentaux. Je remercie les différents groupes politiques pour leur soutien à cette résolution.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). – Er is sinds december 2010 geen enkele dag voorbijgegaan zonder dat de media nieuwsberichten of analyses wijdden aan de opstanden in de landen van het Midden-Oosten en van Noord-Afrika. Nog steeds komen mensen daar op straat om hun democratische aspiraties te uiten, voor sommigen met gevaar voor hun leven.

In Tunesië is de voormalige president Ben Ali intussen veroordeeld. In Egypte werd het gigantisch fortuin van ex-president Moebarak en zijn familie in beslag genomen. En toch komen ook in die landen nog massa’s mensen op straat. Gisteren nog waren er op het Tahrirplein opnieuw massademonstraties. In Libië zijn we betrokken in een oorlog tegen dictator Kadhafi. In een reeks andere landen zijn er eveneens problemen. De opstand in Bahrein werd onderdrukt door landen van de Gulf Cooperation Council, onder meer met steun van Saudi-Arabië. Ook in Bahrein komen er nog altijd mensen in opstand tegen het regime. In Jemen is men van president Saleh verlost, maar intussen worden grote regio’s van het land gecontroleerd door terroristische groeperingen met banden met Al Qaeda. Nergens wordt de bevolking zo zwaar onderdrukt en geterroriseerd als in Syrië. Al meer dan drie maanden zet het regime het leger in om de eigen bevolking het zwijgen op te leggen. Getuigenissen spreken van folteringen en willekeurige executies. Meer dan 1500 mensen hebben daar al het leven verloren.

Aan de andere kant komen er positieve berichten uit Marokko, Algerije en Jordanië, waar de politieke leiders wel heil zien in het toestaan van meer vrijheid, transparantie en democratie. Ik kijk in het bijzonder uit naar het resultaat van het referendum over de nieuwe grondwet dat morgen in Marokko plaatsvindt. Laten we hopen dat er nog meer autoritaire regimes onder druk komen te staan.

De oorzaken van het ongenoegen zijn te vinden in de interne politiek van de machthebbers, maar ook in de steun van het Westen aan de nu gecontesteerde politieke leiders. In de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging hebben wij tijdens de bespreking van deze resolutie een reeks experts gehoord, onder wie professor Eric David van het Centrum voor Internationaal Recht van de ULB, gewezen VRT-journalist en specialist terzake Jef Lambrecht en professor Sami Zemni van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Gent. Ze gaven ons een klare kijk op de problematiek in de diverse landen. Ze maakten ons duidelijk dat de straatprotesten er nooit gekomen zouden zijn zonder de nieuwe communicatiemiddelen en zonder het groeiend maatschappelijk middenveld. Ze stelden ons ook in staat om een nuchtere kijk te verwerven op de verantwoordelijkheid van het Westen bij het instandhouden van de gecontesteerde regimes.

De vele amendementen en de boeiende besprekingen hebben de resolutie geactualiseerd en versterkt en hebben ertoe bijgedragen dat de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging een bijzonder solide en zeer omvattende tekst heeft aangenomen. De kracht van de resolutie valt te herkennen aan de groep van personen en instellingen aan wie onze aanbevelingen worden gegeven. Het gaat om onze federale regering, uiteraard ook de onder druk staande regimes, de potentiële nieuwe machthebbers, de Raad van de Europese Unie en mevrouw Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger van het Europees Buitenlands Beleid. Zo zijn vijftien van de 28 aanbevelingen expliciet gericht aan de Europese autoriteiten. Ze pleiten onder meer voor een meer omvattend inclusief Europees beleid in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid en het Euro-Mediterraan Partnerschap. Tegelijk heeft commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging niet nagelaten het Europees beleid uit het verleden te veroordelen, toen dit op een opportunistische manier de thans onder druk staande regimes legitimeerde. Ook werd in niet mis te verstane bewoordingen gesteld dat een militair ingrijpen slechts een laatste pressiemiddel is en maar legitiem kan zijn als alle internationale diplomatieke en economische sancties er niet in slagen de regimes tot dialoog te bewegen.

Een VN-mandaat over de responsibility to protect van de internationale gemeenschap blijft hierbij een prerogatief.

Deze resolutie geeft duidelijk het signaal dat dit parlement niet onverschillig blijft tegenover de schendingen van de mensenrechten en de miskenning van de democratische beginselen in landen waarmee ook onze assemblee tot voor kort normale vriendschapsbetrekkingen onderhield. Iedereen herinnert zich dat kolonel Kadhafi hier nog aanwezig is geweest.

De Arabische revoluties kunnen niet meer worden teruggedraaid, omdat de muur van angst door de opstand van de Arabische volkeren werd doorbroken. We moeten erop toezien dat de bevolking niet het slachtoffer wordt van de waarden die we in het Westen zo hoog in het vaandel dragen. Ik dank de diverse politieke fracties voor hun steun aan deze resolutie.

Mme Dominique Tilmans (MR). – Ce printemps 2011 voit une jeunesse qui, de Tunis au Caire, nous donne une leçon de courage, des jeunes qui s’imposent en renversant leur dictature, leur régime ou leur président à vie.

La Libye, la Syrie et le Yémen sont en proie à la guerre civile et à la contestation populaire. Il est vrai que les peuples musulmans souffrent, depuis des décennies, d’une absence de libertés : libertés individuelles et collectives, libertés politiques et libertés socio-économiques. La pauvreté écrasante, l’oppression, l’exploitation et l’absence totale de libertés démocratiques ont fini par exaspérer les peuples, qui se sont projetés au-devant de la scène de l’histoire.

Ces révolutions sont donc de magnifiques démonstrations de la puissance des convictions et des valeurs libérales qui ont guidé la jeunesse arabe.

Les révolutions actuelles menées par les jeunes générations veulent mettre un terme à la sclérose politique et économique et à la chape religieuse qui les étouffe, avec comme objectif, derrière ces actes de courage, la seule soif de liberté.

Nous devons encourager et soutenir les forces d’opposition démocratiques et pluralistes qui sont en train de se construire. Le champ politique est désormais ouvert. Les peuples aspirent à la démocratie et sont mûrs pour les élections.

Au-delà de la question sensible de la gestion des flux migratoires provenant de ces pays, l’Union doit repenser et développer un partenariat ambitieux pour la démocratie et une prospérité partagée avec le bassin méditerranéen. Nous en soutenons un certain nombre de principes : instaurer une démocratie qui respecte les droits de l’homme, la liberté d’association, d’expression et de réunion, ainsi que la liberté de la presse et des médias, mettre en place un pouvoir judiciaire indépendant et garantir le droit à un procès équitable, lutter contre la corruption, assurer un contact plus étroit avec les ONG, établir un partenariat avec la société, renforcer les dialogues sur les droits de l’homme, favoriser la coopération sous-régionale.

Chers collègues, il est particulièrement difficile de prévoir ce que sera le monde arabe dans six mois, un an, dix ans : démocratie ou autocratie, pluralisme ou islam radical, voire théocratie islamiste. Le changement est en train de s’opérer et semble inéluctable, et nul ne sait où il s’arrêtera. Nous devons le prendre en compte et aider cette force démocratique à s’orienter. La vague libérale partie de Tunis finira peut-être à Téhéran ou à Riyad. Et cette évolution, le monde arabe ne la doit qu’à lui-même et à sa jeunesse, de plus en plus instruite, de plus en plus éduquée et connectée au reste du monde via les réseaux sociaux et internet.

Il faudra certainement plusieurs décennies aux sociétés arabes pour remplacer le népotisme par la méritocratie, la corruption par l’égalité des chances, le monopole de la libre concurrence et de l’autoritarisme par l’arbitrage pacifique. Néanmoins, il ne suffit pas de renverser les tyrans, encore faut-il que le peuple qui y parvient conquière son propre destin. Il y a différentes façons d’aider celui qui est en train d’écrire son histoire et il est de notre devoir moral de l’accompagner.

Le mouvement réformateur appelle de ses voix l’avènement d’une réelle démocratie libérale sur les rives de la Méditerranée, où la séparation des pouvoirs serait effective, où toutes les minorités seraient respectées, où la notion de mérite serait valorisée et promue, où l’économie de marché et la liberté d’entreprendre seraient valorisées, où la religion serait séparée de l’État, où les hommes et les femmes seraient égaux en droits et en devoirs et où l’assujettissement serait, enfin, définitivement révolu.

Vous l’avez compris, chers collègues, nous voterons évidemment en faveur de cette proposition de résolution.

Mevrouw Dominique Tilmans (MR). – In de lente van dit jaar staat een jeugd op die ons, van Tunis tot Caïro, een les in moed geeft. De jongeren doen zich gelden door hun dictatuur, hun regime of hun president voor het leven omver te werpen.

Libië, Syrië en Jemen zijn ten prooi gevallen aan de burgeroorlog en aan volksopstand. De islamvolkeren lijden sinds decennia aan een gebrek aan vrijheden: individuele en collectieve vrijheden, politieke vrijheden en socio-economische vrijheden. De verpletterende armoede, de onderdrukking, de uitbuiting en het totale gebrek aan democratische vrijheden hebben de volkeren tot radeloosheid gedreven en hen op de voorgrond van het historisch toneel doen treden.

Die revoluties zijn dus prachtige uitingen van de kracht van overtuigingen en van liberale waarden die de Arabische jeugd hebben geleid.

De jonge generaties die de huidige revoluties leiden, willen een einde maken aan de politieke en economische starheid en aan de religieuze druk die hen verstikt. De doelstelling van die moedige daden is enkel en alleen de vrijheid.

We moeten de democratische en pluralistische oppositiekrachten die aan de gang zijn, aanmoedigen en ondersteunen. Het politieke terrein ligt voortaan open. De volkeren verlangen naar democratie en zijn klaar voor verkiezingen.

Naast de gevoelige kwestie van het leiden van de migratiestromen uit die landen, moet de Unie een ambitieus partnerschap voor de democratie en voor gedeelde welvaart met het Middellandse Zeegebied ontwikkelen. Enkele principes die we ondersteunen zijn: een democratie installeren die de mensenrechten, het recht van vereniging, vrije meningsuiting en vergadering, persvrijheid en vrije media respecteert, een onafhankelijke rechterlijke macht opzetten en het recht op een eerlijk proces waarborgen, strijden tegen de corruptie, een nauwer contact verzekeren met de ngo’s, een partnerschap met de maatschappij instellen, de dialoog over de mensenrechten versterken, de interregionale samenwerking bevorderen.

Het is zeer moeilijk te voorspellen hoe de Arabische wereld er over zes maanden, een jaar of tien jaar zal uitzien: democratie of autocratie, pluralisme of radicale islam, of zelfs islamitische theocratie. De verandering is zich aan het voltrekken, lijkt onafwendbaar en niemand weet waar ze zal eindigen. We moeten er rekening mee houden en die democratische kracht helpen richting geven. De liberale golf die in Tunis is ontstaan zal misschien Teheran of Riyad bereiken. Die evolutie heeft de Arabische wereld alleen aan zichzelf en aan haar jeugd te danken – een jeugd die steeds meer geschoold is en verbonden is met de rest van de wereld via sociale netwerken en internet.

De Arabische samenlevingen hebben wellicht verschillende decennia nodig om het nepotisme te vervangen door meritocratie, corruptie door gelijke kansen, monopolie door vrije concurrentie en autoritarisme door vreedzame arbitrage. Het volstaat echter niet tirannen omver te werpen. Het is ook nodig dat het volk dat daartoe komt, zijn eigen lot verovert. Er zijn verschillende manieren om degenen die hun eigen geschiedenis aan het schrijven zijn, te helpen. Het is onze morele plicht hen te begeleiden.

De hervormingsbeweging schreeuwt om een echte liberale democratie in de landen aan de Middellandse Zee, waar de scheiding van de machten effectief is, waar alle minderheden worden gerespecteerd, waar de notie van verdienste zal worden gewaardeerd en aangemoedigd, waar de markteconomie en de ondernemingsvrijheid zullen worden gevaloriseerd, waar er scheiding tussen kerk en staat zal zijn, waar mannen en vrouwen gelijke rechten en plichten zullen hebben en waar de onderwerping definitief afgelopen zal zijn.

Uiteraard zullen wij voor dit voorstel van resolutie stemmen.

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-896)

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-896)

Discussion

Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-896/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-896/4.)

M. Patrick De Groote (N-VA), corapporteur. – La commission a examiné la proposition de résolution au cours de ses réunions des 14 et 21 juin 2011. Mme de Bethune a indiqué dans son exposé introductif que les mutilations génitales féminines constituent un problème dans plusieurs pays africains et asiatiques, mais qu’à la suite de l’immigration elles sont aussi de plus en plus fréquentes en Europe. Elles touchent des millions de femmes et de jeunes filles.

Le 14 mai 2009, le Sénat a déjà adopté une résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines, mais la présente résolution va plus loin. Elle vise à octroyer un soutien financier au Trust Fund, à intégrer l’éradication des mutilations génitales féminines dans notre coopération bilatérale avec tous les pays partenaires et à plaider au niveau européen pour une stratégie et un cadre légal. La résolution demande aussi la reconnaissance et le soutien des ONG et autres organisations actives sur ce terrain.

De heer Patrick De Groote (N-VA), corapporteur. – De commissie heeft het voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 14 en 21 juni. Mevrouw de Bethune stelde in haar inleidende uiteenzetting dat vrouwelijke genitale verminking in verschillende Afrikaanse en Aziatische landen een probleem vormt, maar dat het door de immigratie ook in Europa toeneemt. Vrouwelijke genitale verminking treft miljoenen meisjes en vrouwen.

De Senaat keurde op 14 mei 2009 al een resolutie ter bestrijding van de vrouwelijke verminking goed, maar de voorliggende resolutie is ruimer. Dit voorstel van resolutie beoogt financiële steun aan het Trust Fund te verlenen, de uitbanning van vrouwelijke genitale verminking te integreren in onze bilaterale samenwerking met alle partnerlanden en op Europees niveau te pleiten voor een strategie en een wettelijk kader. De resolutie vraagt ook de erkenning van en steun voor de ngo’s en andere organisaties die actief zijn op dit terrein.

Mme Fatiha Saïdi (PS), corapporteuse. – Je vais vous faire rapport des éléments intervenus lors de la discussion générale.

Mme Temmerman a souligné que sous la précédente législature, le Comité d’avis pour l’égalité des chances entre les femmes et les hommes avait organisé des auditions dans le cadre de l’examen de la proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines déposée par Mme Zrihen. À l’époque, le comité avait rendu un avis très éclairé et éclairant sur le sujet. L’intervenante a déploré que peu d’initiatives aient été prises, depuis, pour lutter contre les mutilations génitales féminines. Elle a donc appelé à poursuivre le travail entamé et annoncé qu’elle déposerait, à cet effet, plusieurs amendements.

Mme de Bethune a rappelé que si les auteurs de la proposition de résolution ne s’étaient pas inspirés de l’avis précité, c’est parce que celui-ci portait sur une résolution à caractère plus général.

Dans la foulée de cette discussion, de nombreux amendements viendront enrichir et modifier le texte existant. Tous seront adoptés à l’unanimité des 10 membres présents. Je vous renvoie, pour leur technicité, au rapport écrit.

Sur le fond, les amendements déposés par Mme Temmerman et M. Anciaux font référence à l’Organisation mondiale contre la torture qui reconnaît depuis longtemps, comme une forme de torture, les mutilations génitales féminines, et à l’article 409 du Code pénal belge qui dispose que quiconque aura pratiqué, facilité ou favorisé toute forme de mutilation des organes génitaux d’une personne de sexe féminin, avec ou sans son consentement, sera puni d’un emprisonnement de trois à cinq ans.

Les amendements font également référence à l’application de l’article 48/3 de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, telle que modifiée par la loi du 15 septembre 2006, qui dispose que le statut de réfugié peut être accordé aux personnes qui subissent ou qui risquent de subir des actes de persécution « dirigés contre des personnes en raison de leur sexe ».

Les amendements visent également une sensibilisation des familles à risques qui ignorent souvent que les mutilations génitales féminines sont interdites en Belgique et qui trouvent, dans les vacances familiales, une opportunité à ces pratiques, ainsi qu’un soutien aux efforts des ONG, des universités et des autres organisations actives aux niveaux local, national, régional et international.

Les auteurs ont aussi rappelé qu’un contrôle gynécologique général des petites filles pour vérifier si elles ont été excisées peut poser problème. À cet effet, ils ont réclamé une sensibilisation de tous les acteurs concernés.

Un autre amendement consiste à demander au gouvernement de faire de l’élimination des mutilations génitales féminines une priorité dans le cadre de sa coopération bilatérale avec tous les pays partenaires concernés.

Un autre amendement vise à obtenir du gouvernement qu’il refuse de médicaliser les mutilations pour ne pas accréditer l’idée que celles-ci seraient autorisées sous certaines conditions.

Mme De Bethune et consorts ont déposé un amendement pour faire référence à l’avis du Comité d’avis pour l’égalité des chances entre les femmes et les hommes sur la proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines déposée par Mme Zrihen sous la législature précédente.

Enfin, pour ma part, j’ai déposé un amendement, cosigné par nombre de mes collègues, qui fait référence à la Convention d’Istanbul du Conseil de l’Europe relative à la prévention et la lutte contre la violence à l’égard des femmes et la violence domestique, assorti d’une demande de voir ratifiée le plus rapidement possible cette convention adoptée le 11 mai 2011 et qui stipule, en son article 38, « que les parties prennent les mesures législatives et autres nécessaires pour ériger en infractions pénales les mutilations génitales féminines, lorsqu’elles sont commises intentionnellement ».

Je tiens à remercier tous les collègues, les services et les collaborateurs et collaboratrices qui nous ont permis de mener nos travaux dans les meilleures conditions et de soumettre au vote cette proposition de résolution.

Mevrouw Fatiha Saïdi (PS), corapporteur. – Ik breng verslag uit over de algemene bespreking.

Mevrouw Temmerman onderstreepte dat tijdens de vorige legislatuur het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen hoorzittingen had georganiseerd in het kader van het onderzoek van het voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, ingediend door mevrouw Zrihen. Het comité heeft toen een zeer duidelijk en verhelderend advies daarover gegeven. Spreekster betreurde dat sindsdien weinig initiatieven werden genomen ter bestrijding van de vrouwelijke genitale verminking. Ze riep dan ook op om het begonnen werk voort te zetten en kondigde aan dat ze verschillende amendementen zou indienen.

Mevrouw de Bethune herinnerde eraan dat, als de indieners van het voorstel van resolutie zich niet inspireerden op het vermelde advies, ze dat deden omdat dit ging over een resolutie met een meer algemeen karakter.

In het zog van deze discussie verrijkten en wijzigden vele amendementen de tekst. Alle werden ze eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden. Voor de technische inhoud ervan verwijs ik naar het schriftelijke verslag.

Ten gronde verwijzen de amendementen van mevrouw Temmerman en de heer Anciaux naar de Wereldorganisatie tegen foltering, die al lang de vrouwelijke genitale verminking erkent als een vorm van foltering, en naar artikel 409 van het Belgisch Strafwetboek. Dat bepaalt dat hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijk geslacht uitvoert, vergemakkelijkt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie tot vijf jaar.

De amendementen refereren ook aan de toepassing van artikel 48/3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals gewijzigd door de wet van 15 september 2006, dat bepaalt dat het statuut van vluchteling kan worden toegekend aan personen die worden vervolgd of vervolging riskeren voor daden gericht tegen personen op grond van hun geslacht.

De amendementen beogen ook een bewustmaking van risicogezinnen die dikwijls niet weten dat vrouwelijke genitale verminking in België verboden is en die, tijdens de gezinsvakantie, een kans op die praktijken zien, alsook steun aan de inspanningen van ngo’s, universiteiten en andere organisaties die actief zijn op lokaal, nationaal, regionaal en internationaal vlak.

De indieners hebben er ook aan herinnerd dat een algemene gynaecologische controle van kleine meisjes om te zien of ze besneden werden, problemen kan oproepen. Daarom roepen ze op tot een bewustmaking van alle betrokken actoren.

Een ander amendement vraagt de regering van de uitroeiing van de vrouwelijke genitale verminking een prioriteit te maken in het kader van haar bilaterale samenwerking met alle betrokken partnerlanden.

Een ander amendement wil van de regering verkrijgen dat ze weigert de verminkingen te medicaliseren om niet de indruk te wekken dat ze onder bepaalde omstandigheden toegelaten zouden zijn.

Mevrouw de Bethune c.s. heeft een amendement ingediend om te verwijzen naar het advies van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen over het voorstel van resolutie ter bestrijding van de vrouwelijke genitale verminking van mevrouw Zrihen van de vorige legislatuur.

Ik zelf heb een amendement ingediend, medeondertekend door vele collega’s, dat verwijst naar de Conventie van Istanbul van de Raad van Europa inzake de preventie en de strijd tegen het geweld tegen vrouwen en het huiselijk geweld, samen met een vraag die conventie zo snel mogelijk te ratificeren. Die werd aangenomen op 11 mei 2011 en bepaalt in haar artikel 38 dat de partijen wetgevende en andere noodzakelijke maatregelen nemen om vrouwelijke genitale verminking als een strafrechtelijke inbreuk te beschouwen, wanneer ze intentioneel wordt uitgevoerd.

Ik wil alle collega’s, de diensten en medewerkers en medewerksters bedanken die het ons mogelijk hebben gemaakt om onze werkzaamheden in de beste omstandigheden te volbrengen en dit voorstel van resolutie ter stemming te kunnen voorleggen.

M. Richard Miller (MR). – La proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales imposées, selon les chiffres avancés par l’Organisation mondiale de la santé, à quelque 100 à 140 millions de femmes dans le monde pourrait apparaître à d’aucuns comme n’étant que la formulation parlementaire d’un vœu pieux à propos de pratiques éloignées. En fait, il en va tout autrement, étant donné l’importance croissante de ce problème sur le territoire européen et dans notre pays en particulier. On le constate en voyant que de plus en plus d’États membres de l’Union sont amenés à voter des dispositions de droit pénal spécifiques, applicables aux mutilations génitales féminines.

Quant à la Belgique, l’étude réalisée par l’Institut de médecine tropicale et portant sur l’année 2010 évoque le nombre de 6 260 femmes et filles excisées et 1 975 filles exposées au risque d’excision dans notre pays. Je signale que les chiffres évoqués ne portent que sur l’excision. Il faut y ajouter les autres formes de mutilations génitales, comme l’infibulation, pratique à laquelle de plus en plus de médecins gynécologues sont confrontés sous la forme, par exemple, de demandes de réinfibulation après un accouchement.

La résolution qui est proposée porte donc à la fois sur un sujet d’une extrême importance – le respect des droits vitaux de la femme –, sur l’engagement politique nécessaire pour la protection de ceux-ci et, malheureusement aussi, sur une actualité grandissante. Le groupe MR votera donc ce texte et je remercie son auteure principale, Mme de Bethune, de m’avoir permis de le cosigner.

Avant de conclure, je souhaiterais insister sur un aspect annexe de ce problème. Au point 4 du texte adopté par la commission, le Sénat demande au gouvernement « de refuser que l’on médicalise les mutilations, ce qui reviendrait à accepter l’idée que celles-ci sont autorisées sous certaines conditions ». Il n’échappera à personne que cette opposition à la médicalisation porte sur l’accomplissement sous une forme médicale de cette pratique mutilatoire. Elle ne concerne en rien la réflexion qui a été développée, à l’initiative notamment de Mme la ministre Onkelinx, sur la prise en charge via les mécanismes de sécurité sociale de l’opération de reconstruction chirurgicale du clitoris après excision des organes génitaux externes.

Je rappelle qu’à la demande de la ministre, le Conseil supérieur de la santé a rendu en 2009 un avis tout à fait favorable à cette prise en charge. J’ai déposé une proposition de loi visant à concrétiser l’avis du Conseil supérieur de la santé et je demande donc aux groupes politiques composant notre assemblée que cette proposition de loi, qui s’inscrit dans la continuité de la présente résolution, puisse être examinée rapidement en commission des Affaires sociales.

De heer Richard Miller (MR). – Het voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking die, volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie, wordt opgelegd aan ongeveer 100 tot 140 miljoen vrouwen, zou bij sommigen kunnen overkomen als slechts een parlementaire formulering van een vrome wens over praktijken ver van ons bed. De realiteit is echter anders, gelet op het groeiend belang van dat probleem op het Europese grondgebied en in het bijzonder in ons land. Men stelt vast dat meer en meer EU-lidstaten specifieke strafrechtelijke bepalingen goedkeuren betreffende vrouwelijke genitale verminking.

Wat België aangaat, vermeldt de studie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde voor het jaar 2010 6260 besneden vrouwen en meisjes en 1975 meisjes die in ons land het risico lopen besneden te worden. Ik signaleer dat die cijfers enkel betrekking hebben op de besnijdenis. Daaraan moeten andere genitale verminkingen worden toegevoegd zoals infibulatie, een praktijk waarmee meer en meer gynaecologen worden geconfronteerd, bijvoorbeeld via vragen tot re-infibulatie na een bevalling.

De voorgestelde resolutie betreft dus een uiterst belangrijk onderwerp – het respect voor de fundamentele rechten van de vrouw – een noodzakelijk politiek engagement voor hun bescherming en, helaas ook, een groeiend actueel probleem. De MR-fractie zal deze tekst goedkeuren en ik bedank de hoofdindienster ervan, mevrouw de Bethune, mij de gelegenheid te hebben gegeven hem mee te ondertekenen.

Alvorens te besluiten wil ik ingaan op een bijkomend aspect van dit probleem. In punt 4 van de door de commissie goedgekeurde tekst vraagt de Senaat aan de regering ‘te weigeren de verminkingen te medicaliseren, wat erop zou neerkomen de idee te aanvaarden dat ze onder bepaalde omstandigheden toegelaten zijn.’ Het zal niemand ontgaan dat dit verzet tegen de medicalisering de uitvoering van deze verminkende praktijk in een medische vorm betreft. Het betreft geenszins de idee, die met name op initiatief van minister Onkelinx werd ontwikkeld, over het ten laste nemen door de sociale zekerheid van de chirurgische reconstructie van de clitoris na besnijdenis van de uitwendige genitale organen.

Ik herinner eraan dat op vraag van de minister, de Hoge Gezondheidsraad in 2009 een gunstig advies uitbracht over die tenlasteneming. Ik heb een wetsvoorstel ingediend om het advies van de Hoge Gezondheidsraad te concretiseren en ik vraag dus aan de fracties van onze assemblee om dit wetsvoorstel, dat in de lijn ligt van deze resolutie, snel te onderzoeken in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Je suis évidemment favorable à une résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines. Je souhaiterais néanmoins formuler quelques remarques parce que j’estime que nous n’allons pas assez loin aujourd’hui.

Tout d’abord, je me réjouis que l’on utilise la bonne terminologie dans la résolution. Il s’agit effectivement de mutilations génitales féminines et non d’excision (en néerlandais, littéralement « circoncision féminine »). À mon grand regret, cette terminologie est encore toujours utilisée par les médias et même par des organisations comme l’Unicef.

L’excision de parties vitales des organes sexuels a d’importantes conséquences physiques et n’a rien à voir avec la circoncision pratiquée pour raisons médicales, mais bien avec des mutilations génitales violentes. Le terme circoncision n’est donc pas du tout approprié car il donne l’impression que l’intervention est comparable à la circoncision médicale nécessaire des garçons.

L’Organisation mondiale de la santé relève quatre types de mutilations génitales chez les femmes. Dans les quatre cas, il s’agit de mutilations partielles ou totales et de détérioration des organes génitaux féminins pour des raisons culturelles ou non thérapeutiques. Les parties génitales féminines sont mutilées ou enlevées sans la moindre raison. C’est totalement incompatible avec la conception occidentale de la sexualité féminine, l’égalité des genres et le droit à l’intégrité corporelle et à la sécurité. Même si la mutilation génitale est fondée sur des prescriptions religieuses, elle est inacceptable dans une société qui respecte l’intégrité physique de ses membres. Elle ne peut donc absolument pas être autorisée au nom de la liberté de culte. La religion joue un rôle important dans la persistance de cette pratique. La plupart du temps, c’est un rituel exclusivement féminin : des femmes martyrisent et font souffrir leurs propres filles pour respecter une tradition religieuse et culturelle.

La mutilation génitale des filles et des jeunes femmes est un rite de passage. Souvent, les filles qui ne se soumettent pas au rituel ne peuvent pas se marier parce que l’islam attache une grande importance à la virginité et à la domination de la femme. La mutilation génitale sert à protéger la vertu des filles et à conserver leur virginité : cela fait partie de la culture machiste africaine, arabe et islamiste, combinée à une religion dépassée et misogyne.

Ces pratiques atroces font partie d’un contexte socioculturel faussé. Elles déterminent la position sociale des femmes et même, parfois, celle des autres membres masculins de la famille ou même en dehors de la famille. Les frères des filles qui ne sont pas mutilées sont parfois aussi exclus de la société et c’est finalement sous la pression que l’on procède à la mutilation. Les femmes non mutilées étant considérées comme impures, elles ne trouvent pas de conjoint dans une société dans laquelle, traditionnellement, chacun est censé se marier.

Des femmes sont également mutilées dans notre pays dans la plus grande clandestinité. Il n’y a donc pas de soins post-opératoires ou d’aide pour les victimes sans défense de cette pratique morbide. Les conséquences médicales tant physiques que psychologiques et psychosexuelles peuvent pourtant être particulièrement graves. Cela peut aller d’hémorragies accompagnées de violentes douleurs au décès ou au suicide. La mutilation féminine étant fortement ancrée dans un contexte socioculturel, il est nécessaire d’éradiquer toutes les formes de mutilations génitales féminines. De tels changements doivent intervenir à court terme et passer par l’instauration immédiate d’une interdiction totale et de lourdes peines.

La présente résolution est par conséquent insuffisante. Il faut mettre l’accent sur la formation et l’information des femmes et des hommes parce qu’il s’agit d’un problème socioculturel qui concerne tout le monde. Il faut également une politique répressive efficace qui fait défaut dans la résolution. Il faut mener d’urgence au niveau mondial, et certainement dans notre pays, une politique répressive efficace afin d’arrêter et de sanctionner sévèrement ces violations inadmissibles du droit à l’intégrité physique. L’article 409 du Code pénal établit les bases à ce sujet depuis 2001. Toutefois, aucun sanction n’est jamais prise contre les mutilations génitales sur la base de cet article.

L’incitation à la mutilation génitale reste totalement impunie dans notre société. Tant les parents, la famille que les mutilateurs ou mutilatrices doivent être punis s’ils sont impliqués dans des mutilations génitales de petites filles et de femmes. Celui qui permet que ses enfants soient mutilés ne mérite pas de bénéficier des avantages de notre société occidentale.

Actuellement, nous ne disposons pas de chiffres ou de statistiques sur les mutilations génitales féminines. Il n’y a encore eu aucune poursuites à ce jour. En comparaison d’autres pays européens, notre pays est désespérément à la traîne. Il y a un besoin urgent d’information, de débat et de prévention. Le ministère public et la police en particulier doivent être sensibilisés au problème des mutilations génitales et des actions proactives doivent être mises sur pied.

Il convient d’appliquer d’urgence la législation en vigueur et, par ailleurs, de développer une approche multidisciplinaire incluant la protection de l’enfance et l’enseignement. Les travailleurs sociaux, la police, le parquet et les médecins doivent être davantage sensibilisés à cette atteinte flagrante à l’intégrité physique des femmes.

Le tabou de la mutilation génitale féminine doit être levé à tous les niveaux. Il faut arriver à une tolérance zéro, pas seulement au point de vue pénal, mais également au niveau social. C’est la raison pour laquelle je soutiendrai cette proposition de résolution de tout mon cœur, même si je crains qu’elle n’aille pas assez loin.

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – Uiteraard ben ik te vinden voor een resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking. Toch wil ik graag een paar opmerkingen maken, omdat ik meen dat we hierin vandaag niet ver genoeg gaan.

Eerst en vooral ben ik tevreden dat in de resolutie de juiste terminologie wordt gebruikt. Het gaat inderdaad om vrouwelijke genitale verminking en niet om vrouwenbesnijdenis. Tot mijn grote spijt is die terminologie nog altijd gebruikelijk in de media en zelfs bij organisaties als Unicef.

Het wegsnijden van vitale onderdelen van de geslachtsorganen heeft verregaande fysieke gevolgen en heeft niets te maken met besnijdenis om medische redenen, maar alles met gewelddadige genitale verminking. De term besnijdenis is dus helemaal niet op zijn plaats, want hij wekt de indruk dat de ingreep vergelijkbaar is met medisch noodzakelijke besnijdenis van jongens.

De Wereldgezondheidsorganisatie onderscheidt vier verschillende soorten van genitale verminking bij vrouwen. In de vier gevallen gaat het om de gedeeltelijke of de volledige verwijdering en beschadiging van vrouwelijke genitaliën vanwege culturele of niet-therapeutische redenen. Vrouwelijke genitaliën worden verminkt of verwijderd zonder de minste reden. Dat is absoluut onverenigbaar met de westerse opvattingen over vrouwelijke seksualiteit, gendergelijkheid en het recht op lichamelijke integriteit en veiligheid. Ongeacht of genitale verminking gerechtvaardigd wordt door religieuze voorschriften, het gebruik is onaanvaardbaar in een samenleving die de fysieke integriteit van haar leden eerbiedigt. Het mag dan ook absoluut niet worden toegelaten onder het mom van godsdienstvrijheid. Religie speelt een hoofdrol in het voortbestaan van de praktijk. Meestal is het – hoe onbegrijpelijk ook – een uitsluitend vrouwenritueel: vrouwen martelen en pijnigen hun bloedeigen dochters om een religieuze en culturele traditie in ere te houden.

Genitale verminking van meisjes en jonge vrouwen is een religieuze overgangsritus. Meisjes die zich niet aan het ritueel onderwerpen, mogen vaak niet huwen, omdat in de islam grote waarde wordt gehecht aan maagdelijkheid en aan dominantie over de vrouw. Genitale verminking dient om de eerbaarheid van meisjes te beschermen en hun maagdelijkheid te bewaren: een typisch onderdeel van de Afrikaanse, Arabische en islamitische machocultuur in combinatie met een oubollige vrouwonvriendelijke godsdienst.

Die gruwelijke gebruiken passen in een verwrongen sociaal-culturele context. De maatschappelijke positie van de vrouwen wordt erdoor bepaald en soms zelfs die van andere mannelijke leden van het gezin, de familie of zelfs daarbuiten. Broers van onbesneden meisjes – niet genitaal verminkte vrouwen – worden soms ook uit de samenleving gesloten en onder die druk wordt uiteindelijk toch tot verminking overgegaan. Aangezien niet besneden vrouwen als onrein worden aangezien, vinden ze geen huwelijkspartner in een traditionele samenleving waarin iedereen wordt verondersteld te huwen.

Ook in ons land worden vrouwen in de grootste clandestiniteit genitaal verminkt. Bijgevolg is er geen nazorg of slachtofferhulp voor weerloze slachtoffers van deze morbide praktijk. De medische gevolgen zowel op fysiek als psychologisch en psychoseksueel kunnen nochtans bijzonder ernstig zijn. Het varieert van bloedingen over hevige pijn tot overlijden of zelfdoding. Omdat de vrouwelijke verminking diep geworteld is in een sociaal-culturele context is het mijns inziens dan ook noodzakelijk om alle vormen van vrouwelijke genitale verminking volledig te stoppen. Zulke veranderingen moeten op korte termijn en met onmiddellijk invoering van een volledig verbod en van zware straffen worden afgedwongen.

Onderhavige resolutie is dan ook onvoldoende. Vorming en voorlichting van vrouwen én mannen dienen sterk te worden benadrukt omdat het gaat om een sociaal-cultureel probleem dat iedereen aanbelangt. Er is echter ook nood aan een doeltreffend repressief beleid. Dat mis ik in de resolutie. Wereldwijd, maar zeker in ons land moet dringend een efficiënt en doeltreffende vervolgingsbeleid worden gevoerd om de onaanvaardbare inbreuken op het recht van lichamelijke integriteit te stoppen en zeer zwaar te bestraffen. Artikel 409 van het Strafwetboek legt hiervoor sinds 2001 de basis. Op grond van dat artikel wordt echter nooit opgetreden tegen genitale verminking.

Het aanzetten tot genitale verminking blijft in onze samenleving ook helemaal straffeloos. Zowel ouders, familie, besnijders of besnijdsters moeten strafbaar zijn wanneer ze betrokken zijn bij de genitale verminking van kleine meisjes en vrouwen. Wie toelaat dat zijn kinderen worden verminkt, verdient het niet de verworvenheden van onze westerse samenleving te genieten.

In ons land zijn er tot op heden geen cijfers of statistieken over genitale verminking van vrouwen voorhanden. Tot op heden heeft ook nog geen enkele vervolging plaatsgevonden. Ons land hinkt in vergelijking met andere Europese landen hopeloos achterop. Er is dringend nood aan informatie, debat en preventie. Het openbaar ministerie en de politie in het bijzonder dienen bewust te worden gemaakt van de problematiek van genitale verminking en proactieve acties moeten op het getouw worden gezet.

Er moet dringend werk worden gemaakt van de toepassing van de geldende wetgeving en bovendien moet er hoognodig een multidisciplinaire aanpak komen via kinderbescherming en ook via het onderwijs. Ook bij sociale werkers, politie, parket en artsen dient de alertheid voor deze flagrante inbreuk op de fysieke integriteit van vrouwen te worden verhoogd.

Het taboe over genitale verminking van vrouwen moet op alle vlakken worden doorbroken en er moet een nultolerantie komen, niet alleen strafrechtelijk, maar zeer zeker ook maatschappelijk. Daarom zal ik dit voorstel van resolutie met heel mijn hart steunen, maar ik vrees dat het niet ver genoeg gaat.

M. Richard Miller (MR). – Je souhaite dire qu’un amalgame a été fait. En effet, la foi musulmane n’impose ni l’excision ni les mutilations génitales. Il ne faut pas mêler les choses.

De heer Richard Miller (MR). – Het moslimgeloof legt noch de besnijdenis, noch de genitale verminking op. We mogen alles niet op één hoop gooien.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Je voudrais réagir à ce qu’a dit Mme Van dermeersch. Je la remercie pour ce qu’elle a déclaré à juste titre. Je voudrais néanmoins souligner qu’il n’existe aucun lien culturel ou religieux avec ce phénomène qui est vieux de plus de quatre mille ans et qui est un vestige de temps très lointains. Il a subsisté dans ces régions du monde où le sous-développement, la pauvreté ou parfois l’extrémisme ont empêché une meilleure information et la lutte contre cette pratique.

Je suis entièrement d’accord avec sa seconde remarque relative à la nécessité de poursuites pénales : le droit pénal doit être adapté. Plusieurs pays d’Europe et d’Afrique y sont déjà parvenus mais toutes les études et expériences nous apprennent que ce phénomène ne pourra être éradiqué que par un travail à la base, une approche communautaire grâce à l’information, la formation et la persuasion. Ceci n’est pas possible uniquement par la législation.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik wil reageren op wat mevrouw Van dermeersch heeft gezegd. Ik dank haar voor wat ze terecht heeft gezegd. Ik wil er niettemin op wijzen dat er geen culturele of godsdienstige band is met dit fenomeen, dat meer dan vierduizend jaar oud is en een overblijfsel uit vervlogen tijden die men niet kan duiden. Het is in die regio’s van de wereld blijven bestaan waar onderontwikkeling, armoede of soms extremisme belet hebben dat men beter weet en dat men die praktijk kan tegengaan.

Ik ben het volledig eens met haar tweede opmerking over de nood aan strafrechtelijke vervolging: het strafrecht moet worden toegepast. Verschillende landen in Europa en Afrika zijn daarin al geslaagd, maar alle onderzoeken en ervaringen leren ons dat dit fenomeen maar zal kunnen worden uitgeroeid door een benadering van onderuit, een gemeenschapsbenadering door informatie, vorming en overtuiging. Het is niet mogelijk via wetgeving alleen.

Mme Olga Zrihen (PS). – Je partage entièrement l’avis de mes deux collègues. Les amalgames ne sont pas bons et il ne serait pas heureux de stigmatiser certaines parties du monde. En effet, dans certains pays, dont le Burkina Faso, des mesures extrêmement importantes ont été prises, permettant carrément d’affirmer que les mutilations génitales féminines ont été éradiquées.

Cent trente millions de femmes et de filles sont excisées dans le monde et, chaque année, trois millions subissent le même sort. L’excision se pratique dans vingt-huit pays d’Afrique occidentale et centrale, mais aussi dans certains pays d’Europe et aux États-Unis, avec les conséquences terribles que nous connaissons.

Ces opérations sont effectuées sans anesthésie, dans des conditions peu hygiéniques, et entraînent des infections pouvant causer la mort. Même si elles survivent, ces femmes sont marquées à vie. L’excision féminine est une tradition extrêmement cruelle, dangereuse pour la vie et la santé des fillettes qui la subissent. Il nous appartient en tout cas de soutenir les communautés qui s’efforcent d’abandonner cette pratique et d’offrir des soins de meilleure qualité à celles qui ont subi une mutilation génitale féminine.

De même, si nous disons qu’il est hors de question d’autoriser la médicalisation de la mutilation génitale féminine, c’est parce qu’en Égypte elle est pratiquée dans les hôpitaux et que cette façon d’agir nous exclut de la discussion. En effet, leur discours est le suivant : « Vous vouliez des conditions d’hygiène ; nous les respectons ; alors laissez-nous tranquilles ».

Les femmes ayant subi une mutilation génitale ont plus de risques d’éprouver des difficultés lors de l’accouchement et leurs bébés sont davantage exposés au risque de mourir.

Nous avons eu aujourd’hui une rencontre avec des parlementaires, qui ont largement expliqué le taux de mortalité chez les femmes et la nécessité de mener une politique de maternité extrêmement positive. On sait que parmi les complications de l’accouchement figurent les risques de césarienne, de forte hémorragie et de fistule, qui est véritablement un handicap grave parce qu’elle amène l’exclusion irrémédiable de jeunes femmes qui n’ont pas la possibilité d’en parler et sont totalement abandonnées de toute la communauté.

La cause de la pratique des MGF est souvent le souhait de conserver la virginité jusqu’au mariage sous la pression sociale accablante de la communauté. Les femmes non excisées sont considérées comme impures et sont exclues des relations sociales et familiales, ce qui met parfois leur propre famille dans la précarité sans aucune protection.

L’idée générale est de soutenir ici et ailleurs tous ceux et celles – je souligne le travail remarquable du GAMS en la matière – qui essaient, non pas par la manière forte mais par la sensibilisation, de favoriser la transformation sociale d’une communauté.

Des sanctions ne sont pas d’une grande utilité. Nous connaissons en effet ces voyages de petites filles. Il est important que des campagnes s’adressent tant aux parents qu’aux enseignants afin de dénoncer les dangers de l’excision. Notre gouvernement et l’ensemble des autorités politiques locales et internationales ont des possibilités d’action.

La première, c’est la pression sur le législateur, autant ici que dans les pays d’origine, pour parvenir à une interdiction légale de l’excision féminine, ce qui donne un droit de cité au travail des ONG et de la société civile.

La deuxième possibilité d’action, c’est un engagement financier dans nos travaux de coopération au développement dans divers organismes et institutions internationales.

La troisième, c’est le soutien des comités locaux de femmes afin de rompre le silence. Ceux qui considèrent qu’il s’agit d’un phénomène public se trompent. En fait, un silence terrible entoure cette situation. Il faut donc s’investir dans la protection des jeunes filles.

La quatrième possibilité d’action, c’est l’organisation de campagnes de sensibilisation, ici et ailleurs, de manière à ce qu’il ne soit plus honteux d’en parler et que ce problème soit considéré comme relevant de la santé publique.

La cinquième, c’est un encadrement moral et matériel de tous ceux qui s’investissent dans l’abolition de la mutilation génitale féminine. Ce secteur constitue malheureusement une source de revenus qu’il faut absolument éradiquer.

En conclusion, les mutilations génitales féminines restent un problème majeur lié aux droits de la personne humaine et de la femme en particulier. On connaît les effets incontestables et nocifs sur les mères comme sur leurs bébés. L’OMS s’est engagée, avec ses partenaires internationaux, à éliminer ces mutilations qui représentent une violation flagrante des droits. Nos autorités politiques doivent soutenir toutes les initiatives visant à lutter contre ce type de pratique dégradante.

Enfin, il importe que le texte qui est soumis à la sanction du Sénat puisse bénéficier d’un soutien massif de toutes ses composantes politiques. C’est le meilleur signal que l’on puisse donner.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Ik deel volledig de mening van mijn twee collega’s. Alles op één hoop gooien is niet goed en het zou jammer zijn bepaalde delen van de wereld te stigmatiseren. In sommige landen, waaronder Burkina Faso, werden zeer belangrijke maatregelen genomen, die het mogelijk maken zonder meer te bevestigen dat de vrouwelijke genitale verminking werd uitgeroeid.

Mondiaal werden 130 miljoen vrouwen en meisjes besneden en elk jaar ondergaan er drie miljoen hetzelfde lot. De besnijdenis gebeurt in 28 West- en Centraal-Afrikaanse landen, maar ook in sommige Europese landen en in de VS, met de vreselijke gevolgen die we kennen.

Die operaties worden zonder verdoving uitgevoerd, in weinig hygiënische omstandigheden en veroorzaken infecties die tot de dood kunnen leiden. Ook als ze overleven zijn die vrouwen voor het leven getekend. De vrouwelijke besnijdenis is een uiterst gruwelijke traditie, gevaarlijk voor het leven en de gezondheid van de meisjes die ze ondergaan. We moeten in ieder geval de gemeenschappen ondersteunen die zich inspannen om die praktijk te verlaten en kwaliteitsvollere zorg te geven aan hen die een vrouwelijke genitale verminking hebben ondergaan.

Als we zeggen dat de medicalisering van de vrouwelijke genitale verminking niet kan worden aanvaard, is dat omdat ze in Egypte wordt uitgevoerd in ziekenhuizen en die wijze van handelen de discussie uitsluit. Hun redenering is inderdaad de volgende: ‘U wil hygiënische omstandigheden? Wij respecteren dat. Laat ons nu met rust.’

Vrouwen die een genitale verminking ondergingen, lopen meer risico’s op problemen bij een bevalling en hun baby’s lopen meer risico te sterven.

We hadden vandaag een ontmoeting met parlementsleden die hebben gewezen op het sterftecijfer bij de vrouwen en de noodzaak om een positief moederschapsbeleid te voeren. Men weet dat er bij de verwikkelingen van een bevalling risico’s zijn op een keizersnede, hevige bloedingen en fistels, wat werkelijk een ernstige handicap is omdat dit leidt tot een onherstelbare uitsluiting van jonge vrouwen die niet de mogelijkheid hebben daarover te praten en volledig door de gemeenschap worden verlaten.

De oorzaak van de praktijk van vrouwelijke genitale verminking is dikwijls de wens de maagdelijkheid te behouden tot het huwelijk en dit onder de verpletterende sociale druk van de gemeenschap. De niet-besneden vrouwen worden als onrein beschouwd en worden uitgesloten van sociale en familiale relaties, wat hun eigen familie soms in een kwetsbare positie zonder enige bescherming brengt.

Het idee is hier en elders allen te steunen – ik onderstreep het opmerkelijke werk ter zake van de GAMS – die proberen, niet op een harde wijze, maar door bewustmaking de sociale transformatie van een gemeenschap te bevorderen.

Sancties zijn niet erg nuttig. We kennen inderdaad die reizen van kleine meisjes. Het is belangrijk dat campagnes zich zowel naar de ouders als naar de leerkrachten richten om de gevaren van besnijdenis aan de kaak te stellen. Onze regering en de lokale en internationale politieke gezagsdagers hebben mogelijkheden om op te treden.

De eerste mogelijkheid is de druk op de wetgever, zowel hier als in de landen van oorsprong, om te komen tot een wettelijk verbod op vrouwenbesnijdenis. Dat geeft erkenning aan het werk van de ngo’s en van de civiele samenleving.

De tweede mogelijkheid tot optreden is een financieel engagement in onze ontwikkelingssamenwerking in verschillende internationale organen en instellingen.

De derde is de steun aan de lokale vrouwencomités om de stilte te doorbreken. Zij die denken dat het om een publiek fenomeen gaat, vergissen zich. In werkelijkheid heerst er een verschrikkelijke stilte rond deze situatie. We moeten ons ten volle inzetten voor de bescherming van jonge meisjes.

De vierde mogelijkheid tot optreden is de organisatie van bewustmakingscampagnes, hier en elders, zodat het niet langer een schande is om erover te spreken en dit probleem wordt beschouwd als een probleem van volksgezondheid.

De vijfde is een morele en materiële omkadering van allen die zich inzetten voor de afschaffing van de vrouwelijke genitale verminking. Die sector is helaas een bron van inkomsten die absoluut moet worden uitgeroeid.

Conclusie: de vrouwelijke genitale verminking blijft een groot probleem dat verbonden is met de rechten van de menselijke persoon, en van de vrouw in het bijzonder. Men kent de onbetwistbare en schadelijke gevolgen voor de moeders en hun baby’s. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft zich ertoe geëngageerd, samen met haar internationale partners, om die verminkingen, die een flagrante inbreuk vormen op de rechten, te elimineren. Onze politieke gezagsdragers moeten alle initiatieven ondersteunen ter bestrijding van die vernederende praktijk.

Ten slotte is het belangrijk dat de tekst, die nu aan de goedkeuring van de Senaat wordt onderworpen, kan rekenen op de massale steun van alle politieke strekkingen. Dat is het beste signaal dat we kunnen geven.

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition de résolution concernant les élections présidentielles de novembre 2011 en République démocratique du Congo (de Mme Marie Arena ; Doc. 5-992)

Voorstel van resolutie betreffende de presidentsverkiezingen van november 2011 in de Democratische Republiek Congo (van mevrouw Marie Arena; Stuk 5-992)

Discussion

Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-992 /4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-992/4.)

M. le président. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Proposition de résolution concernant les élections présidentielles et législatives de novembre 2011 en République démocratique du Congo.

De voorzitter. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Voorstel van resolutie betreffende de presidents- en parlementsverkiezingen van november 2011 in de Democratische Republiek Congo.

M. Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit.

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

M. Piet De Bruyn (N-VA), corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit.

De heer Piet De Bruyn (N-VA), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijke verslag.

Mme Marie Arena (PS). – Plusieurs raisons nous ont amenés à déposer cette résolution. Tout d’abord, la RDC est le premier pays bénéficiaire de l’aide de la coopération au développement belge. Ensuite, des élections présidentielles sont programmées pour novembre 2011. Enfin, il existe un lien particulier historique dans les relations de politique internationale et commerciale entre nos deux pays.

La Belgique n’a pas ménagé ses efforts pour défendre la cause de la RDC à travers le monde durant les douloureux conflits qui ont ravagé ce pays jusqu’en 2002. Il était tout à fait logique que la Belgique poursuive son engagement en faveur de l’accès à la démocratie. Les élections de 2006 étaient les premières. On sait que les deuxièmes sont souvent décisives pour l’installation de la démocratie.

Enfin, la présente résolution vise à permettre à la Belgique d’assumer ses responsabilités envers ce pays en accompagnant le processus démocratique entamé en 2006.

Cette résolution se résume en six points importants. Tout d’abord, la focalisation exclusive sur les élections présidentielles ne doit pas faire oublier que tout le processus électoral, jusqu’aux élections communales, est important. Nous devons donc absolument insister sur ce programme électoral.

Le deuxième point important est la sécurité et les risques de dégradation de la situation. On sait que la sécurité est fragile aujourd’hui en RDC et le contexte électoral peut amener à certaines dégradations. Nous devons donc être vigilants vis-à-vis de cette situation.

Le troisième point concerne la déstabilisation et le retour à la grande insécurité. Les échos qui nous reviennent de la société civile laissent percevoir ces craintes. Nous devons mettre tout en œuvre pour empêcher le retour de la guerre ou une augmentation de la violence. La résolution pointe la nécessité pour la Belgique, comme pour la communauté internationale, de montrer sans relâche son intérêt pour le respect des droits de l’homme et la protection des populations.

Le quatrième point concerne le rôle important de la Justice. Elle doit pouvoir lutter contre toute forme d’impunité.

Cinquième point, la lutte contre la torture, la réforme de la police sont d’autres sujets importants pour la RDC. Il est essentiel, lors d’un processus électoral, d’avoir une société civile libre par le canal de laquelle on puisse faire de l’éducation permanente pour les populations.

Enfin, sixième point, il faut assurer la protection des femmes. Dans le Kivu du Nord, les femmes sont très menacées actuellement à cause de l’exploitation des ressources minières mais également dans l’expression de leurs droits démocratiques. Il faut leur garantir l’accès au système démocratique.

Je tiens à remercier les membres de la commission et les personnes qui y ont été entendues pour le travail réalisé.

Mevrouw Marie Arena (PS). – Wij hebben dit voorstel van resolutie om verschillende redenen ingediend. Eerst en vooral is de DRC de voornaamste begunstigde van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast zijn er presidentsverkiezingen gepland voor november 2011. Ten slotte bestaat er een bijzondere historische band tussen onze twee landen op het vlak van internationaal beleid en handel.

België heeft zich geen moeite gespaard om de zaak van de DRC in de wereld te verdedigen gedurende de pijnlijke conflicten die dat land tot 2002 hebben geteisterd. Het is logisch dat België zijn engagement ten overstaan van de toegang tot de democratie voortzet. De verkiezingen van 2006 waren de eerste. Men weet dat de tweede dikwijls beslissend zijn voor de invoering van de democratie.

De voorliggende resolutie wil België de kans geven om zijn verantwoordelijkheid tegenover dat land op te nemen door het democratiseringsproces, dat in 2006 begon, te begeleiden.

Deze resolutie kan in zes belangrijke punten worden samengevat. Eerst en vooral mag de exclusieve toespitsing op de presidentsverkiezingen niet doen vergeten dat het hele verkiezingsproces, tot en met de gemeenteverkiezingen, belangrijk is. We moeten dus absoluut de nadruk leggen op dat verkiezingsprogramma.

De veiligheid en de risico’s op een verslechtering van de toestand vormen het tweede belangrijke punt. Men weet dat de veiligheid in de DRC vandaag kwetsbaar is en de verkiezingscontext kan leiden tot bepaalde ontsporingen. We moeten dus waakzaam blijven.

Het derde punt betreft de destabilisering en de terugkeer naar een toestand van grote onveiligheid. De berichten die we vanuit de civiele samenleving ontvangen, laten die vrees doorschijnen. We moeten alles in het werk stellen om de terugkeer van de oorlog of een toename van het geweld te voorkomen. De resolutie wijst op de noodzaak voor België en voor de internationale gemeenschap om onophoudelijk belangstelling te tonen voor de eerbiediging van de mensenrechten en de bescherming van de bevolking.

Het vierde punt betreft de belangrijke rol van het gerecht, dat moet kunnen optreden tegen elke vorm van straffeloosheid.

Vijfde punt: de strijd tegen foltering en de hervorming van de politie zijn andere belangrijke punten voor de DRC. Bij verkiezingen is het essentieel een vrije civiele samenleving te hebben waarlangs de permanente vorming van de bevolking kan gebeuren.

Tot slot moet als zesde punt de bescherming van de vrouwen worden gegarandeerd. In Noord-Kivu worden de vrouwen momenteel sterk bedreigd wegens de exploitatie van de mijnen. Ze worden ook bedreigd in de uiting van hun democratische rechten. Zij moeten toegang krijgen tot het democratisch systeem.

Ik dank de commissieleden en de mensen die werden gehoord voor het geleverde werk.

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble de la proposition de résolution.

De stemming over het voorstel van resolutie in zijn geheel heeft later plaats.

Proposition modifiant l’article 21 du règlement du Sénat (Doc. 5-1136)

Voorstel tot wijziging van artikel 21 van het reglement van de Senaat (Stuk 5-1136)

Discussion

Bespreking

M. Francis Delpérée (cdH), rapporteur. – Le bureau du Sénat s’est interrogé, au cours de trois réunions, sur la problématique de la présence des sénateurs en commission, qui se pose notamment dans le cas de maladie de longue durée ou de grossesse.

Plusieurs solutions ont été avancées. Ou bien le chef de groupe remplace le sénateur défaillant, ou bien il désigne un autre sénateur pour pallier cette absence ou encore, le suppléant du sénateur défaillant est appelé à le remplacer temporairement.

C’est finalement une autre solution qui vous est proposée, à savoir la désignation d’un membre suppléant supplémentaire au sein du groupe politique auquel appartient le sénateur défaillant dans la ou les commissions concernées.

J’aimerais apporter trois précisions à propos de cette modification de l’article 21 de notre règlement.

Premièrement, les prérogatives du Sénat et de son bureau sont préservées. Il n’y a pas d’automatisme. Le texte énonce en effet : « le Sénat peut ».

Deuxièmement, le texte proposé n’entend pas donner une définition exhaustive, limitative, voire exemplative des cas d’empêchement, la seule précision apportée étant que cet empêchement doit être durable. Il doit, il va de soi, faire l’objet d’une vérification, selon les circonstances de l’espèce.

Troisièmement, le nombre des suppléants doit être augmenté et il va de soi que si un sénateur est empêché de siéger, le nombre des suppléants de son groupe est augmenté temporairement d’une unité.

Cette proposition de texte a été adoptée, ce matin, à l’unanimité par les membres du bureau.

De heer Francis Delpérée (cdH), rapporteur. – Het Bureau van de Senaat heeft zich in drie vergaderingen over het probleem gebogen van de aanwezigheid van de senatoren in de commissie, dat vooral rijst in geval van langdurige ziekte of zwangerschap.

Er werden verschillende oplossingen voorgesteld. Ofwel vervangt de fractievoorzitter de afwezige senator, ofwel wijst hij een andere senator als vervanger aan, ofwel dient de opvolger van de afwezige senator deze tijdelijk te vervangen.

Uiteindelijk wordt nog een andere oplossing voorgesteld. Die bestaat erin dat uit de fractie waartoe de afwezige senator in de betrokken commissie of commissies behoort, een extra plaatsvervanger wordt aangewezen.

Ik heb drie opmerkingen over de wijziging van artikel 21 van ons reglement.

Ten eerste blijven de prerogatieven van de Senaat en zijn Bureau onaangetast. Er is geen automatisme. De tekst luidt: ‘kan de Senaat’.

Ten tweede bevat de voorgestelde tekst geen exhaustieve, limitatieve of exemplatieve definitie van wat een geval van verhindering is. Er wordt alleen bepaald dat de verhindering voor een lange periode moet gelden. Uiteraard moet dat elke keer worden geverifieerd.

Ten derde moet het aantal plaatsvervangers worden verhoogd. Als een senator verhinderd is om te zetelen, moet het aantal plaatsvervangers uiteraard tijdelijk met één eenheid worden verhoogd.

Dit voorstel werd vanochtend door de leden van het Bureau eenparig aangenomen.

Mme Freya Piryns (Groen!). – Je remercie le Bureau d’être attentif à ce problème sur lequel j’avais d’ailleurs encore insisté la semaine derrière. La modification proposée n’est qu’une solution partielle. Aujourd’hui, je me vois une fois encore dans l’obligation de m’abstenir à plusieurs reprises. Pour certaines propositions de loi, ce sera avec tristesse, mais je tiens à le faire par principe car ce genre de situation mérite une meilleure solution que celle appliquée jusqu’à ce jour. Je remercie le Bureau de bien vouloir y réfléchir.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Ik dank het Bureau omdat het zich met deze zaak bezighoudt. Ik heb er vorige week ook nog op gewezen. Dit is echter maar een deel van de oplossing. Ik zal mij vandaag opnieuw een aantal keer onthouden. Voor een paar wetsvoorstellen zal dat met zeer veel pijn in het hart zijn. Ik doe het echter graag principieel, want dit soort toestanden verdient een fatsoenlijker oplossing dan wat tot vandaag het geval was. Mijn dank aan het Bureau omdat het daarover nadenkt.

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition modifiant le règlement du Sénat.

De stemming over het voorstel tot wijziging van het reglement van de Senaat heeft later plaats.

Prise en considération de propositions

Inoverwegingneming van voorstellen

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Y a-t-il des observations ?

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

M. Richard Miller (MR). – Je ne m’oppose pas à la prise en considération des propositions présentées. Cependant, puisque notre règlement prévoit que l’on puisse s’exprimer, je tiens à formuler une remarque. Notre excellent collègue Bert Anciaux a déposé la proposition de résolution 5-1128/1 ; je pense que ce texte est très intéressant et que le débat sera fouillé, très riche et touchera à des principes. J’y vois le plus parfait exemple de ce que j’ai dit tout à l’heure dans le débat sur la démarcation entre les secteurs public et privé. Ce texte veut investir la sphère publique qu’est l’administration avec des conditions religieuses privées. La discussion promet donc d’être intéressante.

De heer Richard Miller (MR). – Ik verzet me niet tegen de inoverwegingneming van de ingediende voorstellen. Toch heb ik een opmerking over het voorstel van resolutie 5-1128/1 van onze goede collega Bert Anciaux. Die tekst is zeer interessant en het debat zal grondig en uitvoerig zijn en over principes gaan. Het is een perfect voorbeeld van wat ik vanmiddag heb gezegd over de scheiding tussen de overheids- en de privésector. De tekst strekt ertoe private religieuze elementen binnen te brengen in de administratie, die tot de openbare sfeer behoort. Dat belooft een interessant debat te worden.

M. le président. – Puisqu’il n’y a pas d’autre observation, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

De voorzitter. – Aangezien er geen andere opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Votes

Stemmingen

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Projet de loi modifiant l’article 569 du Code judiciaire, concernant la compétence du tribunal de première instance en matière d’accueil de navires ayant besoin d’assistance (Doc. 5-1061)

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek, betreffende de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg inzake de opvang van schepen die bijstand behoeven (Stuk 5-1061)

Vote nº 1

Stemming 1

Présents : 66
Pour : 65
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 65
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Le projet de loi est adopté.

Il sera soumis à la sanction royale.

Het wetsontwerp is aangenomen.

Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Projet de loi modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le Code des sociétés et la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale afin de garantir la présence des femmes dans le conseil d’administration des entreprises publiques autonomes, des sociétés cotées et de la Loterie Nationale (Doc. 5-1097) (Procédure d’évocation)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en tot wijziging van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, teneinde te garanderen dat vrouwen zitting hebben in de raad van bestuur van de autonome overheidsbedrijven, de genoteerde vennootschappen en de Nationale Loterij (Stuk 5-1097) (Evocatieprocedure)

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 8 de Mme Homans.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 8 van mevrouw Homans.

Vote nº 2

Stemming 2

Présents : 66
Pour : 29
Contre : 36
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 29
Tegen: 36
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 9 de Mme Homans.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 9 van mevrouw Homans.

Vote nº 3

Stemming 3

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 10 de Mme Homans.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 10 van mevrouw Homans.

Vote nº 4

Stemming 4

Présents : 66
Pour : 29
Contre : 36
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 29
Tegen: 36
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 11 de Mme Homans.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 11 van mevrouw Homans.

Vote nº 5

Stemming 5

Présents : 65
Pour : 18
Contre : 46
Abstentions : 1

Aanwezig: 65
Voor: 18
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 12 de Mme Homans.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 12 van mevrouw Homans.

Vote nº 6

Stemming 6

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’ensemble du projet de loi.

De voorzitter. – We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Vote nº 7

Stemming 7

Présents : 66
Pour : 36
Contre : 22
Abstentions : 8

Aanwezig: 66
Voor: 36
Tegen: 22
Onthoudingen: 8

Mme Freya Piryns (Groen!). – Je continue à soutenir à 100% cette loi. Je remercie ses auteurs, y compris pour leur collaboration. À cause du congé de maternité d’une collègue, j’ai dû m’abstenir.

Mevrouw Freya Piryns (Groen!). – Ik blijf honderd procent achter deze wet staan. Ik dank alle indieners, ook voor hun samenwerking. Wegens het bevallingsverlof van een collega moest ik mij onthouden.

Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

De Senaat heeft het ontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

À la suite de ce vote deviennent sans objet :

Ten gevolge van deze stemming vervallen:

la proposition de loi visant à promouvoir une représentation équilibrée des femmes et des hommes dans les conseils d’administration d’entreprises publiques économiques et de sociétés qui ont fait publiquement appel à l’épargne (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-186) ;

het wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de raden van bestuur van economische overheidsbedrijven en van vennootschappen die een publiek beroep op het spaarwezen hebben gedaan (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-186);

la proposition de loi modifiant la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique en vue de garantir une composition équilibrée de ses organes statutaires (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-187) ;

het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België om een evenwichtige samenstelling van haar statutaire organen te waarborgen (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-187);

la proposition de loi visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes de gestion des organismes d’intérêt public et des établissements scientifiques fédéraux (de Mme Olga Zrihen et Mme Fabienne Winckel ; Doc. 5-234) ;

het wetsvoorstel ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in de bestuursorganen van de instellingen van openbaar nut en de federale wetenschappelijke instellingen (van mevrouw Olga Zrihen en mevrouw Fabienne Winckel; Stuk 5-234);

la proposition de loi modifiant le Code des sociétés et la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques (de M. André du Bus de Warnaffe et Mme Vanessa Matz ; Doc. 5-603).

het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (van de heer André du Bus de Warnaffe en mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-603).

Projet de loi-programme (I) (Doc. 5-1098) (Procédure d’évocation)

Ontwerp van programmawet (I) (Stuk 5-1098) (Evocatieprocedure)

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 1 de Mme Temmerman et M. Vandenbroucke.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 1 van mevrouw Temmerman en de heer Vandenbroucke.

Vote nº 8

Stemming 8

Présents : 66
Pour : 13
Contre : 34
Abstentions : 19

Aanwezig: 66
Voor: 13
Tegen: 34
Onthoudingen: 19

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 2 de Mme Temmerman et M. Vandenbroucke.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 2 van mevrouw Temmerman en de heer Vandenbroucke.

Vote nº 9

Stemming 9

Présents : 65
Pour : 12
Contre : 34
Abstentions : 19

Aanwezig: 65
Voor: 12
Tegen: 34
Onthoudingen: 19

M. Frank Vandenbroucke (sp.a). – Je voulais voter pour.

De heer Frank Vandenbroucke (sp.a). – Ik wou voorstemmen.

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 4 de M. De Bruyn.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 4 van de heer De Bruyn.

Vote nº 10

Stemming 10

Présents : 66
Pour : 31
Contre : 34
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 31
Tegen: 34
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 5 de M. De Bruyn.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 5 van de heer De Bruyn.

Vote nº 11

Stemming 11

Présents : 66
Pour : 31
Contre : 34
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 31
Tegen: 34
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 6 de Mme Sleurs et consorts.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 6 van mevrouw Sleurs c.s.

Vote nº 12

Stemming 12

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 8 de Mme Sleurs et consorts.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 8 van mevrouw Sleurs c.s.

Vote nº 13

Stemming 13

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 7 de Mme Sleurs et consorts.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 7 van mevrouw Sleurs c.s.

Vote nº 14

Stemming 14

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’ensemble du projet de loi.

De voorzitter. – We stemmen nu over het wetsontwerp in zijn geheel.

Vote nº 15

Stemming 15

Présents : 66
Pour : 40
Contre : 4
Abstentions : 22

Aanwezig: 66
Voor: 40
Tegen: 4
Onthoudingen: 22

Le Sénat a adopté le projet sans modification. Celui-ci sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

De Senaat heeft het ontwerp ongewijzigd aangenomen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de bekrachtiging door de Koning.

Projet de loi-programme (II) (Doc. 5-1099)

Ontwerp van programmawet (II) (Stuk 5-1099)

Vote nº 16

Stemming 16

Présents : 66
Pour : 54
Contre : 4
Abstentions : 8

Aanwezig: 66
Voor: 54
Tegen: 4
Onthoudingen: 8

Le projet de loi est adopté.

Il sera soumis à la sanction royale.

Het wetsontwerp is aangenomen.

Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

Proposition de loi modifiant diverses dispositions relatives au droit des mineurs d’être entendus par le juge (de Mme Sabine de Bethune et Mme Martine Taelman ; Doc. 5-115)

Wetsvoorstel tot wijziging van verschillende bepalingen over het recht van minderjarigen om door de rechter te worden gehoord (van mevrouw Sabine de Bethune en mevrouw Martine Taelman; Stuk 5-115)

M. le président. – Nous votons sur l’amendement nº 16 de Mme Turan.

De voorzitter. – We stemmen over amendement 16 van mevrouw Turan.

Vote nº 17

Stemming 17

Présents : 66
Pour : 7
Contre : 58
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 7
Tegen: 58
Onthoudingen: 1

L’amendement n’est pas adopté.

Het amendement is niet aangenomen.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’article 4.

De voorzitter. – We stemmen nu over artikel 4.

Vote nº 18

Stemming 18

Présents : 66
Pour : 64
Contre : 0
Abstentions : 2

Aanwezig: 66
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 2

L’article 4 est adopté.

Artikel 4 is aangenomen.

M. le président. – Nous votons à présent sur l’ensemble de la proposition de loi.

De voorzitter. – We stemmen nu over het wetsvoorstel in zijn geheel.

Vote nº 19

Stemming 19

Présents : 63
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 2

Aanwezig: 63
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 2

Mme Güler Turan (sp.a). – Je me suis abstenue lors de ce vote. Une amélioration est une amélioration, mais le but n’est absolument pas de créer des droits fictifs si nous ne les garantissons pas. Comme la proposition constitue un pas dans la bonne direction, notre groupe la votera, mais je m’abstiendrai personnellement afin de donner un signal clair.

Mevrouw Güler Turan (sp.a). – Ik onthoud mij bij deze stemming. Een verbetering is een verbetering, maar het is absoluut niet de bedoeling fictieve rechten te creëren als we ze niet garanderen. Het voorstel is een stap in de goede richting en daarom zal onze fractie voorstemmen, maar persoonlijk zal ik mij onthouden om een duidelijk signaal te geven.

La proposition de loi est adoptée.

Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

Het wetsvoorstel is aangenomen.

Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Proposition de loi modifiant la loi du 5 juillet 1994 relative au sang et aux dérivés du sang d’origine humaine en vue de relever l’âge maximum autorisé pour le don de sang et de dérivés de sang (de M. Louis Ide, Mme Marleen Temmerman et consorts ; Doc. 5-1111)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 juli 1994 betreffende bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong met het oog op de verhoging van de maximumleeftijd voor de donatie van bloed en bloedderivaten (van de heer Louis Ide, mevrouw Marleen Temmerman c.s.; Stuk 5-1111)

Vote nº 20

Stemming 20

Présents : 64
Pour : 63
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 64
Voor: 63
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

La proposition de loi est adoptée.

Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

Het wetsvoorstel is aangenomen.

Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Proposition de résolution relative aux mouvements de démocratisation au Maghreb et au Moyen-Orient (de MM. Karl Vanlouwe et Piet De Bruyn ; Doc. 5-829)

Voorstel van resolutie betreffende de democratiseringsbewegingen in de Maghreb en het Midden-Oosten (van de heren Karl Vanlouwe en Piet De Bruyn; Stuk 5-829)

Vote nº 21

Stemming 21

Présents : 64
Pour : 63
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 64
Voor: 63
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

La résolution est adoptée. Elle sera communiquée au premier ministre et au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères.

De resolutie is aangenomen. Zij zal worden meegedeeld aan de eerste minister en aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken.

Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 5-896)

Voorstel van resolutie ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 5-896)

Vote nº 22

Stemming 22

Présents : 61
Pour : 60
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 61
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

La résolution est adoptée. Elle sera communiquée au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au développement.

De resolutie is aangenomen. Zij zal worden meegedeeld aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

Proposition de résolution concernant les élections présidentielles et législatives de novembre 2011 en République démocratique du Congo (de Mme Marie Arena ; Doc. 5-992)

Voorstel van resolutie betreffende de presidents- en parlementsverkiezingen van november 2011 in de Democratische Republiek Congo (van mevrouw Marie Arena; Stuk 5-992)

Vote nº 23

Stemming 23

Présents : 63
Pour : 62
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 63
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

La résolution est adoptée. Elle sera communiquée au premier ministre et au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères.

De resolutie is aangenomen. Zij zal worden meegedeeld aan de eerste minister en aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken.

Proposition modifiant l’article 21 du règlement du Sénat (Doc. 5-1136)

Voorstel tot wijziging van artikel 21 van het reglement van de Senaat (Stuk 5-1136)

Vote nº 24

Stemming 24

Présents : 61
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

La modification du règlement est adoptée à l’unanimité.

De wijziging van het reglement is eenparig aangenomen.

Ordre des travaux

Regeling van de werkzaamheden

M. le président. – Le Bureau propose l’ordre du jour suivant pour la semaine prochaine :

De voorzitter. – Het Bureau stelt voor volgende week deze agenda voor:

Jeudi 7 juillet 2011 à 15 heures

Donderdag 7 juli 2011 om 15 uur

Débat d’actualité et questions orales.

Actualiteitendebat en mondelinge vragen.

Art. 81, al. 3, et art. 79, alinéa premier, de la Constitution

Art. 81, derde lid, en art. 79, eerste lid, van de Grondwet

Projet de loi modifiant le Code d’instruction criminelle et la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive afin de conférer des droits, dont celui de consulter un avocat et d’être assistée par lui, à toute personne auditionnée et à toute personne privée de liberté ; Doc. 5-663/8 à 11.

Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, om aan elkeen die wordt verhoord en aan elkeen wiens vrijheid wordt benomen rechten te verlenen, waaronder het recht om een advocaat te raadplegen en door hem te worden bijgestaan; Stuk 5-663/8 tot 11.

Proposition de résolution en vue de la reconnaissance du Sud-Soudan par la Belgique (de MM. Karl Vanlouwe et Louis Ide) ; Doc. 5-1063/1 à 4.

Voorstel van resolutie tot de erkenning van Zuid-Soedan door België (van de heren Karl Vanlouwe en Louis Ide); Stuk 5-1063/1 tot 4.

Prise en considération de propositions.

Inoverwegingneming van voorstellen.

À partir de 17 heures : Votes nominatifs sur l’ensemble des points à l’ordre du jour dont la discussion est terminée.

Vanaf 17 uur: Naamstemmingen over de afgehandelde agendapunten in hun geheel.

Le Sénat est d’accord sur cet ordre des travaux.

De Senaat is het eens met deze regeling van de werkzaamheden.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le jeudi 7 juillet à 15 h.

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 7 juli om 15 uur.

(La séance est levée à 19 h 55.)

(De vergadering wordt gesloten om 19.55 uur.)

Excusés

Berichten van verhindering

Mme Lijnen, pour raison de santé, M. Brotchi, à l’étranger, MM. Claes et Dewinter, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Lijnen, om gezondheidsredenen, de heer Brotchi, in het buitenland, de heren Claes en Dewinter, wegens andere plichten.

Pris pour information.

Voor kennisgeving aangenomen.

Erratum

Erratum

À la page 43 des Annales nº 5-27 du jeudi 23 juin 2011, cinquième alinéa, il y a lieu d’ajouter devant les mots « On peut avoir tout un débat » le nom de l’orateur, à savoir M. Rik Daems (Open Vld).

Op p. 43 van de Handelingen nr. 5-27 van donderdag 23 juni 2011, moet bij het begin van de vijfde paragraaf, vóór de woorden ‘Over het vele geld dat …’ de naam van de spreker, de heer Rik Daems (Open Vld), worden ingevoegd.

Annexe

Bijlage

Votes nominatifs

Naamstemmingen

Vote nº 1

Stemming 1

Présents : 66
Pour : 65
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 65
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 2

Stemming 2

Présents : 66
Pour : 29
Contre : 36
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 29
Tegen: 36
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

François Bellot, Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Alain Courtois, Rik Daems, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Guido De Padt, Gérard Deprez, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Richard Miller, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Sabine de Bethune, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 3

Stemming 3

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 4

Stemming 4

Présents : 66
Pour : 29
Contre : 36
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 29
Tegen: 36
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

François Bellot, Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Alain Courtois, Rik Daems, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Guido De Padt, Gérard Deprez, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Richard Miller, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Sabine de Bethune, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 5

Stemming 5

Présents : 65
Pour : 18
Contre : 46
Abstentions : 1

Aanwezig: 65
Voor: 18
Tegen: 46
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 6

Stemming 6

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 7

Stemming 7

Présents : 66
Pour : 36
Contre : 22
Abstentions : 8

Aanwezig: 66
Voor: 36
Tegen: 22
Onthoudingen: 8

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Sabine de Bethune, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Jacky Morael, Philippe Moureaux, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Contre

Tegen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Rik Daems, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Patrick De Groote, Guido De Padt, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Bart Tommelein, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Abstentions

Onthoudingen

François Bellot, Alain Courtois, Armand De Decker, Christine Defraigne, Gérard Deprez, Richard Miller, Freya Piryns, Dominique Tilmans.

Vote nº 8

Stemming 8

Présents : 66
Pour : 13
Contre : 34
Abstentions : 19

Aanwezig: 66
Voor: 13
Tegen: 34
Onthoudingen: 19

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marcel Cheron, Zakia Khattabi, Jacky Morael, Claudia Niessen, Ludo Sannen, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Mieke Vogels.

Contre

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Martine Taelman, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Vote nº 9

Stemming 9

Présents : 65
Pour : 12
Contre : 34
Abstentions : 19

Aanwezig: 65
Voor: 12
Tegen: 34
Onthoudingen: 19

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marcel Cheron, Zakia Khattabi, Jacky Morael, Claudia Niessen, Ludo Sannen, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Mieke Vogels.

Contre

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Martine Taelman, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Vote nº 10

Stemming 10

Présents : 66
Pour : 31
Contre : 34
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 31
Tegen: 34
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Lieve Maes, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Mieke Vogels.

Contre

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Martine Taelman, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 11

Stemming 11

Présents : 66
Pour : 31
Contre : 34
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 31
Tegen: 34
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Lieve Maes, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Mieke Vogels.

Contre

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Martine Taelman, Muriel Targnion, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 12

Stemming 12

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 13

Stemming 13

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 14

Stemming 14

Présents : 66
Pour : 18
Contre : 47
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 18
Tegen: 47
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Bart Laeremans, Lieve Maes, Danny Pieters, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe.

Contre

Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 15

Stemming 15

Présents : 66
Pour : 40
Contre : 4
Abstentions : 22

Aanwezig: 66
Voor: 40
Tegen: 4
Onthoudingen: 22

Pour

Voor

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Louis Siquet, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Contre

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

Abstentions

Onthoudingen

Bert Anciaux, Frank Boogaerts, Huub Broers, Piet De Bruyn, Patrick De Groote, Bart De Wever, Inge Faes, Liesbeth Homans, Louis Ide, Lieve Maes, Danny Pieters, Freya Piryns, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Karl Vanlouwe.

Vote nº 16

Stemming 16

Présents : 66
Pour : 54
Contre : 4
Abstentions : 8

Aanwezig: 66
Voor: 54
Tegen: 4
Onthoudingen: 8

Pour

Voor

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Contre

Tegen

Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.

Abstentions

Onthoudingen

Bert Anciaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke.

Vote nº 17

Stemming 17

Présents : 66
Pour : 7
Contre : 58
Abstentions : 1

Aanwezig: 66
Voor: 7
Tegen: 58
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Ludo Sannen, Guy Swennen, Marleen Temmerman, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke.

Contre

Tegen

Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Muriel Targnion, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 18

Stemming 18

Présents : 66
Pour : 64
Contre : 0
Abstentions : 2

Aanwezig: 66
Voor: 64
Tegen: 0
Onthoudingen: 2

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns, Güler Turan.

Vote nº 19

Stemming 19

Présents : 63
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 2

Aanwezig: 63
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 2

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns, Güler Turan.

Vote nº 20

Stemming 20

Présents : 64
Pour : 63
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 64
Voor: 63
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 21

Stemming 21

Présents : 64
Pour : 63
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 64
Voor: 63
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 22

Stemming 22

Présents : 61
Pour : 60
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 61
Voor: 60
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, Jan Durnez, Inge Faes, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Louis Siquet, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 23

Stemming 23

Présents : 63
Pour : 62
Contre : 0
Abstentions : 1

Aanwezig: 63
Voor: 62
Tegen: 0
Onthoudingen: 1

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Inge Faes, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Guy Swennen, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions

Onthoudingen

Freya Piryns.

Vote nº 24

Stemming 24

Présents : 61
Pour : 61
Contre : 0
Abstentions : 0

Aanwezig: 61
Voor: 61
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Pour

Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Alain Courtois, Rik Daems, Sabine de Bethune, Piet De Bruyn, Alexander De Croo, Armand De Decker, Patrick De Groote, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Guido De Padt, Gérard Deprez, Caroline Désir, Bart De Wever, André du Bus de Warnaffe, Jan Durnez, Dimitri Fourny, Cindy Franssen, Liesbeth Homans, Louis Ide, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Lieve Maes, Paul Magnette, Philippe Mahoux, Vanessa Matz, Richard Miller, Jacky Morael, Claudia Niessen, Danny Pieters, Freya Piryns, Fatiha Saïdi, Ludo Sannen, Luc Sevenhans, Elke Sleurs, Helga Stevens, Martine Taelman, Muriel Targnion, Marleen Temmerman, Cécile Thibaut, Dominique Tilmans, Bart Tommelein, Rik Torfs, Güler Turan, Johan Vande Lanotte, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Peter Van Rompuy, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Propositions prises en considération

In overweging genomen voorstellen

Propositions de loi

Wetsvoorstellen

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

Proposition de loi modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles en vue de la régionalisation de la politique en matière d’implantations commerciales (de Mme Anke Van dermeersch et M. Filip Dewinter ; Doc. 5-1107/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen met het oog op de regionalisering van het handelsvestigingsbeleid (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Filip Dewinter; Stuk 5-1107/1).

Envoi à la commission des Affaires institutionnelles.

Verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

Proposition de loi modifiant l’article 591 du Code judiciaire en vue de compléter les compétences du juge de paix en matière de copropriété (de M. Peter Van Rompuy et Mme Sabine de Bethune ; Doc. 5-1113/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 591 van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de aanvulling van de bevoegdheden van de vrederechter inzake de mede-eigendom (van de heer Peter Van Rompuy en mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 5-1113/1).

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Article 81 de la Constitution

Artikel 81 van de Grondwet

Proposition de loi modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques visant à réglementer les contrats de téléphonie mobile en assurant le respect des droits du consommateur (de Mme Vanessa Matz ; Doc. 5-1069/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie teneinde de overeenkomsten inzake mobiele telefonie te reglementeren en de naleving van de consumentenrechten te waarborgen (van mevrouw Vanessa Matz; Stuk 5-1069/1).

Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Proposition de loi modifiant la loi du 6 juillet 2007 relative à la procréation médicalement assistée et à la destination des embryons surnuméraires et des gamètes en vue de permettre une extension du champ d’application du diagnostic préimplantatoire (de Mme Christine Defraigne et M. Jacques Brotchi ; Doc. 5-1103/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en de gameten teneinde een uitbreiding van het toepassingsgebied van de pre-implantatiediagnostiek mogelijk te maken (van mevrouw Christine Defraigne en de heer Jacques Brotchi; Stuk 5-1103/1).

Envoi aux commissions réunies des Affaires sociales et de la Justice.

Verzonden naar de Verenigde commissies voor de Sociale Aangelegenheden en voor de Justitie.

Proposition de loi modifiant la loi générale du 21 juillet 1844 sur les pensions civiles et ecclésiastiques et la loi du 15 mai 1984 portant mesures d’harmonisation dans les régimes de pensions afin de préserver les droits à la pension de retraite des agents publics sanctionnés par la fin de leur service (de Mme Zakia Khattabi et Mme Freya Piryns ; Doc. 5-1112/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen en de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, teneinde het recht op het rustpensioen te beschermen van personeelsleden van openbare diensten die gestraft zijn met de beëindiging van hun dienstuitoefening (van mevrouw Zakia Khattabi en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1112/1).

Envoi à la commission des Affaires sociales.

Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Proposition de loi modifiant les articles 577-6 et 577-11/1 du Code civil et l’article 19 de la loi du 2 juin 2010 modifiant le Code civil afin de moderniser le fonctionnement des copropriétés et d’accroître la transparence de leur gestion (de M. Peter Van Rompuy et Mme Sabine de Bethune ; Doc. 5-1114/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 577-6 en 577-11/1 van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 19 van de wet van 2 juni 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de werking van de mede-eigendom te moderniseren en transparanter te maken (van de heer Peter Van Rompuy en mevrouw Sabine de Bethune; Stuk 5-1114/1).

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Proposition de loi modifiant l’article 90ter du Code d’instruction criminelle, la loi du 30 juillet 1981 tendant à réprimer certains actes inspirés par le racisme ou la xénophobie et la loi du 23 mars 1995 tendant à réprimer la négation, la minimisation, la justification ou l’approbation du génocide commis par le régime national-socialiste allemand pendant la Seconde Guerre mondiale (de M. Wouter Beke et consorts ; Doc. 5-1117/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering, van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden en van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd (van de heer Wouter Beke c.s.; Stuk 5-1117/1).

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Proposition de loi modifiant la loi du 6 juillet 1971 relative à la création de LA POSTE et à certains services postaux (de MM. Guido De Padt et Alexander De Croo ; Doc. 5-1118/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 juli 1971 betreffende de oprichting van DE POST en betreffende sommige postdiensten (van de heren Guido De Padt en Alexander De Croo; Stuk 5-1118/1).

Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Proposition de loi modifiant l’article 51 du Code des impôts sur les revenus 1992 (de M. Rik Daems ; Doc. 5-1122/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 51 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (van de heer Rik Daems; Stuk 5-1122/1).

Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Proposition de loi relative à la protection contre le licenciement des travailleurs donneurs d’organe potentiels (de Mme Fabienne Winckel et M. Philippe Mahoux ; Doc. 5-1130/1).

Wetsvoorstel met betrekking tot de ontslagbescherming van werknemers die potentiële orgaandonoren zijn (van mevrouw Fabienne Winckel en de heer Philippe Mahoux; Stuk 5-1130/1).

Envoi aux commissions réunies des Affaires sociales et de la Justice.

Verzonden naar de Verenigde commissies voor de Sociale Aangelegenheden en voor de Justitie.

Proposition de loi modifiant l’arrêté royal nº 50 du 24 octobre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs salariés, l’arrêté royal nº 72 du 10 novembre 1967 relatif à la pension de retraite et de survie des travailleurs indépendants et la loi du 5 avril 1994 régissant le cumul des pensions du secteur public avec des revenus provenant de l’exercice d’une activité professionnelle ou avec un revenu de remplacement, afin de supprimer les limites du travail autorisé pour les pensionnés (de M. François Bellot et consorts ; Doc. 5-1134/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen en de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, teneinde de beperkingen inzake toegestane arbeid voor de gepensioneerden af te schaffen (van de heer François Bellot c.s.; Stuk 5-1134/1).

Envoi à la commission des Affaires sociales.

Verzonden naar de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.

Proposition de loi modifiant la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques en vue de limiter le montant de l’indemnité de résiliation dans les contrats relatifs aux services de téléphonie vocale mobile (de M. Peter Van Rompuy ; Doc. 5-1135/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie met het oog op de invoering van een beperking van de verbrekingsvergoeding in contracten betreffende mobiele spraaktelefoniediensten (van de heer Peter Van Rompuy; Stuk 5-1135/1).

Envoi à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Propositions de résolution

Voorstellen van resolutie

Proposition de résolution visant à garantir le respect de la vie privée et l’intégrité des infrastructures publiques dans le cadre des prises de vues opérées par la firme Google dans le cadre de son programme « Street View » (de Mme Claudia Niessen et Mme Freya Piryns ; Doc. 5-1101/1).

Voorstel van resolutie waarin wordt gevraagd de eerbiediging van het privéleven en de integriteit van de overheidsinfrastructuur te waarborgen in het licht van de opnames die Google Inc. maakt voor zijn ‘Street View’-dienst (van mevrouw Claudia Niessen en mevrouw Freya Piryns; Stuk 5-1101/1).

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Proposition de résolution relative à la ratification, par notre pays, du Protocole nº 12 à la Convention européenne de sauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, déjà signé depuis novembre 2000 (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5-1110/1).

Voorstel van resolutie ter ratificatie, door ons land, van het reeds sinds november 2000 ondertekende Protocol nr. 12 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5-1110/1).

Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Proposition de résolution prônant un pluralisme actif en ce qui concerne le port de signes religieux par des fonctionnaires exerçant des fonctions publiques (de M. Bert Anciaux ; Doc. 5-1128/1).

Voorstel van resolutie voor een houding van actief pluralisme in functie van het dragen van religieuze kenmerken van ambtenaren in publieke functies (van de heer Bert Anciaux; Stuk 5-1128/1).

Envoi à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives.

Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.

Proposition de résolution relative aux efforts internationaux déployés en Afghanistan et dans l’ensemble de la région (de Mme Marleen Temmerman et Mme Güler Turan ; Doc. 5-1129/1).

Voorstel van resolutie met betrekking tot de internationale inspanningen in Afghanistan en de brede regio (van mevrouw Marleen Temmerman en mevrouw Güler Turan; Stuk 5-1129/1).

Envoi à la commission des Relations extérieures et de la Défense.

Verzonden naar de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging.

Demandes d’explications

Vragen om uitleg

Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes :

Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les médicaments Ipilimumab et BRAF » (nº 5-1145)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de geneesmiddelen Ipilimumab en BRAF” (nr. 5-1145)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de Mme Fabienne Winckel à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur « le billet de première classe offert par la SNCB aux clients abonnés » (nº 5-1146)

van mevrouw Fabienne Winckel aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over “het biljet voor de eerste klas dat de NMBS aan de klanten met een abonnement schenkt” (nr. 5-1146)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

de Mme Fabienne Winckel à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur « les licenciements prévus au sein de SAPA » (nº 5-1147)

van mevrouw Fabienne Winckel aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over “de ontslagen die bij SAPA voorzien zijn” (nr. 5-1147)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Bert Anciaux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur « l’intolérance de l’État turc envers les homosexuels » (nº 5-1148)

van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over “de weinig homovriendelijke houding van de Turkse staat” (nr. 5-1148)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

de M. Bert Anciaux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la mise à la disposition des données du SPF Finances dans le cadre de la simplification des procédures administratives et l’octroi automatique de certains droits » (nº 5-1149)

van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over “de ontsluiting van gegevens van de FOD Financiën in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve procedures en de automatische toekenning van rechten” (nr. 5-1149)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

de Mme Marleen Temmerman au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur « l’avortement des fœtus féminins en Inde » (nº 5-1150)

van mevrouw Marleen Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over “de abortus van vrouwelijke foetussen in India” (nr. 5-1150)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « Beliris et la rénovation de la Gare du midi » (nº 5-1151)

van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “Beliris en de renovatie van het Zuidstation” (nr. 5-1151)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegen heden

de Mme Lieve Maes à la ministre de l’Intérieur sur « le recours à des chiens renifleurs de drogue par des entreprises de gardiennage privées » (nº 5-1152)

van mevrouw Lieve Maes aan de minister van Binnenlandse Zaken over “het gebruik van drugshonden door private bewakingsondernemingen” (nr. 5-1152)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

de M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur « les primes pour des employés plus âgés » (nº 5-1153)

van de heer Patrick De Groote aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over “de premies voor oudere werknemers” (nr. 5-1153)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le nombre d’inscriptions au Centre belge pour l’Evidence-Based Medicine (CEBAM) » (nº 5-1154)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het aantal inschrijvingen bij het Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM)” (nr. 5-1154)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le nombre d’inspections sociales dans le secteur des soins de santé » (nº 5-1155)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het aantal sociale inspecties in de zorgsector” (nr. 5-1155)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le syndrome de fatigue chronique (SFC) » (nº 5-1156)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS)” (nr. 5-1156)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le nombre de dossiers médicaux globaux » (nº 5-1157)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het aantal globale medische dossiers” (nr. 5-1157)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le déconventionnement de médecins » (nº 5-1158)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de deconventionering van artsen” (nr. 5-1158)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Louis Ide à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le cadastre des professions médicales » (nº 5-1159)

van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het kadaster van de medische beroepen” (nr. 5-1159)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. Bert Anciaux au ministre de la Défense sur « le retrait des troupes belges de l’Afghanistan » (nº 5-1160)

van de heer Bert Anciaux aan de minister van Landsverdediging over “de terugtrekking van de Belgische troepen uit Afghanistan” (nr. 5-1160)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

de Mme Anke Van dermeersch à la ministre de l’Intérieur sur « le malaise de la police judiciaire d’Anvers » (nº 5-1161)

van mevrouw Anke Van dermeersch aan de minister van Binnenlandse Zaken over “de malaise bij de Antwerpse recherche” (nr. 5-1161)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

de M. François Bellot au secrétaire d’État à la Mobilité sur « l’augmentation du nombre de cartes rouges au contrôle technique de véhicules » (nº 5-1162)

van de heer François Bellot aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over “de toename van het aantal rode kaarten bij de technische controle van voertuigen” (nr. 5-1162)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

de M. Richard Miller au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d’asile sur « la volonté du ministre-président flamand de recevoir seul les chefs de gouvernement » (nº 5-1163)

van de heer Richard Miller aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over “de intentie van de minister-president van Vlaanderen om regeringsleiders alleen te ontvangen” (nr. 5-1163)

Commission des Relations extérieures et de la Défense

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

de M. Richard Miller au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur « la collection d’art de Dexia » (nº 5-1164)

van de heer Richard Miller aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over “de kunstcollectie van Dexia” (nr. 5-1164)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

de M. François Bellot à la vice-première ministre et ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d’asile sur « la lutte accrue contre la fraude dans la construction » (nº 5-1165)

van de heer François Bellot aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over “het opvoeren van de strijd tegen de fraude in de bouwsector” (nr. 5-1165)

Commission des Affaires sociales

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

de M. François Bellot au ministre de la Justice sur « l’arrêté royal du 11 juin 2011 réglant le statut de l’armurier » (nº 5-1166)

van de heer François Bellot aan de minister van Justitie over “het koninklijk besluit van 11 juni 2011 tot regeling van het statuut van de wapenhandelaar” (nr. 5-1166)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’État à la Mobilité sur « l’utilisation de plusieurs disques de stationnement » (nº 5-1167)

van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Mobiliteit over “het gebruik van meerdere parkeerschijven” (nr. 5-1167)

Commission des Finances et des Affaires économiques

Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

de M. Bart Laeremans à la ministre de l’Intérieur sur « les problèmes de sécurité dans la zone Bruxelles-Ouest et en particulier à Molenbeek » (nº 5-1168)

van de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over “de veiligheidssituatie in de zone Brussel-West en in het bijzonder in Molenbeek” (nr. 5-1168)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

de M. Bart Tommelein au ministre de la Justice et à la ministre de l’Intérieur sur « le plan national de sécurité 2011-2014 des services de police et la nécessité de faire de la lutte contre le dopage une priorité » (nº 5-1169)

van de heer Bart Tommelein aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over “het nationale politiële veiligheidsplan 2011-2014 en de opname van de strijd tegen doping als prioriteit” (nr. 5-1169)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

de M. Bert Anciaux au ministre de la Justice sur « la répartition entre les différentes régions du produit des amendes de roulage » (nº 5-1170)

van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “de verdeling van de opbrengst van boetes van veroordelingen voor verkeerszaken tussen de verschillende gewesten” (nr. 5-1170)

Commission de la Justice

Commissie voor de Justitie

Évocation

Evocatie

Par message du 27 juin 2011, le Sénat a informé la Chambre des représentants de la mise en œuvre, ce même jour, de l’évocation du projet de loi qui suit :

De Senaat heeft bij boodschap van 27 juni 2011 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers ter kennis gebracht dat tot evocatie is overgegaan, op die datum, van het volgend wetsontwerp:

Projet de loi relatif à la protection des consommateurs en matière de contrats d’utilisation de biens à temps partagé, de produits de vacances à long terme, de revente et d’échange (Doc. 5-1119/1).

Wetsontwerp betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (Stuk 5-1119/1).

Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Non-évocation

Niet-evocatie

Par message du 28 juin 2011, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, le projet de loi non évoqué qui suit :

Bij boodschap van 28 juni 2011 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, het volgende niet geëvoceerde wetsontwerp:

Projet de loi modifiant la loi du 21 décembre 1998 relative aux normes de produits ayant pour but la promotion de modes de production et de consommation durables et la protection de l’environnement et de la santé (Doc. 5-1076/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (Stuk 5-1076/1).

Pris pour notification.

Voor kennisgeving aangenomen.

Messages de la Chambre

Boodschappen van de Kamer

Par messages du 23 juin 2011, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

Bij boodschappen van 23 juni 2011 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:

Article 77 de la Constitution

Artikel 77 van de Grondwet

Projet de loi modifiant la loi du 11 avril 1999 relative à l’action en cessation des infractions à la loi relative aux contrats portant sur l’acquisition d’un droit d’utilisation d’immeubles à temps partagé (Doc. 5-1121/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 april 1999 aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (Stuk 5-1121/1).

Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Article 78 de la Constitution

Artikel 78 van de Grondwet

Projet de loi relatif à la protection des consommateurs en matière de contrats d’utilisation de biens à temps partagé, de produits de vacances à long terme, de revente et d’échange (Doc. 5-1119/1).

Wetsontwerp betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (Stuk 5-1119/1).

Le projet de loi a été reçu le 24 juin 2011 ; la date limite d’évocation est le lundi 11 juillet 2011.

Het wetsontwerp werd ontvangen op 24 juni 2011; de uiterste datum voor evocatie is maandag 11 juli 2011.

La Chambre a adopté le projet le 23 juin 2011.

De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 juni 2011.

Le projet de loi a été envoyé à la commission des Finances et des Affaires économiques.

Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden.

Projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, en vue de l’octroi d’une autorisation de séjour temporaire au mineur étranger non accompagné (Doc. 5-1120/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op de toekenning van een tijdelijke machtiging tot verblijf aan de niet-begeleide minderjarige vreemdeling (Stuk 5-1120/1).

Le projet a été reçu le 24 juin 2011 ; la date limite d’évocation est le lundi 11 juillet 2011.

Het ontwerp werd ontvangen op 24 juni 2011; de uiterste datum voor evocatie is maandag 11 juli 2011.

La Chambre a adopté le projet le 23 juin 2011.

De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 juni 2011.

Notification

Kennisgeving

Projet de loi interdisant la publicité et réglementant l’information relatives aux actes d’esthétique médicale (de Mme Dominique Tilmans et consorts ; Doc. 5-61/1).

Wetsontwerp tot instelling van een verbod op reclame voor ingrepen van medische esthetiek en tot regeling van de informatie over dergelijke ingrepen (van mevrouw Dominique Tilmans c.s.; Stuk 5-61/1).

La Chambre a adopté le projet le 23 juin 2011 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.

De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 23 juni 2011 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Cour constitutionnelle – Arrêts

Grondwettelijk Hof – Arresten

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d’arbitrage, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

l’arrêt nº 112/2011, rendu le 23 juin 2011, en cause la question préjudicielle concernant l’article 17 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 4445) ;

het arrest nr. 112/2011, uitgesproken op 23 juni 2011, inzake de prejudiciële vraag over artikel 17 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, gesteld door de Raad van State (rolnummer 4445);

l’arrêt nº 113/2011, rendu le 23 juin 2011, en cause le recours en annulation totale ou partielle des articles 5 et 11, §2, 3º, de la loi du 22 décembre 2009 instaurant une réglementation générale relative à l’interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac, introduit par l’union professionnelle « Belgian Gaming Association » (numéro du rôle 4970) ;

het arrest nr. 113/2011, uitgesproken op 23 juni 2011, inzake het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 5 en 11, §2, 3º, van de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, ingesteld door de beroepsvereniging ‘Belgian Gaming Association’ (rolnummer 4970);

l’arrêt nº 114/2011, rendu le 23 juin 2011, en cause le recours en annulation des articles 44 et 45 de la loi-programme du 23 décembre 2009, introduit par la sa « Abbott Products » et autres (numéro du rôle 4983) ;

het arrest nr. 114/2011, uitgesproken op 23 juni 2011, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 44 en 45 van de programmawet van 23 december 2009, ingesteld door de nv ‘Abbott Products’ en anderen (rolnummer 4983);

l’arrêt nº 115/2011, rendu le 23 juin 2011, en cause le recours en annulation de l’article 169, 1º et 5º, de la loi-programme du 23 décembre 2009 (financement du Fonds spécial de protection des dépôts et des assurances sur la vie), introduit par la sa « Argenta Spaarbank » (numéro du rôle 4986).

het arrest nr. 115/2011, uitgesproken op 23 juni 2011, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 169, 1º en 5º, van de programmawet van 23 december 2009 (financiering van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito’s en levensverzekeringen), ingesteld door de nv ‘Argenta Spaarbank’ (rolnummer 4986).

Pris pour notification.

Voor kennisgeving aangenomen.

Cour d’appel

Hof van Beroep

Par lettre du 24 juin 2011, le premier président de la Cour d’appel de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2010 de la Cour d’appel de Gand, approuvé lors des assemblées générales des 26 mai et 21 juin 2011.

Bij brief van 24 juni 2011 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Gent, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Hof van Beroep te Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergaderingen van 26 mei en 21 juni 2011.

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

Cour du travail

Arbeidshof

Par lettre du 21 juin 2011, le premier président de la Cour du travail de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2010 de la Cour du travail de Bruxelles, approuvé lors de l’assemblée générale du 5 mai 2011.

Bij brief van 21 juni 2011 heeft de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Brussel, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2010 van het Arbeidshof te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 5 mei 2011.

Envoi à la commission de la Justice.

Verzonden naar de commissie voor de Justitie.