BELGISCHE SENAAT | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zitting 2016-2017 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 oktober 2016 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1074 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de minister van Justitie |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terrorisme - Crimineel verleden - Rekrutering van criminelen in jihadistische netwerken - Nieuwe studie - Radicalisering in gevangenissen - Verlies van controle in sommige gevangenissen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terrorisme extremisme misdadigheid strafgevangenis radicalisering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
________ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-1074 d.d. 26 oktober 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik verwijs naar de onlangs vrijgegeven studie van de International Centre for the Study of Radicalisation and Political Violence (ICSR) van professor Peter R. Neuman (Criminal past, Terrorist Futures, European Jihadists and the new Crime-terror Nexus, Peter R. Neuman, Rajan Basra en Claudia Brunner, ICSR - Kings College, 2016). Deze studie wijst op een onrustwekkend fenomeen waarbij jihadistische netwerken rekruteren onder gewelddadige criminelen en dit in alle landen van de Europese Unie, waaronder Frankrijk, Nederland en België. Het onderzoek, dat ook Belgische terreurdossiers tegen het licht hield, wijst op enkele belangrijke lessen die de overheid moet trekken inzake handhaving en terreurbestrijding. Ik verwijs tevens naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 6-998 dd. 7 juli 2016 en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken. Hierin bevestigde deze de eerder naar voor geschoven link tussen criminelen en jihadisten. De minister bevestigde dat 80 % van de zogenaamde Syriëstrijders reeds eerder gekend waren bij politie en justitie. De hierboven aangehaalde studie bevestigt formeel dat de jihadistische netwerken bewust ronselen onder eerder veroordeelde criminelen. De meerderheid van de rekruten blijken een criminele voorgeschiedenis te hebben en dit is zonder weerga daar jihadistische terreurorganisaties in het verleden de nadruk legden op het naleven van de « zuivere » leer. Er ontstaat aldus een gevaarlijke groepering van jihadisten voor wie geweld niet alleen een heilig doel is maar vooral een levenswijze. Criminelen worden verleidt met een betoog dat het bekomen van de zielsrust naar voor schuift waarbij criminelen verdere criminele feiten mogen aangaan en waarbij deze zich inschrijven in het pad naar het martelaarschap. De nadruk ligt niet langer op de strenge leer maar veeleer op het benadrukken van een « avontuur » en een gevoel van broederschap en verbondenheid. Alain G. van de Staatsveiligheid stelt aldus in een artikel in « The Independent » dat de groep IS kan worden beschouwd als een verlengstuk van stedelijke vormen van criminaliteit voor vele Europese Lidstaten. Dit alles leidt tot een snellere radicalisering waarbij enkele weken soms volstaan. De gevangenissen zullen een steeds belangrijkere rol spelen in verdere radicalisering gezien het hoge aantal veroordeelde jihadisten. Professor Neuman verzamelde vele getuigenissen vanwege jihadisten waarin zij stelden dat de gevangenis de beste leerschool is. België wordt expliciet met de vinger gewezen door professor Neuman en ik citeer : « Some prisons in Belgium and France have simply lost control » (cf. http://www.independent.co.uk/news/world/europe/isis-recruiting-violent-criminals-gang-members-drugs-europe-new-crime-terror-nexus-report-drugs-a7352271.html). Wat betreft transversaal karakter van de vraag : de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen zijn het eens over de fenomenen die de komende vier jaar prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016–2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Het fenomeen van de strijd tegen het terrorisme en de radicalisering is één van de grote prioriteiten. Deze vraag valt onder een transversale gemeenschapsaangelegenheid betreffende de strijd tegen radicalisering en de deradicalisering. Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen : 1) Hoe reageert u op de stelling van 10 oktober 2016 vanwege professor en departementshoofd van de ICSR, Peter Neuman, waarin hij expliciet meedeelt dat in sommige Belgische gevangenissen men alle controle kwijt is wat betreft radicalisering ? Kan u deze zware aantijging weerleggen en meedelen welke programma's en maatregelen er concreet lopen en dit voor alle Belgische gevangenissen in detail ? Graag een uitvoerige toelichting gezien de zware aantijgingen. 2) Kan u zeer concreet en becijferd meedelen hoeveel personeelsleden per gevangenis in full time equivalenten ingezet worden in de strijd tegen deradicalisering ? 3) Waar zijn er nog zwakke schakels en wat wil u hieromtrent nog doorvoeren ? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord ontvangen op 20 april 2017 : | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1) De aanbevelingen die professor Peter R. Neuman formuleert, zijn
in se opgenomen in het actieplan ‘Aanpak Radicalisering in de
Gevangenissen’ van het Directoraat-generaal Penitentiaire
Inrichtingen (DG EPI) en betreffen actiepunten die het DG EPI ter
harte neemt. Zijn aanbevelingen zijn meer bepaald: Overzicht belangrijke realisaties:
2) Binnen het DG EPI is zo goed als het voltallig personeelsbestand betrokken bij de radicaliseringsproblematiek. Alle diensten en personeelsgroepen van de organisatie en in het bijzonder in de gevangenissen dragen in hun eigen capaciteit bij om de actiepunten in het actieplan te realiseren. Concreet meedelen om hoeveel voltijds equivalenten het gaat, is niet mogelijk. Voor de meeste medewerkers maakt het op dagelijkse basis deel uit van hun functie en verantwoordelijkheden, maar zij zijn er niet full- time mee bezig. Het DG EPI voert een tweesporenbeleid op vlak van radicalisering. Dat is enerzijds gericht op de preventie van radicalisering tijdens detentie en anderzijds op containment en gepaste omkadering van geradicaliseerde gedetineerden. Wat betreft het eerste luik, is radicalisering de verantwoordelijkheid van het voltallig penitentiair personeel dat gefaseerd opgeleid wordt om op dagelijkse basis in de gevangenissen attent te zijn voor signalen van radicalisering. Wat betreft het tweede luik, zijn er binnen de gevangenissen en de centrale administratie personeelsgroepen (bewaking, gevangenisdirecties, psychosociale diensten, cel extremisme, enz.) voltijds of deeltijds met deze opdracht belast en hebben daarvoor een gespecialiseerde opleiding gekregen. Om een idee te geven van het aantal betrokken medewerkers, wordt hieronder een overzicht gegeven van de initiatieven op vlak van opleiding over radicalisering en het aantal opgeleide personeelsleden. Gespecialiseerde opleiding radicalisering Het voltallig bewakingskader op de Deradex-afdelingen in Hasselt en Ittre, evenals gevangenisdirecteurs en medewerkers psychosociale diensten op de Deradex-afdelingen en in de 5 satellietgevangenissen, genoten een gespecialiseerde opleiding radicalisering aangepast aan hun functie. In regio Zuid werd deze opleiding ook al opengesteld voor het bewakingspersoneel van de satellietgevangenissen (Sint-Gillis, Lantin en Andenne). Ook de cel Extremisme, de regionale directies en leden van de centrale psychosociale dienst volgden deze opleiding. Een bijzondere opleidingsmodule radicalisering werd bovendien toegevoegd aan de opleiding voor bewaking en andere medewerkers werkzaam op de Afdeling Individuele Bijzondere Veiligheidsmaatregelen (AIBV) in de gevangenis van Brugge. In de meerderheid van de overige gevangenissen hebben directie- en PSD-leden inmiddels ook deze gespecialiseerde opleiding gevolgd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het aantal medewerkers dat de gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd.
Basisopleiding ‘radicalisering’ voor alle penitentiair
personeelsleden Dit houdt volgende initiatieven in: § Toevoeging van opleidingsmodules islam en
radicalisering in de vernieuwde basisopleiding voor nieuwe
penitentiair bewakingsassistenten (PBA). à 88 Franstalige PBA’s momenteel in opleiding § De ontwikkeling van een E-learning module over radicalisering in ontwikkeling met als doelgroep alle PBA's en andere personeelsleden die in dagelijks contact komen met gedetineerden. Die module moet toelaten om de ongeveer 7000 medewerkers in de gevangenissen op te leiden die onmogelijk allemaal een opleiding kunnen volgen in de reguliere opleidingscentra. § Het uitwerken van een aanbod voortgezette opleiding ‘islam’ en ‘radicalisering’. à langs Franstalige kant volgden in totaal al 139 personeelsleden van alle graden en functies deze opleiding. Opleiding voor religieuze en morele consulenten in de gevangenissen Voor de ontwikkeling van een integraal deradicaliseringsprogramma werkt het DG EPI samen met een gereputeerd team en werden eind 2016 opleidingen georganiseerd voor de religieuze en morele consulenten in de gevangenissen. 3) De grootste uitdaging is het ontwikkelen van methodieken in de begeleiding van geradicaliseerde gedetineerden om hun manier van denken te wijzigen. En het is net op dit terrein dat er niet echt kant-en-klare technieken te rapen vallen, noch in het binnenland, noch in het buitenland. Ook de recente studie van het United Nations Office on Drugs and Crime “Handbook on the management of violent extremist prisoners and the prevention of radicalization to violence in prisons” beschrijft wel omstandig de doelstellingen die deradicaliserings- of disengagementprogramma’s moeten inhouden, de principes waarop ze moeten gebaseerd zijn en de complexiteit van de netwerkorganisatie die daarin moet voorzien maar is veel minder expliciet wanneer het op concrete acties aankomt. Wat wel hoopvol is in deze context, is dat het handboek bevestigt dat de terreinen via dewelke deze gedetineerden dienen benaderd te worden, niet fundamenteel afwijken van wat ten aanzien van de mainstream gedetineerde dient te gebeuren. Ook in deze context zullen de klassieke regimefaciliteiten (zoals tewerkstelling) en het “klassieke” hulp- en dienstverleningsaanbod (met opleiding en counseling als belangrijkste pijlers) tot de vooropgestelde doelen moeten bijdragen. De impact van de theologische pijler lijkt nog het meest specifiek te zijn. Daaraan wordt in belangrijke mate vorm gegeven via de inschakeling en de uitbreiding van het aantal islamconsulenten maar de positieve impact die deze figuren op het fenomeen kunnen hebben, is er een dat zich binnen de context van een zekere vertrouwensrelatie maar langzaam zal kunnen ontwikkelen. |