5-2158/1

5-2158/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

20 JUNI 2013


Voorstel van resolutie met betrekking tot de activiteiten en transparantie van de Belgische vakbonden

(Ingediend door mevrouw Nele Lijnen)


TOELICHTING


De vakbonden in België : inleiding

In België zijn er drie grote overkoepelende vakbonden.

— Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV)/Fédération générale du travail de Belgique (FGTB), opgericht in 1898 : 34 % van de mandaten;

— Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV)/Confédération des syndicats chrétiens de Belgique (CSC), opgericht in in 1912 : 57 tot 59 % van de mandaten;

— Algemene Centrale der liberale vakbonden(ACLVB)/Centrale générale des syndicats libéraux de Belgique (CGSLB), opgericht in 1920 : 6 % van de mandaten (1) .

Wanneer we zien dat ongeveer 52 % van de Belgische werknemers aangesloten is bij een vakbond, dan kunnen we stellen dat er een zeer hoge syndicalisatiegraad is ons land. Ons land scoort zeer hoog wat dit betreft : in Frankrijk is zo'n 10 % van de werknemers aangesloten, in Nederland en Duitsland ongeveer 20 %. Het Europees gemiddelde ligt rond de 25 % (2) . De afgelopen jaren nam in onze buurlanden de syndicalisatiegraad gestaag af. Tussen 1970 en 1990 steeg deze in ons land sterk, daarna bleef hij redelijk stabiel. Enkel in Zweden, Finland en Denemarken is een gelijkaardige trend waarneembaar.

Tabel 1 : Procentuele syndicalisatiegraad ten aanzien van de totale arbeidsmarkt (3)

Bron : Visser, J., ICTWSS database, versie 3 uit mei 2011.

1970 1980 1990 2000 2009
Belgique* — België* 42,1 54,1 53,9 49,5 52
Danemark — Denemarken 60,3 78,6 75,3 73,3 68,8
Finlande — Finland 51,3 69,4 72,5 75 69,2
Suède — Zweden 67,7 78 81,5 80,1 68,9**
Allemagne — Duitsland 32 34,9 31,2 24,6 18,8
France — Frankrijk 21,7 18,3 9,9 8 7,6**
Pays-Bas — Nederland 36,5 34,8 24,3 22,9 19

* Bij de cijfers van België moet de volgende, belangrijke opmerking gemaakt worden : « In België is er geen enkel officieel orgaan dat de vakbondscijfers bijhoudt. Noch het Nationaal Instituut voor Statistiek, noch het federale ministerie van Arbeid is daar mee belast. Ook de enquêtes naar de beroepsbevolking weerhouden geen enkele variabele die peilt naar het aantal vakbondsleden. Wie de Belgische vakbondsaantallen wil kennen, moet te rade gaan bij de vakbondsconfederaties zelf (4) . »

** Gegevens niet beschikbaar, schatting gebaseerd op voorgaande jaren.

De verklaring voor deze evolutie is dat in België en de drie Scandinavische landen het zogenaamde Gents systeem (5) gebruikt wordt. Dit houdt onder andere in dat de vakbonden actief betrokken zijn bij en vaak essentieel zijn voor de uitbetaling en administratie van werkloosheidsuitkeringen (die op jaarbasis circa 7 miljard euro bedraagt). « In andere landen is het aantal werklozen aangesloten bij een vakbond zeer klein of verwaarloosbaar (6) . » In België, Finland, Zweden en Denemarken spelen dus andere (economische) motieven dan de ideologische nog veel sterker een rol dan in andere landen om zich aan te sluiten bij een vakbond. Vooral in België is lidmaatschap van een vakbond vaak een rationele keuze verbonden met factoren in het Gents systeem die voordelen opleveren voor het individu (7) . De gegevens noodzakelijk voor de uitbetaling van de werkloosheidsuitkering worden aangereikt door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA). In ruil voor deze dienst krijgt een vakbond een vergoeding van de overheid.

Het Gents systeem in België

Een belangrijke factor voor de groei van Belgische vakbonden is het « Gents systeem », waardoor de vakbonden in grote mate verantwoordelijk zijn voor de uitbetaling van uitkeringen. Dit is een stimulans om zich aan te sluiten bij een vakbond. « De term « Gents systeem » verwijst naar de ontstaansplaats van een stelsel waarbij de overheid de werkloosheidsfondsen van de vakbonden subsidieert. Aangezien in zo'n systeem de vakbond over een (quasi) monopolie in de (doorgaans) facultatieve werkloosheidsverzekering beschikt, hebben werklozen er alle belang bij om vakbondslid te worden én te blijven (8)  ». « Lidmaatschap van een werkloosheidsfonds en lidmaatschap van een vakbond zijn in principe gescheiden. In de praktijk zien velen echter een sterk verband tussen beide. In de Noord-Europese landen werd dit minder sterk vanaf de jaren 1990, toen een aantal alternatieven voor vakbondslidmaatschap steeds populairder werden. Volgens experts verklaart dit ook deels de recente daling van de syndicalisatiegraad, vooral onder jongeren (9) . »

In ons land is er evenwel geen sprake van een « puur » Gents systeem. Dit komt omdat in België de werkloosheidsverzekering verplicht is (dit werd van kracht in 1944) en tevens gefinancierd wordt door sociale bijdragen. Hierbij komt dat, in tegenstelling tot andere landen met verplichte werkloosheidsverzekering, vakbonden in België wel een belangrijke rol bij de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen behielden. Deze uitbetalingsorganen zijn wettelijk losgekoppeld van de vakbondsactiviteiten, terwijl de algemene perceptie is dat lidmaatschap van een vakbond verplicht is, vooral om een uitkering te bekomen. In de realiteit zijn velen zich hier niet bewust van, er is een sterke gepercipieerde link met vakbondslidmaatschap (10) . » Ook op www.belgium.be vinden we niets over een verplicht lidmaatschap als men een uitkering wil bekomen via een vakbond.

In België bestaat sinds lang een alternatief voor de uitbetalingsinstellingen van de vakbonden, maar deze Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen kent een zeer beperkt succes. In tegenstelling tot Scandinavië neemt het belang van het de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen af. We geven een overzicht van het aantal ingeschrevenen bij de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen voor de jaren waarin deze cijfers beschikbaar zijn.

2011 : 124 357;

2010 : 130 755;

2009 : 130 305;

2008 : 119 771;

2007 : 127 131. (11)

In haar jaarverslag legt de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen uit wat haar positie is ten aanzien van de andere uitbetalingsinstellingen : « Als uitbetalingsinstelling maakt de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen deel uit van de INTER-UI. De INTER-UI is een gezamenlijk verdeelcentrum voor de uitbetalingsinstellingen van de vakbonden en de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen. Het zorgt ervoor dat verklaringen met betrekking tot werkloosheid, ingevuld door de werkgever, terechtkomen bij de uitbetalingsinstelling van de werknemer. Bij deze uitwisseling wordt de naam van de instelling niet kenbaar gemaakt aan de werkgever. Zo garandeert de INTER-UI het respect voor het privéleven van de sociaal verzekerden en dit zowel inzake vertrouwelijke aspecten ten opzichte van de werkgever als inzake de vrijheid van keuze tussen de uitbetalingsinstellingen (12) . »

Het Gents Systeem in Zweden, Finland en Denemarken vergeleken met België

« In Denemarken, Finland en Zweden maakt het Gents systeem lidmaatschap aantrekkelijk voor alle werknemers, ongeacht hun profiel. De werkloosheidsverzekering is er vrijwillig, al dan niet aanvullendbovenop bijstand of wettelijke verzekering. De vrijwillige bijdragen vormen slechts een klein aandeel in de financiering. Het grootste deel komt voort uit verplichte bijdragen en belastingen. Bovendien zijn de (korte termijn) werkloosheidsuitkeringen relatief hoog en is het risico op (korte termijn) werkloosheid vrij gelijk verdeeld over hoger- en lagergeschoolden. Verder geldt een minimale bijdrageperiode (van meestal een jaar) vooraleer iemand recht krijgt op een uitkering. Dit voorkomt dat enkel werknemers met een onmiddellijk werkloosheidsrisico zich aansluiten (13) . » In Zweden en Denemarken moet een lid minimum een jaar bijdragen betalen alvorens hij of zij in aanmerking komt. In Finland moet men minstens drieënveertig weken in de laatste achtentwintig maanden gewerkt hebben terwijl men lid is van een fonds. Sinds enkele jaren zijn de voorwaarden om aanspraak te maken op het fonds nog verstrengd, door te stellen dat men als werkloze actief op zoek moet zijn naar een nieuwe job.

Doorheen de tijd zijn er in Scandinavië een aantal aanpassingen gebeurd in het systeem die een merkbaar effect hebben gehad op de koppeling tussen lidmaatschap bij vakbonden en deelname aan vrijwillige werkloosheidsfondsen. In Denemarken bestaan er vier dergelijke « open » fondsen die niet verbonden zijn aan een vakbond. Samen maakten deze fondsen in 2005 zo'n 15 % van het ledenaantal van alle fondsen uit (14) . In Zweden is het succes van open fondsen zeer klein (zo'n 2 %), maar veel Zweden kiezen er dan weer voor om zich wel aan te sluiten bij een vakbondsfonds zonder lid te worden van die vakbond (14 % in 2005). In Finland kent men sinds 1992 het algemene Werkloosheidsfonds YTK. Na tien jaar bereikte dit fonds een aandeel van 10 %. Böckerman en Uusitalo linken de daling in vakbondsleden, en dan vooral bij jonge leden, aan het bestaan van dit fonds (15) . Jørgensen onderzocht dit patroon en concludeerde dat jonge Denen sceptisch staan tegenover de link tussen zulke fondsen en vakbonden (16) . Van Rie et al. besluiten dat de link tussen vakbonden en werkloosheidsfondsen sterk blijft, en dat die fondsen een sterk argument blijven om vakbondslid te worden. Hierbij schrijven ze wel dat deze associatie de laatste jaren minder sterk is geworden door het bestaan van « open » alternatieven.

België en Scandinavië : enkele opmerkingen met betrekking tot vergelijkingen

Wanneer we België in deze context groeperen bij Zweden, Finland en Denemarken omwille van het Gentse systeem, moet dit toch met enige voorzichtigheid gedaan worden. Er zijn namelijk toch enkele verschillen. Algemeen heerst er een beter klimaat van overleg tussen werkgevers, vakbonden en de overheid. Ook ondermeer qua lonen, arbeidslasten en individuele belastingen zijn er grote verschillen. Het Belgische systeem biedt naast de werkloosheidsvergoeding nog een aantal andere sociale voordelen die we niet vinden in andere landen. De speciale regeling met betrekking tot de tijdelijke werkloosheid is zeker geen standaardpraktijk in Europa. Verder is de Belgische arbeidsmarkt sterker gelaagd dan in deze landen. Lager geschoolden hebben in ons land meer kans om in de werkloosheid te belanden. De opdeling zoals die in België bestaat tussen arbeiders en bedienden bestaat niet in Scandinavië. Hierdoor sluiten in ons land vooral arbeiders zich aan bij een vakbond. « Bovendien is in België, in tegenstelling tot de Scandinavische landen geen voorafgaande periode van lidmaatschap vereist. Dit werkt verdere selectiviteit van het lidmaatschap in de hand (17) . » Het onderzoek van Rie et al. toonde aan dat het aantal werkloze vakbondsleden toenam, terwijl het aantal werkende vakbondsleden stabiel bleef. « In absolute cijfers liep het aantal passieve leden op van circa 430 000 in 1990 naar bijna een half miljoen in 2000. (...) De grotere fluctuatie van deze syndicalisatiegraad komt doordat nu eenmaal het aantal werkloze vakbondsleden meedrijft op de golven van de economie (18) . »

Naar een nieuwe rol en een grotere transparantie voor de vakbonden

De gepercipieerde link tussen lidmaatschap van een vakbond en het uitbetalen van een werkloosheidsuitkering, plus het feit dat voorafgaand lidmaatschap niet nodig is in ons land, maakt dat de vakbonden in ons land een groot aantal werkloze vakbondsleden kent. Voor een gedeelte is dit ook logisch : vakbonden zullen altijd een aantal mensen vertegenwoordigen die ontslagen zijn of in de werkloosheid beland zijn. Dit is een van hun kerntaken. Het Gents systeem zoals we het in België kennen zorgt er echter op structurele wijze voor dat vakbonden systematisch werklozen in hun rangen opnemen. Hierdoor gaat het profiel van de vakbonden, namelijk het vertegenwoordigen van de werknemers ten aanzien van de werkgevers en de overheid, voor een deel verloren.

Dit voorstel van resolutie wil bewerkstelligen dat de vakbonden enigszins kunnen terugkeren naar hun kerntaken. Daarom wordt voorgesteld dat een andere instelling in de toekomst de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen voor zijn rekening neemt. In het verleden waren de vakbonden verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitbetalingen. Mits een uitbouw van een degelijk uitbetalingssysteem in het ganse land, met hulp van moderne gedigitaliseerde technieken, kan de overheid deze taak overnemen. Dit betekent niet dat de vakbonden met lege handen moeten achterblijven.

Daarom stelt deze resolutie voor dat de vakbonden in de toekomst ten eerste een verantwoordelijkheid krijgen bij het activeren van werklozen in plaats van bij de uitbetaling van hun uitkering. Als vakbonden er goed in slagen om werkloze leden te ondersteunen tijdens de zoektocht naar een nieuwe job, dan zouden ze daar financiëel voor beloond moeten worden. Op die manier zijn mensen (ook jongeren) geneigd om zich aan te sluiten bij een vakbond omdat deze hun belangen als actieve persoon op de arbeidsmarkt vertegenwoordigt. Hij of zij is dan zeker dat de vakbond een gedeelte van het lidgeld gebruikt om hem of haar, bij mogelijke werkloosheid, te ondersteunen bij de zoektocht naar een nieuwe job.

Ten tweede wordt voorgesteld om dit concreet te maken via een zogenaamd ontslagfonds. In de discussies die momenteel worden gevoerd omtrent het eenheidsstatuut, vormt het ontslagrecht een cruciaal onderwerp. Het ontslagrecht zou moeten worden hervormd zodat het er meer op gericht is om ontslagen werknemers beter en vooral sneller te begeleiden bij de zoektocht naar een nieuwe job. Vakbonden kunnen hier, dankzij hun expertise en hun structuren, een belangrijke rol spelen. Hiertoe is het mechanisme van een ontslagfonds een veelbelovende piste. Hieronder wordt verstaan dat de werkgever vanaf de tweede maand van tewerkstelling 1.53 % van het brutoloonmassa van de werknemer in het fonds stort. Hierbij hoeft geen onderscheid gemaakt te worden tussen arbeiders en bedienden. Elke werknemer bouwt zelf een ontslagvergoeding op. Er is hier ruimte voor een aantal opties. Bij een (gedwongen) ontslag kan de werknemer er voor kiezen om het geld op te nemen, bijvoorbeeld om naar een nieuwe baan te zoeken. Men kan ook het geld laten staan, zodat het nog steeds beschikbaar is wanneer men een nieuwe job heeft, of het zelfs in een pensioenfonds steken. Het is immers een fonds dat door de werknemer zelf is opgebouwd.

In deze resolutie wordt voorgesteld dat ook vakbonden een dergelijk ontslagfonds zouden kunnen oprichten. De leden zouden op vrijwillige basis kunnen toetreden tot dit fonds, dat door de vakbonden beheerd zou worden in ruil voor een vergoeding vanwege de overheid. De overheid zou zelf ook een dergelijk ontslagfonds oprichten, voor zowel de niet-gesyndiceerde werknemers als de gesyndiceerde werknemers die ervoor opteren om niet in te tekenen op het fonds dat door hun vakbond wordt beheerd.

Dankzij een dergelijk fonds zouden de vakbonden er alle belang bij hebben dat zoveel mogelijk werknemers een job hebben of begeleid worden naar een nieuwe job, zoals voorgesteld in het vorige punt, zodat er altijd voldoende middelen in het ontslagfonds zitten.

Ten derde moeten de vakbonden in de toekomst werk maken van een meer transparante boekhouding. Deze vraag om meer transparantie is allesbehalve onterecht, gelet op de grote verantwoordelijk die vakbonden hebben en hun centrale rol in het sociaal overleg. Ze vertegenwoordigen en handelen in naam van zeer veel mensen. Vakbonden krijgen onder andere via de overheid een hoop subsidies (« bijvoorbeeld voor permanente vorming, voor internationale samenwerking, ... » (19) ). De vakbonden hebben dus ook een plicht om transparanter te zijn ten aanzien van de overheid en de samenleving, zodat we meer zicht krijgen op hoe deze gelden besteed worden. Er is geen reden waarom de samenleving geen zicht zou mogen hebben op de bezittingen van de vakbonden. Wanneer er in de toekomst dan verdachtmakingen ten aanzien van de vakbonden gemaakt worden, hebben zij deze open en transparante boekhouding om op terug te vallen. Deze instrumenten, in combinatie met de andere voorstellen in deze resolutie, zullen de vakbonden een stuk transparanter maken en hen een grotere legitimiteit in het sociaal overleg opleveren ten aanzien van de regering, werknemers en werkgevers.

Nele LIJNEN.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de machtige en centrale positie die vakbonden in België vervullen in het sociaal overleg tussen de regering, werkgevers en werknemers;

B. overwegende dat, vergeleken met onze buurlanden, er een zeer hoge syndicalisatiegraad in België is;

C. overwegende dat is vastgesteld dat in landen met een Gents systeem met betrekking tot de vakbonden en de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen, werkloosheid een sterke stimulans kan zijn om zich te syndiceren;

D. overwegende dat we in België kunnen spreken van een niet puur Gents systeem, ondermeer omdat voorafgaand lidmaatschap niet noodzakelijk is om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsvergoeding via een vakbond, en dat er naast deze nog andere verschillen zijn vergeleken met andere landen met het Gents systeem;

E. overwegende dat er in België sprake is van een sterk gepercipieerde link tussen de uitbetaling van een werkloosheidsuitkering en het lidmaatschap van een vakbond;

F. overwegende dat vakbonden subsidies van de overheid krijgen voor het uitvoeren van een aantal taken;

G. overwegende dat bijvoorbeeld in Oostenrijk reeds een gelijkaardig ontslagfonds bestaat, en dat de kostprijs van een ontslag in Oostenrijk een stuk lager is (20) ;

H. overwegende dat er in België geen overheidsorgaan betrokken is bij de registratie van het aantal vakbondsleden, en dat men hierdoor afhankelijk is van cijfers van de vakbonden zelf,

Vraagt de regering,

1. de overheid verantwoordelijk te maken voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen;

2. werk te maken van een regeling waarbij de betrokken vakbonden in de toekomst een vergoeding krijgen bij het begeleiden van een werkloze naar een nieuwe job;

3. een ontslagfonds op te richten waarbij ontslagen werknemers recht hebben op een extra vergoeding bovenop de werkloosheidsuitkering, en het wettelijke kader te scheppen waarbinnen ook de vakbonden een dergelijk fonds kunnen beheren voor hun leden;

4. wettelijke initiatieven te nemen om ervoor te zorgen dat vakbonden een open boekhouding voeren;

5. om een overheidsorgaan verantwoordelijk te maken voor de centrale registratie van het aantal vakbondsleden.

21 maart 2013.

Nele LIJNEN.

(1) Deze cijfers kunnen variëren, maar het moge duidelijk zijn dat er een duidelijk verschil is tussen de drie vakbonden.

(2) Rasking, J. « Vakbondskaart blijft populair », in De Standaard, 6 juli 2011.

(3) Bron : Visser, J., ICTWSS database, versie 3 uit mei 2011.

(4) Vandaele, K. « Het stijgende ACV-ledenaantal in de jaren negentig ... en hoe cijfers niet alles vertellen », in De Gids op maatschappelijk gebied, 9, 2002, p. 1. Vandaele merkt overigens op : « We beperken ons in deze bijdrage tot de leden van de « representatieve vakbondsorganisaties » : het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), de Algemene Centrale van Liberale Vakbonden in België (ACLVB) en het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV). Om representatief te zijn, moeten vakbondsconfederaties over het gehele land zijn opgericht, vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad en minstens 50 000 leden tellen. »

(5) Het systeem heet zo omdat de eerste vorm van dit systeem in Gent ontstond.

(6) Visser, J. « Union Membership statistics in 24 countries », in Monthly Labor Review, 2006, p. 42.

(7) Tim Van Rie, Ive Marx & Jeroen Horemans. (2011). « Ghent revisited. Unemployment insurance and union membership in Belgium and the Nordic countries. », European Journal of Industrial Relations, 17 :2, 2011, p. 126.

(8) Vandaele, K. « Het stijgende ACV-ledenaantal in de jaren negentig ... en hoe cijfers niet alles vertellen. », in De Gids op maatschappelijk gebied, 9, 2002, p. 5.

(9) Van Rie et al., ibid., p. 125.

(10) Ibid., p. 130.

(11) Cijfers afkomstig uit de jaarverslagen van het Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen http://www.hvw.fgov.be/NL/ID/Report_nl.htm.

(12) http://www.hvw.fgov.be/NL/Info/Report/Report2009_nl.pdf.

(13) Van Rie et al., ibid.

(14) Clasen & Viebrock. « Voluntary Unemployment Insurance and Trade Union Membership : Investigating Connections in Denmark and Sweden. », Journal of Social Policy, 37(3) 2008, 433-452.

(15) Böckerman & Uusitalo. « Erosion of the Ghent System and Union Membership Decline : Lessons from Finland. », British Journal of Industrial Relations, 44(2), p. 283-303.

(16) Jørgensen, D., Low level of membership by young people in unemployment insurance funds, Eironline, 2006.

(17) Van Rie et al., ibid.

(18) Ibid.

(19) Financiering van het ACV. Bron : http://www.acv-online.be/het_acv/Financiering/financiering_acv.asp.

(20) http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx ?artikelid=NK31TDLI.