5-1796/1

5-1796/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

27 SEPTEMBER 2012


Wetsontwerp houdende instemming met de volgende internationale Akten : 1º het Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging; 2º het Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging; 3º de Wereldpostconventie en het Slotprotocol; 4º de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post, gedaan te Genève op 12 augustus 2008


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging
  • Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging
  • Wereldpostconventie
  • Slotprotocol van de Wereldpostconventie
  • Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    1. Algemeen kader van het Congres

    De Wereldpostvereniging is een organisatie van de familie van de Verenigde Naties die haar 24e Congres heeft gehouden in Genève (Zwitserland) van 23 juli tot 12 augustus 2008.

    Dit Congres is het hoogste orgaan van de Vereniging, die tot op heden om de vier jaar al zijn leden heeft bijeengebracht voor het reviseren van de Akten die de internationale postdienst regelen. Het zijn die Akten die aan ratificatie onderworpen zijn.

    Aangezien het om een bijeenkomst op regeringsniveau gaat, werden de afgevaardigden langs diplomatieke weg aangekondigd en voorzien van bevoegdheden om te overleggen, stemmen en, wat de delegatieleiders betreft, de Akten bij afloop van het Congres te ondertekenen.

    Wat België betreft, werden de Akten ondertekend door de heer J.-L. Dutordoit, administrateur bij het Belgische Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

    Op het moment van de ondertekening van de Akten heeft België verklaard dat het de Akten die door het Congres zijn aangenomen zou toepassen in overeenstemming met de verplichtingen die het ten deel zijn gevallen krachtens het Verdrag tot instelling van de Europese Unie en de regels van de WTO/GATS.

    2. Over het organigram van de Wereldpostvereniging

    De organen van de Vereniging zijn het Congres, de administratieve Raad, de Raad voor Postexploitatie en het Internationaal Bureau.

    De permanente organen zijn de administratieve Raad, de Raad voor Postexploitatie en het Internationaal Bureau.

    De administratieve Raad (CA) verzekert de continuïteit van de werkzaamheden van de Vereniging tussen twee Congressen in, conform de bepalingen van de Akten van de Vereniging.

    De Raad voor Postexploitatie (CEP) is belast met exploitatie-, commerciële, technische en economische kwesties die de postdienst aanbelangen.

    Het Internationaal Bureau fungeert als uitvoerings-, ondersteunings-, verbindings-, informatie- en consultatieorgaan.

    3. Over de inhoud van de Akten van de Vereniging

    3.1. De Stichtingsakte is de basisakte van de Vereniging. Deze bevat de regels betreffende de organisatie van de Vereniging.

    3.2. Het Algemeen reglement bevat de bepalingen voor de toepassing van de Stichtingsakte en voor de werking van de Vereniging. Het Reglement is voor alle lidstaten bindend.

    3.3. De Wereldpostconventie en het Reglement ervan omvatten de gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de internationale postdienst, alsook de bepalingen betreffende de brievenpost. Die akten zijn voor alle lidstaten bindend.

    3.4. De Overeenkomst betreffende de postale uitbetalingsdiensten en het Reglement ervan regelen de financiële diensten tussen de lidstaten die eraan deelnemen. Zij zijn enkel voor die landen bindend.

    De Reglementen die de uitvoeringsmaatregelen bevatten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de postale uitbetalingsdiensten worden door de Raad voor Postexploitatie vastgesteld, rekening houdende met de beslissingen van het Congres. De eventuele Slotprotocollen die worden gevoegd bij de Akten van de Vereniging, bevatten het voorbehoud bij die Akten.

    4. Ondertekening, waarmerking, bekrachtiging en andere wijzen van goedkeuring van de Akten van de Vereniging

    De Akten van de Vereniging die uit het Congres voortvloeien, worden ondertekend door de gevolmachtigden van de lidstaten.

    De Reglementen worden gewaarmerkt door de voorzitter van de Raad voor Postexploitatie en de secretaris-generaal van de WPV.

    De Stichtingsakte wordt zo snel mogelijk door de ondertekenende landen geratificeerd.

    De goedkeuring van de Akten van de Vereniging, andere dan de Stichtingsakte, wordt geregeld door de grondwettelijke regels van elk ondertekenend land, conform artikel 25, § 3 en § 4 van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging.

    Wanneer een land de Stichtingsakte niet ratificeert of de overige Akten die het ondertekend heeft, niet goedkeurt, zijn de Stichtingsakte en de overige Akten niet minder geldig voor de landen die ze hebben geratificeerd of goedgekeurd.

    Dit aanvullend Protocol zal op 1 januari 2010 in werking treden en voor onbepaalde tijd van kracht blijven.

    5. Synthese van de artikels die door het 24e Congres van de Wereldpostvereniging zijn gewijzigd

    5.1. Het achtste aanvullend Protocol bij de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging

    Artikel I — punten 1.4, 1.7 en 1.8

    (Gewijzigd artikel 1bis)

    1.4. Het Congres van Boekarest 2004 heeft artikel 2 van de Conventie opgesteld over de « Aanwijzing van de entiteit(en) die belast is (zijn) met het vervullen van de verplichtingen die voortvloeien uit de toetreding tot de Conventie ». In dat artikel erkent het Congres het bestaan van twee nationale entiteiten die belast zijn met het vervullen van de verplichtingen die voortvloeien uit de toetreding tot de verdragen van de Vereniging : de gouvernementele instanties die belast zijn met het toezicht op postale kwesties en de operatoren die officieel aangewezen zijn om de postdiensten te verstrekken op het grondgebied van de lidstaat.

    In zijn Resolutie C 11/2004 heeft het Congres van Boekarest de CA in samenwerking met het Internationaal Bureau de opdracht gegeven om het gebruik van de term « postbestuur » in de Akten van de Vereniging grondiger te bestuderen en oplossingen voor te stellen om die term te omschrijven of te vervangen.

    De Stichtingsakte, de basisakte die de organieke regels bevat, wordt geratificeerd door de bevoegde overheid van elk land. De bepalingen die opgenomen zijn in een organieke akte verschillen qua aard van diegene die betrekking hebben op de uitvoering van de internationale postdienst.

    Omdat tal van verplichtingen die in de Stichtingsakte beschreven zijn, intrinsiek van gouvernementele aard zijn, wordt doorgaans de term « lidstaat » gebruikt in de voorstellen die tot doel hebben deze akte te wijzigen. Daarom is de term « postbestuur » vervangen door « lidstaat ».

    1.7. paragraaf 1.7 omschrijft het begrip « aangewezen operator ». Het gaat om de operatoren die overeenkomstig artikel 2 van de Wereldpostconventie officieel aangewezen zijn om op het grondgebied van de lidstaat internationale postdiensten te verstrekken.

    1.8. het Congres van Boekarest 2004 heeft de procedure voor de formulering en de aanvaarding van reserves die aan het Congres worden voorgelegd, gecodificeerd, om ervoor te zorgen dat ze duidelijk en begrijpelijk zijn voor alle betrokken partijen.

    Opdat het begrip « voorbehoud » door iedereen eenduidig wordt begrepen, is daaraan een definitie gegeven. Zoals de term in het kader van de Vereniging wordt gebruikt, vormt hij een afwijkende bepaling en niet een eenzijdige verklaring in de zin van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, waarmee een lidstaat beoogt de rechtsgevolgen van een clausule in de Akten in zijn toepassing op die Lidstaat uit te sluiten of te wijzigen. Om uitwerking te hebben moet dit voorstel worden goedgekeurd door de meerderheid die vereist is voor de goedkeuring van de betreffende Akte en ingevoegd worden in het Slotprotocol ervan. In de regel moet het voorbehoud worden toegepast op basis van reciprociteit tussen de Lidstaat die hiertoe het initiatief heeft genomen en de andere lidstaten, tenzij daarover anders is beslist.

    Artikel II — punt 1

    (Gewijzigd artikel 4)

    De verandering van de term « postbestuur » in « lidstaat » behoeft geen commentaar.

    Artikel III — punt 4

    (Gewijzigd artikel 8)

    De verandering van de term « postbestuur » in « lidstaat » behoeft geen commentaar.

    Artikel IV — punt 4

    (Gewijzigd artikel 11)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel V

    (Gewijzigd artikel 22)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel VI

    (Gewijzigd artikel 25)

    De verandering van de term « postbestuur » in « Lidstaat » behoeft geen commentaar.

    Artikel VII

    (Gewijzigd artikel 29)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel VIII

    (Gewijzigd artikel 32)

    De verandering van de term « postbestuur » in « Lidstaat » behoeft geen commentaar.

    Artikel X

    (Gewijzigd artikel 34)

    Dit artikel preciseert dat dit Protocol ten uitvoer zal worden gebracht op 1 januari 2010.

    5.2. Over het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging

    Artikel I

    (Artikel 101bis toegevoegd)

    Het doel van dit nieuwe artikel bestaat erin om alle bevoegdheden van het Congres in één artikel te bundelen.

    Artikel II — punten 2, 6.4, 6.13 tot 6.26, 6.29, 6.30, 9, 10, 14 en 15

    (Gewijzigd artikel 102)

    Punt 2. Het Algemeen Reglement bevat de bepalingen voor de toepassing en de werking van de Stichtingsakte, als de organieke basisakte van de Vereniging. Daaruit volgt dat de lidstaten, naar het voorbeeld van de Stichtingsakte, verantwoordelijk zijn voor de vervulling van de verplichtingen die vermeld zijn in het Algemeen Reglement. Bijgevolg wordt de term « postbestuur » die nu in het Algemeen Reglement wordt gebruikt, doorgaans, in talrijke gevallen, begrepen in de betekenis van « lidstaat ».

    De aangebrachte wijziging geeft het feit weer dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de administratieve Raad.

    Punt 6.4. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    De punten 6.13 tot 6.26. De verandering van de term « postbestuur » in « Lidstaat » geeft het feit weer dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de administratieve Raad en van de Raad voor Postexploitatie.

    Punt 6.29. Het punt is gewijzigd om rekening te houden met de grotere rol van de administratieve Raad bij het opstellen van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd.

    Punt 6.30. Het punt is toegevoegd om rekening te houden met de grotere rol van de administratieve Raad bij de tenuitvoerlegging van de door het vorige Congres goedgekeurde strategie van de Wereldpostvereniging.

    Punt 9. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 10. De terugbetaling van de reiskosten van de vertegenwoordigers van de leden van de CA wordt in zekere mate beschouwd als een financiële last voor de WPV en die kwestie weegt op de beslissingen van de CA bij de organisatie van zijn werkzaamheden.

    Om de CA meer vrijheid te geven bij de organisatie van zijn werkzaamheden, zonder nefaste gevolgen voor het budget, en om tegelijk te zorgen voor een ruimere deelname van de ontwikkelingslanden of de minst gevorderde landen, is de regel inzake de terugbetaling van de reiskosten van de vertegenwoordigers van de leden van de CA dienovereenkomstig gewijzigd.

    De punten 14 en 15. De verandering van de term « postbestuur » in « Lidstaat » geeft het feit weer dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de administratieve Raad en van de Raad voor Postexploitatie.

    Artikel III — punten 1, 2

    (Gewijzigd artikel 103)

    De punten 1 en 2. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel IV — punten 2, 4, 5, 8, 9.1, 9.5 tot 9.7, 9.8, 9.9, 9.11, 9.12, 9.13, 9.15, 9.16, 9.18, 10 en 17.2.

    (Gewijzigd artikel 104)

    De punten 2 en 4. De aangebrachte wijziging geeft het feit weer dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de Raad voor Postexploitatie.

    De punten 5 en 8. De punten 5 en 8 zijn gewijzigd om rekening te houden met de grotere rol van de administratieve Raad bij het opstellen van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd.

    Punt 9.1. De aangebrachte wijziging drukt de behoefte van de Raad voor Postexploitatie uit om de aangewezen operatoren in de besluitvorming te betrekken en hun belangen in aanmerking te nemen.

    De punten 9.5 tot 9.7. De aangebrachte wijziging weerspiegelt het feit dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de Raad voor Postexploitatie.

    Punt 9.8. De aangebrachte wijziging drukt de behoefte van de Raad voor Postexploitatie uit om de aangewezen operatoren in de besluitvorming te betrekken en hun belangen in aanmerking te nemen.

    Punt 9.9. Punt 9.9 is gewijzigd om rekening te houden met de grotere rol van de administratieve Raad bij het opstellen van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd.

    De punten 9.11, 9.12, 9.13, 9.15 en 9.16. De aangebrachte wijziging drukt de behoefte van de Raad voor Postexploitatie uit om de aangewezen operatoren in de besluitvorming te betrekken en hun belangen in aanmerking te nemen.

    Punt 9.18. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 10. Punt 10 is gewijzigd om rekening te houden met de grotere rol van de administratieve Raad bij het opstellen van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd.

    Punt 17.2. De aangebrachte wijziging weerspiegelt het feit dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de Raad voor Postexploitatie.

    Artikel V — punten 1 en 3

    (Gewijzigd artikel 105)

    De punten 1 en 3. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel VI — punt 1

    (Gewijzigd artikel 106)

    Punt 1 De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel VII — punten 2 en 3

    (Gewijzigd artikel 107)

    De punten 2 en 3. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel VIII — punten 5, 7 en 13

    (Gewijzigd artikel 110)

    Punt 5. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 7. De aangebrachte wijziging weerspiegelt het feit dat alleen de lidstaten het recht hebben om lid te zijn van de administratieve Raad en van de Raad voor Postexploitatie.

    Punt 13. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel IX — punten 1, 2.3, 2.9 en 2.10

    (Gewijzigd artikel 112)

    Punt 1. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 2.3. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » worden de door de Raad voor Postexploitatie vastgestelde of herziene Reglementen meegedeeld aan de lidstaten en aan de aangewezen operatoren, omdat daarin de uitvoeringsmaatregelen staan die nodig zijn voor de uitvoering van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de postale uitbetalingsdiensten.

    De punten 2.9 en 2.10. De punten 2.9 en 2.9bis houden rekening met de grotere rol van de administratieve Raad bij het opstellen van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd.

    Artikel X

    (Gewijzigd artikel 114)

    In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel XI

    (Gewijzigd artikel 116)

    De punten 1 en 3. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel XII

    (Gewijzigd artikel 118)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel XIII

    (Gewijzigd artikel 119)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel XIV

    (Gewijzigd artikel 121)

    In het kader van de verandering van de term « postbestuur » heeft de aangebrachte wijziging tot gevolg dat de aangewezen operatoren het recht krijgen om te worden ingelicht over de debatten van de WPV.

    Artikel XV — punten 1c, 1d, 3 en 4

    (Gewijzigd artikel 122)

    De punten 1c en 1d. Enkel de lidstaten zijn bevoegd om aan het Congres voorstellen te doen.

    Punt 3. Door de financiële weerslag van alle voorstellen samen te bepalen kan het totale bedrag worden geraamd van de financiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan en kunnen de budgetten worden opgemaakt die noodzakelijk zijn voor de periode tussen twee Congressen in.

    Punt 4. Enkel de lidstaten zijn bevoegd om aan het Congres voorstellen te doen.

    Artikel XVI — punten 1, 2 en 4

    (Gewijzigd artikel 123)

    Punt 1. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 2. Alleen de lidstaten mogen bij de Raad voor Postexploitatie voorstellen doen tot wijziging van de Reglementen.

    Punt 4. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel XVII — punten 1 en 2

    (Gewijzigd artikel 124)

    De punten 1 en 2. Enkel de lidstaten mogen tussen twee Congressen in voorstellen doen tot wijziging van de Conventie of van de Overeenkomst.

    Artikel XVIII — punten 1 en 3

    (Gewijzigd artikel 125)

    De punten 1 en 3. Enkel de lidstaten zijn bevoegd om de voorstellen tussen twee Congressen in te onderzoeken.

    Artikel XIX — punt 2

    (Gewijzigd artikel 126)

    Punt 2. In het kader van de verandering van de term « postbestuur » worden de door de Raad voor Postexploitatie vastgestelde of herziene Reglementen meegedeeld aan de lidstaten en aan de aangewezen operatoren, omdat daarin de uitvoeringsmaatregelen staan die nodig zijn voor de uitvoering van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de postale uitbetalingsdiensten.

    Artikel XX — punten 1, 8 en 16

    (Gewijzigd artikel 128)

    Punt 1. Punt 1 stelt het bedrag vast van de uitgaven van de Vereniging. Het bedrag blijft onveranderd voor de jaren 2009 en 2010. Voor de jaren 2011 en 2012 gaat het naar 37 235 000 CHF.

    Punt 8. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 16. Op basis van de aanbevelingen van de lidstaten die tot de taalgroepen behoren die bij het Internationaal Bureau over een autonome vertaaldienst beschikken, wordt voorgesteld dat de bepalingen met betrekking tot de recuperatie van de verplichte bijdragen van de Vereniging op hen van toepassing zijn, en dit om de stijging van de achterstallige schulden te beperken.

    Artikel XXI — punten 2 en 4

    (Gewijzigd artikel 130)

    De punten 2 en 4. Wegens de beleidslijnen waarvoor de instanties van de Vereniging hebben geopteerd in verband met de toename van het gewone budget van de Vereniging, moeten voor de lidstaten voorwaarden beschikbaar worden gesteld inzake financiering van het gewone budget van de Vereniging die aangepast zijn aan hun financiële en economische situatie die geen verhoging van de waarde van de bijdrage-eenheid bevorderen en die de verwezenlijking mogelijk maken van de programma's die zijn goedgekeurd door de beraadslagende instanties van de Vereniging.

    Artikel XXII

    (Gewijzigd artikel 131)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel XXIII — punten 1, 2, 5, 6 en 7

    (Gewijzigd artikel 132)

    De punten 1, 2, 5, 6 en 7. Enkel de lidstaten mogen een beroep doen op de arbitrageprocedure. In geval van een geschil dat via arbitrage moet worden beslecht onder aangewezen operatoren, maken zij de zaak aanhangig bij hun Lidstaat om op te treden.

    Artikel XXIV

    (Gewijzigd artikel 135)

    De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    5.3. Wereldpostconventie — Slotprotocol

    De nieuwe Conventie die op het Congres van Genève is voorgelegd, is beperkt tot de bepalingen die de betrekkingen regelen die een intergouvernementeel karakter hebben of fundamenteel zijn. Zij vereisen de instemming van het Congres.

    Zij bevat bovendien de bepalingen die de postpakkettendienst regelen. De Reglementen die voortvloeien uit de Conventie bevatten alle regels die niet op het Congres zijn voorgelegd. Zij vullen dus de Conventie aan.

    De verschillende rol en verantwoordelijkheid van de lidstaten en van de aangewezen operatoren is geïdentificeerd en opgenomen in de bepalingen van de Conventie. Op grond daarvan zijn vijf soorten van wijzigingen voorbereid.

    Type 1 — Vervanging van de term « postbestuur » door de term « lidstaat »

    Sommige bepalingen leggen de fundamentele rechten en fundamentele plichten van de lidstaten vast in verband met de verrichting van de internationale postdienst op nationaal vlak. Een aantal bepalingen in verband met de vrijheid van doorvoer, postzegels, verplichte aanvullende diensten, niet-toegestane zendingen en toegelaten radioactieve en biologische stoffen zijn gewijzigd om duidelijk de rechten en plichten van de lidstaten te vermelden, waaraan hetzij rechtstreeks, hetzij via hun aangewezen operatoren moet worden voldaan.

    Bovendien is artikel 5 zo herwerkt dat de plicht van de lidstaten om erop toe te zien dat de aangewezen operatoren de post nazenden, verduidelijkt wordt, rekening houdende met het onderscheid dat in de meeste landen wordt gemaakt tussen de regulerende functie en de exploitatiefunctie. Deze wijzigingen zijn aangebracht in de hieronder opgesomde artikelen :

    — artikel 4, punten 1 en 5;

    — artikel 5, punt 3;

    — artikel 8, punten 2.3, 5.2 tot 6;

    — artikel 13, punten 1, 4.1 tot 4.3;

    — artikel 15, punt 6.1.3.1;

    — artikel 16, punt 1.

    Type 2 — Vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « lidstaat en aangewezen operator »

    Sommige wijzigingen erkennen het feit dat de lidstaten en de aangewezen operatoren gedeelde verantwoordelijkheid hebben bij het verrichten van de postdiensten. Zo ook is het de taak van de lidstaten en van hun aangewezen operatoren om alle nodige maatregelen te nemen om de veiligheid van de post te garanderen alsook de verrichting van de basisdiensten op nationaal niveau.

    Deze wijzigingen zijn aangebracht in de hieronder opgesomde artikelen :

    — artikel 7, punt 1.1;

    — artikel 9, punt 1;

    — artikel 12, punt 1;

    — artikel 22, titel en punten 2 en 3.

    Type 3 — Vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « lidstaat of aangewezen operator »

    Een aantal wijzigingen erkennen dat ofwel de lidstaten, ofwel de aangewezen operatoren, sommige verantwoordelijkheden zouden kunnen uitoefenen volgens de gevestigde praktijk of de wetgeving die op nationaal vlak is aangenomen. De bepalingen van de Conventie in verband met de tarieven, de normen en doelstellingen inzake kwaliteit van de dienstverlening zouden bijvoorbeeld kunnen worden toegepast door ofwel de Lidstaat, ofwel door zijn aangewezen operator(en), volgens de gevestigde praktijk of de wetgeving die op nationaal vlak is aangenomen.

    Deze wijzigingen zijn aangebracht in de hieronder opgesomde artikelen :

    — artikel 6, punten 1 tot 5;

    — artikel 15, punt 1.3;

    — artikel 20, punten 1, 3 en 4;

    — artikel 22, punt 2.5.

    Type 4 — Vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator »

    Verscheidene wijzigingen die in de Conventie worden aangebracht erkennen het feit dat de aangewezen operatoren de verantwoordelijkheid zullen dragen voor de uitvoering ervan. Dergelijke voorstellen zouden dus de aangewezen operatoren rechtstreeks verantwoordelijk maken voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de toetreding tot de Conventie.

    Deze wijzigingen zijn aangebracht in de hieronder opgesomde artikelen :

    — artikel 1, punten 1.5 tot 9 en 1.10 tot 1.12;

    — artikel 6, punt 7;

    — artikel 7, punt 2.5;

    — artikel 12, punt 7;

    — artikel 13, punt 6;

    — artikel 17, punt 1;

    — artikel 18, punten 1.3 en 4;

    — artikel 19, punten 2 en 3;

    — artikel 21, punt 11.1;

    — artikel 22, punten 1 en 1.4;

    — artikel 23, punten 2 en 4;

    — artikel 24, punt 1;

    — artikel 25, punt 2;

    — artikel 27, punten 1, 2, 5, 7 en 9;

    — artikel 28, titel;

    — artikel 29, titel;

    — artikel 31;

    — artikel 32, punten 1, 3.1 et 3.2;

    — artikel 33, punten 1, 1.1, 1.2, 2, 2.1, 3 en 3.2;

    — artikel 34, punten 1 en 2.

    Type 5 — Vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator »

    Rekening houdende met de diversiteit van de structuren en systemen die in de lidstaten aanwezig zijn, is de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator » aangenomen ter vervanging van de termen « postbestuur » of « Lidstaat » in de onderstaande bepalingen. Hetzij de Lidstaat of zijn aangewezen operator, hetzij beide, zouden verantwoordelijk zijn voor de vervulling van de verplichtingen die voortvloeien uit die bepalingen, volgens de voorwaarden die op nationaal niveau gelden.

    Deze wijzigingen zijn aangebracht in de hieronder opgesomde artikelen :

    — artikel 10;

    — artikel 13, punt 3;

    — artikel 14, punten 1 en 2;

    — artikel 21, punten 1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.7, 2.1, 4.1, 4.3, 9 en 11.

    Artikel 1 — punten 1.1 tot 1.4, 1.5 tot 1.9 en 1.10 tot 1.12

    De punten 1.1 tot 1.4. Verschillende definities werden in de Conventie geïntegreerd opdat alle betrokken partijen ze in dezelfde zin begrijpen

    De punten 1.5 tot 1.9. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De punten 1.10 tot 1.12. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar

    Artikel 4 — punten 1, 2 en 5

    De punt 1. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    De punt 2. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    De punt 5. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 5 — punt 3

    Punt 3. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 6 — punten 1, 2, 4, 5 en 7

    De punten 1, 2, 4 en 5. De wijziging van type 3 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 7. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 7 — punten 1.1 en 2.5

    Punt 1.1. De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2.5. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 8 — punten 2.1, 2.3, 2.4, 3.2 tot 3.2.2, 5.1 tot 6

    De punten 2.1, 2.4, 3.2 tot 3.2.2 : De wijzigingen die zijn aangebracht in artikel 8 verduidelijken de kernbeginselen inzake uitgifte en in circulatie brengen van postzegels.

    De punten 2.3, 5.2 tot 6. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 9

    De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 10

    De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De term « milieu » is vervangen door de term « duurzame ontwikkeling ».

    Artikel 12 — punten 1, 5 en 7

    Punt 1. Punt 1 behoeft geen commentaar.

    Punt 5. De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 7. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 13 — punten 1, 3, 4.1, 4.3 en 6

    Punt 1. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Punt 3. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De punten 4.1 en 4.3. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Punt 6. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 14 — punten 1, 1.1, 1.2, 1.4 en 2

    Punt 1. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 1.1. Deze wijziging is erop gericht interoperabele grensoverschrijdende elektronische producten en diensten te ontwikkelen gebaseerd op de norm S43 en de postoperatoren te helpen om hun rol als derde vertrouwenspersoon op het gebied van elektronische postdiensten uit te breiden.

    De aangebrachte wijziging is een manier om een dienst die door talrijke posterijen zelfstandig wordt verstrekt, officieel te erkennen en de voorwaarden te scheppen voor de interoperabiliteit van een grensoverschrijdende dienst.

    Punt 1.2. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 1.4. Het doel van deze wijziging is omwille van de coherentie en harmonisatie van de terminologie, de verwijzingen naar de « elektronische poststempel » te vervangen door de term « de poststempel voor elektronische certificatie ».

    Punt 2. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 15 — punten 1.3, 2.1.1, 2.1.3, 2.1.4, 3, 3.1, 3.2, 3.3, 3.3.2, 5.1.1, 5.1.2, 6.1.1.1, 6.1.2, 6.1.3.1, 8.1

    Punt 1.3. De wijziging van type 3 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking Lidstaat of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2.1.1. De Internationale Raad voor narcoticacontrole (INCB) definieert de soorten stoffen die onder internationale controle worden geplaatst. Deze stoffen komen overeen met de categorie van de verdovende middelen of psychotrope stoffen. De classificatie van de INCB maakt het niet mogelijk om op gepaste wijze alle onwettige drugs of gecontroleerde stoffen die in talrijke lidstaten van de WPV verboden zijn, te omvatten.

    Punt 2.1.3. Het doel van de wijziging bestaat erin de omloop van namaakproducten en illegale kopieën tussen de leden van de WPV te beperken en aan de douaneautoriteiten te tonen dat de WPV actief de campagne ondersteunt die de Wereld Douane Organisatie (WCO) momenteel voert tegen de productie en verspreiding van illegale kopieën en namaakproducten, zoals gevaarlijk speelgoed, gevaarlijke elektrische artikelen, nagemaakte en gevaarlijke geneesmiddelen of nagemaakte merkartikelen, die de nationale en internationale ondernemingen ernstig benadelen.

    Met de invoering van dit artikel is de afzender verplicht om de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de zending op zich te nemen via de ondertekening van het formulier CN 23, zoals is bepaald.

    Punt 2.1.4. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 3. De term « stoffen » is vervangen door de term « goederen ».

    Punt 3.1. De term « stoffen » is vervangen door de term « goederen ».

    Punt 3.2. De wijziging heeft tot doel het Reglement van de WPV in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het Subcomité van deskundigen inzake vervoer van gevaarlijke goederen van de UNO, de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart en het Reglement over het transport van gevaarlijke goederen van de IATA (International Air Traffic Association).

    Granaten en militair materieel die inert zijn gemaakt, vormen een veiligheidsrisico op het punt van oorsprong, tijdens het vervoer en op het punt van bestemming. De zekerheid of die tuigen wel degelijk inert zijn gemaakt kan enkel door experts worden vastgesteld, en in de gevallen waarin de deactivering van het tuig niet doeltreffend is gebeurd, blijft de zending een gevaarlijk goed, zoals vermeld onder punt 3. Ongeacht of de tuigen al dan niet inert zijn, leidt de ontdekking van dergelijke zendingen in de uitwisselingskantoren de aandacht van de werknemers van de posterijen en van de douane af van situaties in verband met werkelijke gevaarlijke goederen. Dit verbod wordt geacht van toepassing te zijn op tuigen die van oorsprong voor militaire of gevechtsdoeleinden zijn ontworpen, met name in het kader van een opleiding. Bijgevolg vallen rookgranaten, obussen, handgranaten en alle andere materieel die inert zijn gemaakt onder dit verbod, alsook tuigen die ontworpen zijn met het oog op een militaire opleiding of gevechtsopleiding. Dit verbod geldt ook voor reproducties van dergelijke tuigen en artikelen. Dit verbod slaat niet op zendingen zoals kinderspeelgoed of artikelen die onrealistische reproducties vormen van granaten of militair materieel.

    Punt 3.3. de termen « stoffen en materialen » zijn vervangen door « gevaarlijke goederen ».

    Punt 3.2.2. de term « biologische » is vervangen door « besmettelijke ».

    Ontplofbare, ontvlambare of radioactieve stoffen en andere gevaarlijke goederen zijn niet alleen verboden in brievenpostzendingen, maar ook in postpakketten.

    Punt 5.1.1. De aangebrachte wijziging heeft tot doel de huidige bepalingen op te heffen die de insluiting van briefwisseling in pakketten verbieden en die in 1880 waren opgenomen in de eerste Overeenkomst betreffende de postpakketten. Los van de achterhaalde aard ervan, vormen die bepalingen een bron van verwarring voor de klanten. De talrijke particulieren die naar andere particulieren goederen verzenden, en vooral geschenken, en in hun zending een wenskaart of een andere felicitatiebrief voor een speciale gelegenheid willen insluiten, zijn niet noodzakelijk op de hoogte van het verbod dat van kracht is. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die in de pakketten allerlei briefwisseling willen insluiten in verband met de onderneming, zoals gepersonaliseerde reclame. Bovendien kan volgens andere verordeningsbepalingen worden voorgeschreven dat sommige soorten van briefwisseling, zoals facturen of rekeningoverzichten, die als persoonlijke briefwisseling kunnen worden beschouwd, in pakketten moeten worden opgenomen. Het postale milieu is grondig veranderd sedert de stichting van de WPV, een tijdperk waarin brievenpost het enige middel was om over een lange afstand te communiceren. De sector van de internationale postpakketten ontwikkelt zich snel, grotendeels door de snelle toename van onlineaankopen.

    De punten 6.1.1.1 en 6.1.2. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 6.1.3.1. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    Punt 8.1. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel 16 — punten 1, 2, 2.1 tot 2.6

    Punt 1. De wijziging van type 1 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « Lidstaat ») behoeft geen commentaar.

    De punten 2 tot 2.6. De wijziging heeft tot doel het Reglement van de WPV in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het Subcomité van deskundigen inzake vervoer van gevaarlijke goederen van de UNO, de technische instructies van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart en het Reglement over het transport van gevaarlijke goederen van de IATA (International Air Traffic Association).

    Artikel 17 — punt 1

    Punt 1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Tijdens het Congres van Boekarest 2004 is beslist dat de aanvaarding van bezwaren in verband met de niet-ontvangst van gewone brievenpostzendingen facultatief zou zijn. Toen die beslissing in werking was getreden, hebben een aanzienlijk aantal aangewezen operatoren beslist om niet langer bezwaren te aanvaarden in verband met niet ontvangen gewone brievenpostzendingen.

    Om voor de klanten duidelijkheid te scheppen heeft het Congres van Genève een algemene regel aangenomen die zegt dat enkel bezwaren in verband met pakketten en aangetekende zendingen, met aangegeven waarde en met bewijs van afgifte kunnen worden aanvaard.

    Het feit van de bezwaren prioritair, via EMS of via elektronische middelen over te zenden behoeft geen commentaar.

    Artikel 18 — punten 1, 2, 3, 4

    Punt 1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2. De term « heffing » is vervangen door « kosten ». De gebruikte term « heffing » is niet gepast, omdat het in dit geval gaat om kosten die worden gedragen door de aangewezen operatoren, die zelf onderworpen kunnen zijn aan verbruiksbelastingen.

    De punten 3 en 4. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 19 — punten 2 en 3

    De punten 2 en 3. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 20 — punten 1, 3 en 4

    De punten 1, 3 en 4. De wijziging van type 3 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 21 — punten 1.1, 1.1.3, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7, 2.1, 3.1, 4.1, 4.3, 6, 7, 9, 11, 11.1 en 12

    De punten 1.1, 1.2 en 1.3. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 1.1.3. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 1.4. Deze wijziging is bedoeld om de termen te verduidelijken in verband met de rechten en de overeenstemmende heffingen die overeenkomstig de aansprakelijkheidsregels moeten worden terugbetaald.

    De punten 1.7 en 2.1. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 3.1. Deze wijziging is bedoeld om de termen te verduidelijken in verband met de rechten en de overeenstemmende heffingen die overeenkomstig de aansprakelijkheidsregels moeten worden terugbetaald.

    De punten 4.1 en 4.3. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 6. Deze wijziging is bedoeld om de termen te verduidelijken in verband met de rechten en de overeenstemmende heffingen die overeenkomstig de aansprakelijkheidsregels moeten worden terugbetaald.

    Punt 7. Deze wijziging is bedoeld om de termen te verduidelijken in verband met de rechten en de overeenstemmende heffingen die overeenkomstig de aansprakelijkheidsregels moeten worden terugbetaald.

    De punten 9 en 11. De wijziging van type 5 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « lidstaat en/of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 11.1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 12. Het Congres van Boekarest heeft dit artikel van de Conventie gewijzigd om reserves uit te sluiten. Het Congres van Genève heeft geen vergelijkbare bepalingen aangenomen voor de artikelen 22 tot 25 van de Wereldpostconventie. Er zijn echter geen reserves bij deze artikelen. In werkelijkheid hebben de aangewezen operatoren er geen enkel belang bij om voorbehoud te maken bij hun niet-aansprakelijkheid of de aansprakelijkheid van de afzender. In die omstandigheden wordt artikel 26, betreffende de wederkerigheid die van toepassing is op reserves inzake aansprakelijkheid, in de praktijk niet toegepast.

    Na een raadpleging onder de lidstaten van de Vereniging is gebleken dat de overweldigende meerderheid van hen voorstander was van de afschaffing van de reserves inzake aansprakelijkheid in het Reglement van de brievenpost en in het Reglement betreffende de postpakketten, in de geest van artikel 21.10 van de Conventie. De bepalingen in verband met de behandeling van bezwaren, de betaling van de schadeloosstelling en de terugbetaling van de betalende postbesturen moeten zonder uitzondering door alle postbesturen worden toegepast. Deze wijziging heeft tot doel de reserves inzake aansprakelijkheid in het Reglement van de brievenpost en in het Reglement betreffende de postpakketten uitdrukkelijk uit te sluiten.

    Artikel 22 — titel, punten 1, 1.4, 2, 2.5 en 3

    Titel. De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De punten 1 en 1.4. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2. De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2.5. De wijziging van type 3 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat of aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 3. De wijziging van type 2 (vervanging van de term « postbestuur » door de uitdrukking « Lidstaat en aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 23 — punten 2 en 4

    De punten 2 en 4. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 24 — punt 1

    Punt 1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 25 — punt 2

    Punt 2. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 26 — punten 1, 3 en 4

    De punten 1 en 3. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 4. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De tarieven die krachtens de artikelen 28.2 tot 28.4 gelden, zijn de tarieven die van toepassing zijn op de eindrechten in verband met de poststromen tussen de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem. De tarieven die krachtens artikel 29.3 gelden, zijn diegene die van toepassing zijn op de eindrechten in verband met de poststromen naar, vanuit en tussen de aangewezen operatoren van het overgangssysteem.

    Artikel 27 — punten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12

    Punt 1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2.

    De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Rangschikking van de lidstaten Alle lidstaten worden onververdeeld in drie categorieën. Terwijl het doelsysteem in essentie betrekking heeft op de uitwisseling tussen industrielanden, betreft het overgangssysteem de ontwikkelingslanden. Het mondiale systeem van de eindrechten zal een doelsysteem omvatten (dat van toepassing zal zijn op de uitwisselingsstromen tussen de huidige en toekomstige landen van het doelsysteem) en een overgangssysteem (dat van toepassing zal zijn op de uitwisselingsstromen met en tussen de landen van het overgangssysteem).

    Punt 3. De methode van rangschikking steunt op de combinatie van de indicator inzake postale ontwikkeling en de hiërarchische benadering (vergelijkende rangschikking).

    De indicator inzake postale ontwikkeling verenigt een macro-economische component (bruto nationaal inkomen per inwoner, wat meetelt voor 75 % in de samenstelling van de indicator inzake postale ontwikkeling) en een specifiek postale component (normale kostprijs per eenheid van een brief op basis van een voltijds tewerkgestelde, wat voor 25 % meetelt in de samenstelling van de indicator inzake postale ontwikkeling).

    De hiërarchische benadering verdeelt de landen in vijf groepen. Groep 1 omvat de huidige industrielanden alsook de huidige ontwikkelingslanden waarvan het ontwikkelingsniveau vergelijkbaar is met dat van de industrielanden. In groep 5 zitten de huidige minst gevorderde landen. De waarden van de indicator inzake postale ontwikkeling dienen om de landen te definiëren die in de groepen 2 tot 4 worden ingedeeld. De binnenlandse tarieven dienen als tweede criterium om de landen te bepalen die in groep 2 terechtkomen.

    Gelet op Resolutie C46/2004 van het Congres van Boekarest, volgens dewelke de meest gevorderde ontwikkelingslanden zo spoedig mogelijk moeten toetreden tot het doelsysteem, zullen de landen van de verschillende groepen het doelsysteem integreren volgens het hierna volgende tijdschema :

    1. landen van groep 1 : in 2010;

    2. landen van groep 2 : in 2012;

    3. landen van groep 3 : in 2014;

    4. landen van de groepen 4 en 5 : na 2014.

    Punt 4.

    De gevolgen van het voorgestelde systeem van eindrechten zijn ook onderzocht ten opzichte van de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Het Congres heeft ervoor gewaakt dat de bepalingen van het systeem in gelijke mate gelden voor alle lidstaten.

    Er zijn een aantal initiatieven genomen om de directe toegang te bevorderen en om de leden bewust te maken van het belang van deze kwestie. De toe te passen basisprincipes zijn de volgende : elke aangewezen operator stelt zijn binnenlandse diensten ter beschikking van de andere aangewezen operatoren onder dezelfde termijnen en voorwaarden als voor zijn nationale klanten. De nieuwe landen van het doelsysteem mogen kiezen om de directe toegang op wederkerige basis aan te bieden. De landen van het overgangssysteem mogen kiezen om die bij wijze van proef aan te bieden.

    Punt 5. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 6. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 7. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 8. Dit punt stelt het tarief van de eindrechten vast voor de M-zakken en voor de aangetekende zendingen.

    Punt 9. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 10. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 11. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punt 12. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Artikel 28

    Artikel 28 bepaalt voor de eindrechten de bepalingen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem. Zij worden opgesteld op basis van de toepassing van een tarief per zending en een tarief per kilogram. Deze tarieven zullen worden aangepast naar gelang van de kwaliteit van de dienstverlening.

    De tarieven van de eindrechten worden berekend op basis van een percentage van het tarief dat van toepassing is op een brief van 20 gram in de binnenlandse dienst en van het prioritaire stelsel, zoals hieronder wordt aangegeven :

    — Voor de landen die voor 2010 aan het doelsysteem deelnemen, bedraagt het toepasselijke percentage 70 % in 2010 en in 2011. Er worden jaarlijkse plafond- en bodemtarieven toegepast die voortvloeien uit een verhoging met respectievelijk 4 % en 2,4 % van die tarieven in 2009. De tarieven vóór de toepassing van de link met de kwaliteit van de dienstverlening mogen niet lager zijn dan de tarieven die gelden in 2009. Die tarieven zijn :

    a) Maximumtarief :

    — 0,253 STR per zending + 1,980 STR per kilogram voor 2010;

    — 0,263 STR per zending + 2,059 STR per kilogram voor 2011;

    — 0,274 STR per zending + 2,141 STR per kilogram voor 2012;

    — 0,285 STR per zending + 2,227 STR per kilogram voor 2013;

    b) Minimumtarief :

    — 0,165 STR per zending + 1,669 STR per kilogram voor 2010;

    — 0,169 STR per zending + 1,709 STR per kilogram voor 2011;

    — 0,173 STR per zending + 1,750 STR per kilogram voor 2012;

    — 0,177 STR per zending + 1,792 STR per kilogram voor 2013;

    c) Voor de landen die zich na 2010 bij het doelsysteem aansluiten, bedraagt het toepasselijke percentage 100 %. De tarieven zijn het resultaat van een jaarlijkse stijging met 2,8 % vanaf 2009, zoals hierna vermeld :

    — 0,155 STR per zending + 1,562 STR per kilogram voor 2010;

    — 0,159 STR per zending + 1,610 STR per kilogram voor 2011;

    — 0,164 STR per zending + 1,648 STR per kilogram voor 2012;

    — 0,168 STR per zending + 1,702 STR per kilogram voor 2013.

    De BTW en de andere heffingen zullen geleidelijk aan worden uitgesloten van de tarieven die worden gebruikt voor de berekening van de eindrechten. Vijftig procent van die heffingen zullen worden afgetrokken van de in 2010 en 2011 gebruikte tarieven, en 100 % zal worden afgetrokken in 2012 en 2013.

    Artikel 29

    Artikel stelt voor de eindrechten de bepalingen vast die van toepassing zijn op de poststromen naar, vanuit en tussen de aangewezen operatoren van de landen van het overgangssysteem.

    De betalingen worden opgesteld zonder rekening te houden met de binnenlandse tarieven, waarbij een jaarlijkse stijging van 2,8 % van de voor 2009 aangepaste tarieven wordt meegeteld op basis van een gemiddeld mondiaal aantal van 14,64 zpk (zending per kilo). De toepasselijke tarieven zijn dus de volgende :

    a) Boven 100 ton volgens de toepassing van het herzieningsmechanisme :

    — 0,155 STR per zending + 1,562 STR per kilogram voor 2010;

    — 0,159 STR per zending + 1,610 STR per kilogram voor 2011;

    — 0,164 STR per zending + 1,648 STR per kilogram voor 2012;

    — 0,168 STR per zending + 1,702 STR per kilogram voor 2013;

    b) Onder 100 ton :

    — 3,831 STR per kilogram voor 2010;

    — 3,938 STR per kilogram voor 2011;

    — 4,049 STR per kilogram voor 2012;

    — 4,162 STR per kilogram voor 2013;

    Artikel 30

    Het FAQS (Fonds voor het verbeteren van de dienstverlening) in de OL blijft gehandhaafd.

    De onderstaande algemene principes worden aangenomen voor de link tussen de eindrechten en het FAQS :

    — het FAQS moet blijven bestaan totdat alle lidstaten van de WPV zich bij het doelsysteem hebben aangesloten;

    — de link tussen eindrechten en kwaliteit van de dienstverlening blijft behouden;

    — het niveau van de bijdragen die ten voordele van de minst gevorderde landen worden gestort, zou moeten worden verhoogd

    — een minimumbedrag van 12 565 STR wordt gewaarborgd aan de begunstigde landen met een laag uitwisselingsvolume van de groepen 2 tot 5. De extra fondsen die nodig zijn om dat minimumbedrag te bereiken moeten worden gefactureerd aan de landen van het doelsysteem voor 2010, in verhouding tot de uitgewisselde volumes.

    De landen van groep 1 die zich in 2010 aansluiten bij het doelsysteem mogen geen recht meer hebben op de betalingen vanwege het FAQS en moeten beginnen bijdragen in het FAQS ten voordele van de laatste landen van het overgangssysteem. De betalingen vanwege het FAQS aan de landen van groep 2 die in 2012 bij het doelsysteem zullen aansluiten, zullen als volgt worden beperkt :

    5. Het bijdrageniveau, vastgesteld op 8 %, van de landen van het doelsysteem voor de landen van groep 2 (huidige landen van het overgangssysteem die vóór 2010, 8 % ontvangen) zal worden teruggebracht tot 4 % in 2010 en in 2011, en vervolgens tot 2 % in 2012 en in 2013;

    6. Het bijdrageniveau, vastgesteld op 1 %, van de landen van het doelsysteem voor de landen van groep 2 (huidige landen van het overgangssysteem die vóór 2010, 1 % ontvangen) zal in 2010 en in 2011 behouden blijven, en vervolgens in 2012 en in 2013 worden afgeschaft.

    De betalingen vanwege het FAQS aan de laatste landen van het overgangssysteem (landen van de groepen 3 tot 5) zullen behouden blijven en zelfs worden verhoogd, als volgt :

    — het bijdrageniveau, vastgesteld op 8 %, van de huidige landen van het doelsysteem voor de landen van groep 3 (huidige landen van het overgangssysteem die vóór 2010, 8 % ontvangen) zal in 2010 en in 2011 behouden blijven, en vervolgens in 2012 en in 2013 worden afgeschaft;

    — het bijdrageniveau van de nieuwe landen van het doelsysteem voor de landen van groep 3 (huidige landen van het overgangssysteem die vóór 2010, 8 % ontvangen) wordt vastgesteld op 4 %;

    — er wordt een bijdrage van 10 % ingesteld ten gunste van de landen van groep 4 die ten laste komt van de landen van groep 1.

    Artikel 31

    De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    De in fine aangebrachte wijziging behoeft evenmin commentaar.

    Artikel 32 — punten 1, 2, 3.1 en 3.2

    Punten 1. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Punt 2. De aangebrachte wijziging behoeft geen commentaar.

    Punten 3.1 en 3.2. De wijziging van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 33 — punten 1, 1.1, 1.2, 2, 2.1, 2.2, 3 en 3.2

    De punten 1, 1.1, 1.2, 2, 2.1, 2.2, 3 en 3.2 De wijzigingen van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 34 — punten 1 en 2

    Punten 1 en 2. De wijzigingen van type 4 (vervanging van de term « postbestuur » door de term « aangewezen operator ») behoeft geen commentaar.

    Artikel 37

    Dit artikel behoeft geen commentaar.

    5.4. Over de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post

    De nieuwe algemene herziening van de Overeenkomst vloeit voort uit de noodzaak om gemeenschappelijke en multilaterale regels op te stellen voor de verrichting van de postale uitbetalingsdiensten. Het toepassingsgebied van de Overeenkomst weerspiegelt deze nieuwe visie.

    Er zijn verschillende wijzigingen aangebracht in de Overeenkomst van Boekarest. In grote lijnen kunnen ze als volgt worden samengevat :

    — een aantal impliciete principiële bepalingen of bepalingen die waren verdwenen tijdens de voorgaande herzieningen, zijn opnieuw in de Overeenkomst opgenomen, namelijk : de principes inzake integrale betaling van de overeengekomen som bij de uitgifte, gebrek aan voorwaardelijk verband tussen de ontvangst van de fondsen ontvangen vanwege de afzender door de aangewezen operator van bestemming en de betaling aan de bestemmeling, toegankelijkheid tot de dienst los van elke contractuele betrekking tussen de gebruikers en de aangewezen operatoren;

    — ter verduidelijking zijn een aantal bepalingen van de Overeenkomst die tot nu toe het voorwerp uitmaakten van een verwijzing in de zin van de slotbepalingen van de Overeenkomst opnieuw daarin opgenomen. Wij hebben bijvoorbeeld de bepalingen in verband met de niet-aansprakelijkheid en de reserves;

    — sommige bepalingen zijn geherformuleerd ter wille van de duidelijkheid (met of zonder relatie met de definities) en ter versterking van de specificiteiten van de uitbetalingsdiensten van de post;

    — er zijn nieuwe bepalingen opgenomen. Het gaat om diegene die gaan over de definities, de verdeling van de gouvernementele en operatoren bevoegdheden, de algemene principes en de principes in verband met de elektronische gegevensuitwisseling, met het collectieve handelsmerk en met de compensatie;

    — in de nieuwe Overeenkomst bevinden zich ook de wijzigingen en juridische toepassingen van begrippen die pas nu worden aangeroerd, waaronder de strijd tegen het witwassen van kapitalen en de financiering van terroristische activiteiten;

    — ten slotte zijn een aantal concrete bepalingen erop gericht een werkelijke interoperabiliteit mogelijk te maken;

    — de vervanging van de term « postbestuur » door « Lidstaat » of « aangewezen operator » vergemakkelijkt de duidelijke scheiding van de gouvernementele en de operationele bevoegdheid;

    — sommige bepalingen, hoofdzakelijk diegene die buiten het bestek van het verdrag vallen, zijn opgeheven. De artikelen 2.2, 8.2 en 12.2 zijn dienovereenkomstig gewijzigd;

    — de bepalingen die volgen zijn overgebracht naar het Reglement (artikelen 3.4, 7.5, 8.3 en 4, 19 en 22).

    Artikel 1

    Punt 1. Artikel 1.1 is herzien om de overgang weer te geven van een bilaterale benadering naar een multilaterale benadering waarvoor gemeenschappelijke regels gelden. De lidstaten behouden het soevereine recht om te bepalen welke van de vastgelegde uitbetalingsdiensten van de post, op hun grondgebied aangeboden moeten worden. De keuze van de diensten moet echter op voorhand aan het Internationaal Bureau worden meegedeeld omwille van de transparantie en opdat de andere lidstaten en aangewezen operatoren daarvan op de hoogte kunnen worden gebracht.

    De punten 1.1 tot 1.3. De aangeboden uitbetalingsproducten van de post blijven behouden, met uitzondering van de rembourspostwissel, die afgeschaft wordt.

    De verwijzing naar de rembourspostwissel is geschrapt, omdat een dergelijke postwissel op zich geen uitbetalingsproduct van de post is. Het gaat immers om een combinatie van een uitbetalingsdienst van de post en een andere postdienst. Alle uitbetalingsdiensten van de post kunnen worden gekoppeld aan andere postdiensten waarin de Conventie voorziet, zonder dat daarom een aparte uitbetalingsdienst van de post hoeft te worden gecreëerd. Het staat de operatoren dus vrij om de beschouwde dienst te verstrekken. Zij moeten echter de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post toepassen op het deel van de dienst dat op de uitbetaling slaat, alsook de bepalingen van de Conventie op het deel van de dienst dat op de pakketten en op de brievenpostzendingen betrekking heeft.

    Punt 1.4. De bepaling is behouden gebleven en geherformuleerd om meer duidelijkheid te scheppen.

    De uitdrukking « houder van een postrekening » is omwille van de eenvoud vervangen door de term « afzender ».

    De verwijzing naar « een andere rekening » is geschrapt omdat die niet onder het toepassingsgebied van de Overeenkomst valt. De Overeenkomst regelt enkel de uitbetalingsdiensten van de post tussen de aangewezen operatoren van de ondertekenende lidstaten. Deze is dus niet van toepassing op de rekeningen van derden. De aangewezen operatoren mogen echter vrij aparte akkoorden met derden sluiten voor dergelijke betrekkingen.

    Punt 2. De bepaling is anders geformuleerd en sommige van de elementen ervan zijn overgebracht naar het Reglement. Het gaat daarbij om een eenvoudige wijziging in de manier van opstellen. In tegenstelling tot de vorige benadering, waarbij de Overeenkomst diverse verwijzingen naar het Reglement bevatte, is er beslist dat alle procedures in het Reglement zouden worden gedefinieerd. Deze nieuwe benadering is geen inhoudelijke wijziging, maar maakt het mogelijk om onnodige herhaling te vermijden en vergemakkelijkt de lezing van de Overeenkomst.

    Artikel 2

    De voorgestelde Overeenkomst is technischer dan de voorgaande versie omdat daarin heel specifiek rekening wordt gehouden met elektronische uitwisseling. De definities zijn dus absoluut noodzakelijk om de bepalingen van de Overeenkomst goed te begrijpen.

    Verscheidene definities zijn opgenomen in de Conventie opdat alle betrokken partijen ze in dezelfde zin begrijpen (1, 3, 9, 13, 14, 19, 21, 30 en 33). Er is een lijst van de definities toegevoegd om de principes en de basisbegrippen uit te leggen voor een betere rechtszekerheid.

    Andere definities zijn omwille van de duidelijkheid geherformuleerd, zonder van inhoud te veranderen. (2, 12, 17, 18 en 20).

    Artikel 3

    Punt 1. Het grootste deel van het oorspronkelijke artikel 1.3 is behouden gebleven. De subparagrafen 1.3, 1.3.1 en 1.3.2 zijn samengevoegd zonder inhoudelijke wijziging. Het geheel is overgebracht naar artikel 3.1 nieuw.

    Punt 2. Het nieuwe artikel 3.2 heeft als voornaamste doel duidelijk te stellen dat de uitbetalingsdiensten van de post die door de aangewezen operatoren worden verzorgd, moeten voldoen aan de bepalingen van de Overeenkomst. Inhoudelijk is er niets veranderd.

    Artikel 4

    Het nieuwe artikel 4 bepaalt dat de lidstaten, als partij bij de Overeenkomst, zich moeten inspannen om de continuïteit van de diensten te waarborgen door bijvoorbeeld een andere operator aan te wijzen indien hun aangewezen operator tekortschiet.

    Artikel 5

    Dit artikel betreft de notie van scheiding van de respectieve taken van de regeringen en de operatoren. De taken van de regeringen worden in grote lijnen beschreven in artikel 2. Van hun kant worden de operatoren belast met de verstrekking van de diensten en met het beheer van de operationele risico's.

    Artikel 6

    Punt 1. Dit punt heeft als doel te zorgen voor de veiligheid van het geld dat door de klant wordt gestort. Volgens de algemene regel moet het geld dat door de afzender wordt gestort worden overhandigd aan de begunstigde of aan de afzender worden terugbetaald.

    Punt 2. Punt 2 van artikel 6 is verwerkt in de Overeenkomst uitgaande van het vroegere Reglement. Artikel 306.1 van het Reglement betreffende de uitbetalingsdiensten van de post luidde als volgt : « Indien de postwissel nog niet is uitbetaald of de begunstigde ervan nog niet op de hoogte is gebracht van de aankomst ervan, kan die uit de dienst worden teruggetrokken. » (vrije vertaling) Deze bepaling, die fundamenteel wordt geacht, is overgebracht naar de Overeenkomst.

    Artikel 7

    Deze bepaling is overgenomen van de artikelen 5, 9, 13 en 17, van het Reglement en geherformuleerd. Het feit dat de bepalingen inzake strijd tegen het witwassen van geld opnieuw zijn opgenomen in de Overeenkomst wijst op het toenemende belang van de financiële diensten in het algemeen en stemt overeen met de opdracht die gegeven is in Resolutie C 47/2004 van het Congres van Boekarest, volgens dewelke de veiligheid van de diensten moet worden verbeterd en de activiteiten voor de bestrijding van het witwassen van geld moeten worden bevorderd.

    Dit nieuwe artikel verplicht de lidstaten niet om regels aan te nemen inzake bestrijding van het witwassen van geld. Het beoogt enkel ervoor te zorgen dat alle relevante internationale of nationale regels ter zake worden nageleefd.

    Artikel 8

    De eerbiediging van de vertrouwelijkheid is een absoluut noodzakelijke voorwaarde voor de verrichting van een financiële dienst.

    De betreffende bepalingen moeten het mogelijk maken om beter tegemoet te komen aan de verwachtingen van de klanten en om de financiële postdiensten evenzeer te ontwikkelen als de financiële verrichtingen die door de concurrenten worden aangeboden, overeenkomstig de bepalingen van Resolutie C 47/2004 van het Congres van Boekarest. De voorschriften inzake vertrouwelijkheid dragen op die manier bij tot de verbetering van de integriteit van de uitbetalingsdiensten van de post. De relevante bepalingen inzake vertrouwelijkheid die door de operatoren moeten worden nageleefd, kunnen onder de internationale of nationale wetgeving vallen.

    Er wordt in een uitzondering voorzien voor de niet-persoonlijke inlichtingen die moeten worden overgezonden naar het Internationaal Bureau voor statistische doeleinden. Die gegevens zullen de controle van de diensten vergemakkelijken.

    Artikel 9

    De uitbetalingsdiensten van de post zijn technologieneutraal. De notie van technologische neutraliteit is in de nieuwe Overeenkomst opgenomen om het feit tot uiting te brengen dat de uitbetalingsdiensten van de post losstaan van de technologie. Er zullen evenwel misschien aparte regels moeten worden opgesteld voor de uitgifte, de indiening en de gegevensinvoer van de orders de op grond van de toegepaste technologie.

    Artikel 10

    Punt 1. Het principe van de toegankelijkheid wordt vermeld in de Stichtingsakte van de WPV. In de inleiding van de Stichtingsakte wordt gepreciseerd : « De Vereniging heeft als roeping om de duurzame ontwikkeling van universele postdiensten van goede kwaliteit te stimuleren, die doeltreffend en toegankelijk zijn... » Bovendien versterkt het principe van de toegankelijkheid de rol van de WPV in de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling.

    Punt 2. Een van de taken die zijn vastgesteld in Resolutie C 47/2004 bestond erin de veiligheid van de netwerken te verbeteren. De bepalingen inzake scheiding van het geld van de gebruikers zijn toegevoegd om de betrouwbaarheid van de uitbetalingsdiensten van de post te verbeteren, waarbij ernaar wordt gestreefd dat geld te beschermen tegen elk gebruik dat niet strookt met de uitbetaling van de postale betalingsorders of de terugbetaling van de afzenders. Er is immers vastgesteld dat sommige posterijen geld van hun klanten hadden gebruikt voor doeleinden die niets van doen hebben met de uitbetalingsdiensten van de post. Overigens verbeteren de beschouwde bepalingen de transparantie van het proces op basis van de normen inzake beheer van het geld van derden.

    Punt 3. De aangebrachte wijziging van redactionele aard behoeft geen commentaar.

    Punt 4. Deze bepaling is erop gericht de integriteit van de uitbetalingsdiensten van de post te waarborgen en tegemoet te komen aan de verwachtingen van de consument. De aangewezen operatoren zijn ertoe gehouden hun verplichtingen te vervullen zodra de order is uitgegeven en overgezonden. De order kan dus niet worden verworpen. Het principe van de niet-verwerpbaarheid wordt ook in acht genomen in de technologie waarvan de operatoren gebruikmaken. Het systeem dat de aangewezen operatoren gebruiken moet in technologische middelen voorzien die het mogelijk maken dat orders niet worden verworpen.

    Punt 6. Deze bepaling is impliciet wat de traditionale uitbetalingsdiensten van de post betreft. Ze is nu expliciet.

    De punten 7 en 8. De aangebrachte wijzigingen zijn van redactionele aard en behoeven geen commentaar.

    Punt 9. De vereffening onder de aangewezen operatoren moet ten minste een keer per maand plaatsvinden. Deze vereffening kan dus dagelijks gebeuren, indien zij daartoe beslissen op bilaterale basis.

    Rekening houdende met de scheiding van het geld van de klanten van dat van de operatoren, wordt de vergoeding verricht met het geld van die laatsten. Het is niet absoluut noodzakelijk om een link aan te houden tussen de intervallen betreffende de vereffening, enerzijds en de vergoeding, anderzijds. De bepaling is zo opgesteld dat het mogelijk is om in de toekomst voor de vereffening kortere periodes vast te leggen.

    Punt 10. Informatie verstrekken aan de gebruikers is een courante praktijk op het gebied van de financiële diensten. Dit maakt het mogelijk om zich ervan te vergewissen dat de financiële postdiensten beantwoorden aan de verwachtingen van de klant en dat ze voldoen aan de algemene normen die door andere concurrenten worden toegepast — een bezorgdheid die door het Congres van Boecarest is uitgedrukt in Resolutie C 47/2004. Dit zal ook bijdragen tot een hogere transparantie en tot de ontwikkeling van de diensten op dezelfde manier als die van de concurrentie.

    Artikel 11

    Het uitwerken van een collectief imago voldoet aan de bepalingen van Resolutie C 47/2004 die zeggen dat er gemeenschappelijke regels moeten worden opgesteld en dat het meest efficiënte middel om een internationaal netwerk van elektronische financiële postdiensten op te zetten bestaat in de samenwerking tussen de postbesturen. In Resolutie C 47/2004 heeft het Congres van Boekarest overigens zijn bezorgdheid uitgedrukt over het feit dat de uitbetalingsdiensten van de post niet beantwoorden aan de verwachtingen van de klanten. Een degelijk ontworpen handelsmerk zou de verrichting van efficiënte en rendabele uitbetalingsdiensten van de post kunnen bevorderen.

    Dat merk zou centraal moeten worden beheerd en voldoen aan de regels van de WPV.

    Het zou op die manier beter worden beschermd op internationaal niveau en coherenter worden beheerd.

    Artikel 12

    Het principe van interoperabiliteit is in de nieuwe Overeenkomst ingevoerd. De invoering van deze notie heeft tot doel ervoor te zorgen dat de netwerken compatibele normen gebruiken om de uitwisseling te vergemakkelijken. De aangewezen operatoren hebben nog altijd de mogelijkheid om het netwerk van hun keuze te gebruiken om de multilaterale internationale uitwisselingen te ontwikkelen. De gebruikte netwerken moeten evenwel interoperabel zijn.

    Er moet worden opgemerkt dat interoperabiliteit niet noodzakelijk hetzelfde betekent als interconnectie.

    Artikel 13

    Artikel 13 behoeft geen commentaar.

    Artikel 14

    Artikel 14 behoeft geen commentaar.

    Artikel 15

    Punt 1. Het gaat om een bepaling die verband houdt met het principe van technologische neutraliteit.

    De bepalingen over de geldigheid van de postwissels en van de wissels op papieren drager zijn bijeengebracht om een gemeenschappelijke algemene regel te maken, waarvan de details in het Reglement worden vermeld.

    Punt 2. De geldigheidsduur van de postale betalingsorders wordt niet langer via bilaterale akkoorden vastgesteld maar voor onbepaalde temijnen. Door deze methode kan de voorzienbaarheid en de toepassing van kwaliteitsnormen worden verbeterd. De lengte van de geldigheidsduur moet echter worden vastgesteld in het Reglement, omdat dit een kwestie van operationele en technische aard betreft.

    Artikel 16

    De snelheid van de dienst hangt af van de capaciteit van de verschillende operatoren. Deze kwestie moet dus worden behandeld in het kader van bilaterale en multilaterale akkoorden.

    Artikel 17

    Artikel 17 behoeft geen commentaar

    Artikel 18

    De nieuwe bepaling wijzigt de vroegere benadering. Volgens de Overeenkomst van Boekarest mocht de terugbetaling niet hoger zijn dan het bedrag dat door de afzender was betaald, maar ze mocht in theorie lager zijn. Dit ongelukkige gevolg, dat ook in strijd is met het principe van de « volledige som », is rechtgezet. In de nieuwe versie van de Overeenkomst krijgt de afzender niet meer noch minder dan de terugbetaling van het precieze bedrag dat hij heeft betaald, in de munt van het land van uitgifte. Het nieuwe artikel schrijft bovendien voor dat de afzender in geval van een fout van de operator, ook de prijs terugbetaald krijgt die hij voor de dienst heeft betaald. De aangebrachte wijzigingen gaan in de richting van de noodzaak om te voldoen aan de verwachtingen van de klanten en van de vrijwaring van de integriteit van de uitbetalingsdiensten van de post.

    Artikel 19

    Artikel 19 behoeft geen commentaar

    Artikel 20

    De bepalingen inzake aansprakelijkheid zijn in grote mate behouden maar geherformuleerd.

    Het algemene beginsel van de aansprakelijkheid van de aangewezen operator van uitgifte ten aanzien van het geld dat door de afzender is gestort, is behouden. De uitdrukking « is aansprakelijk » is vervangen door de uitdrukking « is aansprakelijk ten opzichte van de afzender ». Die verandering brengt geen inhoudelijke wijziging met zich; ze dient enkel om te verduidelijken ten opzichte van wie de aangewezen operator aansprakelijk is. De term « postwissel » is vervangen door de term « postale betalingsorder », die ruimer is. In de nieuwe bepaling staat bovendien de uitdrukking « of aan de afzender terugbetaald is in cash of door creditering van zijn rekening ». Dit is geen inhoudelijke wijziging, maar de bedoeling is om de tekst van de Overeenkomst van Boekarest uitdrukkelijk te formuleren.

    Artikel 21

    Het artikel 21 is behouden en opnieuw geformuleerd om meer duidelijkheid te scheppen. Het nieuwe artikel over de verplichtingen en de aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren tegenover elkaar vermeldt alleen de algemene regel dat de operatoren aansprakelijk zijn voor hun eigen fouten. Het resultaat van die verandering is dat de nieuwe bepaling over de aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren in geval van een fout veel uitgebreider is dan de vorige. Bovendien voldoet die verandering aan de bepalingen van Resolutie C 47/2004 die zeggen dat er regels moeten worden opgesteld om de bescherming van de consumenten te versterken en tegemoet te komen aan de verwachtingen van de klanten. Daarenboven draagt de instelling van striktere regels bij tot de vrijwaring van de integriteit van de uitbetalingsdiensten van de post.

    Artikel 22

    Het principe van de aansprakelijkheid voor vertraging die voortvloeit uit een geval van overmacht, is geherformuleerd maar inhoudelijke wijzigingen zijn er niet geweest.

    De onderstaande tekst is toegevoegd in artikel 22.1.3 : « meer bepaald wat betreft de plicht om correcte informatie te verstrekken ter ondersteuning van zijn postale betalingsorder, met inbegrip van de wettigheid van de herkomst van het overhandigde geld alsook de motieven van de postale betalingsorder. » Deze verandering is geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van het principe dat in de Conventie staat. Ze dient enkel om relevante voorbeelden te geven in de context van de uitbetalingsdiensten van de post.

    Artikel 23

    De redactionele wijzigingen die zijn aangebracht, behoeven geen commentaar.

    Artikel 24

    Punt 1. Een van de taken waarin Resolutie C 47/2004 voorziet, bestond in de verbetering van de compensatiemethodes op het gebied van de internationale uitbetalingsdiensten. De fundamentele boekhoudkundige principes zullen geïnspireerd worden door de internationale normen die worden toegepast inzake beheer van het geld van derden.

    Punt 2. De Overeenkomst van Boekarest voorzag niet in een gemeenschappelijk systeem van vereffening. Volgens de algemene regel konden de aangewezen operatoren tussen twee opties kiezen voor de vereffening : de maand- en algemene rekeningen gebruiken of de verbindingsrekeningen gebruiken. De nieuwe bepalingen voeren een algemene aanpak in. De centralisatierekening van het geld van de gebruikers is de voornaamste rekening die inzake vereffening moet worden gebruikt. De vereffening op basis van de maandrekening en de algemene rekening is de regel voor de bilaterale vereffeningen, en de verbindingsrekening blijft bij wijze van uitzondering behouden voor de bilaterale akkoorden.

    Punt 4. De creatie, ten behoeve van de vereffening, van een centralisatierekening voor het geld van de gebruikers (automatisch een gemeenschappelijke rekening) beantwoordt aan verschillende eisen : het geld van de gebruikers scheiden en beveiligen, met het oog op het gebruik ervan voor vereffening of voor de terugbetaling van niet-uitgevoerde orders enerzijds, en anderzijds de aangewezen operatoren voorbereiden op de aanneming van een gecentraliseerd systeem voor vereffening.

    De centralisatierekening is ingevoerd om het geld van de gebruikers te beveiligen en mag enkel worden gebruikt voor de verrichtingen met betrekking tot vereffening en de terugbetaling van de klanten. De creatie van een centralisatierekening voor de vooruitbetalingen maakt deel uit van de nieuwe bepalingen. Deze rekening dient om de betaling van de begunstigden te verzekeren in het kader van de uitbetalingsdiensten van de post.

    De centralisatierekeningen garanderen de betaling van de begunstigden door middel van vooruitbetalingen. Ze garanderen ook de vereffening onder operatoren door middel van het beschikbare geld van de afzenders, nadat de betaling van de begunstigden is verricht.

    De borgsom maakt het mogelijk de aangewezen operatoren opnieuw te integreren in een gecentraliseerd systeem van vereffening of de bilaterale betrekkingen te herstellen die onderbroken zijn met operatoren die hun verplichtingen inzake vereffening niet hebben vervuld. Het doel is de vereffening te waarborgen en de mondiale dekking van het netwerk te behouden.

    Artikel 25

    Punt 1. De Overeenkomst van Boekarest voorzag niet in een gemeenschappelijk systeem van vereffening. Volgens de algemene regel moesten de aangewezen operatoren de methodes overeenkomen die moesten worden gebruikt voor de vereffening van hun schuldvorderingen. De aangewezen operatoren konden kiezen om maandrekening op te zetten ofwel een verbindingsrekening. De nieuwe bepalingen voeren een algemene aanpak in. De centralisatierekening is de voornaamste rekening die inzake vereffening moet worden gebruikt. Het gebruik ervan wordt geregeld door de bepalingen van artikel 24 over de boekhoudkundige en financiële regels. In principe geschieden de bilaterale vereffeningen op basis van de algemene rekening en blijft de verbindingsrekening, bij wijze van uitzondering, behouden voor de overschrijvingen voor de bilaterale akkoorden. De periodiciteit van de vereffeningen wordt vastgesteld in het Reglement.

    Punt 2. De operatoren die geen deel uitmaken van een centraal compensatiesysteem kunnen ervoor kiezen om de algemene rekening te gebruiken voor de vereffening van hun financiële uitwisseling op een bilaterale basis. De algemene rekening wordt uitvoerig uitgelegd in artikel 23, dat over de boekhoudkundige en financiële principes gaat.

    Artikel 26

    De redactionele wijzigingen die zijn aangebracht, behoeven geen commentaar.

    Artikel 27

    Artikel 28 behoeft geen commentaar.


    De Raad van State heeft zijn advies gegeven op 23 mei 2012 (advies nr. 51.313/4).

    De Raad van State merkt op dat geen van de documenten die aan haar werden doen toegekomen, toelaat om vast te stellen dat de procedure van de effectbeoordeling bedoeld door de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, meerbepaald het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling, gevolgd werd en dat de steller van het voorontwerp erover moet waken dat die vormvereiste wordt vervuld.

    Tegemoetkomend aan de opmerking van de Raad van State werd er alsnog een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling gedaan. Het voorafgaand onderzoek concludeert dat een effectbeoordeling niet nodig is.

    De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eersteminister en minister van Economie,

    Johan VANDE LANOTTE.

    De minister van Overheidsbedrijven,

    Paul MAGNETTE.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, van Onze vice-eersteminister en minister van Economie en van Onze minister van Overheidsbedrijven,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Onze vice-eersteminister en minister van Economie en Onze minister van Overheidsbedrijven, zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De volgende internationale Akten :

    1º het Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging;

    2º het Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging;

    3º de Wereldpostconventie en het Slotprotocol;

    4º de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post,

    gedaan te Genève op 12 augustus 2008, zullen volkomen gevolg hebben.

    Gegeven te Trapani, 20 september 2012.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eersteminister en minister van Economie,

    Johan VANDE LANOTTE.

    De minister van Overheidsbedrijven,

    Paul MAGNETTE.


    (VERTALING)

    Achtste Protocol

    ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging.

    Gelet op artikel 30.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen afgesloten Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostvereniging, in Congres bijeen te Boekarest onder voorbehoud van ratificatie, de volgende wijzigingen in de genoemde Stichtingsakte aangenomen.

    Artikel I

    (Gewijzigd artikel1bis)

    Definities

    1. In deze Akten van de Wereldpostvereniging worden de hiernavolgende termen als volgt gedefinieerd :

    1.1 Postdienst : geheel van postdiensten waarvan de draagwijdte bepaald wordt door de organen van de Vereniging. De voornaamste verplichtingen die met deze diensten verbonden zijn bestaan erin te beantwoorden aan bepaalde sociale en economische doelstellingen van de lidstaten door de ophaling, het sorteren, de verzending en de bedeling van de postzendingen te garanderen.

    1.2 Lidstaat : land dat de voorwaarden vervult die in artikel 2 van de Stichtingsakte worden opgesomd.

    1.3 Enig postgebied (een en hetzelfde postgebied) : verplichting voor de contracterende partijen van de Akten van de WPV om conform het wederkerigheidsbeginsel de uitwisseling van brievenpost te garanderen, met inachtneming van de vrijheid van doorvoer en om de postzendingen die van andere gebieden afkomstig zijn en over hun land verlopen niet verschillend te behandelen, maar als hun eigen postzendingen.

    1.4 Vrijheid van doorvoer : principe volgens hetwelk een lidstaat die als tussenpersoon optreedt verplicht is de postzendingen te vervoeren die het van een andere lidstaat voor doorvoer heeft ontvangen, waarbij aan die post dezelfde behandeling wordt verleend als wordt toegepast op de zendingen van de binnenlandse dienst.

    1.5 Het verzenden van brievenpost : zendingen die beschreven staan in de Conventie.

    1.6 Internationale postdienst : postale verrichtingen of diensten die gereglementeerd worden door de Akten. Geheel van die verrichtingen of diensten.

    1.7 Aangewezen operator : elke gouvernementele of niet-gouvernementele instantie die officieel door de lidstaat is aangewezen om postdiensten te exploiteren en de desbetreffende verplichtingen die uit de Akten van de Vereniging voortvloeien, op zijn grondgebied te vervullen.

    1.8 Voorbehoud : een voorbehoud is een afwijkende bepaling waarmee een lidstaat de rechtsgevolgen van een clausule van een Akte buiten de Stichtingsakte en het Algemeen Reglement, wil uitsluiten of wijzigen bij de toepassing op die lidstaat. Elk voorbehoud moet verenigbaar zijn met het voorwerp en het doel van de Vereniging, zoals die omschreven zijn in de inleiding en artikel een van de Stichtingsakte. Het moet behoorlijk met redenen worden omkleed en worden goedgekeurd door de meerderheid die vereist is voor de goedkeuring van de betreffende Akte en ingevoegd worden in het Slotprotocol ervan.

    Artikel II

    (Gewijzigd artikel 4)

    Buitengewone betrekkingen

    De lidstaten van wie de aangewezen operatoren grondgebieden bedienen die niet onder de Vereniging ressorteren zijn gehouden als tussenpersoon op te treden voor de andere lidstaten. De bepalingen in de Conventie en haar Reglementen zijn van toepassing op die buitengewone betrekkingen.

    Artikel III

    (Gewijzigd artikel 8)

    Beperkte Verenigingen. Bijzondere overeenkomsten

    1. De lidstaten, of hun aangewezen operatoren als de wetgeving van die lidstaten dit toelaat, kunnen Beperkte Verenigingen oprichten en bijzondere overeenkomsten treffen betreffende de internationale postdienst, op voorwaarde althans dat zij geen bepalingen invoeren die minder gunstig zijn voor het publiek dan die in de Akten waarbij de betrokken lidstaten zijn aangesloten.

    2. De Beperkte Verenigingen kunnen waarnemers naar de Congressen, Conferenties en vergaderingen van de Vereniging sturen, alsook naar de administratieve Raad en naar de Raad voor Postexploitatie.

    3. De Vereniging kan waarnemers sturen naar de Congressen, Conferenties en vergaderingen van de Beperkte Verenigingen.

    Artikel IV

    (Gewijzigd artikel 11)

    Toetreding of toelating tot de Vereniging. Procedure

    1. Elk lid van de Organisatie van de Verenigde Naties kan toetreden tot de Vereniging.

    2. Elk soeverein land dat geen lid is van de Organisatie van de Verenigde Naties kan een toetreding aanvragen als lidstaat van de Vereniging.

    3. De toetreding of de aanvraag om tot de Vereniging te worden toegelaten moet worden vergezeld van een formele verklaring van toetreding tot de Stichtingsakte en de verplichte Akten van de Vereniging. Zij wordt door de regering van het betrokken land gericht aan de directeur-generaal van het Internationaal Bureau, die naar gelang van het geval de lidstaten ter kennis brengt van de toetreding of hen raadpleegt over de aanvraag tot toetreding.

    4. Niet-leden van de Organisatie van de Verenigde Naties worden beschouwd te zijn toegelaten als lidstaat als hun aanvraag wordt goedgekeurd door ten minste twee derde van de lidstaten van de Vereniging. De lidstaten die niet hebben geantwoord binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de raadpleging, worden verondersteld zich te hebben onthouden.

    5. De toetreding of de toelating als lid wordt door de Directeur-generaal van het Internationaal Bureau ter kennis gebracht van de regeringen van de lidstaten. Deze treedt in werking vanaf de datum van deze kennisgeving.

    Artikel V

    (Gewijzigd art. 22)

    Akten van de Vereniging

    1. De Stichtingsakte is de basisakte van de Vereniging. Zij omvat de organieke regels van de Vereniging en kan niet worden onderworpen aan enig voorbehoud.

    2. Het Algemeen Reglement omvat de bepalingen die de toepassing van de Stichtingsakte en de werking van de Vereniging verzekeren. Het is bindend voor alle lidstaten en kan niet worden onderworpen aan enig voorbehoud.

    3. De Wereldpostconventie, het Reglement van de brievenpost en het Reglement betreffende de postpakketten omvatten de gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de internationale postdienst alsook de bepalingen betreffende de diensten van de brievenpost en postpakketten. Deze Akten zijn bindend voor alle lidstaten. De lidstaten zien erop toe dat hun aangewezen operatoren de verplichtingen vervullen die voortvloeien uit de Conventie en uit de Reglementen ervan.

    4. De Overeenkomsten van de Vereniging en hun Reglementen regelen de andere diensten dan de brievenpost en de postpakketten tussen de lidstaten die hierbij zijn aangesloten. Zij zijn alleen voor die lidstaten bindend. De ondertekenende lidstaten zien erop toe dat hun aangewezen operatoren de verplichtingen vervullen die voortvloeien uit de Overeenkomsten en uit de Reglementen ervan.

    5. De Reglementen, die de uitvoeringsmaatregelen bevatten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de Conventie en van de Overeenkomsten worden door de Raad voor Postexploitatie vastgesteld, rekening houdende met de beslissingen van het Congres.

    6. De eventuele Slotprotocollen die bij de onder de punten 3 tot 5 bedoelde Akten van de Vereniging worden gevoegd, omvatten het voorbehoud bij die Akten.

    Artikel VI

    (Gewijzigd artikel 25)

    Ondertekening, waarmerking, ratificering en andere methodes om de Akten van de Vereniging goed te keuren.

    1. De Akten van de Vereniging die voortvloeien uit het Congres worden ondertekend door de gevolmachtigden van de lidstaten.

    2. De Reglementen worden gewaarmerkt door de voorzitter en de secretaris-generaal van de Raad voor Postexploitatie.

    3. De Stichtingsakte wordt zo gauw mogelijk geratificeerd door de ondertekenende landen.

    4. De goedkeuring van andere Akten van de Vereniging dan de Stichtingsakte wordt geregeld door de grondwettelijke voorschriften van elk ondertekenend land.

    5. Wanneer een lidstaat de Stichtingsakte niet ratificeert of de andere Akten die het heeft ondertekend, niet goedkeurt, blijven de Stichtingsakte en de andere Akten niettemin gelden voor de lidstaten die deze hebben geratificeerd of goedgekeurd.

    Artikel VII

    (Gewijzigd artikel 29)

    Presentatie van de voorstellen

    1. Elke lidstaat heeft het recht, hetzij op een Congres, hetzij tussen twee Congressen in, om voorstellen te presenteren met betrekking tot de Akten van de Vereniging waarbij hij is aangesloten.

    2. Voorstellen betreffende de Stichtingsakte en het Algemeen Reglement kunnen echter alleen aan het Congres worden voorgelegd.

    3. Bovendien worden voorstellen in verband met de Reglementen rechtstreeks voorgelegd aan de Raad voor Postexploitatie, maar ze moeten vooraf door het Internationaal Bureau aan alle lidstaten en aan alle aangewezen operatoren worden doorgestuurd.

    Artikel VIII

    (Gewijzigd artikel 32)

    Arbitrage

    In geval van betwisting tussen twee of meer lidstaten met betrekking tot de interpretatie van de Akten van de Vereniging of van de verantwoordelijkheid die voor een bepaalde lidstaat voortvloeit uit de toepassing van deze Akten, wordt het geschil beslecht door arbitrage.

    Artikel IX

    Toetreding tot het Aanvullend Protocol en tot de overige Akten van de Vereniging

    1. De lidstaten die dit Protocol niet hebben ondertekend, kunnen te allen tijde ertoe toetreden.

    2. De lidstaten die aangesloten zijn bij de Akten die door het Congres verlengd zijn maar die ze niet ondertekend hebben, moeten zo snel mogelijk ertoe toetreden.

    3. De toetredingsoorkonden in verband met de in de onder 1 en 2 bedoelde gevallen, moeten aan de directeur-generaal van het Internationaal Bureau worden toegestuurd. Hij meldt deze neerlegging aan de regeringen van de lidstaten.

    Artikel X

    Tenuitvoerlegging en geldigheidsduur van het Aanvullend Protocol bij de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging

    Dit Aanvullend Protocol zal in werking treden op 1 januari 2010 en voor onbepaalde tijd van kracht blijven.

    Ter oorkonde hiervan hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst zelf van de Stichtingsakte opgenomen, en ze hebben het in één exemplaar ondertekend dat neergelegd wordt bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan zal door het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging aan elke aangeslotene worden overhandigd.

    Gedaan te Genève,12 augustus 2008.


    (VERTALING)

    Eerste Protocol

    ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging.

    Gelet op artikel 22.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen afgesloten Stichtingsakte, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostverenging, in Congres bijeen te Genève, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de genoemde Stichtingsakte de volgende wijzigingen van het Algemeen Reglement aangenomen.

    Artikel I

    (Artikel 101bis nieuw)

    Taken van het Congres

    1. Op basis van de voorstellen van de lidstaten, van de administratieve Raad en van de Raad voor Postexploitatie :

    1.1 bepaalt het Congres het algemene beleid voor de vervulling van de opdracht en van het doel van de Vereniging, die vermeld zijn in de inleiding van de Stichtingsakte en in artikel een ervan;

    1.2 onderzoekt het Congres de voorstellen vanwege de lidstaten en de Raden tot wijziging van de Stichtingsakte, het Algemeen Reglement, de Conventie en de Overeenkomsten, en neemt het die in voorkomend geval aan, overeenkomstig artikel 29 van de Stichtingsakte en artikel 122 van het Algemeen Reglement;

    1.3 stelt het Congres de datum van inwerkingtreding van de Akten vast;

    1.4 neemt het Congres zijn Huishoudelijk Reglement aan, alsook de amendementen daarop;

    1.5 onderzoekt het Congres volledige rapporten die respectievelijk door de administratieve Raad, de Raad voor Postexploitatie en het Raadgevend Comité worden voorgesteld met betrekking tot de periode die verlopen is sedert het vorige Congres, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 103, 105 en 107 van het Algemeen Reglement;

    1.6 neemt het Congres het strategische plan van de Vereniging aan;

    1.7 stelt het Congres het maximumbedrag van de uitgaven van de Vereniging vast, overeenkomstig artikel 21 van de Stichtingsakte;

    1.8 verkiest het Congres de lidstaten die zitting hebben in de administratieve Raad en in de Raad voor Postexploitatie;

    1.9 verkiest het Congres de directeur-generaal en de vicedirecteur-generaal van het Internationaal Bureau;

    1.10 stelt het Congres door een resolutie het plafond vast van de door de Vereniging te dragen kosten voor het opstellen van de documenten in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch.

    2. Als hoogste orgaan van de Vereniging behandelt het Congres andere kwesties, met name in verband met de postdiensten.

    Artikel II

    (Gewijzigd artikel 102)

    Samenstelling, werking en bijeenkomsten van de Administratieve Raad (Stichtingsakte, artikel 17)

    1. De Administratieve Raad is samengesteld uit éénenveertig leden die hun functie uitoefenen gedurende de periode tussen twee opeenvolgende Congressen.

    2. Het voorzitterschap komt van rechtswege toe aan de Lidstaat die als gastland van het Congres fungeert. Indien deze Lidstaat zich terugtrekt, wordt hij van rechtswege lid en hierdoor beschikt de geografische groep waartoe hij behoort over een bijkomende zetel waarop de beperkingen onder punt 3 niet van toepassing zijn. In dit geval kiest de Administratieve Raad voor het voorzitterschap één van de leden die tot de geografische groep behoren van de Lidstaat die als gastland fungeert.

    3. De veertig andere leden van de Administratieve Raad worden door het Congres verkozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt vervangen ter gelegenheid van ieder Congres; geen enkele lidstaat mag door drie opeenvolgende Congressen gekozen worden.

    4. Elk lid van de Administratieve Raad wijst zijn vertegenwoordiger aan, die bevoegd moet zijn op postaal gebied.

    5. De functie van lid van de Administratieve Raad is onbezoldigd. De werkingskosten van die Raad zijn ten laste van de Vereniging.

    6. De Administratieve Raad heeft de volgende bevoegdheden :

    6.1 toezicht houden op alle werkzaamheden van de Vereniging tussen twee Congressen in; daarbij houdt hij rekening met de beslissingen van het Congres, onderzoekt hij het beleid van de regeringen betreffende de postdiensten en houdt hij rekening met het internationale reglementaire beleid zoals in verband met de handel in diensten en de concurrentie;

    6.2 binnen het kader van zijn bevoegdheden, elke handeling onderzoeken en goedkeuren die nodig geacht wordt om de internationale postdienst te moderniseren en om de kwaliteit ervan te vrijwaren en te verhogen;

    6.3 alle vormen van postale technische bijstand stimuleren, coördineren en controleren binnen het kader van de internationale technische samenwerking;

    6.4 het programma en het tweejaarlijkse budget en de jaarrekening van de Vereniging onderzoeken en goedkeuren;

    6.5 indien de omstandigheden het vereisen, overeenkomstig artikel 128.3 tot 5, toestaan dat het plafond voor de uitgaven overschreden wordt;

    6.6 het Financieel Reglement van de WPV vastleggen;

    6.7 de regels vastleggen die op het Reservefonds van toepassing zijn;

    6.8 de regels vastleggen die op het Speciaal Fonds van toepassing zijn;

    6.9 de regels vastleggen die op het Fonds voor Bijzondere Werkzaamheden van toepassing zijn;

    6.10 de regels vastleggen die op het Vrijwillig Fonds van toepassing zijn;

    6.11 controle uitoefenen op de activiteiten van het Internationaal Bureau;

    6.12 indien gevraagd, de keuze van een lagere bijdrageklasse toestaan, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 130.6;

    6.13 indien een Lidstaat dat vraagt, de verandering van geografische groep toestaan, rekening houdende met de adviezen vanwege de lidstaten die lid zijn van de betreffende geografische groepen;

    6.14. het statuut van het personeel en de dienstvoorwaarden van de verkozen ambtenaren vastleggen;

    6.15 arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau scheppen of afschaffen, rekening houdende met de beperkingen die verbonden zijn aan het vastgestelde uitgavenplafond;

    6.16 het reglement van het Sociaal Fonds vastleggen;

    6.17 de tweejaarlijkse verslagen opgesteld door het Internationaal Bureau over de werkzaamheden van de Vereniging en over het financiële beheer goedkeuren en indien nodig hierover commentaar uitbrengen;

    6.18 beslissen of er met de lidstaten contact moet worden opgenomen om zijn functies te vervullen;

    6.19 na raadpleging van de Raad voor postexploitatie beslissen over de contacten die opgenomen moeten worden met de organisaties die niet van rechtswege waarnemer zijn, de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de WPV met de andere internationale instellingen onderzoeken en goedkeuren, de beslissingen treffen die hij wenselijk acht voor het onderhouden van deze betrekkingen en het gevolg dat eraan moet worden gegeven; te gelegener tijd en na overleg met de Raad voor postexploitatie en de secretaris-generaal de internationale instellingen, de verenigingen en de bevoegde personen aanwijzen die uitgenodigd moeten worden om zich op specifieke zittingen van het Congres en de Commissies ervan te laten vertegenwoordigen wanneer dat in het belang is van de Vereniging of dit ten goede kan komen aan de werkzaamheden van het Congres en de directeur-generaal van het Internationaal Bureau belasten met het verzenden van de nodige uitnodigingen;

    6.20 wanneer hij het nodig acht, de principes vastleggen waarmee de Raad voor Postexploitatie rekening dient te houden wanneer hij vragen bestudeert die een belangrijke financiële weerslag hebben (taksen, eindrechten, doorvoerrechten, basistaksen voor het luchtvervoer van de briefwisseling en het in het buitenland afgeven van brievenpostzendingen), van nabij de studie over deze vragen volgen, de voorstellen van de Raad voor postexploitatie met betrekking tot dezelfde onderwerpen onderzoeken en goedkeuren, om de overeenkomst met de voorgaande principes te garanderen;

    6.21 op verzoek van het Congres, van de Raad voor postexploitatie of van de lidstaten, problemen van administratieve, wetgevende en rechtskundige aard onderzoeken die van belang zijn voor de Vereniging of de internationale postdienst; het behoort tot de bevoegdheid van de Administratieve Raad om in de bovenvermelde domeinen te beslissen of het al dan niet opportuun is om de door de lidstaten aangevraagde studies in de periode tussen twee Congressen in aan te vatten;

    6.22 voorstellen formuleren die overeenkomstig artikel 125 ter goedkeuring voorgelegd zullen worden hetzij aan het Congres, hetzij aan de lidstaten;

    6.23 binnen zijn bevoegdheid, de aanbevelingen van de Raad voor Postexploitatie goedkeuren betreffende het eventuele aannemen van een reglementering of een nieuwe werkwijze, in afwachting dat het Congres daarover een beslissing neemt;

    6.24 het jaarverslag, opgesteld door de Raad voor Postexploitatie, en de eventuele voorstellen ervan onderzoeken;

    6.25 Studieonderwerpen voor onderzoek voorleggen aan de Raad voor Postexploitatie, overeenkomstig artikel 104.9.16;

    6.26 de Lidstaat aanwijzen waar het volgende Congres zal zetelen in het geval waarvan sprake in artikel 101.4;

    6.27 te gelegener tijd en na raadpleging van de Raad voor Postexploitatie, het aantal Commissies bepalen die nodig zijn om de werkzaamheden van het Congres tot een goed einde te brengen en de bevoegdheden ervan vastleggen;

    6.28 Na raadpleging van de Raad voor Postexploitatie en onder voorbehoud van de goedkeuring door het Congres, de lidstaten aanwijzen die :

    — het vicevoorzitterschap van het Congres alsook het voorzitterschap en het vicevoorzitterschap van de Commissies kunnen waarnemen, waarbij er zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met een billijke geografische spreiding over de lidstaten;

    — deel kunnen uitmaken van de Beperkte Commissies van het Congres;

    6.29 na raadpleging van de Raad voor postexploitatie het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgesteld, onderzoeken en goedkeuren;

    6.30 het vierjaarlijkse verslag goedkeuren dat door het Internationaal Bureau na raadpleging van de Raad voor postexploitatie opgesteld is met betrekking tot de resultaten van de lidstaten inzake de uitvoering van de strategie van de Vereniging die door het vorige Congres is goedgekeurd, om te worden voorgelegd aan het volgende Congres;

    6.31 het kader vastleggen voor de organisatie van het Raadgevend Comité en de organisatie van het Raadgevend Comité goedkeuren, conform de bepalingen in artikel 106;

    6.32 de criteria vastleggen voor toetreding tot het Raadgevend Comité en op grond van die criteria toetredingsaanvragen goed- of afkeuren, en er tevens voor zorgen dat die aanvragen volgens een versnelde procedure tussen de bijeenkomsten van de Administratieve Raad in worden behandeld;

    6.33 zijn leden aanwijzen die zitting zullen hebben in het Raadgevend Comité;

    6.34 de verslagen alsook de aanbevelingen van het Raadgevend Comité in ontvangst nemen en deze bespreken, en de aanbevelingen van het Comité onderzoeken om deze aan het Congres voor te leggen.

    7. Bij zijn eerste vergadering, die door de voorzitter van het Congres wordt bijeengeroepen, kiest de administratieve Raad onder zijn leden vier vicevoorzitters en legt hij zijn Huishoudelijk Reglement vast.

    8. In principe komt de Administratieve Raad, na bijeenroeping door zijn voorzitter, eenmaal per jaar bijeen ten zetel van de Vereniging.

    9. De voorzitter, de vicevoorzitters en de voorzitters van de Commissies van de Administratieve Raad en de voorzitter van de Groep Strategische Planning vormen het Beheerscomité. Dit Comité bereidt de werkzaamheden voor van elke zitting van de Administratieve Raad, en leidt ze. Het keurt namens de Administratieve Raad het jaarverslag goed dat het Internationaal Bureau heeft opgesteld over de werkzaamheden van de Vereniging en neemt al de overige taken op zich die de Administratieve Raad beslist eraan toe te vertrouwen, of waarvan gedurende de strategische planning de noodzakelijkheid blijkt.

    10. De reiskosten van de vertegenwoordiger van ieder lid van de Administratieve Raad die deelneemt aan de zittingen van dit orgaan, komen ten laste van zijn lidstaat. Nochtans heeft de vertegenwoordiger van elke lidstaat die volgens de lijsten van de Organisatie van de Verenigde Naties gerangschikt is bij de ontwikkelingslanden of de minst ontwikkelde landen, recht op terugbetaling van de prijs van een vliegtuigbiljet heen en terug in economyclass of van een treinkaartje eerste klas, ofwel van de kosten van een reis met een ander vervoermiddel, op voorwaarde dat dit bedrag de prijs van een vliegtuigbiljet heen en terug in economyclass niet overschrijdt. Dit geldt echter niet voor de vergaderingen die plaatshebben tijdens het Congres. Hetzelfde recht wordt verleend aan de vertegenwoordiger van elk lid van zijn Commissies, van zijn werkgroepen of van zijn andere organen indien deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad bijeenkomen.

    11. De voorzitter van de Raad voor postexploitatie vertegenwoordigt die Raad op de zittingen van de Administratieve Raad waarvan de agenda punten bevat die betrekking hebben op het orgaan dat hij leidt.

    12. De voorzitter van het Raadgevend Comité vertegenwoordigt dit orgaan op de bijeenkomsten van de Administratieve Raad wanneer de agenda punten bevat die het Raadgevend Comité aanbelangen.

    13. Om een doelmatige samenhang tussen de werkzaamheden van de twee organen te garanderen, mag de Raad voor postexploitatie vertegenwoordigers aanwijzen om de vergaderingen van de Administratieve Raad als waarnemer bij te wonen.

    14. De lidstaat waar de Administratieve Raad bijeenkomt, wordt uitgenodigd om in de hoedanigheid van waarnemer aan de vergaderingen deel te nemen, indien hij geen lid is van de Administratieve Raad.

    15. De Administratieve Raad mag elke internationale instelling, elke vertegenwoordiger van een vereniging of een onderneming, of elke bevoegde persoon die hij bij zijn werkzaamheden wil betrekken, uitnodigen om zonder stemrecht aan zijn vergaderingen deel te nemen. Hij kan tevens onder dezelfde voorwaarden één of meer lidstaten uitnodigen die betrokken zijn bij de punten die op de agenda staan.

    16. Op hun verzoek kunnen de hieronder vermelde waarnemers zonder stemrecht deelnemen aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Administratieve Raad :

    16.1 leden van de Raad voor postexploitatie;

    16.2 leden van het Raadgevend Comité;

    16.3 intergouvernementele organisaties die belang stellen in de werkzaamheden van de Administratieve Raad;

    16.4 andere lidstaten van de Vereniging.

    17. Om logistieke redenen kan de Administratieve Raad het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Hij kan tevens hun spreekrecht tijdens besprekingen beperken.

    18. De leden van de Administratieve Raad nemen daadwerkelijk deel aan de werkzaamheden ervan. De waarnemers kunnen, op hun verzoek, de toestemming krijgen om mee te werken aan studieprojecten, waarbij zij de voorwaarden in acht moeten nemen die de Raad kan opleggen om het rendement en de doeltreffendheid van zijn werking te verzekeren. Indien hun kennis of hun ondervinding dit rechtvaardigt kunnen ze tevens worden verzocht om Werkgroepen of Projectgroepen voor te zitten. De deelname van waarnemers creëert geen bijkomende kosten voor de Vereniging.

    19. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt wanneer de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; de beslissing hierover kan per geval worden genomen door elk betrokken orgaan of door de voorzitter ervan; de verschillende gevallen worden gemeld aan de Administratieve Raad en aan de Raad voor Postexploitatie wanneer het gaat om aangelegenheden waarbij dit orgaan een bijzonder belang heeft. Vervolgens kan de Administratieve Raad, indien hij dit nodig acht, de beperkingen heronderzoeken in overleg met de Raad voor postexploitatie, wanneer dat wenselijk is.

    Artikel III

    (Gewijzigd artikel 103)

    Informatie over de werkzaamheden van de Administratieve Raad

    1. Na iedere zitting brengt de Administratieve Raad de lidstaten, hun aangewezen operatoren, de Beperkte Verenigingen en de leden van het Raadgevend Comité op de hoogte van zijn werkzaamheden door hen met name een beknopt verslag alsook zijn resoluties en zijn beslissingen toe te zenden.

    2. De Administratieve Raad stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn werkzaamheden en verzendt dit, ten minste twee maanden vóór de opening van het Congres, aan de lidstaten, aan hun aangewezen operatoren en aan de leden van het Raadgevend Comité.

    Artikel IV

    (Gewijzigd artikel 104)

    Samenstelling, werking en bijeenkomsten van de Raad voor postexploitatie (Stichtingsakte, artikel 18)

    1. De Raad voor postexploitatie is samengesteld uit veertig leden die hun functies uitoefenen gedurende de periode tussen twee opeenvolgende Congressen in.

    2. De leden van de Raad voor postexploitatie worden verkozen door het Congres, op basis van een precieze geografische spreiding. Vierentwintig zetels worden voorbehouden aan de lidstaten met de status van ontwikkelingsland en zestien zetels aan de lidstaten met de status van ontwikkeld land. Op elk Congres wordt ten minste een derde van de leden vervangen.

    3. Elk lid van de Raad voor postexploitatie wijst zijn vertegenwoordiger aan, die de verantwoordelijkheden opneemt die vermeld zijn in de Akten van de Vereniging betreffende het verlenen van diensten.

    4. De werkingskosten van de Raad voor postexploitatie zijn ten laste van de Vereniging. Zijn leden ontvangen geen enkele bezoldiging. De reis- en verblijfskosten van de vertegenwoordigers van de lidstaten die deelnemen aan de Raad voor postexploitatie zijn ten laste van deze lidstaten. Nochtans heeft de vertegenwoordiger van elke lidstaat die volgens de lijsten van de Organisatie van de Verenigde Naties als minder begunstigd beschouwd worden, recht op terugbetaling van de prijs van een vliegtuigbiljet heen en terug in economyclass of van een treinkaartje eerste klas, ofwel van de kosten van een reis met een ander vervoermiddel, op voorwaarde dat dit bedrag de prijs van een vliegtuigbiljet heen en terug in economy class niet overschrijdt. Dit geldt echter niet voor de vergaderingen die plaatshebben tijdens het Congres.

    5. Bij zijn eerste vergadering die door de voorzitter van het Congres wordt bijeengeroepen en geopend, kiest de Raad voor postexploitatie onder zijn leden een voorzitter, een vicevoorzitter en de voorzitters van de Commissies.

    6. De Raad voor postexploitatie legt zijn Huishoudelijk Reglement vast.

    7. In principe komt de Raad voor postexploitatie jaarlijks bijeen ten zetel van de Vereniging. De datum en de plaats van de vergadering worden met de instemming van de voorzitter van de administratieve Raad en de directeur-generaal van het Internationaal Bureau door de voorzitter bepaald.

    8. De voorzitter, de vicevoorzitter en de voorzitters van de Commissies van de Raad voor postexploitatie vormen het Beheerscomité. Dit Comité bereidt de werkzaamheden voor van iedere zitting van de Raad voor postexploitatie, het leidt deze en neemt alle taken op zich die deze laatste beslist hem toe te vertrouwen, of waarvan gedurende het verloop van de strategische planning de noodzakelijkheid blijkt.

    9. De Raad voor postexploitatie heeft de volgende bevoegdheden :

    9.1 het onderzoek leiden van de voornaamste exploitatie-, commerciële, technische en economische problemen, alsook kwesties betreffende technische samenwerking die alle lidstaten van de Vereniging of hun aangewezen operatoren aanbelangen, in het bijzonder kwesties die een belangrijke financiële weerslag hebben (taksen, eindrechten, doorvoerrechten, basistaksen voor luchtvervoer van brieven, het aandeel in de postcolli en de afgifte van brievenpostzendingen in het buitenland), het uitwerken van informatie en adviezen in dit verband en de ter zake te nemen maatregelen aanbevelen;

    9.2 de Reglementen van de Vereniging wijzigen binnen zes maanden na het einde van het Congres, op voorwaarde dat dit er niet anders over beslist; in hoogdringende gevallen kan de Raad voor postexploitatie tijdens andere zittingen eveneens de voornoemde Reglementen wijzigen; in beide gevallen moet de Raad voor postexploitatie de richtlijnen van de Administratieve Raad volgen, wat het beleid en de grondbeginselen betreft;

    9.3 de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en de verbetering van de internationale postdiensten coördineren;

    9.4 onder voorbehoud van de goedkeuring door de Administratieve Raad in het kader van zijn bevoegdheden, elke nodig geachte handeling ondernemen om de kwaliteit van de internationale postdienst te vrijwaren, te verhogen en deze dienst te moderniseren;

    9.5 voorstellen formuleren die overeenkomstig artikel 125 ter goedkeuring aan het Congres of aan de lidstaten zullen worden voorgelegd; de goedkeuring van de Administratieve Raad is vereist wanneer de voorstellen betrekking hebben op kwesties die onder zijn bevoegdheid vallen;

    9.6 op verzoek van een Lidstaat, elk voorstel onderzoeken dat deze lidstaat overeenkomstig artikel 124 aan het Internationaal Bureau bezorgt, de commentaar erop voorbereiden en het Bureau opdragen om die aan voornoemd voorstel te hechten alvorens het ter goedkeuring aan de lidstaten voor te leggen;

    9.7 indien nodig, en eventueel na goedkeuring door de administratieve Raad en na raadpleging van alle lidstaten, de invoering van een reglementering of van een nieuwe werkwijze aanbevelen, in afwachting dat het Congres ter zake een beslissing neemt;

    9.8 normen inzake techniek, exploitatie en andere gebieden onder zijn bevoegdheid waarvoor een eenvormige werkwijze noodzakelijk is, uitwerken en in de vorm van aanbevelingen aan de lidstaten en aan hun aangewezen operatoren voorleggen; tevens wijzigt hij, indien nodig, de door hem reeds vastgelegde normen;

    9.9 aan de Administratieve Raad de elementen aanreiken die nodig zijn voor de opstelling van het ontwerp van strategie dat aan het Congres moet worden voorgelegd;

    9.10 het door het Internationaal Bureau jaarlijks opgesteld rapport goedkeuren over de werkzaamheden van de Vereniging die betrekking hebben op de verantwoordelijkheden en de functies van de Raad voor postexploitatie;

    9.11 beslissen of er met de lidstaten en hun aangewezen operatoren contact moet worden opgenomen om zijn functies te vervullen;

    9.12 problemen onderzoeken inzake onderricht en beroepsopleiding die de lidstaten en hun aangewezen operatoren, alsook de nieuwe landen en de ontwikkelingslanden aanbelangen;

    9.13 de nodige maatregelen treffen met het oog op het onderzoek en de uitwisseling van ervaringen en de geboekte vooruitgang van sommige lidstaten en hun aangewezen operatoren in domeinen van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de postdiensten aanbelangen;

    9.14 de huidige situatie en de noden van de postdiensten van de nieuwe en de ontwikkelingslanden bestuderen en aangepaste aanbevelingen uitwerken over de wijze waarop en de middelen waarmee de postdiensten in deze landen kunnen worden verbeterd;

    9.15 na afspraak met de Administratieve Raad, de geschikte maatregelen treffen op het vlak van de technische samenwerking met alle lidstaten van de Vereniging en hun aangewezen operatoren, en voornamelijk met de nieuwe landen en de ontwikkelingslanden en hun aangewezen operatoren;

    9.16 alle andere kwesties onderzoeken die door een lid van de Raad voor postexploitatie, door de Administratieve Raad, of door een Lidstaat of aangewezen operator worden voorgelegd;

    9.17 de verslagen alsook de aanbevelingen van het Raadgevend Comité in ontvangst nemen en deze bespreken, en met betrekking tot kwesties die de Raad voor postexploitatie aanbelangen opmerkingen formuleren en onderzoeken omtrent de aanbevelingen van het Raadgevend Comité om deze aan het Congres voor te leggen.

    9.18 zijn leden aanwijzen die zitting zullen hebben in het Raadgevend Comité.

    10. Op basis van de strategie van de Vereniging die door het Congres is aangenomen en in het bijzonder op grond van het deel over de strategieën van de vaste instellingen van de Vereniging, stelt de Raad voor postexploitatie bij zijn zitting die op het Congres volgt een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat die erop gericht zijn de strategieën uit te voeren. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden bevat over actuele onderwerpen en onderwerpen van algemeen belang, wordt elk jaar herzien naar gelang van de werkelijke toestand en van de nieuwe prioriteiten.

    11. Om een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van de twee organen te garanderen, kan de Administratieve Raad vertegenwoordigers aanwijzen om als waarnemer de vergaderingen van de Raad voor postexploitatie bij te wonen.

    12. Op hun verzoek kunnen de hieronder vermelde waarnemers zonder stemrecht deelnemen aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Raad voor postexploitatie :

    12.1 leden van de Administratieve Raad;

    12.2 leden van het Raadgevend Comité;

    12.3 intergouvernementele organisaties die belang stellen in de werkzaamheden van de Raad voor postexploitatie;

    12.4 andere lidstaten van de Vereniging.

    13. Om logistieke redenen kan de Raad voor postexploitatie het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Hij kan tevens hun spreekrecht tijdens besprekingen beperken.

    14. De leden van de Raad voor postexploitatie nemen daadwerkelijk aan zijn werkzaamheden deel. De waarnemers kunnen, op hun verzoek, de toestemming krijgen om mee te werken aan studieprojecten, waarbij zij de voorwaarden in acht moeten nemen die de Raad kan opleggen om het rendement en de doeltreffendheid van zijn werking te verzekeren. Indien hun kennis of hun ondervinding dit rechtvaardigt kunnen ze tevens worden verzocht om Werkgroepen of Projectgroepen voor te zitten. De deelname van waarnemers creëert geen bijkomende kosten voor de Vereniging.

    15. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt wanneer de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; de beslissing hierover kan per geval worden genomen door elk betrokken orgaan of door de voorzitter ervan; de verschillende gevallen worden gemeld aan de Administratieve Raad en aan de Raad voor postexploitatie wanneer het gaat om aangelegenheden waarbij dit orgaan een bijzonder belang heeft. Vervolgens kan de Administratieve Raad, indien hij dit nodig acht, de beperkingen heronderzoeken in overleg met de Raad voor postexploitatie, wanneer dat wenselijk is.

    16. De voorzitter van het Raadgevend Comité vertegenwoordigt dit orgaan op de bijeenkomsten van de Raad voor postexploitatie wanneer de agenda punten bevat die het Raadgevend Comité aanbelangen.

    17. De Raad voor postexploitatie kan zonder stemrecht op zijn vergaderingen uitnodigen :

    17.1 elke internationale instelling of iedere geschikte persoon die hij bij de werkzaamheden wenst te betrekken;

    17.2 elke Lidstaat die niet tot de Raad voor postexploitatie behoort;

    17.3 elke vereniging of onderneming die hij wenst te raadplegen over kwesties betreffende zijn werkzaamheden.

    Artikel V

    (Gewijzigd artikel 105)

    Informatie over de werkzaamheden van de Raad voor postexploitatie

    1. Na iedere zitting brengt de Raad voor postexploitatie de lidstaten, hun aangewezen operatoren, de Beperkte Verenigingen en de leden van het Raadgevend Comité op de hoogte van zijn werkzaamheden door hen met name een beknopt verslag, alsook zijn resoluties en zijn beslissingen toe te zenden.

    2. De Raad voor postexploitatie stelt ten behoeve van de Administratieve Raad een jaarverslag over zijn werkzaamheden op.

    3. De Raad voor postexploitatie stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn werkzaamheden en verzendt dit, ten minste twee maanden vóór de opening van het Congres, aan de lidstaten, aan hun aangewezen operatoren en aan de leden van het Raadgevend Comité.

    Artikel VI

    (gewijzigd artikel 106)

    Samenstelling, werking en bijeenkomsten van het Raadgevend Comité

    1. Het Raadgevend Comité heeft als doel de belangen van de postsector in de ruime zin te vertegenwoordigen en een kader te vormen voor een doeltreffende dialoog tussen de belanghebbende partijen. Het omvat niet-gouvernementele organisaties die optreden als vertegenwoordigers van klanten, leveranciers van distributiediensten, werknemersorganisaties, leveranciers van goederen en diensten die werken voor de sector van de postdiensten, en soortgelijke organen die particulieren verenigen, alsook ondernemingen die wensen bij te dragen tot de vervulling van de opdracht en van de doelstellingen van de Vereniging. Als deze organisaties zich hebben geregistreerd, dan moeten zij dat hebben gedaan in een lidstaat van de Vereniging. De Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie wijzen hun respectieve leden aan die als lid zitting hebben in het Raadgevend Comité. Behalve voor de leden die zijn aangewezen door de Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie, wordt over het lidmaatschap van het Raadgevend Comité beslist na een procedure van aanvraag en goedkeuring, die werd opgesteld door de Administratieve Raad en conform artikel 102.6.31 wordt uitgevoerd.

    2. Elk lid van het Raadgevend Comité wijst zijn eigen vertegenwoordiger aan.

    3. De werkingskosten van het Raadgevend Comité worden verdeeld tussen de Vereniging en de leden van het Comité, overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die werden vastgelegd door de Administratieve Raad.

    4. De leden van het Raadgevend Comité ontvangen geen enkele bezoldiging of vergoeding.

    5. Het Raadgevend Comité wordt na elk Congres gereorganiseerd, volgens het kader dat door de Administratieve Raad is opgesteld. De voorzitter van de Administratieve Raad zit de organisatievergadering van het Raadgevend Comité voor, waarop men de voorzitter van het genoemde Comité verkiest.

    6. Het Raadgevend Comité bepaalt zijn interne organisatie en stelt zijn eigen huishoudelijk reglement op, rekening houdende met de algemene principes van de Vereniging en onder voorbehoud van een goedkeuring door de Administratieve Raad, na raadpleging van de Raad voor postexploitatie.

    7. Het Raadgevend Comité komt tweemaal per jaar samen. In principe hebben de vergaderingen plaats op de zetel van de Vereniging tijdens de zittingen van de Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie. De datum en de plaats van elke vergadering worden door de voorzitter van het Raadgevend Comité vastgelegd, met instemming van de voorzitters van de administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie en de directeur-generaal van het Internationaal Bureau.

    8. Het Raadgevend Comité stelt zijn eigen programma op in het kader van de hieronder opgesomde bevoegdheden :

    8.1 de relevante documenten en rapporten van de Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie onderzoeken; in uitzonderlijke omstandigheden kan het recht om bepaalde teksten en documenten te ontvangen worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of het document dat vereist; de beslissing over een dergelijke beperking kan door elk betrokken orgaan of zijn voorzitter per geval worden genomen; de verschillende gevallen worden aan de Administratieve Raad gemeld, alsook aan de Raad voor postexploitatie wanneer het kwesties betreft die van bijzonder belang zijn voor dit orgaan; daarna kan de Administratieve Raad, wanneer hij dit nodig acht, in overleg met de Raad voor postexploitatie de beperkingen heronderzoeken wanneer dat wenselijk is;

    8.2 onderzoek verrichten en discussies voeren over belangrijke kwesties voor de leden van het Raadgevend Comité;

    8.3 kwesties onderzoeken met betrekking tot de sector van de postdiensten en verslag uitbrengen over die kwesties;

    8.4 bijdragen tot de werkzaamheden van de Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie, met name door het presenteren van verslagen en aanbevelingen, en door het formuleren van adviezen op verzoek van de twee Raden;

    8.5 aanbevelingen formuleren aan het Congres, onder voorbehoud van de goedkeuring door de Administratieve Raad en, voor de kwesties die de Raad voor postexploitatie aanbelangen, door middel van onderzoek en evaluatie door deze Raad.

    9. De voorzitter van de Administratieve Raad en de voorzitter van het Raadgevend Comité vertegenwoordigen deze organen op de vergaderingen van het Raadgevend Comité wanneer de agenda punten bevat die de genoemde organen aanbelangen.

    10. Om een doeltreffende samenhang met de organen van de Vereniging te garanderen, kan het Raadgevend Comité vertegenwoordigers aanwijzen om als waarnemers zonder stemrecht de vergaderingen van het Congres, van de Administratieve Raad en van de Raad voor postexploitatie, alsook van hun respectieve Commissies bij te wonen.

    11. Op hun verzoek kunnen de leden van het Raadgevend Comité deelnemen aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Administratieve Raad en van de Raad voor postexploitatie, conform de artikelen 102.16 en 104.12. Zij kunnen ook deelnemen aan de werkzaamheden van de Projectgroepen en de Werkgroepen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 102.18 en 104.14. De leden van het Raadgevend Comité kunnen als waarnemers zonder stemrecht deelnemen aan het Congres.

    12. Op hun verzoek kunnen de hieronder vermelde waarnemers zonder stemrecht deelnemen aan de zittingen van het Raadgevend Comité :

    12.1 leden van de Administratieve Raad en van de Raad voor Postexploitatie;

    12.2 intergouvernementele organisaties die belang stellen in de werkzaamheden van het Raadgevend Comité;

    12.3 Beperkte Verenigingen;

    12.4 andere lidstaten van de Vereniging.

    13. Om logistieke redenen kan het Raadgevend Comité het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Het kan tevens hun spreekrecht tijdens besprekingen beperken.

    14. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt wanneer de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; de beslissing hierover kan per geval worden genomen door elk betrokken orgaan of door de voorzitter ervan; de verschillende gevallen worden gemeld aan de Administratieve Raad en aan de Raad voor postexploitatie wanneer het aangelegenheden betreft waarbij dit orgaan een bijzonder belang heeft. Vervolgens kan de Administratieve Raad, indien hij dit nodig acht, in overleg met de Raad voor postexploitatie de beperkingen heronderzoeken, wanneer dat wenselijk is.

    15. Het Internationaal Bureau neemt het secretariaat van het Raadgevend Comité waar onder de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal.

    Artikel VII

    (Gewijzigd artikel 107)

    Informatie over de werkzaamheden van het Raadgevend Comité

    1. Na iedere zitting brengt het Raadgevend Comité de Administratieve Raad en de Raad voor postexploitatie op de hoogte van zijn werkzaamheden door aan de voorzitters van deze organen onder andere een analytisch beknopt verslag van zijn vergaderingen, alsook zijn aanbevelingen en adviezen toe te zenden.

    2. Het Raadgevend Comité stelt ten behoeve van de Administratieve Raad een jaarlijks activiteitenverslag op en zendt hiervan een exemplaar naar de Raad voor postexploitatie. Dit verslag wordt opgenomen in de documentatie van de Administratieve Raad die verstrekt wordt aan de lidstaten, aan hun aangewezen operatoren en aan de Beperkte Verenigingen, conform artikel 103.

    3. Het Raadgevend Comité stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn werkzaamheden en verzendt dit, ten minste twee maanden vóór de opening van het Congres, aan de lidstaten en aan hun aangewezen operatoren.

    Artikel VIII

    (Gewijzigd artikel 110)

    Talen gebruikt voor de documentatie, de beraadslagingen en de dienstbriefwisseling

    1. Voor de documentatie van de Vereniging worden het Frans, het Engels, het Arabisch en het Spaans gebruikt. Ook het Duits, het Chinees, het Portugees en het Russisch worden gebruikt, op voorwaarde dat dit gebruik beperkt blijft tot de belangrijkste basisdocumentatie. Andere talen worden eveneens gebruikt, op voorwaarde dat de lidstaten die hierom verzoeken zelf alle kosten dragen.

    2. De Lidstaat of Lidstaten die een andere taal dan de officiële hebben gevraagd, vormen een taalgroep.

    3. De documentatie wordt door het Internationaal Bureau gepubliceerd in de officiële taal en in de talen van de gevormde taalgroepen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de gewestelijke kantoren van deze groepen, overeenkomstig de met het Internationaal Bureau overeengekomen regels. De publicatie in de verschillende talen geschiedt op dezelfde manier.

    4. De rechtstreeks door het Internationaal Bureau gepubliceerde documentatie wordt in de mate van het mogelijke, gelijktijdig in de verschillende gevraagde talen verspreid.

    5. De briefwisseling tussen de lidstaten of hun aangewezen operatoren en het Internationaal Bureau, en tussen dit laatste en derden, kan geschieden in elke taal waarvoor het Internationaal Bureau over een vertaaldienst beschikt.

    6. De kosten voor de vertaling naar ongeacht welke taal, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen onder punt 5, worden gedragen door de taalgroep die om deze taal heeft verzocht. De lidstaten die de officiële taal gebruiken betalen voor de vertaling van de niet-officiële documenten een vaste bijdrage waarvan het bedrag per bijdrage-eenheid gelijk is aan het bedrag dat wordt gedragen door de lidstaten die gebruikmaken van de andere werktaal van het Internationaal Bureau. Alle andere kosten voor de levering van documenten worden door de Vereniging gedragen. Het plafond van de door de Vereniging te dragen kosten voor het opstellen van de documenten in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch wordt bepaald door een resolutie van het Congres.

    7. De door een taalgroep te dragen kosten worden onder de leden van die groep verdeeld in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Vereniging. Die kosten kunnen volgens een andere verdeelsleutel onder de leden van de taalgroep worden verdeeld, op voorwaarde dat de betrokken Lidstaten hierover overeenstemming bereiken en hun beslissing via de woordvoerder van de groep aan het Internationaal Bureau kenbaar maken.

    8. Het Internationaal Bureau geeft na een maximumtermijn van twee jaar gevolg aan elke wijziging van de taalkeuze die door een Lidstaat wordt gevraagd.

    9. Voor de beraadslagingen van de bijeenkomsten van de organen van de Vereniging, worden het Frans, Engels, Spaans en Russisch aanvaard, mits er een tolksysteem is — met of zonder elektronische uitrusting —, waarvan de keuze na overleg met de directeur-generaal van het Internationaal Bureau en de betrokken lidstaten wordt overgelaten aan de organisatoren van de bijeenkomst.

    10. Voor de in punt 9 aangeduide beraadslagingen en vergaderingen zijn ook andere talen toegestaan.

    11. De afvaardigingen die andere talen gebruiken, zorgen voor de simultaanvertaling in één van de talen vermeld onder punt 9, hetzij door middel van het in dezelfde paragraaf vermelde systeem, indien de nodige technische wijzigingen kunnen worden aangebracht, hetzij door privétolken.

    12. De kosten van de tolkdiensten worden verdeeld onder de lidstaten die dezelfde taal gebruiken, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Vereniging. De kosten voor de installatie en het onderhoud van de technische uitrusting worden daarentegen door de Vereniging gedragen.

    13. De lidstaten en/of hun aagewezen operatoren kunnen overeenkomen welke taal voor de briefwisseling in hun wederzijdse betrekkingen moet worden gebruikt. Bij gebrek aan een dergelijke overeenkomst dient de Franse taal te worden gebruikt.

    Artikel IX

    (Gewijzigd artikel 112)

    Bevoegdheden van de directeur-generaal

    1. De directeur-generaal organiseert, beheert en leidt het Internationaal Bureau waarvan hij de wettelijke vertegenwoordiger is. Hij is bevoegd om de ambten met de graden G 1 tot D 2 in te delen en ambtenaren tot deze graden te benoemen of te bevorderen. Voor de benoemingen tot de graden P 1 tot D 2 dient hij de beroepsbekwaamheid in aanmerking te nemen van de kandidaten die aanbevolen zijn door de lidstaten waarvan ze de nationaliteit hebben, of waar zij hun beroep uitoefenen, rekening houdende met een billijke geografische spreiding over de continenten en de talen. De betrekkingen met de graad D 2 moeten in de mate van het mogelijke worden voorbehouden aan de kandidaten die afkomstig zijn uit verschillende regio's en andere regio's dan die van de directeur-generaal en de vicedirecteur-generaal, waarbij vooral aan de efficiëntie van het Internationaal Bureau wordt gedacht. Wanneer voor een ambt bijzondere kwalificaties vereist zijn, mag de directeur-generaal een beroep doen op externe deskundigen. Bij de benoeming van een nieuwe ambtenaar houdt hij er tevens rekening mee dat de personen die de ambten van de graden D 2, D 1 en P 5 bekleden, in principe onderdaan dienen te zijn van de verschillende lidstaten van de Vereniging. Bij de bevordering van een ambtenaar van het Internationaal Bureau tot de graden D 2, D 1 en P 5, is hij niet gehouden aan de toepassing van hetzelfde principe. Bovendien komen tijdens de aanwervingsprocedure de eisen inzake een billijke geografische en taalgebonden spreiding na de verdienste. De directeur-generaal licht de administratieve Raad eenmaal per jaar in over de benoemingen en de bevorderingen tot de graden P 4 tot D 2.

    2. De directeur-generaal heeft de volgende bevoegdheden :

    2.1 de functies waarnemen van bewaarder van de Akten van de Vereniging en van tussenpersoon in de toetredings- en toelatingsprocedure van de Vereniging, alsook in haar uittredingsprocedure;

    2.2 alle regeringen van de lidstaten op de hoogte brengen van de beslissingen die het Congres genomen heeft;

    2.3 aan alle lidstaten en aan hun aangewezen operatoren de door de Raad voor postexploitatie aangenomen of herziene reglementen meedelen;

    2.4 op het laagst mogelijke niveau dat met de behoeften van de Vereniging verenigbaar is, het ontwerp van het jaarlijkse budget van de Vereniging voorbereiden en dit te gelegener tijd voor onderzoek aan de Administratieve Raad voorleggen; na goedkeuring door de Administratieve Raad het budget meedelen aan de lidstaten van de Vereniging en het vervolgens uitvoeren;

    2.5 de specifieke werkzaamheden uitvoeren die door de organen van de Vereniging worden gevraagd en de taken die de Akten eraan toewijzen;

    2.6 de initiatieven nemen om de door de organen van de Vereniging vooropgestelde doelstellingen te bereiken, in het kader van het vastgelegde beleid en de beschikbare fondsen;

    2.7 suggesties en voorstellen aan de Administratieve Raad of aan de Raad voor postexploitatie voorleggen;

    2.8 na afloop van het Congres, aan de Raad voor postexploitatie voorstellen doen betreffende de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de reglementen vanwege beslissingen van het Congres, conform het Huishoudelijk Reglement van de Raad voor POSTEXPLOITATIE;

    2.9 ten behoeve van de Administratieve Raad en volgens de richtlijnen gegeven door de Raden, het ontwerp van strategisch plan voorbereiden dat aan het Congres dient te worden voorgelegd;

    2.10 ter goedkeuring door de Administratieve Raad een vierjaarlijks rapport opstellen over de resultaten van de lidstaten inzake uitvoering van de door het vorige Congres goedgekeurde strategie van de Vereniging, dat aan het volgende Congres zal worden voorgelegd;

    2.11 de Vereniging vertegenwoordigen;

    2.12 als tussenpersoon optreden in de betrekkingen tussen :

    — de WPV en de Beperkte Verenigingen;

    — de WPV en de Organisatie van de Verenigde Naties;

    — de WPV en de internationale organisaties waarvan de activiteiten van belang zijn voor de Vereniging;

    — de WPV en de internationale instellingen, verenigingen of ondernemingen die de organen van de Vereniging wensen te raadplegen of bij hun werkzaamheden te betrekken;

    2.13 de functie waarnemen van secretaris-generaal van de organen van de Vereniging en uit hoofde hiervan, rekening houdende met de bijzondere bepalingen van dit Reglement, waken over :

    — de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Vereniging;

    — de uitwerking, het maken en de verdeling van de documenten, verslagen en processen-verbaal;

    — de werking van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Vereniging;

    2.14 de zittingen van de organen van de Vereniging bijwonen en zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.

    Artikel X

    (Gewijzigd artikel 114)

    Secretariaat van de organen van de Vereniging (Stichtingsakte, artikelen 14, 15, 17, 18)

    Het secretariaat van de organen van de Vereniging wordt waargenomen door het Internationaal Bureau onder de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal. Het zendt alle documenten die ter gelegenheid van elke zitting worden gepubliceerd naar de lidstaten van het orgaan en aan hun aangewezen operatoren die, zonder lid te zijn van het orgaan, meewerken aan de aangevatte studies, alsook aan de Beperkte Verenigingen en aan de andere lidstaten en aan hun aangewezen operatoren die erom verzoeken.

    Artikel XI

    (Gewijzigd artikel 116)

    Inlichtingen. Adviezen. Verzoeken om interpretatie en wijziging van de Akten. Onderzoeken. Tussenkomst in de vereffening van de rekeningen (Stichtingsakte, artikel 20, Algemeen Reglement, artikelen 124, 125, 126)

    1. Het Internationaal Bureau houdt zich steeds ter beschikking van de Administratieve Raad, van de Raad voor postexploitatie, van de lidstaten en van hun aangewezen operatoren om hen alle nuttige inlichtingen te verstrekken over de kwesties in verband met de dienst.

    2. Het Bureau wordt vooral belast met het verzamelen, coördineren, publiceren en verspreiden van inlichtingen van alle aard die de internationale postdienst aanbelangen; met het geven van advies over geschillen op verzoek van de betrokken partijen; met het gevolg geven aan de verzoeken om interpretatie en wijziging van de Akten van de Vereniging en, in het algemeen, met het verrichten van onderzoek en het uitvoeren van activiteiten inzake redactie of documentatie die de genoemde Akten eraan toewijzen of waarmee het zou worden gelast in het belang van de Vereniging.

    3. Het neemt eveneens deel aan de onderzoeken die door de lidstaten en door hun aangewezen operatoren gevraagd worden om de mening van de andere lidstaten en van hun aangewezen operatoren over een bepaalde kwestie te kennen. Het resultaat van een onderzoek heeft niet het karakter van een stemming en is niet formeel bindend.

    4. Het mag optreden als verrekenkantoor voor de vereffening van rekeningen van alle aard met betrekking tot de postdienst.

    Artikel XII

    Formulieren geleverd door het Internationaal Bureau (Stichtingsakte, artikel 20)

    Het Internationaal Bureau heeft tot taak de internationale antwoordcoupons te vervaardigen en de lidstaten of hun aangewezen operatoren die erom verzoeken, hiermee tegen kostprijs te bevoorraden.

    Artikel XIII

    (Gewijzigd artikel 119)

    Akten van de Beperkte Verenigingen en bijzondere overeenkomsten (Stichtingsakte, artikel 8)

    1. Twee exemplaren van de Akten van de Beperkte Verenigingen en van de bijzondere overeenkomsten die overeenkomstig artikel 8 van de Stichtingsakte werden afgesloten, moeten aan het Internationaal Bureau worden toegestuurd door de bureaus van deze Verenigingen of, bij gebrek daaraan, door een van de contracterende partijen.

    2. Het Internationaal Bureau waakt erover dat de Akten van de Beperkte Verenigingen en de bijzondere overeenkomsten niet in voorwaarden voorzien die voor het publiek minder gunstig zijn dan die welke zijn vastgelegd in de Akten van de Vereniging, en stelt de lidstaten en hun aangewezen operatoren in kennis van het bestaan van de Verenigingen en de bovenvermelde overeenkomsten. Krachtens deze bepaling brengt het de Administratieve Raad op de hoogte van elke vastgestelde onregelmatigheid.

    Artikel XIV

    (Gewijzigd artikel 121)

    Tweejaarlijks verslag over de werkzaamheden van de Vereniging (Stichtingsakte, artikel 20, Algemeen Reglement artikel 102.6.17)

    Het Internationaal Bureau maakt over de activiteiten van de Vereniging een tweejaarlijks verslag op dat na goedkeuring door de Administratieve Raad wordt bezorgd aan de lidstaten en hun aangewezen operatoren, aan de Beperkte Verenigingen en aan de Organisatie van de Verenigde Naties.

    Artikel XV

    (Gewijzigd artikel 122)

    Procedure voor het indienen van voorstellen aan het Congres (Stichtingsakte, artikel 29)

    1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen vermeld onder de punten 2 en 5, regelt de hieronder vermelde procedure het indienen van de voorstellen van alle aard die door de lidstaten aan het Congres moeten worden voorgelegd :

    a)  voorstellen die ten minste zes maanden vóór de datum die voor het Congres is vastgelegd bij het Internationaal Bureau toekomen, worden aangenomen;

    b) er wordt geen enkel voorstel van redactionele aard aangenomen gedurende de periode van zes maanden die aan de vastgestelde datum voor het Congres voorafgaat;

    c) inhoudelijke voorstellen die bij het Internationaal Bureau toekomen tijdens de periode tussen zes en vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum, worden slechts aangenomen indien ze door ten minste twee lidstaten worden gesteund;

    d) inhoudelijke voorstellen die bij het Internationaal Bureau toekomen tijdens de periode tussen vier en twee maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum, worden slechts aangenomen wanneer ze worden gesteund door ten minste acht Lidstaten; de voorstellen die later toekomen worden niet meer aangenomen;

    e) steunverklaringen moeten bij het Internationaal Bureau toekomen binnen dezelfde termijn als de voorstellen waarop ze betrekking hebben.

    2. Voorstellen betreffende de Stichtingsakte of het Algemeen Reglement moeten ten minste zes maanden vóór de opening van het Congres bij het Internationaal Bureau toekomen; diegene die na deze datum toekomen, doch vóór de opening van het Congres, kunnen slechts in overweging worden genomen indien het Congres aldus beslist bij tweederdemeerderheid van de op het Congres vertegenwoordigde landen en indien de voorwaarden onder punt 1 worden nageleefd.

    3. Ieder voorstel mag in principe slechts één doel hebben en slechts de wijzigingen bevatten die voor dit doel gerechtvaardigd zijn. Tevens moet samen met elk voorstel dat voor de Vereniging aanzienlijke uitgaven met zich kan brengen, de financiële weerslag ervan worden meegedeeld, zoals opgesteld in overleg met het Internationaal Bureau door de Lidstaat die het voorstel doet, om de financiële middelen te bepalen die nodig zijn voor de uitvoering ervan.

    4. De voorstellen van redactionele aard worden door de lidstaten die ze indienen bovenaan voorzien van de vermelding « Proposition d'ordre rédactionnel » (Voorstel van redactionele aard) en ze worden door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer gevolgd door de letter R. De voorstellen waarop deze vermelding niet voorkomt, maar die volgens het Internationaal Bureau slechts op de redactie betrekking hebben, worden gepubliceerd met een passende aantekening; het Internationaal Bureau maakt ten behoeve van het Congres een lijst op van deze voorstellen.

    5. De onder de punten 1 en 4 voorgeschreven procedure is niet van toepassing op de voorstellen betreffende het Huishoudelijk Reglement van de Congressen, noch op de amendementen op reeds gedane voorstellen.

    Artikel XVI

    (Gewijzigd artikel 123)

    Procedure voor het indienen bij de Raad voor postexploitatie van voorstellen betreffende nieuwe reglementen rekening houdende met de beslissingen die door het Congres zijn genomen

    1. De Reglementen van de Wereldpostconventie en van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post worden door de Raad voor postexploitatie vastgesteld, rekening houdende met de beslissingen van het Congres.

    2. De voorstellen waarmee gevolg wordt gegeven aan de voorgestelde amendementen op de Conventie en op de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post moeten worden voorgelegd aan het Internationaal Bureau, op hetzelfde ogenblik als de voorstellen aan het Congres waarop ze betrekking hebben. Ze kunnen worden voorgelegd door één enkele Lidstaat zonder de steun van andere lidstaten. Die voorstellen moeten uiterlijk een maand voor het Congres aan alle lidstaten worden verzonden.

    3. De andere voorstellen betreffende de reglementen, die geacht worden te zijn onderzocht door de Raad voor postexploitatie met het oog op het uitwerken van de nieuwe Reglementen binnen zes maanden na het Congres, moeten ten minste twee maanden voor het Congres worden voorgelegd aan het Internationaal Bureau.

    4. De voorstellen met betrekking tot aan te brengen wijzigingen in reglementen als gevolg van beslissingen van het Congres, die voorgelegd zijn door de lidstaten, moeten het Internationaal Bureau hebben bereikt uiterlijk twee maanden voor de opening van de Raad voor postexploitatie. Die voorstellen moeten uiterlijk een maand voor de opening van de Raad voor postexploitatie aan alle lidstaten en aan hun aangewezen operatoren worden verzonden.

    Artikel XVII

    (Gewijzigd artikel 124)

    Procedure voor het indienen van voorstellen tussen twee Congressen in (Stichtingsakte, artikel 29, Algemeen Reglement artikel 116)

    1. Om in aanmerking te komen, moet elk voorstel betreffende de Conventie of de Overeenkomsten, ingediend door een Lidstaat tussen twee Congressen in, door ten minste twee andere lidstaten worden gesteund. Aan deze voorstellen wordt geen gevolg gegeven wanneer het Internationaal Bureau niet tegelijkertijd de nodige steunverklaringen ontvangt.

    2. Deze voorstellen worden via het Internationaal Bureau aan de andere lidstaten gericht.

    3. De voorstellen met betrekking tot de reglementen moeten niet worden gesteund, maar worden door de Raad voor postexploitatie slechts in aanmerking genomen indien deze instemt met de dringende noodzakelijkheid van de voorstellen.

    Artikel XVIII

    (Gewijzigd artikel 125)

    Onderzoek van de voorstellen tussen twee Congressen in (Stichtingsakte, artikel 29, Algemeen Reglement, artikelen 116, 124)

    1. Elk voorstel betreffende de Conventie, de Overeenkomsten en hun Slotprotocollen wordt aan de volgende procedure onderworpen : wanneer een lidstaat een voorstel heeft verstuurd naar het Internationaal Bureau, dan zendt deze dit voorstel voor onderzoek over aan alle lidstaten. Zij beschikken over een termijn van twee maanden om het voorstel te onderzoeken en in voorkomend geval hun opmerkingen te versturen naar het Internationaal Bureau. Amendementen zijn niet toegestaan. Na afloop van die termijn van twee maanden, zendt het Internationaal Bureau aan de lidstaten alle opmerkingen over die het heeft ontvangen en nodigt het alle lidstaten met stemrecht uit om voor of tegen dit voorstel te stemmen. De lidstaten die hun stem binnen een termijn van twee maanden niet hebben verstuurd, worden verondersteld zich te hebben onthouden. De voornoemde termijnen gaan in vanaf de datum van de rondzendbrieven van het Internationaal Bureau.

    2. De voorstellen tot wijziging van de reglementen worden behandeld door de Raad voor postexploitatie.

    3. Indien het voorstel betrekking heeft op een Overeenkomst of op het Slotprotocol ervan, mogen slechts de lidstaten die tot die Overeenkomst zijn toegetreden, aan de onder punt 1 vermelde verrichtingen deelnemen.

    Artikel XIX

    (Gewijzigd artikel 126)

    Kennisgeving van de beslissingen die tussen twee Congressen in zijn genomen (Stichtingsakte, artikel 29, Algemeen Reglemen, artikelen 124, 125)

    1. De wijzigingen in de Conventie, de Overeenkomsten en de Slotprotocollen van deze Akten, worden bekrachtigd door middel van kennisgeving vanwege de directeur-generaal van het Internationaal Bureau aan de regeringen van de lidstaten.

    2. De wijzigingen die door de Raad voor postexploitatie werden aangebracht in de Reglementen en de Slotprotocollen ervan, worden door het Internationaal Bureau ter kennis van de lidstaten en van hun aangewezen operatoren gebracht. Hetzelfde geldt voor de interpretaties bedoeld in artikel 36.3.2 van de Conventie en in de bepalingen van de Overeenkomsten die er betrekking op hebben.

    Artikel XX

    (Gewijzigd artikel 128)

    En vereffening van de uitgaven van de Vereniging (Stichtingsakte, artikel 22)

    1. Onder voorbehoud van de bepalingen onder de punten 2 tot 6, mogen de jaarlijkse uitgaven met betrekking tot de werkzaamheden van de organen van de Vereniging, voor de jaren 2009 en volgende de hierna vermelde sommen niet overschrijden : 37 000 000 Zwitserse frank voor 2009 en 2010, 37 235 000 Zwitserse frank voor 2011 en 2012. De basisgrens voor het jaar 2012 is eveneens toepasselijk op de latere jaren, indien het voor 2012 geplande Congres zou worden verdaagd.

    2. De uitgaven met betrekking tot de vergadering van het volgende Congres (verplaatsing van het secretariaat, vervoerskosten, kosten voor de technische inrichting voor simultaanvertaling, kosten voor het kopiëren van de documenten tijdens het Congres, enz.) mogen de grens van 2 900 000 Zwitserse frank niet overschrijden.

    3. De Administratieve Raad is gemachtigd om de onder de punten 1 en 2 vastgelegde grenzen te overschrijden om rekening te houden met de verhoging van de weddenschalen, van de pensioenbijdragen of vergoedingen, hierin begrepen de vergoedingen eigen aan de functie, die door de Verenigde Naties aanvaard worden om te worden toegepast op zijn personeel dat in Genève werkt.

    4. De Administratieve Raad is tevens gemachtigd om elk jaar het bedrag van de uitgaven, andere dan die welke betrekking hebben op het personeel, aan te passen op basis van het Zwitserse indexcijfer van de consumptieprijzen.

    5. In afwijking van de bepalingen van punt 1 mag de administratieve Raad, of in hoogdringende gevallen de directeur-generaal, toestaan dat de vastgestelde grenzen worden overschreden om het hoofd te bieden aan belangrijke en onvoorziene herstellingen aan het gebouw van het Internationaal Bureau, evenwel zonder dat de jaarlijkse overschrijding hoger is dan 125 000 Zwitserse frank.

    6. Indien de onder de punten 1 en 2 bepaalde kredieten onvoldoende zouden blijken voor de goede werking van de Vereniging, mogen deze grenzen slechts overschreden worden met de goedkeuring van de meerderheid der lidstaten van de Vereniging. Iedere raadpleging moet een volledige uiteenzetting bevatten van de feiten die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.

    7. De landen die tot de Vereniging toetreden of die als lid van de Vereniging toegelaten worden, alsook die welke uit de Vereniging treden, dienen voor het volledige jaar waarin hun toelating of uittreding effectief wordt, hun bijdrage te betalen.

    8. De lidstaten betalen hun bijdragen aan de jaarlijkse uitgaven van de Vereniging vooraf, op basis van het budget dat door de Administratieve Raad werd vastgelegd. Deze bijdragen moeten uiterlijk op de eerste dag van het boekjaar waarop het budget betrekking heeft, worden betaald. Na deze termijn brengen de verschuldigde bedragen ten voordele van de Vereniging interesten op, tegen 6 % per jaar vanaf de vierde maand.

    9. Wanneer de achterstallige verplichte bijdragen, interesten niet meegerekend, die een lidstaat aan de Vereniging verschuldigd is, gelijk zijn aan of hoger dan de som van de bijdragen van die Lidstaat voor de twee voorgaande boekjaren, kan die Lidstaat onherroepelijk zijn schuldvorderingen op andere lidstaten geheel of gedeeltelijk aan de Vereniging overdragen, volgens voorwaarden die door de Administratieve Raad worden vastgesteld. De voorwaarden inzake overdracht van schuldvorderingen moeten worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de Lidstaat, zijn schuldenaars/schuldeisers en de Vereniging.

    10. Lidstaten waarvoor een dergelijke overdracht om juridische of andere redenen onmogelijk is, verbinden zich ertoe een plan te aanvaarden voor de aflossingen van hun achterstallige schulden.

    11. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, mag de inning van achterstallige verplichte bijdragen die aan de Vereniging verschuldigd zijn niet langer duren dan tien jaar.

    12. In uitzonderlijke gevallen kan de Administratieve Raad een Lidstaat geheel of gedeeltelijk van de verschuldigde interesten vrijstellen indien die lidstaat in hoofdsom de gehele achterstallige schuld heeft aangezuiverd.

    13. In het kader van een aflossingsplan voor zijn achterstallige schuld dat werd goedgekeurd door de Administratieve Raad, kan een Lidstaat eveneens geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van zijn opgestapelde of nog komende interesten; de vrijstelling is evenwel onderworpen aan de volledige en stipte uitvoering van het aflossingsplan binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaar.

    14. Om het geldtekort van de Vereniging te ondervangen, wordt een Reservefonds opgericht waarvan het bedrag bepaald wordt door de Administratieve Raad. Dit Fonds wordt in de eerste plaats gespijsd door de budgettaire overschotten. Het kan eveneens dienen om het budget in evenwicht te brengen of om de bijdragen van de lidstaten te verminderen.

    15. Wat de geldtekorten van voorbijgaande aard betreft, geeft de regering van de Zwitserse Bondsstaat op korte termijn de nodige voorschotten volgens voorwaarden die in gemeenschappelijk overleg moeten worden bepaald. Deze regering waakt, binnen de kredietgrenzen die door het Congres werden vastgelegd, kosteloos over het bijhouden van de financiële rekeningen en over de boekhouding van het Internationaal Bureau.

    16. De onder de punten 9 tot 13 vermelde bepalingen gelden mutatis mutandis voor de vertaalkosten die door het Internationaal Bureau worden gefactureerd aan de lidstaten die bij de taalgroepen aangesloten zijn.

    Artikel XXI

    (Gewijzigd artikel 130)

    Bijdrageklassen  (Stichtingsakte, artikel 21, Algemeen Reglement, artikelen 115, 128)

    1. De lidstaten dragen, volgens de bijdrageklasse waartoe ze behoren, bij tot het dekken van de uitgaven van de Vereniging. Deze klassen zijn :

    — klasse van 50 eenheden;

    — klasse van 45 eenheden;

    — klasse van 40 eenheden;

    — klasse van 35 eenheden;

    — klasse van 30 eenheden;

    — klasse van 25 eenheden;

    — klasse van 20 eenheden;

    — klasse van 15 eenheden;

    — klasse van 10 eenheden;

    — klasse van 5 eenheden;

    — klasse van 3 eenheden;

    — klasse van 1 eenheid;

    — klasse van 0,5 eenheid, voorbehouden aan de minst ontwikkelde landen die door de Organisatie van de Verenigde Naties worden opgesomd en aan andere landen die door de administratieve Raad werden aangewezen.

    2. Naast de onder punt 1 opgesomde bijdrageklassen heeft elke Lidstaat de keuze om gedurende een minimumperiode die overeenkomt met die welke tussen twee Congressen loopt een aantal bijdrage-eenheden te betalen dat hoger is dan de bijdrageklasse waartoe hij behoort. Deze verandering wordt uiterlijk tijdens het Congres aangekondigd. Op het einde van de periode tussen twee Congressen keert de Lidstaat automatisch terug naar zijn oorspronkelijke aantal bijdrage-eenheden, behalve indien hij beslist een hoger aantal bijdrage-eenheden te blijven betalen. De betaling van extra eenheden verhoogt de uitgaven in gelijke mate.

    3. De lidstaten worden op het ogenblik van hun aanvaarding of toetreding tot de Vereniging, gerangschikt in één van de voornoemde bijdrageklassen volgens de procedure vermeld in artikel 21.4 van de Stichtingsakte.

    4. De lidstaten kunnen achteraf naar een lagere bijdrageklasse overstappen op voorwaarde dat het verzoek om verandering ten minste twee maanden vóór de opening van het Congres aan het Internationaal Bureau wordt verstuurd. Het Congres verstrekt een niet-bindend advies over die verzoeken om verandering van bijdrageklasse. Het staat de Lidstaat vrij om het advies van het Congres te volgen. De definitieve beslissing van de Lidstaat moet voor het einde van het Congres aan het secretariaat van het Internationaal Bureau worden overgezonden. Dit verzoek om verandering treedt in werking op de datum dat de financiële bepalingen die door het Congres werden uitgevaardigd, van kracht worden. Lidstaten die hun wens om van bijdrageklasse te veranderen niet binnen de voorgeschreven termijn hebben meegedeeld, blijven gerangschikt in de bijdrageklasse waartoe zij tot dan toe behoorden.

    5. De lidstaten mogen niet eisen om in een keer meer dan één klasse lager gerangschikt te worden.

    6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen, die internationale hulpprogramma's vereisen, kan de Administratieve Raad één enkele keer tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat een tijdelijke rangschikking in een lagere bijdrageklasse toestaan, indien deze Lidstaat kan bewijzen dat het niet langer de oorspronkelijk gekozen bijdrage kan betalen. In dezelfde omstandigheden kan de Administratieve Raad ook de tijdelijke rangschikking in een lagere bijdrageklasse toestaan voor de lidstaten die niet behoren tot de categorie van de minst ontwikkelde landen en die reeds gerangschikt zijn in de klasse van 1 eenheid door ze te laten overgaan naar de klasse van 0,5 eenheid.

    7. Overeenkomstig de bepalingen onder punt 6 kan de tijdelijke rangschikking in een lagere bijdrageklasse door de Administratieve Raad worden toegestaan voor een maximumperiode van twee jaar of tot aan het volgende Congres, indien dit plaatsvindt voor het einde van die periode. Na het verstrijken van de vastgestelde periode, keert het betrokken land automatisch terug naar de aanvankelijke klasse.

    8. In afwijking van de bepalingen onder de punten 4 en 5 zijn verhogingen van klasse aan geen enkele beperking onderworpen.

    Artikel XXII

    (Gewijzigd artikel 131)

    Betaling van de benodigdheden van het Internationaal Bureau (Algemeen Reglement, artikel 118)

    De benodigdheden die het Internationaal Bureau tegen betaling aan de lidstaten en aan hun aangewezen operatoren levert, moeten zo spoedig mogelijk betaald worden, en op zijn laatst binnen zes maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de rekening door het Bureau werd verzonden. Na deze termijn brengen de verschuldigde bedragen, ten voordele van de Vereniging, interesten op tegen 5 % per jaar, te rekenen vanaf de dag waarop deze termijn verstrijkt.

    Artikel XXIII

    (Gewijzigd artikel 132)

    Arbitrageprocedure (Stichtingsakte, artikel 32)

    1. In geval van betwisting, te regelen door een arbitrage, kiest elk van de betrokken lidstaten een Lidstaat die niet rechtstreeks bij het geschil betrokken is. Wanneer verscheidene lidstaten met elkaar een zaak gemeen hebben, worden zij voor de toepassing van deze bepaling als slechts één Lidstaat beschouwd.

    2. Ingeval één van de betrokken lidstaten binnen een termijn van zes maanden na de datum van verzending van een voorstel tot arbitrage er geen gevolg aan geeft, zet het Internationaal Bureau, indien het erom verzocht wordt, op zijn beurt de in gebreke blijvende lidstaat ertoe aan een scheidsrechter aan te duiden of duidt er ambtshalve zelf één aan.

    3. De betrokken partijen mogen overeenkomen om één enkele scheidsrechter aan te wijzen, die het Internationaal Bureau mag zijn.

    4. De beslissing van de scheidsrechters wordt genomen bij meerderheid van stemmen.

    5. Bij staking van stemmen kiezen de scheidsrechters om het geschil te beslechten een andere Lidstaat die evenmin bij het geschil betrokken is. Bij gebrek aan overeenstemming over de keuze, wordt deze Lidstaat door het Internationaal Bureau aangewezen onder de lidstaten die niet door de scheidsrechters werden voorgesteld.

    6. Indien het een geschil betreft dat verband houdt met één van de Overeenkomsten, mogen de scheidsrechters niet worden aangewezen buiten de lidstaten die deelnemen aan deze Overeenkomst.

    7. In geval van een geschil dat via arbitrage moet worden beslecht onder aangewezen operatoren, maken de betrokken operatoren de zaak aanhangig bij hun Lidstaten om op te treden krachtens de procedure die is vastgesteld onder de punten 1 tot 6.

    Artikel XXIV

    (Gewijzigd artikel 135)

    Wijziging, tenuitvoerlegging en duur van het Algemene Reglement

    De wijzigingen die door een Congres worden aangenomen worden opgenomen in een Aanvullend Protocol en treden, behoudens een andere beslissing van het Congres, in werking op hetzelfde moment als de Akten die in de loop van hetzelfde Congres zijn hernieuwd.

    Dit Algmeen Reglement zal in werking treden op 1 januari 2006 en voor onbepaalde tijd van kracht blijven.

    Artikel XXV

    Toetreding tot het Aanvullend Protocol

    De Lidstaten die dit Protocol niet ondertekend hebben kunnen er op elk ogenblik toe toetreden. De toetredingsinstrumenten moeten neergelegd worden bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Deze deelt deze neerlegging mee aan de regeringen van de lidstaten.

    Artikel XXVI

    Tenuitvoerlegging en duur van het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement

    Dit Aanvullend Protocol zal in werking treden op 1 januari 2010 en voor onbepaalde tijd van kracht blijven.

    Ter oorkonde hiervan hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst zelf van het Algemeen Reglement opgenomen, en ze hebben het in één exemplaar ondertekend dat neergelegd wordt bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan zal door het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging aan elke aangeslotene worden overhandigd.

    Gedaan te Genève, 12 augustus 2008.


    (VERTALING)

    Wereldpostconventie

    Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen gesloten Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Vereniging, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de genoemde Stichtingsakte, in deze Conventie de regels vastgelegd die van toepassing zijn op de internationale postdienst.

    DEEL EEN

    Gemeenschappelijke regels betreffende de internationale postdienst

    ENIG HOOFDSTUK

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Definities

    1. Met het oog op de Wereldpostconventie worden de onderstaande termen als volgt omschreven :

    1.1 pakket : zending die vervoerd wordt onder de voorwaarden van de Conventie en van het Reglement betreffende de postpakketten;

    1.2 gesloten brievenmaal : zak of geheel van zakken of andere geëtiketteerde, gelode of bestempelde containers die postzendingen bevat(ten);

    1.3 verkeerd verzonden brievenmalen : containers die zijn ontvangen door een ander uitwisselingskantoor dan datgene dat op het etiket (van de zak) vermeld is;

    1.4 verkeerd verstuurde zendingen : zendingen ontvangen door een uitwisselingskantoor, maar die bestemd waren voor een uitwisselingskantoor in een andere lidstaat;

    1.5 postzending : generieke term die slaat op elke verzending via de post (brievenpostzending, postpakket, postwissel, enz.);

    1.6 doorvoervergoedingen : vergoeding voor de verstrekkingen van een transportonderneming in het doorkruiste land (aangewezen operator, andere dienst of combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van brievenmalen over land, over zee en/of door de lucht;

    1.7 eindrechten : vergoeding die door de aangewezen operator van het land van verzending verschuldigd is aan de aangewezen operator van het land van bestemming ter compensatie van de kosten in verband met de behandeling van de brievenpostzendingen die in het land van bestemming ontvangen zijn;

    1.8 aangewezen operator : elke gouvernementele of niet-gouvernementele instantie die officieel door de lidstaat is aangewezen om postdiensten te exploiteren en de desbetreffende verplichtingen die uit de Akten van de Vereniging voortvloeien, op zijn grondgebied te vervullen;

    1.9 pakje : zending die vervoerd wordt onder de voorwaarden van de Conventie en van het Reglement van de brievenpost;

    1.10 aandeel van eindrechten voor binnenkomende landpost : vergoeding die door de aangewezen operator van het land van verzending verschuldigd is aan de aangewezen operator van het land van bestemming ter compensatie van de kosten voor de behandeling van een postpakket in het land van bestemming;

    1.11 aandeel van eindrechten voor landpost in doorvoer : vergoeding voor de verstrekkingen van een transportonderneming in het doorkruiste land (aangewezen operator, andere dienst of combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer over land en/of door de lucht voor de verzending van een postpakket over zijn grondgebied;

    1.12 aandeel van de rechten voor zeepost : vergoeding voor de verstrekkingen van een transportonderneming (aangewezen operator, andere dienst of combinatie van beide) die meewerkt aan de verzending van een postpakket over zee;

    1.13 universele postdienst : permanente verstrekking aan de klanten van postdiensten met een basiskwaliteit tegen betaalbare prijzen op elk punt van het grondgebied van een land;

    1.14 open doorvoer : doorvoer via een intermediair land van zendingen waarvan het aantal of het gewicht de samenstelling van een gesloten brievenmaal voor het land van bestemming niet rechtvaardigt.

    Artikel 2

    Aanwijzing van de entiteit(en) die belast is (zijn) met het vervullen van de verplichtingen die voortvloeien uit de toetreding tot de Conventie

    1. De lidstaten delen het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de beëindiging van het Congres de naam en het adres mee van het regeringsorgaan dat belast is met het toezicht op de postale aangelegenheden. Bovendien delen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de beëindiging van het Congres de naam en het adres mee van de operator of operatoren die officieel aangewezen is of zijn om op zijn of hun grondgebied de postdiensten te exploiteren en de verplichtingen te vervullen die voortvloeien uit de Akten van de Vereniging. Tussen twee Congressen wordt elke wijziging met betrekking tot de regeringsorganen en de officieel aangewezen operatoren zo spoedig mogelijk meegedeeld aan het Internationaal Bureau.

    Artikel 3

    Universele postdienst

    1. Om de idee van de enigheid van het postgebied van de Vereniging te versterken, waken de lidstaten ervoor dat alle gebruikers/klanten het recht genieten op een universele postdienst die overeenstemt met een aanbod van postdiensten met een basiskwaliteit, die tegen betaalbare prijzen permanent worden verstrekt op elk punt van hun grondgebied.

    2. Daartoe stellen de lidstaten in het kader van hun nationale postwetgeving of via andere gebruikelijke middelen, de reikwijdte van de betrokken postdiensten vast alsook de voorwaarden inzake kwaliteit en betaalbaarheid, rekening houdende met zowel de behoeften van de bevolking als hun nationale omstandigheden.

    3. De lidstaten zorgen ervoor dat het aanbod van postdiensten en de kwaliteitsnormen worden nageleefd door de operatoren die belast zijn met het verlenen van de universele postdienst.

    4. De lidstaten zorgen ervoor dat de universele postdienst op uitvoerbare wijze wordt verstrekt zodat het voortbestaan ervan wordt gegarandeerd.

    Artikel 4

    Vrijheid van doorvoer

    1. Het principe van de vrijheid van doorvoer wordt uiteengezet in artikel 1 van de Stichtingsakte. Het brengt voor elke Lidstaat de verplichting mee om zich ervan te vergewissen dat zijn aangewezen operatoren de gesloten brievenmalen en de open verzonden brievenpostzendingen die een andere aangewezen operator aan hen bezorgt, steeds worden verzonden langs de snelste wegen en via de veiligste middelen die ze voor hun eigen verzendingen gebruiken. Dit principe geldt ook voor zendingen of brievenmalen die verkeerd verstuurd zijn.

    2. De lidstaten die niet deelnemen aan de uitwisseling van brieven die besmettelijke of radioactieve stoffen bevatten, mogen de doorvoer van zulke open verzonden zendingen over hun grondgebied weigeren. Dit is ook het geval voor brievenpostzendingen, behalve brieven, briefkaarten en blindenschrift. Dit geldt ook voor drukwerk, tijdschriften, magazines, pakjes en M-zakken waarvan de inhoud niet voldoet aan de wettelijke bepalingen die de voorwaarden regelen inzake publicatie of verspreiding ervan in het doorkruiste land.

    3. Voor de over land en zee te verzenden postpakketten is de vrijheid van doorvoer beperkt tot het grondgebied van de landen die aan deze dienst meewerken.

    4. De vrijheid van doorvoer van luchtpostpakketten is gewaarborgd binnen het gehele grondgebied van de Vereniging. Nochtans kunnen de lidstaten die niet deelnemen aan de dienst van de postpakketten niet verplicht worden luchtpostpakketten over land/zee te verzenden.

    5. Indien een Lidstaat de bepalingen inzake de vrijheid van doorvoer niet naleeft, hebben de andere lidstaten het recht om de postdienst met die Lidstaat af te schaffen.

    Artikel 5

    Eigendomsrecht van de postzendingen. Terugvordering. Adreswijziging of -verbetering. Nazending. Terugzending aan de afzender van onbestelbare zendingen

    1. Zolang een postzending niet aan de rechthebbende werd afgeleverd, blijft die het eigendom van de afzender, behalve indien deze zending in beslag werd genomen krachtens de wetgeving van het land van oorsprong of van bestemming en, in geval van toepassing van artikel 15.2.1.1 of 15.3, volgens de wetgeving van het doorvoerland.

    2. De afzender van een postzending kan die uit de dienst laten halen of het adres ervan laten wijzigen of corrigeren. De tarieven en andere voorwaarden worden bepaald in de Reglementen.

    3. De lidstaten vergewissen zich ervan dat hun aangewezen operatoren de postzendingen nazenden in geval van adresverandering van de bestemmeling en zenden onbestelbare zendingen terug naar de afzender. De tarieven en andere voorwaarden worden vermeld in de Reglementen.

    Artikel 6

    Tarieven

    1. De tarieven voor de verschillende internationale en bijzondere postdiensten worden door de lidstaten of door hun aangewezen operatoren vastgelegd op basis van de nationale wetgeving en overeenkomstig de principes die vermeld zijn in de Conventie en zijn Reglementen. Ze moeten in principe gekoppeld zijn aan de kosten voor de levering van die diensten.

    2. De Lidstaat van oorsprong of zijn aangewezen operator bepaalt de port voor het vervoer van de brievenpostzendingen en van de postpakketten op basis van de nationale wetgeving. De port omvat de afgifte van de zendingen ten huize van de geadresseerde voor zover de besteldienst voor de betrokken zendingen wordt georganiseerd in het land van bestemming.

    3. De toegepaste tarieven, met inbegrip van die welke ter informatie in de Akten zijn vermeld, dienen op zijn minst gelijk te zijn aan die welke worden toegepast voor de zendingen in binnenlandse dienst en die dezelfde karakteristieken vertonen (categorie, volume, verwerkingstermijn, enz.).

    4. De lidstaten of hun aangewezen operatoren mogen op basis van hun nationale wetgeving alle indicatieve tarieven die in de Akten vermeld staan, overschrijden.

    5. Boven de in punt 3 vastgelegde minimumgrens van de tarieven, mogen de lidstaten of hun aangewezen operatoren verlaagde tarieven toestaan op basis van hun nationale wetgeving voor de brievenpostzendingen en de postpakketten die worden afgegeven op het grondgebied van de Lidstaat. Zij kunnen met name voorkeurtarieven verlenen aan hun klanten met een aanzienlijk postverkeer.

    6. Het is verboden om van de klanten om het even welke andere posttarieven te vorderen dan die bepaald in de Akten.

    7. Behalve de gevallen waarin de Akten voorzien, behoudt elke aangewezen operator de tarieven die hij heeft geïnd.

    Artikel 7

    Vrijstelling van posttarieven

    1. Principe

    1.1 De gevallen van portvrijdom, als vrijstelling van de betaling van het port, worden uitdrukkelijk in de Conventie vermeld. Niettemin kunnen de Reglementen bepalingen vaststellen die voorzien in zowel de vrijstelling van de betaling van het port als de vrijstelling van de betaling van de doorvoervergoedingen, de eindrechten en de aandelen van de eindrechten voor binnenkomende brievenpostzendingen en postpakketten met betrekking tot de postdienst die worden verzonden door de lidstaten, de aangewezen operatoren en de Beperkte Verenigingen. Bovendien worden de brievenpostzendingen en de postpakketten die door het Internationaal Bureau van de WPV worden verzonden naar de Beperkte Verenigingen, de lidstaten en de aangewezen operatoren, beschouwd als zendingen met betrekking tot de postdienst en worden ze vrijgesteld van alle posttarieven. Toch mag de Lidstaat van oorsprong of zijn aangewezen operator voor deze laatste zendingen luchtposttoeslagen heffen.

    2. Krijgsgevangenen en burgerlijk geïnterneerden

    2.1 De brievenpostzendingen, de postpakketten en de zendingen van de financiële postdiensten gericht aan of verzonden door krijgsgevangenen, hetzij rechtstreeks hetzij via de kantoren vermeld in de Reglementen van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post, zijn vrijgesteld van alle posttarieven, met uitzondering van de luchtposttoeslagen. De in een neutraal land opgenomen en geïnterneerde oorlogvoerenden worden met gewone krijgsgevangenen gelijkgesteld voor de toepassing van de voornoemde bepalingen.

    2.2 De bepalingen van 2.1 gelden eveneens voor de brievenpostzendingen, de postpakketten en de zendingen van de financiële postdiensten die afkomstig zijn uit andere landen en geadresseerd aan of verzonden door de geïnterneerde burgers, bedoeld in de op 12 augustus 1949 te Genève gesloten Conventie betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd, hetzij rechtstreeks, hetzij via de kantoren vermeld in de Reglementen van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post.

    2.3 De kantoren vermeld in de Reglementen van de Conventie en van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post genieten eveneens portvrijdom voor de brievenpostzendingen, de postpakketten en de zendingen van de financiële postdiensten betreffende de in 2.1 en 2.2 bedoelde personen, voor zowel het verzenden als het ontvangen, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling.

    2.4 Pakketten worden portvrij aangenomen tot een gewicht van 5 kilogram. Het maximumgewicht wordt op 10 kilogram gebracht voor zendingen waarvan de inhoud ondeelbaar is en voor die welke, met het oog op de verdeling onder de gevangenen, aan een kamp of zijn vertrouwenspersonen worden gericht.

    2.5 In het kader van de afrekening tussen de aangewezen operatoren zijn dienstpakketten en pakketten van krijgsgevangenen of burgerlijk geïnterneerden aan geen enkel aandeel in rechten onderworpen, behalve voor de kosten voor luchtvervoer die op luchtpostpakketten van toepassing zijn.

    3. Blindenschrift

    3.1 Blindenschrift is vrijgesteld van elk posttarief, met uitzondering van de luchtposttoeslagen.

    Artikel 8

    Postzegels

    1. De benaming « postzegel » is beschermd krachtens deze Conventie en wordt uitsluitend gebruikt voor zegels die voldoen aan de voorwaarden van dit artikel en van de Reglementen.

    2. Een postzegel :

    2.1 wordt uitsluitend onder het gezag van de Lidstaat, of het grondgebied, uitgegeven en in circulatie gebracht overeenkomstig de Akten van de Vereniging;

    2.2 is een teken van soevereiniteit en vormt een bewijs van betaling van de frankering die overeenstemt met de intrinsieke waarde ervan, wanneer die overeenkomstig de Akten van de Vereniging op een postzending wordt aangebracht;

    2.3 moet in omloop zijn in de lidstaat of op het grondgebied van uitgifte, ten behoeve van frankering of filatelie volgens zijn nationale wetgeving;

    2.4 dient toegankelijk te zijn voor alle inwoners van de lidstaat of van het grondgebied van uitgifte.

    3. Een postzegel bevat :

    3.1 de naam van de lidstaat of van het grondgebied van uitgifte in romeinse letters (1) ;

    3.2 de nominale waarde, uitgedrukt :

    3.2.1 in principe in de officiële munt van het land of van het grondgebied van uitgifte, of voorgesteld in de vorm van een letter of van een symbool;

    3.2.2 met andere specifieke identificatietekens.

    4. De staatsemblemen, de officiële controletekens en de emblemen van intergouvernementele organisaties die op de postzegels voorkomen, zijn beschermd in de zin van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.

    5. De onderwerpen en motieven van de postzegels moeten :

    5.1 voldoen aan de geest van de inleiding van de Stichtingsakte van de Vereniging en aan de beslissingen die worden genomen door de organen van de Vereniging;

    5.2 in nauw verband staan met de culturele identiteit van de lidstaat of van het grondgebied dat lid is of bijdragen tot de bevordering van de cultuur of tot de handhaving van de vrede;

    5.3 in geval van de herdenking van belangrijke personen of evenementen van buiten de Lidstaat of het grondgebied in nauw verband staan met dat land of grondgebied;

    5.4 niet van politieke aard zijn of beledigend zijn voor een persoon of een land;

    5.5 een belangrijke betekenis hebben voor de Lidstaat of voor het grondgebied.

    6. Frankeerstempels, afdrukken van frankeermachines en afdrukken gemaakt door drukpersen of andere druk- of stempelprocedures conform de Akten van de Vereniging, mogen uitsluitend met de toestemming van de lidstaat of van het grondgebied worden gebruikt.

    Artikel 9

    Veiligheid van de post

    1. De lidstaten en hun aangewezen operatoren moeten een actiebeleid inzake veiligheid aannemen en uitvoeren op alle niveaus van de postexploitatie, om het vertrouwen van het publiek in de postdiensten te behouden en te vergroten en dit in het belang van alle betrokken ambtenaren. Een dergelijk beleid impliceert de uitwisseling van informatie met betrekking tot de handhaving van de veiligheid en van de veiligheid van het vervoer en van de doorvoer van de brievenmalen tussen de lidstaten en hun aangewezen operatoren.

    Artikel 10

    Duurzame ontwikkeling

    1. De lidstaten en/of hun aangewezen operatoren moeten op alle niveaus van de postexploitatie een dynamisch beleid inzake duurzame ontwikkeling aannemen en uitvoeren dat heel specifiek betrekking heeft op milieu-, sociale en economische acties, en de belangstelling wekken voor kwesties van duurzame ontwikkeling in het kader van de postdiensten.

    Artikel 11

    Overtredingen

    1. Postzendingen

    1.1 De lidstaten verbinden zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de onderstaande daden te voorkomen en de daders ervan te vervolgen en te straffen :

    1.1.1 de insluiting in de postzendingen van verdovende middelen, psychotrope stoffen of ontplofbare, ontvlambare of andere gevaarlijke stoffen, die niet uitdrukkelijk is toegestaan door de Conventie;

    1.1.2 de insluiting in postzendingen van voorwerpen van pedofiele of pornografische aard met afbeelding van kinderen.

    2. Frankering in het algemeen en frankeermiddelen in het bijzonder

    2.1 De lidstaten verbinden zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de overtredingen te voorkomen, te beteugelen en te bestraffen met betrekking tot de frankeermiddelen waarin deze Conventie voorziet, namelijk :

    2.1.1 de postzegels die in omloop zijn of uit de omloop zijn genomen;

    2.1.2 de frankeerstempels;

    2.1.3 de afdrukken van frankeermachines of gemaakt door drukpersen;

    2.1.4 de internationale antwoordcoupons.

    2.2 Ten behoeve van deze Conventie wordt een overtreding met betrekking tot de frankeermiddelen begrepen als een van de onderstaande daden die de dader begaat met de intentie om zichzelf of een derde onwettig te verrijken. Moeten worden bestraft :

    2.2.1 de vervalsing, imitatie of namaak van frankeermiddelen, of elke onwettige of strafbare daad die betrekking heeft op de niet-toegestane fabricage ervan;

    2.2.2 het gebruiken, in omloop brengen, commercialiseren, distribueren, verspreiden, vervoeren, presenteren of ten toon stellen, inclusief voor reclamedoeleinden, van vervalste, geïmiteerde of nagemaakte frankeermiddelen;

    2.2.3 het gebruiken of in omloop brengen voor postdoeleinden van frankeermiddelen die reeds zijn gebruikt;

    2.2.4 pogingen om een van de bovenvermelde inbreuken te plegen.

    3. Reciprociteit

    3.1 Wat de sancties betreft, moet geen onderscheid worden gemaakt tussen de daden die bepaald zijn in punt 2, of het nu nationale of buitenlandse frankeermiddelen betreft; deze bepaling mag niet worden onderworpen aan enige voorwaarde voor wettelijke of conventionele reciprociteit.

    DEEL TWEE

    Regels van toepassing op brievenpost en postpakketten

    HOOFDSTUK 1

    Dienstenaanbod

    Artikel 12

    Basisdiensten

    1. De lidstaten moeten erop toezien dat hun aangewezen operatoren zorgen voor de aanvaarding, de verwerking, het vervoer en de bedeling van brievenpostzendingen.

    2. Brievenpostzendingen omvatten :

    2.1 de prioritaire en niet-prioritaire zendingen tot 2 kilogram;

    2.2 de brieven, postkaarten, drukwerken en kleine pakketten tot 2 kilogram;

    2.3 blindenschrift tot 7 kilogram;

    2.4 de speciale zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en soortgelijk drukwerk bevatten en die gericht zijn aan dezelfde geadresseerde op dezelfde bestemming en die « M-zakken » worden genoemd, tot 30 kilogram.

    3. Brievenpostzendingen worden gerangschikt volgens de snelheid waarmee ze worden behandeld of volgens hun inhoud, conform het Reglement van de brievenpost.

    4. Gewichtslimieten die hoger zijn dan aangegeven onder punt 2 kunnen facultatief van toepassing zijn op bepaalde categorieën van brievenpostzendingen, volgens de voorwaarden die in het Reglement van de brievenpost zijn gepreciseerd.

    5. Onder voorbehoud van de bepalingen onder punt 8 moeten de lidstaten er ook op toezien dat hun aangewezen operatoren zorgen voor de aanvaarding, de behandeling, het transport en de bedeling van postpakketten tot 20 kilogram door ofwel de bepalingen van de Conventie te volgen, ofwel in geval van uitgaande pakketten en na bilaterale overeenkomst elk ander middel te gebruiken dat voor hun klant voordeliger is.

    6. Gewichtslimieten die hoger zijn dan 20 kilogram kunnen facultatief van toepassing zijn op bepaalde categorieën postpakketten, volgens de voorwaarden die in het Reglement van de brievenpost zijn gepreciseerd.

    7. Elke Lidstaat waarvan de aangewezen operator zich niet belast met het vervoer van de pakketten mag de bepalingen van de Conventie door de vervoersondernemingen doen uitvoeren. Hij mag die dienst tegelijk beperken tot de pakketten afkomstig uit of bestemd voor plaatsen die door deze ondernemingen worden bediend.

    8. In afwijking van de bepalingen in punt 5 zijn de lidstaten die vóór 1 januari 2001 niet aangesloten waren bij de Overeenkomst betreffende de postpakketten, niet verplicht om de dienst van de postpakketten te verstrekken.

    Artikel 13

    Aanvullende diensten

    1. De lidstaten verzorgen de hiernavolgende verplichte aanvullende diensten :

    1.1 aantekendienst voor luchtpostzendingen en uitgaande prioritaire brievenpostzendingen;

    1.2 aantekendienst voor uitgaande niet-prioritaire brievenpostzendingen over land of zee naar bestemmingen waarvoor geen prioritaire of luchtpostdienst bestaat;

    1.3 aantekendienst voor alle binnenkomende brievenpostzendingen;

    2. De verstrekking van een aantekendienst voor uitgaande niet-prioritaire brievenpostzendingen over land of zee naar bestemmingen waarvoor een prioritaire of luchtpostdienst bestaat, is facultatief.

    3. De lidstaten of hun aangewezen operatoren kunnen de hiernavolgende facultatieve aanvullende diensten verzorgen in het kader van de relaties tussen de aangewezen operatoren die zijn overeengekomen om die diensten te leveren :

    3.1 dienst voor zendingen met aangegeven waarde voor brievenpostzendingen en pakketten;

    3.2 dienst voor zendingen met bewijs van afgifte voor brievenpostzendingen;

    3.3 dienst voor rembourszendingen voor brievenpostzendingen en pakketten;

    3.4 dienst voor spoedzendingen voor brievenpostzendingen en pakketten;

    3.5 dienst voor afgifte aan de persoon zelf voor de aangetekende brievenpostzendingen, met bewijs van afgifte of met aangegeven waarde;

    3.6 dienst voor van tarieven en rechten vrijgestelde zendingen voor brievenpostzendingen en pakketten;

    3.7 dienst voor breekbare en omvangrijke pakketten;

    3.8 groepagedienst, « Consignment » genoemd, voor samengevoegde zendingen van eenzelfde afzender die bestemd zijn voor het buitenland.

    4. De drie aanvullende diensten die hieronder vermeld worden, omvatten tegelijk verplichte en facultatieve aspecten :

    4.1 dienst voor handelsbriefwisseling — internationaal antwoord (HBIA), die in essentie facultatief is, maar alle lidstaten of hun aangewezen operatoren zijn verplicht om de dienst voor terugzending van de HBIA-zendingen te verstrekken;

    4.2 dienst voor internationale antwoordcoupons; deze coupons kunnen worden uitgewisseld in alle lidstaten, maar de verkoop ervan is facultatief;

    4.3 ontvangstbewijs voor aangetekende brievenpostzendingen of met bewijs van afgifte, pakketten en zendingen met aangegeven waarde; alle lidstaten of hun aangewezen operatoren aanvaarden ontvangstbewijzen voor de binnenkomende zendingen; voor de uitgaande zendingen daarentegen is het verstrekken van een dienst voor ontvangstbewijzen facultatief.

    5. Die diensten en de tarieven die erop betrekking hebben worden beschreven in de Reglementen.

    6. Wanneer de elementen van dienstverlening die hieronder vermeld worden het voorwerp uitmaken van bijzondere tarieven in de binnenlandse dienst, dan zijn de aangewezen operatoren gemachtigd om dezelfde tarieven te innen voor internationale zendingen, volgens de voorwaarden die in de Reglementen zijn bepaald :

    6.1 bedeling van pakjes van meer dan 500 gram;

    6.2 afgifte van een brievenpostzending op het uiterste tijdstip;

    6.3 afgifte van zendingen buiten de normale openingsuren van de loketten;

    6.4 thuisophaling bij de afzender;

    6.5 afhalen van een brievenpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten;

    6.6 poste restante;

    6.7 bewaring van brievenpostzendingen van meer dan 500 gram, en van postpakketten;

    6.8 aflevering van pakketten in antwoord op het bericht van aankomst;

    6.9 dekking tegen overmacht.

    Artikel 14

    Elektronische post, EMS, geïntegreerde logistiek en nieuwe diensten

    1. De lidstaten of hun aangewezen operatoren kunnen onderling overeenkomen om mee te werken aan de hieronder vermelde diensten die in de Reglementen beschreven staan :

    1.1 elektronische post, een dienst die gebruikmaakt van de elektronische transmissie van berichten; de aangewezen operatoren kunnen de elektronische-postdienst verbeteren door een dienst voor aangetekende elektronische post aan te bieden, dat de eerste aanvult door een bewijs van verzending en een bewijs van overhandiging en dat verloopt via een beschermd communicatiekanaal tussen geauthenticeerde gebruikers;

    1.2 EMS, een snelpostdienst voor documenten en handelswaar en die zoveel mogelijk de snelste van de postdiensten langs fysieke weg vormt; deze dienst kan worden geleverd op basis van het multilaterale EMS-standaardakkoord of van bilaterale akkoorden;

    1.3 de dienst voor geïntegreerde logistiek, die ten volle beantwoordt aan de noden van de clientèle op het vlak van logistiek en de stappen omvat die voorafgaan aan en volgen op de fysieke overdracht van handelswaar en documenten;

    1.4 de poststempel voor elektronische certificatie, die op doorslaggevende wijze de waarachtigheid van een elektronisch feit bevestigt, dat een bepaalde vorm heeft, zich op een bepaald ogenblik heeft voorgedaan en waaraan een of meer partijen hebben deelgenomen.

    2. In onderling overleg mogen de lidstaten of de aangewezen operatoren een nieuwe dienst oprichten waarin de Akten van de Vereniging niet uitdrukkelijk voorzien. De tarieven voor de nieuwe dienst worden door elke betrokken aangewezen operator vastgesteld met inachtneming van de exploitatiekosten van de dienst.

    Artikel 15

    Niet-toegestane zendingen. Verbodsbepalingen

    1. Algemene bepalingen

    1.1 Zendingen die niet voldoen aan de in de Conventie en in het Reglement vereiste voorwaarden zijn niet toegestaan. Zendingen die worden verstuurd met het oog op een frauduleuze daad of het opzettelijk niet betalen van alle verschuldigde sommen, zijn evenmin toegelaten.

    1.2 De uitzonderingen op de verbodsbepalingen die in dit artikel vermeld staan worden in de Reglementen voorgeschreven.

    1.3 Alle lidstaten of hun aangewezen operatoren hebben de mogelijkheid om de verbodsbepalingen die in dit artikel worden vermeld uit te breiden, die kunnen worden toegepast onmiddellijk nadat zij in de geschikte bundel zijn opgenomen.

    2. Verbodsbepalingen die alle categorieën van zendingen betreffen

    2.1 De insluiting van de hierna bedoelde voorwerpen is verboden in alle categorieën van zendingen :

    2.1.1. verdovende middelen en psychotrope stoffen zoals bepaald door de Internationale Raad voor Narcoticacontrole (INCB) of andere onwettige drugs die verboden zijn in het land van bestemming;

    2.1.2 obscene en immorele voorwerpen;

    2.1.3 namaakproducten en illegale kopieën;

    2.1.4 andere voorwerpen waarvan de invoer of de verspreiding in het land van bestemming verboden is;

    2.1.5 voorwerpen die door hun aard of hun verpakking gevaar kunnen opleveren voor het personeel of het grote publiek en die andere zendingen, de postuitrusting of goederen die aan derden toebehoren kunnen bevuilen of beschadigen;

    2.1.6 documenten die het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling dragen, uitgewisseld tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de personen die met hen samenwonen.

    3. Ontplofbare, ontvlambare of radioactieve stoffen en gevaarlijke goederen

    3.1 De insluiting van ontplofbare, ontvlambare of andere gevaarlijke goederen alsook radioactieve stoffen is verboden in alle categorieën van zendingen.

    3.2 De insluiting van inerte ontplofbare tuigen en militair materieel, waaronder inerte granaten, inerte obussen en andere vergelijkbare artikelen, alsook van reproducties van dergelijke tuigen en artikelen is verboden in alle categorieën van zendingen.

    3.3 Uitzonderlijk worden de hierna vermelde gevaarlijke goederen toegelaten :

    3.3.1 radioactieve stoffen verzonden in de brievenpostzendingen en de postpakketten bedoeld in artikel 16.1;

    3.3.2 de besmettelijke substanties verzonden in de in artikel 16.2 bedoelde brievenpostzendingen en postpakketten.

    4. Levende dieren

    4.1 De insluiting van levende dieren is verboden in alle categorieën van zendingen.

    4.2 Uitzonderlijk worden de hierna vermelde dieren toegelaten in de brievenpostzendingen, andere dan zendingen met aangegeven waarde :

    4.2.1 bijen, bloedzuigers en zijdewormen;

    4.2.2 parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de bestrijding van die insecten en verzonden tussen officieel erkende instellingen;

    4.2.3 vliegen van de familie van de drosophilidae (fruitvliegjes), die gebruikt worden voor biomedisch onderzoek onder officieel erkende instellingen.

    4.3 Uitzonderlijk worden de hierna vermelde dieren toegelaten in pakketten :

    4.3.1 levende dieren waarvan het vervoer via de post door de postreglementering van de betrokken landen wordt toegestaan.

    5. Insluiting van briefwisseling in pakketten

    5.1 De insluiting van de hierna bedoelde voorwerpen is verboden in postpakketten :

    5.1.2 de briefwisseling met uitzondering van gearchiveerde stukken, die wordt uitgewisseld tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de personen die met hen samenwonen.

    6. Muntstukken, bankbiljetten en andere waardevolle voorwerpen

    6.1 Het is verboden geldstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen in te sluiten :

    6.1.1 in brievenpostzendingen zonder aangegeven waarde;

    6.1.1.1 indien de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming het evenwel toestaat, mogen die voorwerpen worden verzonden in een gesloten omslag als aangetekende zending of met aangegeven waarde;

    6.1.2 in pakketten zonder aangegeven waarde, behalve indien de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming het toestaat;

    6.1.3 in pakketten zonder aangegeven waarde die uitgewisseld worden tussen twee landen die de aangifte van waarde toestaan;

    6.1.3.1 bovendien kan elke lidstaat of aangewezen operator het insluiten van goudstaven verbieden in pakketten met of zonder aangegeven waarde, afkomstig van of bestemd voor zijn grondgebied of open verzonden in doorvoer over zijn grondgebied; hij kan de werkelijke waarde van die zendingen beperken.

    7. Drukwerk en blindenschrift

    7.1 Drukwerk en blindenschrift

    7.1.1 mogen generlei aantekeningen dragen, noch stukken van briefwisseling bevatten;

    7.1.2 mogen geen al dan niet afgestempelde postzegels of andere frankeermiddelen, noch enigerlei ander waardepapier bevatten, behalve ingeval de zending een kaart, een enveloppe of een voorgefrankeerde strook bevat met het oog op de terugkeer ervan en waarop het adres is afgedrukt van de afzender of van zijn agent in het land van afgifte of van bestemming van de oorspronkelijke zending.

    8. Behandeling van ten onrechte ontvangen zendingen

    8.1 De behandeling van ten onrechte ontvangen zendingen wordt geregeld door de Reglementen. De zendingen die de in 2.1.1, 2.1.2, 3.1 en 3.2 vermelde voorwerpen bevatten, worden nochtans in geen geval naar de bestemming verzonden, noch afgeleverd aan de geadresseerde, noch teruggezonden naar de plaats van herkomst. Wanneer er voorwerpen die bedoeld zijn in punt 2.1.1, 3.1. en 3.2 in zendingen in doorvoer worden aangetroffen, worden die behandeld conform de nationale wetgeving van het doorvoerland.

    Artikel 16

    Toegelaten radioactieve stoffen en besmettelijke substanties

    1. Radioactieve stoffen worden toegelaten in brievenpostzendingen en in postpakketten in het kader van betrekkingen tussen lidstaten die ermee hebben ingestemd die zendingen toe te laten, hetzij in hun wederzijdse betrekkingen, hetzij in één enkele richting, onder de volgende voorwaarden :

    1.1 de radioactieve stoffen worden ingepakt en voor verzending klaargemaakt overeenkomstig de respectieve bepalingen in de Reglementen;

    1.2 wanneer zij in brievenpostzendingen worden verzonden, zijn ze onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aan het tarief van brieven en aan de aantekening;

    1.3 de radioactieve stoffen in de brievenpostzendingen of in de postpakketten moeten via de snelste weg worden vervoerd, normaal gezien via luchtpost, op voorwaarde dat de overeenkomstige luchtposttoeslagen worden betaald;

    1.4 radioactieve stoffen mogen enkel door behoorlijk gemachtigde afzenders worden afgegeven.

    2. Besmettelijke substanties, met uitzondering van stoffen van categorie A die besmettelijk zijn voor mens (nr. UNO 2814) en dier (nr. UNO 2900), zijn toegestaan in brievenpostzendingen en postpakketten onder de volgende voorwaarden :

    2.1. De besmettelijke stoffen van categorie B (nr. UNO 3373) mogen enkel tussen officieel erkende afzenders die door hun bevoegde overheid worden bepaald, via postale weg worden uitgewisseld. Deze gevaarlijke goederen mogen in de post worden aanvaard, onder voorbehoud van de vigerende bepalingen van de nationale en internationale wetgeving en van de huidige uitgave van de Aanbevelingen van de Verenigde Naties over het transport van gevaarlijke goederen, zoals afgekondigd door de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart (ICAO).

    2.2 De besmettelijke stoffen van categorie B (nr. UNO 3373) moeten worden behandeld, verpakt en van etiketten voorzien overeenkomstig de relevante bepalingen van het Reglement van de brievenpost en van het Reglement betreffende de postpakketten. Deze zendingen zijn onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aan het tarief van aangetekende brieven. Het is toegestaan de postale behandeling van die zendingen te onderwerpen aan de betaling van een toeslag.

    2.3. Vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieken (mensen of dieren) mogen enkel tussen officieel erkende afzenders die door hun bevoegde overheid worden bepaald, via postale weg worden uitgewisseld. Deze stoffen mogen in de post worden aanvaard, onder voorbehoud van de vigerende bepalingen van de nationale en internationale wetgeving en van de huidige uitgave van de Aanbevelingen van de Verenigde Naties over het transport van gevaarlijke goederen, zoals afgekondigd door de ICAO.

    2.4 Vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieken (mensen of dieren) moeten worden behandeld, verpakt en van etiketten voorzien overeenkomstig de relevante bepalingen van het Reglement van de brievenpost. Deze zendingen zijn onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aan het tarief van aangetekende brieven. Het is toegestaan de postale behandeling van die zendingen te onderwerpen aan de betaling van een toeslag.

    2.5. De toelating van besmettelijke substanties en van vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieken (mensen of dieren) is beperkt tot de betrekkingen tussen lidstaten die ermee hebben ingestemd om deze zendingen te aanvaarden, hetzij in hun wederzijdse betrekkingen, hetzij in één richting.

    2.6 De toegestane besmettelijke substanties en vrijgestelde stalen die afgenomen zijn van zieken (mensen of dieren) worden via de snelste weg vervoerd, normaal gezien via luchtpost, op voorwaarde dat de overeenkomstige luchtposttoeslagen worden betaald, en zij krijgen voorrang bij de levering.

    Artikel 17

    Bezwaren

    1. Elke aangewezen operator is verplicht om de bezwaren betreffende de pakketten en de aangetekende zendingen, met aangegeven waarde en bewijs van afgifte die in zijn eigen dienst of in de dienst van een andere aangewezen operator werden afgegeven te aanvaarden, mits die bezwaren worden ingediend binnen zes maanden na de dag volgend op de afgifte van de zending. De bezwaren worden prioritair overgezonden, via EMS of via elektronische middelen. De periode van zes maanden heeft betrekking op de relatie tussen de indiener van het bezwaar en de aangewezen operatoren en slaat niet op het doorsturen van bezwaren tussen aangewezen operatoren.

    2. Bezwaren zijn toegelaten onder de voorwaarden die in de Reglementen zijn bepaald.

    3. De behandeling van de bezwaren is kosteloos. Nochtans komen de bijkomende kosten die gemaakt worden door een aanvraag tot doorsturen via de EMS-dienst in principe ten laste van de verzoeker.

    Artikel 18

    Douanecontrole. Douane- en andere rechten

    1. De aangewezen operator van het land van herkomst en die van het land van bestemming zijn gemachtigd om, krachtens hun wetgevingen, de zendingen aan de douanecontrole te onderwerpen.

    2. De aan douanecontrole onderworpen zendingen kunnen door de post worden bezwaard met kosten voor voorlegging aan de douane waarvan het richtbedrag door de Reglementen wordt vastgesteld. Deze kosten worden slechts geïnd bij de voorlegging aan de douane en de inklaring van de zendingen die werden bezwaard met de douanerechten of elk ander soortgelijk recht.

    3. De aangewezen operatoren die de toestemming hebben gekregen om namens hun klanten zendingen in te klaren, mogen van de klanten een tarief vorderen dat gebaseerd is op de werkelijke kosten van de verrichting. Dat tarief kan voor alle zendingen die worden aangegeven bij de douane worden geïnd volgens de nationale wetgeving, met inbegrip van de zendingen die zijn vrijgesteld van douanerechten. De klanten moeten op voorhand naar behoren worden ingelicht over het betreffende tarief.

    4. De aangewezen operatoren zijn gemachtigd om, naar gelang van het geval, bij de afzenders of de geadresseerden van de zendingen de douane- of andere eventuele rechten te innen.

    Artikel 19

    Uitwisseling van gesloten brievenmalen met militaire eenheden

    1. Gesloten brievenmalen kunnen worden uitgewisseld via de land-, zeevaart- of luchtvaartdiensten van andere landen :

    1.1 tussen de postkantoren van één der Lidstaten en de bevelhebbers van de aan de Organisatie van de Verenigde Naties beschikbaar gestelde militaire eenheden;

    1.2 tussen de bevelhebbers van die militaire eenheden;

    1.3 tussen de postkantoren van één der Lidstaten en de bevelhebbers van zeemacht-, luchtmacht- of landmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land die in het buitenland gestationeerd zijn;

    1.4 tussen de bevelhebbers van zeemacht-, luchtmacht- of landmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land.

    2. Brievenpostzendingen ingesloten in de brievenmalen waarvan sprake in punt 1 mogen uitsluitend geadresseerd zijn aan, of afkomstig zijn van de leden van de militaire eenheden of van de generale staven en van de bemanningsleden van de schepen of vliegtuigen van bestemming of van de afzenders van de brievenmalen. De daarvoor geldende tarieven en verzendingsvoorwaarden worden volgens zijn reglementering vastgesteld door de aangewezen operator van de Lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de schepen of vliegtuigen behoren.

    3. Tenzij daaromtrent anders werd overeengekomen, is de aangewezen operator van de Lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de oorlogsschepen of militaire vliegtuigen behoren, aan de betrokken aangewezen operatoren doorvoervergoedingen voor de brievenmalen, eindrechten en kosten voor het luchtvervoer verschuldigd.

    Artikel 20

    Normen en doelstellingen inzake kwaliteit van de dienstverlening

    1. De lidstaten of hun aangewezen operatoren moeten hun normen en doelstellingen vaststellen en publiceren met betrekking tot bedeling van brievenpostzendingen en binnenkomende pakketten.

    2. Die normen en doelstellingen, verhoogd met de normale inklaringstijd, mogen niet minder gunstig uitvallen dan die welke gelden voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienst.

    3. De lidstaten of hun aangewezen operatoren van herkomst moeten tevens eind-tot-eindnormen vaststellen en publiceren voor de prioritaire zendingen en brievenpostzendingen via luchtpost alsook voor pakketten en commerciële pakjes over land of zee.

    4. De lidstaten of hun aangewezen operatoren evalueren de toepassing van de normen inzake kwaliteit van de dienstverlening.

    HOOFDSTUK 2

    Aansprakelijkheid

    Artikel 21

    Aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren. Schadeloosstellingen

    1. Algemeen

    1.1 Behalve in de gevallen van artikel 22, zijn de aangewezen operatoren aansprakelijk voor :

    1.1.1 het verlies, de diefstal of de beschadiging van aangetekende zendingen, gewone pakketten en zendingen met aangegeven waarde;

    1.1.2 het verlies van zendingen met bewijs van afgifte;

    1.1.3 het terugzenden van aangetekende zendingen, van zendingen met aangegeven waarde en gewone pakketten waarvan de reden voor niet-bedeling niet wordt gegeven.

    1.2 De aangewezen operatoren kunnen niet aansprakelijk worden gesteld wanneer het gaat om andere zendingen dan die waarvan sprake onder 1.1.1 en 1.1.2.

    1.3 In alle andere gevallen die niet bepaald zijn in deze Conventie kunnen de aangewezen operatoren niet aansprakelijk worden gesteld.

    1.4 Wanneer het verlies of de algehele beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met aangegeven waarde te wijten is aan een geval van overmacht waarvoor geen schadeloosstelling dient te worden uitgekeerd, heeft de afzender recht op de terugbetaling van de betaalde tarieven voor het afgeven van de zending, met uitzondering van het tarief voor verzekering.

    1.5 De te betalen schadeloosstellingen mogen niet hoger zijn dan de bedragen die in het Reglement van de brievenpost en in het Reglement betreffende de postpakketten zijn aangegeven.

    1.6 In geval van aansprakelijkheid, worden de indirecte schade of gederfde winst niet in aanmerking genomen in het bedrag van de uit te keren schadeloossstelling.

    1.7 Alle bepalingen omtrent de aansprakelijkheid van aangewezen operatoren zijn strikt, bindend en exhaustief. De aangewezen operatoren kunnen in geen enkel geval aansprakelijk worden gesteld — zelfs in geval van grove fout (grove vergissing) — buiten de grenzen die in de Conventie en de Reglementen zijn vastgesteld.

    2. Aangetekende zendingen

    2.1 Bij verlies, algehele diefstal of algehele beschadiging van een aangetekende zending, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling vastgesteld in het Reglement van de brievenpost. Indien de afzender een lager bedrag vraagt dan het bedrag dat in het Reglement van de brievenpost is vastgesteld, mogen de aangewezen operatoren dat lagere bedrag betalen en op die basis worden terugbetaald door de overige, eventueel betrokken aangewezen operatoren.

    2.2 Bij gedeeltelijke diefstal of gedeeltelijke beschadiging van een aangetekende zending, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling die in principe gelijk is aan het werkelijke bedrag van de gestolen of beschadigde zending.

    3. Zendingen met bewijs van afgifte

    3.1 Bij verlies, algehele diefstal of algehele beschadiging van een zending met bewijs van afgifte, heeft de afzender recht op de terugbetaling van de tarieven die betaald zijn voor de afgifte van de zending enkel.

    4. Gewone pakketten

    4.1 Bij verlies, algehele diefstal of algehele beschadiging van een gewoon pakket, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling vastgesteld door het Reglement betreffende de postpakketten. Indien de afzender een lager bedrag vraagt dan het bedrag dat in het Reglement betreffende de postpakketten is vastgesteld, mogen de aangewezen operatoren dat lagere bedrag betalen en op die basis worden terugbetaald door de overige, eventueel betrokken aangewezen operatoren.

    4.2 Bij gedeeltelijke diefstal of gedeeltelijke beschadiging van een gewoon pakket, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling, die in principe gelijk is aan het werkelijke bedrag van de gestolen of beschadigde zending.

    4.3 De aangewezen operatoren kunnen overeenkomen om in hun onderlinge verkeer het bedrag per pakket vastgesteld in het Reglement betreffende de postpakketten toe te passen, ongeacht het gewicht van het pakket.

    5. Zendingen met aangegeven waarde

    5.1 Bij verlies, algehele diefstal of algehele beschadiging van een zending met aangegeven waarde, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling die, in principe, overeenkomt met het bedrag, in STR, van de aangegeven waarde.

    5.2 Bij gedeeltelijke diefstal of gedeeltelijke beschadiging van een zending met aangegeven waarde, heeft de afzender recht op een schadeloosstelling die in principe gelijk is aan het werkelijke bedrag van de gestolen of beschadigde zending. Die schadeloosstelling mag echter in geen geval het bedrag van de aangegeven waarde, in STR, overschrijden.

    6. Bij terugzending van een aangetekende brievenpostzending of van een dergelijke zending met aangegeven waarde, waarvan de reden voor de niet-bedeling niet is gegeven, heeft de afzender enkel recht op de terugbetaling van de tarieven die betaald zijn voor de afgifte van de zending.

    7. Bij terugzending van een pakket, waarvan de reden voor de niet-bedeling niet is gegeven, heeft de afzender recht op de terugbetaling van de tarieven die betaald zijn voor de afgifte van het pakket in het land van herkomst en van de uitgaven die veroorzaakt zijn door de terugzending van het pakket vanuit het land van bestemming.

    8. In de onder 2, 4 en 5 bedoelde gevallen, wordt de schadeloosstelling berekend volgens de in STR omgerekende marktprijs van de voorwerpen of goederen van gelijke aard op de plaats en het tijdstip waarop de zending voor vervoer werd aangenomen. Is er geen marktprijs, dan wordt de schadeloosstelling berekend volgens de op dezelfde grondslagen geschatte gewone waarde van de voorwerpen of goederen.

    9. Wanneer een schadeloosstelling verschuldigd is voor het verlies, de algehele diefstal of de algehele beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met aangegeven waarde, heeft de afzender, of in naar gelang van het geval de geadresseerde, bovendien recht op de terugbetaling van de betaalde tarieven en rechten voor de afgifte van de zending, met uitzondering van het aantekenrecht of het tarief voor verzekering. Dit geldt tevens voor de aangetekende zendingen, de gewone pakketten of de zendingen met aangegeven waarde die wegens de slechte toestand waarin ze verkeren door de geadresseerde worden geweigerd, indien die toestand te wijten is aan de postdienst en deze hiervoor aansprakelijk wordt gesteld.

    10. In afwijking van de bepalingen onder 2, 4 en 5, heeft de geadresseerde recht op de schadeloosstelling nadat hij een gestolen of beschadigde aangetekende zending, gewoon pakket of zending met aangegeven waarde in ontvangst heeft genomen.

    11. De aangewezen operator van herkomst heeft het recht om aan de afzenders in zijn land de in zijn nationale wetgeving voorgeschreven schadeloosstellingen te betalen voor aangetekende zendingen en pakketten zonder aangegeven waarde, op voorwaarde dat die niet lager zijn dan in 2.1 en 4.1 werd bepaald. Hetzelfde geldt voor de aangewezen operator van bestemming indien de schadeloosstelling aan de geadresseerde wordt betaald. De bedragen die in 2.1 en 4.1 zijn bepaald, blijven echter van toepassing :

    11.1 in geval van verhaal op de aansprakelijke aangewezen operator;

    11.2 wanneer de afzender afstand doet van zijn rechten ten voordele van de geadresseerde of vice versa.

    12. Er geldt geen voorbehoud betreffende de overschrijding van de termijnen voor bezwaren en de betaling van de schadeloosstelling aan de aangewezen operatoren, inclusief de perioden en voorwaarden die in de Reglementen zijn vastgesteld, behalve in geval van een bilaterale overeenkomst.

    Artikel 22

    Niet-aansprakelijkheid van de lidstaten en van de aangewezen operatoren

    1. De aangewezen operatoren zijn niet meer aansprakelijk voor de aangetekende zendingen, de zendingen met bewijs van afgifte, de pakketten en zendingen met aangegeven waarde die ze hebben besteld volgens de voorschriften van hun reglementering inzake dergelijke zendingen. De aansprakelijkheid blijft evenwel behouden :

    1.1 indien diefstal of beschadiging wordt vastgesteld, hetzij vóór, hetzij tijdens de aflevering van de zending;

    1.2 indien de geadresseerde, of bij terugzending eventueel de afzender, zijn voorbehoud te kennen geeft wanneer hij een gestolen of beschadigde zending in ontvangst neemt, indien de binnenlandse reglementering dit toestaat;

    1.3 indien, voor zover toegestaan door de binnenlandse reglementering, de aangetekende zending werd afgeleverd in een brievenbus en de geadresseerde verklaart die niet te hebben ontvangen;

    1.4 indien de geadresseerde, of in geval van terugzending, de afzender van een pakket of van een zending met aangegeven waarde, bij de aangewezen operator die hem de zending heeft bezorgd onverwijld aangeeft dat hij een beschadiging heeft vastgesteld, ook al had hij op regelmatige wijze voor ontvangst afgetekend; hij dient het bewijs voor te leggen dat de diefstal of de beschadiging niet na de levering gebeurde; de term « onverwijld » moet overeenkomstig de nationale wetgeving worden geïnterpreteerd.

    2. De lidstaten en de aangewezen operatoren zijn niet aansprakelijk :

    2.1 in geval van overmacht, onder voorbehoud van artikel 13.6.9;

    2.2 wanneer ze, zonder dat het bewijs van hun aansprakelijkheid op een andere manier werd geleverd, van de zendingen geen rekenschap kunnen geven wegens vernietiging van de dienststukken ten gevolge van overmacht;

    2.3 wanneer de beschadiging werd veroorzaakt door de fout of de nalatigheid van de afzender of voortspruit uit de aard van de inhoud;

    2.4 wanneer het zendingen betreft die onder de verbodsbepalingen in artikel 15 vallen;

    2.5 in geval van inbeslagneming krachtens de wetgeving van het land van bestemming, zoals gemeld door de lidstaat of door de aangewezen operator van dat land;

    2.6 wanneer het gaat om zendingen met aangegeven waarde met een bedrieglijke waardeaangifte die hoger is dan de werkelijke waarde van de inhoud;

    2.7 wanneer de afzender binnen de termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van afgifte, geen bezwaar heeft ingediend;

    2.8 voor pakketten van krijgsgevangenen en burgerlijk geïnterneerden;

    2.9 wanneer men vermoedt dat de afzender met frauduleuze bedoelingen heeft gehandeld met de bedoeling om schadevergoeding te ontvangen.

    3. De lidstaten en de aangewezen operatoren aanvaarden geen aansprakelijkheid voor de douaneaangiften, ongeacht de vorm waarin ze werden verricht, noch voor de beslissingen die door de douanediensten werden genomen bij het onderzoek van de aan de douanecontrole onderworpen zendingen.

    Artikel 23

    Aansprakelijkheid van de afzender

    1. De afzender van een zending is aansprakelijk voor de lichamelijke schade die door het postpersoneel wordt ondergaan en voor elke beschadiging aan andere postzendingen, alsook aan de postuitrusting die te wijten is aan het verzenden van ongeoorloofde voorwerpen of door het niet naleven van de aannemingsvoorwaarden.

    2. In geval van schade die berokkend wordt aan andere postzendingen, is de afzender voor elke beschadigde zending aansprakelijk binnen dezelfde limieten als de aangewezen operatoren.

    3. De afzender blijft aansprakelijk, zelfs indien het afgiftekantoor een dergelijke zending aanvaardt.

    4. Wanneer echter de aannemingsvoorwaarden door de afzender zijn nageleefd, is deze niet aansprakelijk indien er sprake is van een fout of nalatigheid vanwege de aangewezen operatoren of de vervoerders in de behandeling van de zendingen na hun aanvaarding.

    Artikel 24

    Betaling van de schadeloosstelling

    1. Onder voorbehoud van het recht op verhaal op de aansprakelijke aangewezen operator, is, naar gelang van het geval, de aangewezen operator van herkomst of de aangewezen operator van bestemming verplicht de schadeloosstelling te betalen en de tarieven en de rechten terug te betalen.

    2. De afzender mag ten voordele van de geadresseerde afzien van zijn recht op schadeloosstelling. Anderzijds mag de geadresseerde van zijn rechten afzien ten voordele van de afzender. De afzender of de geadresseerde mag een derde persoon machtigen om de schadeloosstelling te ontvangen, voor zover de interne wetgeving dit toestaat.

    Artikel 25

    Eventuele terugvordering van de schadeloosstelling van de afzender of van de geadresseerde

    1. Wordt, nadat de schadeloosstelling is betaald, een tevoren als verloren beschouwde aangetekende zending, een pakket of een zending met aangegeven waarde, of een gedeelte van de inhoud teruggevonden, wordt de afzender, of naar gelang van het geval, de geadresseerde, ervan op de hoogte gebracht dat de zending gedurende een periode van drie maanden te zijner beschikking wordt gehouden tegen terugbetaling van het bedrag van de uitbetaalde schadeloosstelling. Tevens wordt hem gevraagd aan wie de zending dient te worden afgegeven. In geval van weigering of wanneer er niet binnen de gestelde termijn wordt geantwoord, worden dezelfde stappen gezet bij de geadresseerde of, naar gelang van het geval, bij de afzender, waarbij hem dezelfde antwoordtermijn wordt toegekend.

    2. Zien de afzender en de geadresseerde af van de zending of antwoorden zij niet binnen de termijn die onder punt 1 is bepaald, dan wordt ze eigendom van de aangewezen operator, of eventueel van de aangewezen operatoren die de schade hebben gedragen.

    3. Wordt een zending met aangegeven waarde later teruggevonden en blijkt de waarde van haar inhoud lager te zijn dan het bedrag van de uitbetaalde schadeloosstelling, dan dient naar gelang van het geval de afzender of de geadresseerde tegen afgifte van de zending het bedrag van die schadeloosstelling terug te betalen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de bedrieglijke waardeaangifte.

    HOOFDSTUK 3

    Bepalingen eigen aan de brievenpost

    Artikel 26

    Afgifte van brievenpostzendingen in het buitenland

    1. Geen enkele aangewezen operator is verplicht brievenpostzendingen te verzenden of aan de geadresseerden te bezorgen die de op het grondgebied van de Lidstaat gedomicilieerde afzenders in het buitenland afgeven of laten afgeven met de bedoeling de voordeliger tarieven te genieten die er worden toegepast.

    2. De bepalingen onder 1 worden zonder onderscheid toegepast, hetzij op brievenpostzendingen die in het land van verblijf van de afzender worden voorbereid om vervolgens over de grens te worden vervoerd, hetzij op de brievenpostzendingen die door een vreemd land worden klaargemaakt.

    3. De aangewezen operator van bestemming heeft het recht om van de afzender, en desnoods van de aangewezen operator van afgifte de betaling te eisen van de binnenlandse tarieven. Indien noch de afzender, noch de aangewezen operator van afgifte die tarieven willen betalen binnen een door de aangewezen operator van bestemming gestelde termijn, mag die laatste operator de zendingen ofwel terugsturen naar de aangewezen operator van afgifte met het recht op terugbetaling van de kosten voor terugzending, ofwel ze overeenkomstig zijn eigen wetgeving behandelen.

    4. Geen enkele aangewezen operator is verplicht de brievenpostzendingen die de afzenders massaal in een ander land dan dat waar ze verblijven hebben afgegeven of laten afgeven, te verzenden of aan de geadresseerden te bezorgen indien het bedrag van de te innen eindrechten lager blijkt te zijn dan het bedrag dat zou zijn geïnd indien de zendingen waren afgegeven in het land waar de afzenders verblijven. De aangewezen operatoren van bestemming hebben het recht om van de aangewezen operator van afgifte een vergoeding te eisen die in verhouding staat tot de gedragen kosten. Die vergoeding mag evenwel niet hoger zijn dan het hoogste bedrag van de twee volgende formules : hetzij 80 % van het binnenlandse tarief dat op soortgelijke zendingen wordt toegepast, hetzij de tarieven die gelden krachtens de artikelen 28.3 tot 28.7 of 29.7, naar gelang van het geval. Indien de aangewezen operator van afgifte weigert om het aangerekende bedrag binnen een door de aangewezen operator van bestemming gestelde termijn te betalen, mag deze laatste ofwel de zendingen terugsturen naar de aangewezen operator van afgifte met het recht op terugbetaling van de kosten voor terugzending, hetzij ze overeenkomstig zijn nationale wetgeving behandelen.

    DEEL DRIE

    Vergoeding

    HOOFDSTUK 1

    Bepalingen eigen aan de brievenpost

    Artikel 27

    Eindrechten. algemene bepalingen

    1. Onder voorbehoud van de vrijstellingen die in de Reglementen zijn voorgeschreven, heeft elke aangewezen operator die van een andere aangewezen operator brievenpostzendingen ontvangt, het recht om van de aangewezen operator van verzending een vergoeding te vragen voor de kosten die voor de ontvangen internationale post zijn gemaakt.

    2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding van de eindrechten door hun aangewezen operatoren, worden de landen en grondgebieden gerangschikt overeenkomstig de lijsten die daartoe door het Congres zijn opgesteld in Resolutie C18/2008, zoals hierna aangegeven :

    2.1 landen en grondgebieden die deel uitmaken van het doelsysteem vóór 2010;

    2.2 landen en grondgebieden die deel uitmaken van het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 (nieuwe landen van het doelsysteem);

    2.3 landen en grondgebieden die deel uitmaken van het overgangssysteem.

    3. De bepalingen van deze Conventie betreffende de betaling van de eindrechten zijn overgangsmaatregelen die leiden naar de aanneming van een betaalsysteem dat na afloop van de overgangsperiode rekening houdt met de elementen die eigen zijn aan elk land.

    4. Toegang tot de binnenlandse dienst. Rechtstreekse toegang

    4.1 In principe stelt elke aangewezen operator de overige aangewezen operatoren alle tarieven, termijnen en voorwaarden beschikbaar die hij in zijn binnenlandse dienst aan zijn nationale klanten aanbiedt, onder identieke voorwaarden. Het is de taak van de aangewezen operator van bestemming om te oordelen of de aangewezen operator van herkomst al dan niet voldaan heeft aan de voorwaarden en nadere regels inzake rechtstreekse toegang.

    4.2 Tegen dezelfde voorwaarden als die welke aan nationale klanten worden geboden moeten de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem de tarieven, termijnen en voorwaarden die worden aangeboden in het kader van hun binnenlandse dienst toegankelijk maken voor de andere aangewezen operatoren.

    4.3 Tegen dezelfde voorwaarden als die welke aan nationale klanten worden geboden kunnen de aangewezen operatoren van de nieuwe landen van het doelsysteem kiezen om de tarieven, termijnen en voorwaarden die worden aangeboden in het kader van hun binnenlandse dienst niet toegankelijk te stellen aan de andere aangewezen operatoren. Deze aangewezen operatoren kunnen echter kiezen om de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst op basis van wederkerigheid voor een proefperiode van twee jaar toegankelijk te stellen aan een beperkt aantal aangewezen operatoren. Na deze termijn moeten zij kiezen tussen twee mogelijkheden : ophouden met de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst toegankelijk te maken of op dezelfde weg voortgaan en de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst toegankelijk maken voor alle aangewezen operatoren. Indien de aangewezen operatoren van de nieuwe landen van het doelsysteem echter aan de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem vragen om op hen de voorwaarden toe te passen die worden aangeboden in het kader van hun binnenlandse dienst, moeten zij voor alle andere aangewezen operatoren de tarieven, termijnen en voorwaarden toegankelijk maken die worden aangeboden in het kader van hun binnenlandse dienst, onder dezelfde voorwaarden als diegene die aan de nationale klanten worden geboden.

    4.4 De aangewezen operatoren van de landen die in de overgangsfase zitten, kunnen kiezen om de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden, niet toegankelijk te stellen voor de andere aangewezen operatoren. Zij kunnen echter kiezen om de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst op basis van wederkerigheid voor een proefperiode van twee jaar toegankelijk te stellen voor een beperkt aantal aangewezen operatoren. Na deze termijn moeten zij kiezen tussen twee mogelijkheden : ophouden met de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst toegankelijk te maken of op dezelfde weg voortgaan en de voorwaarden die worden geboden in het kader van hun binnenlandse dienst toegankelijk maken voor alle aangewezen operatoren.

    5. De vergoeding van de eindrechten wordt gebaseerd op het leveren van een kwaliteitsvolle dienstverlening in het land van bestemming. De Raad voor Postexploitatie is bijgevolg gemachtigd om premies toe te kennen aan de vergoeding die bepaald wordt in de artikelen 28 en 29 om de deelname aan het controlestelsel aan te moedigen en om de aangewezen operatoren te belonen die hun kwaliteitsdoelstelling bereiken. De Raad voor Postexploitatie kan ook boetes opleggen in geval van ontoereikende kwaliteit, maar de vergoeding van de aangewezen operatoren mag niet lager zijn dan de minimumvergoeding die bepaald wordt in de artikelen 28 en 29.

    6. Elke aangewezen operator mag geheel of gedeeltelijk afzien van de vergoeding waarvan sprake in punt 1.

    7. Voor M-zakken bedraagt het toe te passen tarief van de eindrechten 0,793 STR per kilogram. M-zakken van minder dan 5 kilogram worden geacht 5 kilogram te wegen voor de vergoeding van de eindrechten.

    8. Voor aangetekende zendingen is voorzien in een bijkomende vergoeding van 0,55 STR per zending voor 2010 en 2011, en van 0,6 STR voor 2012 en 2013. Voor zendingen met aangegeven waarde is voorzien in een bijkomende vergoeding van 1,1 STR per zending voor 2010 en 2011, en van 1,2 STR voor 2012 en 2013. De Raad voor Postexploitatie is gemachtigd om voor die diensten en andere aanvullende diensten vergoedingspremies toe te kennen wanneer de verstrekte diensten extra elementen bevatten die moeten worden gespecificeerd in het Reglement van de brievenpost.

    9. Elke aangewezen operator mag via een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen toepassen voor de vereffening van de rekeningen in verband met de eindrechten.

    10. De aangewezen operatoren kunnen facultatief niet-prioritaire post uitwisselen, waarbij een korting van 10 % wordt toegestaan op het tarief van de eindrechten dat voor prioritaire post geldt.

    11. De aangewezen operatoren kunnen facultatief volgens formaat gescheiden zendingen uitwisselen, waarbij een verlaagd tarief van de eindrechten wordt toegepast.

    12. De bepalingen die zijn vastgesteld tussen aangewezen operatoren van het doelsysteem zijn van toepassing op elke aangewezen operator van het overgangssysteem die verklaart dat hij zich bij het doelsysteem wil aansluiten. De Raad voor Postexploitatie mag de overgangsmaatregelen vastleggen in het Reglement van de brievenpost. De bepalingen van het doelsysteem kunnen integraal worden toegepast op de nieuwe aangewezen operatoren van het doelsysteem die verklaren dat zij volledig aan die bepalingen willen worden onderworpen, zonder overgangsmaatregelen.

    Artikel 28

    Eindrechten. Bepalingen van toepassing op de poststromen tussen de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem

    1. De vergoeding voor brievenpostzendingen, met inbegrip van massapost, met uitzondering van M-zakken en HBIA-zendingen, wordt vastgesteld op grond van de toepassing van de tarieven per zending en per kilogram die de kosten van de behandeling in de lidstaat van bestemming weerspiegelen; die kosten moeten gekoppeld zijn aan de binnenlandse tarieven. De tarieven worden berekend volgens de voorwaarden die in het Reglement van de brievenpost zijn verduidelijkt.

    2. De vergoeding voor de HBIA-zendingen geschiedt volgens de relevante bepalingen van het Reglement van de brievenpost.

    3. De tarieven per zending en per kilogram worden berekend op basis van een percentage van het tarief voor een prioritaire brief van 20 gram van de binnenlandse dienst, als volgt : 70 % voor de landen van het doelsysteem vóór 2010 en 100 % voor de landen die aangesloten zijn op het doelsysteem vanaf 2010 of 2012 (nieuwe landen van het doelsysteem).

    4. In 2009 en 2010 zal de Raad voor Postexploitatie een studie verrichten over de kosten voor de behandeling van binnenkomende post. Indien deze studie op een ander percentage wijst dan de 70 % vermeld in punt 3, zal de Raad voor Postexploitatie bepalen of het percentage van het tarief voor een prioritaire brief van 20 gram voor 2012 en 2013 moet worden gewijzigd.

    5. Voor 2010 en 2011 zal 50 % van de btw of van de andere toepasselijke heffingen worden afgetrokken van het tarief dat wordt gebruikt voor de in punt 3 vermelde berekening. Die vermindering zal 100 % bedragen voor 2012 en 2013.

    6. De tarieven die worden toegepast op de stromen tussen landen van het doelsysteem vóór 2010 mogen niet overschrijden :

    6.1 voor het jaar 2010 : 0,253 STR per zending en 1,980 STR per kilogram;

    6.2 voor het jaar 2011 : 0,263 STR per zending en 2,059 STR per kilogram;

    6.3 voor het jaar 2012 : 0,274 STR per zending en 2,141 STR per kilogram;

    6.4 voor het jaar 2013 : 0,285 STR per zending en 2,227 STR per kilogram.

    7. De tarieven die worden toegepast op de stromen tussen landen van het doelsysteem vóór 2010 mogen niet lager zijn dan de tarieven van 2009, vóór toepassing van de link met de kwaliteit van de dienstverlening. Deze tarieven mogen evenmin lager zijn dan de hieronder vermelde waarden :

    7.1 voor het jaar 2010 : 0,165 STR per zending en 1,669 STR per kilogram;

    7.2 voor het jaar 2011 : 0,169 STR per zending en 1,709 STR per kilogram;

    7.3 voor het jaar 2012 : 0,173 STR per zending en 1,750 STR per kilogram;

    7.4 voor het jaar 2013 : 0,177 STR per zending en 1,792 STR per kilogram.

    8. De tarieven die toepasselijk zijn op de poststromen naar, vanuit en tussen de nieuwe landen van het doelsysteem, behalve voor massapost, zijn :

    8.1 voor 2010 : 0,155 STR per zending en 1,562 STR per kilogram;

    8.2 voor 2011 : 0,159 STR per zending en 1,610 STR per kilogram;

    8.3 voor 2012 : 0,164 STR per zending en 1,648 STR per kilogram;

    8.4 voor 2013 : 0,168 STR per zending en 1,702 STR per kilogram.

    9. De vergoeding voor massapost wordt vastgesteld volgens de toepassing van de tarieven per zending en per kilogram zoals bepaald in artikel 28.3 tot 28.7.

    10. Behalve een andersluidend bilaterale overeenkomst wordt in een bijkomende vergoeding van 0,5 STR per zending voorzien voor aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde zonder identificatie met een streepjescode of met een identificatie voorzien van een streepjescode die niet voldoet aan technische norm S10 van de WPV.

    11. Geen enkel voorbehoud, behalve in geval van een bilateraal akkoord, kan op dit artikel worden toegepast.

    Artikel 29

    Eindrechten. Bepalingen van toepassing op de poststromen naar, vanwege en tussen de aangewezen operatoren van het overgangssysteem

    1. Voor de aangewezen operatoren van de landen van het overgangssysteem van eindrechten (ter voorbereiding van hun aansluiting bij het doelsysteem), wordt de vergoeding in verband met de brievenpostzendingen, met inbegrip van de massapost, maar met uitsluiting van de M-zakken en de HBIA-zendingen, vastgesteld op basis van jaarlijkse verhogingen met 2,8 % van de aangepaste tarieven van 2009 en op basis van een mondiaal gemiddeld aantal van 14,64 zendingen per kilogram.

    2. De vergoeding voor de HBIA-zendingen geschiedt volgens de relevante bepalingen van het Reglement van de brievenpost.

    3. De tarieven die van toepassing zijn op de poststromen naar, vanuit en tussen landen van het overgangssysteem bedragen :

    3.1 voor 2010 : 0,155 STR per zending en 1,562 STR per kilogram;

    3.2 voor 2011 : 0,159 STR per zending en 1,610 STR per kilogram;

    3.3 voor 2012 : 0,164 STR per zending en 1,648 STR per kilogram;

    3.4 voor 2013 : 0,168 STR per zending en 1,702 STR per kilogram.

    4. Voor de stromen van minder dan 100 ton per jaar worden de samenstellende delen per kilogram en per zending omgezet in een totaal tarief per kilogram op basis van een mondiaal gemiddeld aantal van 14,64 zendingen per kilogram. De onderstaande tarieven zijn van toepassing :

    4.1 voor 2010 : 3,831 STR per kilogram;

    4.2 voor 2011 : 3,938 STR per kilogram;

    4.3 voor 2012 : 4,049 STR per kilogram;

    4.4 voor 2013 : 4,162 STR per kilogram.

    5. Voor de stromen van meer dan 100 ton per jaar worden de hierboven vermelde vaste tarieven per kilogram toegepast indien noch de aangewezen operator van herkomst, noch de aangewezen operator van bestemming in het kader van het herzieningsmechanisme een herziening van het tarief vraagt op basis van het werkelijke aantal zendingen per kilogram in plaats van op basis van het mondiaal gemiddelde aantal. De monsterneming ten behoeve van de toepassing van het herzieningsmechanisme wordt toegepast overeenkomstig de voorwaarden die gespecificeerd zijn in het Reglement van de brievenpost.

    6. De neerwaartse herziening van het totale tarief dat bepaald is onder punt 4 kan niet worden ingeroepen door een land van het doelsysteem tegen een land van het overgangssysteem, tenzij dit laatste land een herziening in omgekeerde zin vraagt.

    7. De vergoeding voor massapost bestemd voor de aangewezen operatoren van de landen van het doelsysteem wordt vastgesteld volgens de toepassing van de tarieven per zending en per kilogram zoals bepaald in artikel 28. Voor de ontvangen massapost mogen de aangewezen operatoren van de landen van het overgangssysteem een vergoeding vragen in overeenstemming met de onder 3 vermelde bepalingen.

    8. Geen enkel voorbehoud, behalve in geval van een bilateraal akkoord, kan op dit artikel worden toegepast.

    Artikel 30

    Fonds voor het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening

    1. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, worden de eindrechten die door alle lidstaten en grondgebieden verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 5, voor de eindrechten en het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, onderworpen aan een verhoging die overeenkomt met 20 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van groep 5. Geen enkele betaling van die aard heeft plaats tussen de landen van groep 5.

    2. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, worden de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 1, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 4, onderworpen aan een verhoging die overeenkomt met 10 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    3. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, zullen de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 2, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 4, vanaf 1 januari 2012 onderworpen worden aan een verhoging die overeenkomt met 10 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    4. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, worden de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 1 en die zich vóór 2010 in het doelsysteem bevonden, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 3, onderworpen aan een verhoging die overeenkomt met 8 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    5. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, worden de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 1, en die in 2010 zullen toetreden tot het doelsysteem, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 3, onderworpen aan een verhoging die overeenkomt met 4 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    6. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, zullen de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 2, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 3, vanaf 1 januari 2012 onderworpen worden aan een verhoging die overeenkomt met 4 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    7. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, zullen de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 1, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 2 en die vóór 2010 een verhoging van 8 % genoten, in 2010 en in 2011 onderworpen worden aan een verhoging die overeenkomt met 4 % van de tarieven bepaald in artikel 29, en in 2012 en in 2013 aan een verhoging die overeenkomt met 2 % van de tarieven bepaald in artikel 28.8, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    8. Behalve voor de M-zakken, de HBIA-zendingen en de massapost, zullen de eindrechten die door de landen en grondgebieden die door het Congres gerangschikt zijn in de categorie van de landen van groep 1, verschuldigd zijn aan de landen die door het Congres zijn gerangschikt in de categorie van de landen van groep 2 en die voor 2010 een verhoging van 1 % genoten, in 2010 en 2011 onderworpen worden aan een verhoging die overeenkomt met 1 % van de tarieven bepaald in artikel 29, met het oog op het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van die laatste categorie.

    9. Voor de gecumuleerde eindrechten die verschuldigd zijn voor het spijzen van het Fonds voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van de groepen 2 tot 5, geldt een drempel van 12 565 STR per jaar voor elk land dat begunstigde is. De bijkomende bedragen die nodig zijn om die drempel te bereiken, worden gefactureerd aan de landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem in verhouding tot de uitgewisselde hoeveelheden.

    10. De regionale projecten zouden met name de realisatie van de programma's van de WPV moeten bevorderen, ten gunste van de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en het installeren van analytische boekhoudsystemen in de ontwikkelingslanden. De Raad voor postexploitatie zal uiterlijk in 2010 aangepaste procedures aannemen met het oog op de financiering van die projecten.

    Artikel 31

    Doorvoervergoedingen

    1. De gesloten brievenmalen en de open doorvoerzendingen die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen operatoren of tussen twee kantoren van dezelfde lidstaat via de diensten van één of meer andere aangewezen operatoren (derde diensten), zijn onderworpen aan de betaling van doorvoervergoedingen. Die vormen een vergoeding voor de dienstverlening inzake doorvoer over land, over zee en door de lucht. Dit principe geldt ook voor zendingen en brievenmalen die verkeerd verstuurd zijn.

    HOOFDSTUK 2

    Andere bepalingen

    Artikel 32

    Basistarief en bepalingen betreffende de kosten voor het luchtvervoer

    1. Het toe te passen basistarief bij de afrekeningen tussen aangewezen operatoren voor luchtvervoer wordt goedgekeurd door de Raad voor postexploitatie. Het wordt door het Internationaal Bureau berekend volgens de formule die in het Reglement van de brievenpost is vastgesteld.

    2. De berekening van de kosten voor luchtvervoer van de gesloten brievenmalen, de prioritaire zendingen, de luchtpostzendingen, de open luchtpostpakketten in doorvoer, de verkeerd verstuurde zendingen en brievenmalen, alsook de daaraan verbonden afrekeningwijzen, wordt in het Reglement van de brievenpost en het Reglement betreffende de postpakketten beschreven.

    3. De kosten voor vervoer over het hele luchttraject zijn ten laste van :

    3.1 de aangewezen operator van het land van herkomst wanneer het gesloten brievenmalen betreft, ook wanneer de verzending van die brievenmalen via een of meer intermediaire aangewezen operatoren verloopt;

    3.2 de aangewezen operator die de zendingen aan een andere aangewezen operator bezorgt, wanneer het prioritaire zendingen en open luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.

    4. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van vergoedingen voor doorvoer over land of zee, als ze per vliegtuig worden vervoerd.

    5. Elke aangewezen operator van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van de internationale post verricht, heeft recht op de terugbetaling van de bijkomende kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van het afgelegde traject meer dan 300 km bedraagt. De Raad voor postexploitatie kan de gewogen gemiddelde afstand vervangen door een ander relevant criterium. Behoudens overeenkomst omtrent kosteloos vervoer, moeten de kosten uniform zijn voor alle prioritaire brievenmalen en luchtpostbrievenmalen die uit het buitenland afkomstig zijn, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per vliegtuig.

    6. Wanneer de vergoeding van de eindrechten die de aangewezen operator van bestemming ontvangt, specifiek gebaseerd is op de kosten of op de binnenlandse tarieven, wordt echter geen bijkomende terugbetaling voor binnenlandse luchtvervoerkosten verricht.

    7. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de aangewezen operator van bestemming het gewicht uit van alle brievenmalen waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindrechten specifiek gebaseerd is op de kosten of op de binnenlandse tarieven van de aangewezen operator van bestemming.

    Artikel 33

    Aandeel van eindrechten voor zeepost- en landpostpakketten

    1. Pakketten die tussen twee aangewezen operatoren worden uitgewisseld zijn onderworpen aan het aandeel van de eindrechten voor binnenkomende landpost dat wordt berekend door het basistarief per pakket en het basistarief per kilogram vastgesteld door het Reglement te combineren.

    1.1 Rekening houdende met de hierboven vermelde basistarieven, kunnen de aangewezen operatoren bovendien de toestemming krijgen voor bijkomende tarieven per pakket en per kilogram, conform de bepalingen in het Reglement.

    1.2 De onder 1 en 1.1 vermelde aandelen komen ten laste van de aangewezen operator van het land van herkomst, tenzij het Reglement betreffende de postpakketten in afwijkingen van dit principe voorziet.

    1.3 Het aandeel van de eindrechten voor binnenkomende landpost moet eenvormig zijn voor het gehele grondgebied van elk land.

    2. De pakketten die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen operatoren of tussen twee kantoren van eenzelfde land door middel van de landdiensten van één of meer andere aangewezen operatoren zijn, ten voordele van de aangewezen operatoren waarvan de diensten meewerken aan het landvervoer, onderworpen aan het aandeel van de eindrechten voor landpost in doorvoer dat volgens de toegepaste afstandsschaal in het Reglement is vastgesteld.

    2.1 Voor open pakketten in doorvoer zijn de intermediaire aangewezen operatoren gemachtigd het forfaitaire aandeel per zending, vastgesteld in het Reglement, te vragen.

    2.2 De aandelen voor landpost in doorvoer komen ten laste van de aangewezen operator van het land van herkomst, tenzij het Reglement betreffende de postpakketten in afwijkingen van dit principe voorziet.

    3. Elk aangewezen operator waarvan de diensten betrokken zijn bij transport van pakketten over zee is gemachtigd om het aandeel van de eindrechten voor zeepost te vorderen. Dit aandeel komt ten laste van de aangewezen operator van het land van herkomst, tenzij het Reglement betreffende de postpakketten in afwijkingen van dit principe voorziet.

    3.1 Voor elke benuttigde zeevaartdienst wordt het aandeel van de eindrechten voor zeepost vastgesteld in het Reglement betreffende de postpakketten volgens de afstandsschaal.

    3.2 De aangewezen operatoren mogen overeenkomstig artikel 3.1 het berekende aandeel van de eindrechten voor zeepost met ten hoogste 50 % verhogen. Zij mogen het daarentegen naar goeddunken verlagen.

    Artikel 34

    Bevoegdheid van de Raad voor postexploitatie om het bedrag van de kosten en de aandelen vast te stellen

    1. De Raad voor postexploitatie heeft de bevoegdheid om de kosten en de hierna vermelde aandelen vast te leggen, die door de aangewezen operatoren moeten worden betaald volgens de voorwaarden die in de Reglementen zijn bepaald :

    1.1 doorvoerkosten voor de behandeling en het transport van de brievenpostmalen door ten minste één derde land;

    1.2 basistarief en kosten voor luchtvervoer die op luchtpost toepasselijk zijn;

    1.3 aandeel van eindrechten voor binnenkomende landpost voor de behandeling van binnenkomende pakketten;

    1.4 aandeel van eindrechten voor landpost in doorvoer voor de behandeling en het vervoer van pakketten door een derde land;

    1.5 aandeel van eindrechten voor zeepost voor het zeetransport van pakketten.

    2. De herziening, die kan geschieden volgens een methode die een rechtvaardige vergoeding waarborgt voor de aangewezen operatoren die de diensten verzorgen, moet steunen op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. De eventuele wijziging waartoe kan worden beslist, treedt in werking op de datum die door de Raad voor postexploitatie wordt bepaald.

    DEEL VIER

    Slotbepalingen

    Artikel 35

    Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen betreffende de Conventie en de Reglementen

    1. Opdat de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende deze Conventie uitvoerbaar worden, dienen zij te worden goedgekeurd door de meerderheid der aanwezige en stemmende lidstaten die stemrecht bezitten. Minstens de helft van de op het Congres vertegenwoordigde en stemgerechtigde lidstaten dient op het ogenblik van de stemming aanwezig te zijn.

    2. Opdat de voorstellen met betrekking tot het Reglement van de brievenpost en het Reglement betreffende de postpakketten uitvoerbaar worden, dienen zij te worden goedgekeurd door de meerderheid van de stemgerechtigde leden van de Raad voor postexploitatie.

    3. Opdat de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen betreffende deze Conventie en haar Slotprotocol uitvoerbaar worden, is het volgende quorum vereist :

    3.1 twee derde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten van de Vereniging die aan de stemming hebben deelgenomen, indien het wijzigingen betreft;

    3.2 de meerderheid van de stemmen indien het de interpretatie van de bepalingen betreft.

    4. Niettegenstaande de in 3.1 vermelde bepalingen, heeft elke Lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog onverenigbaar is met de voorgestelde wijziging de mogelijkheid om bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau een schriftelijke verklaring af te leggen waarin gemeld wordt dat het onmogelijk is om die wijziging te aanvaarden binnen negentig dagen nadat ze ter kennis werd gebracht.

    Artikel 36

    Voorbehoud gemaakt tijdens het Congres

    1. Voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Vereniging is niet toegestaan.

    2. In de regel moeten de lidstaten die hun zienswijze niet door de andere lidstaten kunnen doen bijtreden, zoveel mogelijk trachten zich aan te sluiten bij de zienswijze van de meerderheid. Voorbehoud moet worden gemaakt in geval van absolute noodzaak en moet op een gepaste manier worden gerechtvaardigd.

    3. Voorbehoud bij artikelen van deze Conventie moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een geschreven voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau conform de desbetreffende bepalingen van het Huishoudelijk Reglement van het Congres.

    4. Om uitwerking te hebben moet het voorbehoud dat aan het Congres is voorgelegd door de in elk geval vereiste meerderheid worden goedgekeurd voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft.

    5. In de regel moet het voorbehoud worden toegepast op basis van reciprociteit tussen de lidstaat die hiertoe het initiatief heeft genomen en de andere lidstaten.

    6. Voorbehoud bij deze Conventie wordt in haar Slotprotocol ingevoegd op basis van het voorstel dat door het Congres is goedgekeurd.

    Artikel 37

    Tenuitvoerlegging en geldigheidsduur van de Conventie

    1. Deze Conventie wordt uitvoerbaar op 1 januari 2010 en zal van kracht blijven tot de tenuitvoerlegging van de Akten van het volgende Congres.

    Ter oorkonde hiervan hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten deze Conventie ondertekend in één exemplaar dat neergelegd wordt bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan zal door het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging aan elke aangeslotene worden overhandigd.

    Gedaan te Genève, 12 augustus 2008.


    (VERTALING)

    Slotprotocol van de Wereldpostconventie

    Bij de ondertekening van de op heden gesloten Wereldpostconventie hebben de ondergetekende gevolmachtigden omtrent het volgende een overeenkomst bereikt :

    Artikel I

    Eigendomsrecht van de postzendingen. Terugvordering. Adreswijziging of -verbetering

    1. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn niet van toepassing op Antigua en Barbuda, Bahrein (het Koninkrijk), Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, Hongkong, China, Dominicaanse Republiek, Egypte, Fiji, Gambia, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de overzeese gebieden van het Verenigd Koninkrijk, Grenada, Guyana, Ierland, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, Lesotho, Maleisië, Malawi, Mauritius, Nauru, Nigeria, Nieuw-Zeeland, Oeganda, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Salomonseilanden, Samoa, Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, Tanzania (Ver. Rep.), Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu en Zambia.

    2. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn evenmin van toepassing op Oostenrijk, Denemarken en Iran (Isl. Rep.), waarvan de wetgeving niet meer de door de afzender gevraagde terugvordering of adreswijziging van een brievenpostzending toestaat, zodra de geadresseerde ervan verwittigd werd dat de aan hem geadresseerde zending is toegekomen.

    3. Artikel 5.1 is niet van toepassing op Australië, Ghana en Zimbabwe.

    4. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Bahamas, België, Irak, Myanmar en de Democratische Volksrepubliek Korea, waarvan de wetgeving niet meer de door de afzender gevraagde terugvordering of adreswijziging van een brievenpostzending toestaat.

    5. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Amerika (de Verenigde Staten).

    6. Artikel 5.2 geldt voor Australië voor zover het verenigbaar is met de binnenlandse wetgeving van dat land.

    7. In afwijking van artikel 5.2 zijn El Salvador, Panama (Rep.), de Filippijnen, de Volksrepubliek Congo en Venezuela gemachtigd om de pakketten, waarvoor de geadresseerde de inklaring reeds gevraagd heeft, niet terug te zenden daar hun douanewetgeving er zich tegen verzet.

    Artikel II

    Tarieven

    1. In afwijking van artikel 6 zijn Australië, Canada en Nieuw-Zeeland gemachtigd om andere posttarieven te innen dan die waarin in de Reglementen is voorzien, indien de betrokken tarieven door hun nationale wetgeving worden toegestaan.

    Artikel III

    Uitzondering op de vrijstelling van posttarieven ten gunste van blindenschrift

    1. In afwijking van artikel 7 mogen Indonesië, Saint Vincent en de Grenadines en Turkije, die in hun binnenlandse dienst geen portvrijdom voor blindenschrift toestaan, de porten en de tarieven voor speciale diensten innen, die evenwel niet meer mogen bedragen dan die voor hun binnenlandse dienst.

    2. In afwijking van artikel 7 mogen Duitsland, Amerika (Verenigde Staten), Australië, Oostenrijk, Canada, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Japan en Zwitserland de tarieven voor speciale diensten innen die in hun binnenlandse dienst op het blindenschrift worden toegepast.

    Artikel IV

    Basisdiensten

    1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 12 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot de postpakketten niet goed.

    2. De bepalingen van artikel 12.2.4 zijn niet van toepassing op Groot-Brittannië, waarvan de nationale wetgeving een lagere gewichtslimiet oplegt. De wetgeving inzake gezondheid en veiligheid beperkt het gewicht van postzakken tot 20 kilogram.

    3. In afwijking van artikel 12.2.4 is het aan Kazachstan en Oezbekistan toegestaan om het maximumgewicht van binnenkomende en uitgaande M-zakken tot 20 kilogram te beperken.

    Artikel V

    Bericht van ontvangst

    1. Canada is wat de pakketten betreft, gemachtigd om artikel 13.1.1 niet toe te passen, aangezien het voor pakketten in zijn binnenlands verkeer geen dienst voor bericht van ontvangst verstrekt.

    Artikel VI

    Dienst handelsbriefwisseling — internationaal antwoord (HBIA)

    1. In afwijking van artikel 13.4.1 verzorgt Bulgarije (Republiek) de HBIA-dienst na onderhandeling met de betrokken lidstaat.

    Artikel VII

    Verbodsbepalingen (brievenpost)

    1. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Libanon en de Democratische Volksrepubliek Korea geen aangetekende zendingen die muntstukken, muntbiljetten of andere waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Zij dienen zich niet strikt te houden aan de bepalingen van het Reglement van de brievenpost wat hun aansprakelijkheid betreft in geval van diefstal of van beschadiging van aangetekende zendingen, alsook voor de zendingen die glazen of breekbare goederen bevatten.

    2. Bij wijze van uitzondering nemen Saoedi-Arabië, Bolivia, China (Volksrep.), met uitsluiting van de Speciale administratieve Regio Hongkong, Irak, Nepal, Pakistan, Soedan en Vietnam geen aangetekende zendingen aan die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

    3. Myanmar houdt zich het recht voor om zendingen met aangegeven waarde die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals bepaald in artikel 15.6, niet aan te nemen omdat zijn interne wetgeving de aanneming van dergelijke zendingen verbiedt.

    4. Nepal aanvaardt geen aangetekende zendingen, noch zendingen met aangegeven waarde die kleine bankbiljetten of muntstukken bevatten, tenzij hieromtrent speciale akkoorden werden afgesloten.

    5. Oezbekistan neemt geen aangetekende zendingen of zendingen met aangegeven waarde aan die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels of buitenlandse valuta bevatten en wijst elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

    6. Iran (Islamitische Republiek) neemt geen zendingen aan die voorwerpen bevatten die indruisen tegen het islamitische geloof.

    7. De Filippijnen houden zich het recht voor om geen brievenpostzendingen (gewone, aangetekende of met aangegeven waarde) te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of andere waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

    8. Australië aanvaardt geen enkele postzending die staven of bankbiljetten bevat. Bovendien aanvaardt het geen aangetekende zendingen met bestemming Australië, noch open zendingen in doorvoer die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals juwelen, edelmetalen, edelstenen of halfedelstenen, waardepapieren, muntstukken of andere verhandelbare wissels. Het slaat alle aansprakelijkheid af voor zendingen die worden gepost in overtreding van dit voorbehoud.

    9. China (Volksrep.), met uitzondering van de Speciale administratieve Regio Hongkong, aanvaardt geen zendingen met aangegeven waarde die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten, waardepapieren aan toonder of reischeques bevatten, in overeenstemming met zijn interne reglementen.

    10. Letland en Mongolië behouden zich het recht voor geen gewone zendingen, aangetekende zendingen of zendingen met aangegeven waarde te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, effecten aan toonder en reischeques bevatten, aangezien hun nationale wetgeving zich daartegen verzet.

    11. Brazilië behoudt zich het recht voor gewone post, aangetekende post of post met aangegeven waarde die muntstukken, in omloop zijnde bankbiljetten en waardepapieren aan toonder bevat, niet te aanvaarden.

    12. Vietnam behoudt zich het recht voor brieven die voorwerpen en goederen bevatten niet te aanvaarden.

    13. Indonesië neemt geen aangetekende zendingen of zendingen met aangegeven waarde aan die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels, buitenlandse valuta of om het even welke waarden aan toonder bevatten en wijst elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van deze zendingen.

    14. Kirgizië houdt zich het recht voor om geen brievenpostzendingen (gewone, aangetekende of met aangegeven waarde en pakjes) te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen en andere waardevolle voorwerpen bevatten. Dit land wijst elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    16. Kazachstan aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met aangegeven waarde die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waardepapieren aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen, of vreemde munten bevatten en wijst elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    17. Moldavië en de Russische Federatie aanvaarden geen aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde die bankbiljetten in omloop, waardepapieren (cheques) aan toonder of vreemde valuta bevatten en wijzen elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    Artikel VIII

    Verbodsbepalingen (postpakketten)

    1. Myanmar en Zambia zijn gemachtigd om de pakketten met aangegeven waarde, die de in artikel 15.6.1.3.1 bedoelde waardevolle voorwerpen bevatten, niet aan te nemen daar hun binnenlandse reglementering er zich tegen verzet.

    2. Bij wijze van uitzondering nemen Libanon en Soedan geen pakketten aan die muntstukken, muntbiljetten of om het even welke andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen en andere waardevolle voorwerpen bevatten, noch die vloeistoffen of stoffen die gemakkelijk vloeibaar kunnen worden, glazen of gelijksoortige of breekbare voorwerpen bevatten. Zij dienen zich niet te houden aan de overeenkomstige bepalingen van het Reglement betreffende de postpakketten.

    3. Brazilië is gemachtigd om geen pakketten met aangegeven waarde aan te nemen die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten, alsook alle andere waardepapieren aan toonder, daar zijn binnenlandse reglementering er zich tegen verzet.

    4. Ghana is gemachtigd om pakketten met aangegeven waarde die in omloop zijnde muntstukken en biljetten bevatten, niet aan te nemen aangezien de binnenlandse reglementering zich daartegen verzet.

    5. Behalve de in artikel 15 vermelde voorwerpen, neemt Saoedi-Arabië geen postpakketten aan die muntstukken, -biljetten of om het even welke andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen en andere waardevolle voorwerpen bevatten. Het aanvaardt evenmin pakketten die allerlei geneesmiddelen bevatten, behalve wanneer die vergezeld zijn van een medisch voorschrift dat uitgaat van een bevoegde officiële overheid, noch producten voor brandbestrijding en chemische vloeistoffen of voorwerpen die indruisen tegen de beginselen van het islamitische geloof.

    6. Behalve de in artikel 15 vermelde voorwerpen, neemt Oman geen postpakketten aan met daarin :

    6.1 allerlei geneesmiddelen, behalve wanneer die vergezeld zijn van een medisch voorschrift dat uitgaat van een bevoegde officiële overheid;

    6.2 producten voor brandbestrijding en chemische vloeistoffen;

    6.3 voorwerpen die indruisen tegen de beginselen van het islamitische geloof.

    7. Behalve de in artikel 15 vermelde voorwerpen, is Iran (Is. Rep.) gemachtigd om pakketten welke artikelen bevatten die indruisen tegen de beginselen van het islamitische geloof, niet aan te nemen.

    8. De Filippijnen zijn gemachtigd om geen pakketten aan te nemen die muntstukken, -biljetten of om het even welke andere waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen, of vloeistoffen en stoffen die gemakkelijk vloeibaar kunnen worden of glazen of gelijksoortige of breekbare voorwerpen, bevatten.

    9. Australië aanvaardt geen enkele postzending die staven of bankbiljetten bevat.

    10. China (Volksrep.) aanvaardt geen gewone pakketten die muntstukken, -biljetten of om het even welke andere waardepapieren aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen, bevatten. Bovendien, behalve wat de Speciale administratieve Regio Hongkong betreft, worden evenmin pakketten met aangegeven waarde aangenomen die muntstukken, -biljetten of om het even welke andere waardepapieren aan toonder of reischeques, bevatten.

    11. Mongolië behoudt zich het recht voor om, volgens zijn nationale wetgeving, pakketten die muntstukken, bankbiljetten, wissels op zicht en reischeques bevatten, niet aan te nemen.

    12. Letland aanvaardt geen gewone pakketten noch pakketten met aangegeven waarde die muntstukken, bankbiljetten, andere waardepapieren (cheques) aan toonder of vreemde deviezen bevatten, en het wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    13. Moldavië, Oezbekistan, de Russische Federatie en Oekraïne aanvaarden geen gewone pakketten en pakketten met aangegeven waarde die bankbiljetten in omloop, waardepapieren (cheques) aan toonder of vreemde munten bevatten en wijzen elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    14. Kazachstan aanvaardt geen gewone pakketten, noch pakketten met aangegeven waarde die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waardepapieren aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen, of vreemde munten bevatten en wijst elke aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dergelijke zendingen.

    Artikel IX

    Toegelaten radioactieve stoffen en besmettelijke substanties

    1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 16 behoudt Mongolië zich het recht voor om overeenkomstig zijn nationale wetgeving, geen postzendingen te aanvaarden die radioactieve stoffen of besmettelijke substanties bevatten.

    Artikel X

    Aan douanerechten onderworpen voorwerpen

    1. Met verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de volgende lidstaten geen zendingen met aangegeven waarde die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten : Bangladesh en El Salvador.

    2. Met verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone en aangetekende brieven die voorwerpen bevatten die aan douanerechten onderworpen zijn : Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, Belarus, Cambodja, Chili, Colombia, Cuba, El Salvador, Estland, Italië, Kazachstan, Letland, Moldavië, Nepal, Oezbekistan, Peru, de Democratische Volksrepubliek Korea, de Russische Federatie, San Marino, Turkmenistan, Oekraïne en Venezuela.

    3. Met verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten : Benin, Burkina Faso, Ivoorkust (Rep.), Djibouti, Mali en Mauritanië.

    4. Ondanks de bepalingen van 1 tot 3 zijn in alle gevallen serum- en vaccinzendingen toegestaan, alsmede zendingen met dringend noodzakelijke en moeilijk verkrijgbare geneesmiddelen.

    Artikel XI

    Bezwaren

    1. In afwijking van artikel 17.3 behouden Saoedi-Arabië, Bulgarije (Rep.), Kaapverdië, Egypte, Gabon, de overzeese gebieden van het Verenigd Koninkrijk, Griekenland, Iran (Isl. Rep.), Kirgizië, Mongolië, Myanmar, Oezbekistan, de Filippijnen, de Democratische Volksrepubliek Korea, Soedan, Syrië (Arabische Rep.), Tsjaad, Turkmenistan, Oekraïne en Zambia zich het recht voor om voor brievenpostzendingen een tarief voor bezwaren van hun clientèle te innen.

    2. In afwijking van artikel 17.3 behouden Argentinië, Oostenrijk, Azerbeidzjan, Litouwen, Moldavië en Slowakije zich het recht voor om een bijzonder tarief te innen wanneer een bezwaar ongegrond zou blijken, nadat een onderzoek is ingesteld.

    3. Afghanistan, Saoedi-Arabië, Bulgarije (Rep.), Kaapverdië, Congo (Rep.), Egypte, Gabon, Iran (Isl. Rep.), Kirgizië, Mongolië, Myanmar, Oezbekistan, Soedan, Suriname, Syrië (Arabische Rep.), Turkmenistan, Oekraïne en Zambia behouden zich het recht voor om voor pakketten een tarief voor bezwaren van hun clientèle te innen.

    4. In afwijking van artikel 17.3 behouden Amerika (Verenigde Staten), Brazilië en Panama (Rep.) zich het recht voor om van hun clientèle een tarief voor bezwaren te vorderen voor brievenpostzendingen en postpakketten die zijn afgegeven in landen die een dergelijk tarief toepassen krachtens de bepalingen onder 1 tot 3.

    Artikel XII

    Tarief voor voorlegging aan de douane

    1. Gabon behoudt zich het recht voor om van zijn clientèle een tarief voor voorlegging aan de douane te innen.

    2. Congo (Rep.) en Zambia houden zich het recht voor om, voor de pakketten, van hun clientèle een tarief voor voorlegging aan de douane te innen.

    Artikel XIII

    Afgifte van brievenpostzendingen in het buitenland

    1. Amerika (Verenigde Staten), Australië, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Griekenland en Nieuw-Zeeland behouden zich het recht voor, om in verhouding tot de kostprijs van de veroorzaakte werkzaamheden, een tarief aan te rekenen aan elke aangewezen operator die hen krachtens artikel 26.4, voorwerpen terugstuurt die aanvankelijk door hun diensten niet als postzendingen werden verzonden.

    2. In afwijking van artikel 26.4 behoudt Canada zich het recht voor om van de aangewezen operator van herkomst een vergoeding te innen die het in staat moet stellen om ten minste de kosten op te vangen die de behandeling van dergelijke zendingen met zich brengt.

    3. Artikel 26.4 machtigt de aangewezen operator van bestemming ertoe om van de aangewezen operator van afgifte een gepaste vergoeding te eisen voor de bestelling van brievenpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. Australië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor om die betaling te beperken tot het bedrag dat overeenstemt met het binnenlandse tarief in het land van bestemming dat voor dergelijke zendingen wordt toegepast.

    4. Artikel 26.4 machtigt de aangewezen operator van bestemming ertoe om van de aangewezen operator van afgifte een gepaste vergoeding te eisen voor de bestelling van brievenpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. De volgende lidstaten behouden zich het recht voor om die betaling te beperken tot de grenzen die voor massapost in het Reglement worden toegestaan : Amerika (Verenigde Staten), de Bahamas, Barbados, Brunei Darussalam, China (Volksrep.), Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de overzeese gebieden van het Verenigd Koninkrijk, Grenada, Guyana, India, Maleisië, Nepal, Nieuw-Zeeland, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Singapore, Sri Lanka, Suriname en Thailand.

    5. Niettegenstaande het voorbehoud onder 4, behouden de volgende lidstaten zich het recht voor om de bepalingen van artikel 26 van de Conventie betreffende de post die van de lidstaten van de Vereniging wordt ontvangen in hun geheel toe te passen : Duitsland, Saoedi-Arabië, Argentinië, Oostenrijk, Benin, Brazilië, Burkina Faso, Kameroen, Cyprus, Ivoorkust (Rep.), Denemarken, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Guinee, Israël, Italië, Japan, Jordanië, Libanon, Luxemburg, Mali, Marokko, Mauritanië, Monaco, Noorwegen, Portugal, Senegal, Syrië (Arabische Rep.) en Togo.

    6. Voor de toepassing van artikel 26.4 behoudt Duitsland zich het recht voor aan het land waar de zendingen afgegeven worden, een vergoeding te vragen voor een bedrag dat gelijkwaardig is aan dat wat Duitsland zou hebben ontvangen van het land waar de afzender verblijft.

    7. Niettegenstaande het voorbehoud dat in artikel XIII wordt gemaakt, behoudt China (Volksrep.) zich het recht voor om betalingen voor de bestelling van brievenpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn afgegeven, te beperken tot de grenzen die zijn toegelaten in de Conventie van de WPV en het Reglement van de brievenpost voor de massapost.

    Artikel XIV

    Uitzonderlijk aandeel van eindrechten voor binnenkomende landpost

    1. In afwijking van artikel 33 houdt Afghanistan zich het recht voor om aanvullend per pakket 7,50 STR te innen als een uitzonderlijk aandeel van de eindrechten voor binnenkomende landpost.

    Artikel XV

    Speciale tarieven

    1. Amerika (Verenigde Staten), België en Noorwegen mogen voor luchtpostpakketten een hoger aandeel van de eindrechten voor landpost vragen dan voor pakketten over land of zee.

    2. Libanon is gemachtigd om voor pakketten tot 1 kilogram het tarief aan te rekenen dat van toepassing is op pakketten van meer dan 1 tot 3 kilogram.

    3. Panama (Rep.) is gemachtigd om 0,20 STR per kilogram te innen voor pakketten over land of zee, die in doorvoer per vliegtuig (SAL) worden vervoerd.

    Ter staving hiervan hebben de hieronder vermelde gevolmachtigden dit Protocol opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst zelf van de Conventie opgenomen, en ze hebben het ondertekend in één exemplaar dat neergelegd wordt bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan zal door het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging aan elke aangeslotene worden overhandigd.

    Gedaan te Genève, 12 augustus 2008.


    (VERTALING)

    Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post

    De ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Vereniging hebben, gelet op artikel 22.4 van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging die op 10 juli 1964 te Wenen werd afgesloten, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de genoemde Stichtingsakte de volgende Overeenkomst die overeenstemt met de principes van de genoemde Stichtingsakte vastgesteld om een beveiligde uitbetalingsdienst van de post ten uitvoer te brengen die toegankelijk is voor en aangepast is aan het maximale aantal gebruikers op basis van systemen die interoperabiliteit tussen de netwerken van de aangewezen operatoren mogelijk maken

    DEEL I

    Gemeenschappelijke principes van toepassing op de uitbetalingsdiensten van de post

    HOOFDSTUK 1

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Reikwijdte van de Overeenkomst

    1. Elk van de ondertekenende lidstaten stelt alles in het werk om ten minste één van de volgende uitbetalingsdiensten van de post aan te bieden op zijn grondgebied :

    1.1 postwissel in contant geld : de afzender overhandigt geld in het punt dat toegang geeft tot de dienst van de aangewezen operator en vraagt om dit bedrag volledig en zonder afhouding contant aan de bestemmeling uit te betalen;

    1.2 betalingsmandaat : de afzender geeft de opdracht om zijn rekening bij de aangewezen operator te debiteren en vraagt om dit bedrag volledig en zonder afhouding contant aan de bestemmeling uit te betalen;

    1.3 stortingsopdracht : de afzender overhandigt geld in het punt dat toegang geeft tot de dienst van de aangewezen operator en vraagt om dit bedrag volledig en zonder afhouding op de rekening van de bestemmeling te storten;

    1.4 postoverschrijving : de afzender geeft de opdracht om zijn rekening bij de aangewezen operator te debiteren en vraagt een gelijkwaardig bedrag zonder afhouding te boeken op het credit van de rekening van de bestemmeling bij de uitbetalende aangewezen operator.

    2. Het Reglement bepaalt de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst.

    Artikel 2

    Definities

    1. Bevoegde autoriteit : duidt op elke nationale autoriteit van een lidstaat van de Vereniging die, krachtens de door de wet of de regelgeving toevertrouwde bevoegdheden, toezicht houdt op de activiteiten van de aangewezen operator of de personen bedoeld in dit artikel. De bevoegde autoriteit kan zich wenden tot de administratieve of gerechtelijke autoriteiten die betrokken zijn bij de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme, meer bepaald de nationale financiële inlichtingeneenheid en de controle-instanties.

    2. Vooruitbetaling : gedeeltelijke en vervroegde storting door de aangewezen operator van uitgifte aan de uitbetalende aangewezen operator om de uitbetalende aangewezen operator financieel te steunen bij zijn postale uitbetalingsdiensten.

    3. Witwassen van geld : de omzetting of de overdracht van deviezen uitgevoerd door een entiteit of een individu wetende dat deze deviezen afkomstig zijn vanuit criminele activiteiten of de medewerking aan dergelijke activiteiten om de onwettige herkomst van de deviezen te verbergen of te verhullen of om personen te helpen die hebben deelgenomen aan deze activiteiten teneinde zich te onttrekken aan de wettelijke gevolgen van hun handelingen; het witwassen van geld dient als dusdanig te worden beschouwd zelfs wanneer de activiteiten waar wit te wassen geld zou uit voortvloeien, zich afspelen op het grondgebied van andere lidstaten van de Vereniging of een derde land.

    4. Kantonnement : verplichte scheiding tussen het geld van de gebruikers en het geld van de aangewezen operator waardoor het niet mogelijk is het geld van de gebruikers voor andere doeleinden aan te wenden dan de uitvoering van uitbetalingsdiensten van de post.

    5. Verrekenkamer : in het kader van multilaterale uitwisselingen behandelt een verrekenkamer de wederzijdse schulden en schuldvorderingen die voortvloeien uit de diensten geleverd door een operator ten behoeve van een andere. Haar functie bestaat in het boeken van de uitwisselingen tussen de operatoren die worden vereffend door een « settlement bank », alsook het nemen van de nodige maatregelen in geval van problemen bij de vereffening.

    6. Compensatie : systeem om het aantal uit te voeren betalingen tot een minimum te beperken door een periodiek saldo op te maken voor het debet en credit van de betrokken partners. De compensatie bestaat uit twee fasen : bepaling van de bilaterale saldi en vervolgens door de toevoeging van de bilaterale saldo's, de berekening van de algemene stand van elk ten opzichte van de gemeenschap om slechts één vereffening te maken naar gelang van de creditstand of debetstand van de beschouwde instelling

    7. Centralisatierekening : samenvoeging van geld afkomstig van verschillende bronnen op één enkele rekening.

    8. Verbindingsrekening : postrekening die de in het kader van bilaterale betrekkingen aangewezen operatoren wederzijds openen en aan de hand waarvan wederzijdse schulden en schuldvorderingen worden verrekend.

    9. Criminaliteit : duidt op elke vorm van deelname aan een criminele activiteit of een strafbaar feit in de zin van de nationale wetgeving.

    10. Borgsom : bedrag dat in bewaring wordt gegeven in de vorm van contant geld of van effecten, om de betalingen tussen aangewezen operatoren te garanderen.

    11. Bestemmeling : natuurlijke of rechtspersoon aangewezen door de afzender als bestemmeling van de postwissel of de postoverschrijving.

    12. Derde munteenheid : intermediaire munteenheid gebruikt indien twee munten niet inwisselbaar zijn of ter compensatie/vereffening van de rekeningen.

    13. Waakzaamheidsplicht ten opzichte van de gebruikers : algemene plicht van de aangewezen operatoren, met inbegrip van de volgende taken :

    — identificeren van de gebruikers;

    — inlichtingen inwinnen over het voorwerp van de postale betalingsorder;

    — toezien op de postale betalingsorders;

    — nagaan dat de informatie betreffende de gebruikers up-to-date is;

    — verdachte handelingen melden aan de bevoegde autoriteiten.

    14. Elektronische gegevens met betrekking tot de postale betalingsorders : elektronisch verzonden gegevens van de ene aangewezen operator aan de andere, met betrekking tot de uitvoering van de postale betalingsorders, een bezwaren, een wijziging of de correctie van adresgegevens of de terugbetaling; die gegevens worden ingevoerd door de aangewezen operatoren, ofwel automatisch gegenereerd door hun informatiesysteem, en vermelden een wijziging van de status van de postale betalingsorder of de aanvraag met betrekking tot dat order.

    15. Persoonlijke gegevens : persoonlijke identificatiegegevens met betrekking tot de afzender of de bestemmeling. Deze mogen enkel worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze zijn verzameld.

    16. Postgegevens : gegevens nodig voor de afhandeling en de follow-up van de uitvoering van de postale betalingsorder, voor de statistieken, alsook voor het systeem van gecentraliseerde compensatie.

    17. Elektronische gegevensuitwisseling (EDI) : uitwisseling, van computer naar computer, van gegevens betreffende verrichtingen, via gestandaardiseerde netwerken en formaten die compatibel zijn met het systeem van de Vereniging.

    18. Afzender : natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht geeft aan een aangewezen operator om een postale betalingsorder uit te voeren conform de Akten van de Vereniging.

    19. Financiering van het terrorisme : begrip dat de financiering van terroristische daden, terroristen en terreurorganisaties dekt.

    20. Geld van de gebruikers : bedrag in contant geld overhandigd door de afzender aan de aangewezen operator van uitgifte, of rechtstreeks gedebiteerd van de rekening van de afzender in de boeken van de aangewezen operator van uitgifte of via elk ander beveiligd geldelijk middel ter beschikking gesteld aan de afzender door de aangewezen operator van uitgifte of elke andere financiële operator, met het oog op de betaling aan een bestemmeling gespecificeerd door de afzender, conform deze Overeenkomst en het bijbehorende Reglement.

    21. Munteenheid van uitgifte : munteenheid van het land van bestemming of derde munteenheid toegestaan door het land van bestemming waarin de postale betalingsorder wordt uitgegeven.

    22. Aangewezen operator van uitgifte : aangewezen operator die een postale betalingsorder overzendt aan de uitbetalende aangewezen operator, conform de Akten van de Vereniging.

    23. Uitbetalende aangewezen operator : aangewezen operator belast met de uitvoering van de postale betalingsorder in het land van bestemming, conform de Akten van de Vereniging

    24. Geldigheidsduur : periode tijdens welke de postale betalingsorder geldig kan worden uitgevoerd of herroepen.

    25. Punt van toegang tot de dienst : fysieke of virtuele plaats waar de gebruiker een postale betalingsorder kan indienen of ontvangen.

    26. Vergoeding : bedrag verschuldigd door de aangewezen operator van uitgifte aan de uitbetalende aangewezen operator voor de betaling aan de bestemmeling.

    27. Herroepbaarheid : mogelijkheid voor de afzender om zijn postale betalingsorder (wissel of overschrijving) te herroepen tot het moment van de betaling of het einde van de geldigheidsduur indien de betaling niet werd uitgevoerd.

    28. Tegenpartijrisico : risico verbonden aan de niet-nakoming van een contract door een van de partijen. Vertaalt zich in een risico van verlies of niet-liquiditeit.

    29. Liquiditeitsrisico : risico dat een tegenpartij of een partij betrokken bij het vereffeningsysteem tijdelijk niet in staat is om haar verplichting geheel na te komen op de vervaldag.

    30. Melding van verdachte transacties : verplichting van de aangewezen operator, krachtens de nationale wetgeving en de resoluties van de Vereniging, om aan zijn bevoegde nationale autoriteiten informatie betreffende verdachte transacties mee te delen.

    31. Follow-up en lokalisatie : systeem waarmee het parcours van een postale betalingsorder kan worden gevolgd en te allen tijde kan worden bepaald waar deze zich bevindt en wat de uitvoeringsstatus ervan is.

    32. Tarief : bedrag betaald door een afzender aan de aangewezen operator van uitgifte voor een uitbetalingsdienst van de post.

    33. Verdachte transactie : postale betalingsorder of vraag tot terugbetaling met betrekking tot een postale betalingsorder, eenmalig of terugkerend, die verband houdt met een overtreding van witwassen van geld of financiering van het terrorisme order of vraag tot terugbetaling, eenmalig of terugkerend, met betrekking tot het begaan van een overtreding van witwassen van geld of financiering van het terrorisme

    34. Gebruiker : natuurlijke of rechtspersoon, afzender of bestemmeling, die gebruikmaakt van de uitbetalingsdiensten van de post conform de Overeenkomst.

    Artikel 3

    Aanwijzing van de operator

    1. De lidstaten delen het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de beëindiging van het Congres de naam en het adres mee van het overheidsorgaan dat belast is met het toezicht op de uitbetalingsdiensten van de post. Bovendien delen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de beëindiging van het Congres de naam en het adres mee van de operator of operatoren die officieel aangewezen is of zijn om op zijn of hun grondgebied via hun netwerk(en) de uitbetalingsdiensten van de post te exploiteren en de verplichtingen te vervullen die voortvloeien uit de Akten van de Vereniging. Tussen twee Congressen wordt elke wijziging met betrekking tot de overheidsorganen en de officieel aangewezen operatoren zo spoedig mogelijk meegedeeld aan het Internationaal Bureau.

    2. De aangewezen operatoren verstrekken de uitbetalingsdiensten van de post conform deze Overeenkomst.

    Artikel 4

    Bevoegdheden van de lidstaten

    1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen teneinde de continuïteit van de uitbetalingsdiensten van de post te garanderen in geval van tekortkoming van de aangewezen operator(en), onverminderd de aansprakelijkheid van deze operator(en) ten opzichte van de andere krachtens de Akten van de Vereniging aangewezen operatoren.

    2. In geval van tekortkoming van zijn aangewezen operator, meldt de ondertekenende lidstaat via het Internationaal Bureau aan de andere lidstaten die partij zijn in deze Overeenkomst :

    2.1 de opschorting van zijn internationale postale uitbetalingsdiensten, met ingang vanaf de vermelde datum en tot nader bericht;

    2.2 de maatregelen genomen om zijn diensten te herstellen op de verantwoordelijkheid van een eventuele nieuwe aangewezen operator.

    Artikel 5

    Operationele bevoegdheden

    1. De aangewezen operatoren zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de uitbetalingsdiensten van de post ten opzichte van de andere operatoren en de gebruikers.

    2. Ze nemen de risico's op zich, zoals de operationele risico's, de liquiditeitsrisico's en de tegenpartijrisico's conform de nationale wetgeving.

    3. Met het oog op de tenuitvoerlegging van de uitbetalingsdiensten van de post waarvan de uitvoering aan hen werd toevertrouwd door hun respectieve Lidstaat, sluiten de aangewezen operatoren bilaterale of multilaterale akkoorden met de aangewezen operatoren van hun keuze.

    Artikel 6

    Eigendomsrecht van het geld voor de uitbetalingsdiensten van de post

    1. Elke som geld, overhandigd in contant geld of gedebiteerd op een rekening met het oog op de uitvoering van een postale betalingsorder, behoort tot de afzender tot het moment van uitbetaling aan de bestemmeling of tot de creditering van het bedrag op de rekening van de bestemmeling.

    2. Tijdens de geldigheidsduur van de postale betalingsorder kan de afzender de order herroepen tot de uitbetaling aan de bestemmeling of tot de creditering van het overeenstemmende bedrag op de rekening van de bestemmeling.

    Artikel 7

    Strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van het terrorisme en de financiële criminaliteit

    1. De aangewezen operatoren zetten de nodige middelen in om te voldoen aan hun verplichtingen die voortvloeien uit de nationale en internationale wetgeving, met inbegrip van de verplichtingen betreffende de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van de criminaliteit en het terrorisme.

    2. Zij dienen de bevoegde autoriteiten van hun landen verdachte transacties te melden conform de nationale wetten en regelgevingen.

    3. Het Reglement geeft een gedetailleerde omschrijving van de verplichtingen van de aangewezen operatoren wat betreft de identificatie van de gebruiker, de nodige waakzaamheid en de procedures voor de uitvoering van de regelgeving in verband met de strijd tegen het witwassen van geld, de financiering van het terrorisme en de financiële criminaliteit.

    Artikel 8

    Geheimhouding

    1. De aangewezen operatoren garanderen de geheimhouding en het gebruik van de persoonsgegevens in overeenstemming met de nationale wetgeving en, indien van toepassing, de internationale verplichtingen en het Reglement. De bepalingen in dit artikel hebben geen invloed op de levering van persoonsgegevens naar aanleiding van een verzoek geformuleerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van elke ondertekenende Lidstaat.

    2. De gegevens nodig voor de uitvoering van de postale betalingsorder zijn vertrouwelijk.

    3. Voor statistische doeleinden, eventueel als maatstaf voor de dienstkwaliteit en de gecentraliseerde compensatie, dienen de aangewezen operatoren het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging minstens eenmaal per jaar postale gegevens mee te delen. Het Internationaal Bureau behandelt de individuele postale gegevens vertrouwelijk.

    Artikel 9

    Technologische neutraliteit

    1. De uitwisseling van de gegevens nodig voor de verstrekking van de diensten bepaald in deze Overeenkomst is onderhevig aan het principe van de technologische neutraliteit, wat betekent dat de levering van deze diensten niet afhangt van het gebruik van een bepaalde technologie.

    2. De uitvoeringsbepalingen voor de postale betalingsorders zoals de voorwaarden voor afgifte, gegevensinvoer, verzending, betaling, terugbetaling, verwerken van de bezwaren of de termijn voor terbeschikkingstelling van het geld aan de bestemmelingen kunnen afhangen van de technologie gebruikt voor de overdracht van de postale betalingsorder.

    3. De uitbetalingsdiensten van de post kunnen worden geleverd via een combinatie van verschillende technologieën.

    HOOFDSTUK II

    Algemene principes en dienstkwaliteit

    Artikel 10

    Algemene principes

    1. Toegankelijkheid tot het netwerk

    1.1 De uitbetalingsdiensten van de post worden zodanig geleverd door de aangewezen operatoren op hun netwerken of op elk ander netwerk van een partner dat een zo groot mogelijk aantal personen toegang heeft tot deze diensten.

    1.2 Alle gebruikers dienen toegang te hebben tot de uitbetalingsdiensten van de post ongeacht het bestaan van een contractuele of commerciële relatie met de aangewezen operator.

    2. Scheiding van het geld

    2.1 Het geld van de gebruikers wordt gekantonneerd. Dit geld en de stromen die het genereert worden gescheiden van het andere geld en de stromen van de operatoren, met name van hun eigen geld.

    2.2 De vereffeningen met betrekking tot de vergoeding tussen aangewezen operatoren worden gescheiden van de vereffeningen betreffende het geld van de gebruikers

    3. Munteenheid van uitgifte en uitvoering van de uitbetalingsdiensten van de post

    3.1 Het bedrag van de postale betalingsorder wordt uitgedrukt en betaald in de munteenheid van het land van bestemming of in elke andere munteenheid die is toegestaan door het land van bestemming.

    4. Niet-verwerpbaarheid

    4.1 De elektronische overdracht van de postale betalingsorders is onderworpen aan het principe van niet-verwerpbaarheid, wat inhoudt dat de aangewezen operator van uitgifte het bestaan van genoemde orders niet kan betwisten en dat de uitbetalende aangewezen operator niet kan ontkennen dat hij ze daadwerkelijk heeft ontvangen voor zover het bericht overeenstemt met de toepasselijke technische normen.

    4.2 De niet-verwerpbaarheid van de via elektronische weg overgezonden postale betalingsorders dient te worden gegarandeerd aan de hand van technische middelen ongeacht het systeem dat wordt gebruikt door de aangewezen operatoren.

    5. Uitvoering van de postale betalingsorders

    5.1 De postale betalingsorderen overgezonden tussen aangewezen operatoren dienen te worden uitgevoerd onder voorbehoud van de bepalingen van deze Overeenkomst en van de nationale wetgeving.

    5.2 In het netwerk van de aangewezen operatoren is het bedrag dat de afzender overhandigt aan de aangewezen operator van uitgifte hetzelfde als het bedrag dat wordt uitbetaald aan de bestemmeling door de uitbetalende aangewezen operator.

    5.3 De uitbetaling aan de bestemmeling is niet gekoppeld aan de ontvangst door de uitbetalende aangewezen operator van het overeenstemmende bedrag vanwege de afzender. De uitbetaling dient te geschieden, onder voorbehoud van de naleving door de aangewezen operator van uitgifte van zijn verplichtingen jegens de uitbetalende aangewezen operator met betrekking tot vooruitbetalingen of de bevoorrading van de verbindingsrekening.

    6. Tarifering

    6.1 De aangewezen operator van uitgifte bepaalt het tarief van de postale uitbetalingsdiensten van de post.

    6.2 Het tarief kan worden vermeerderd met kosten voor elke optionele of bijkomende dienst die de afzender wenst.

    7. Tarifaire vrijstelling

    7.1 De bepalingen in de Wereldpostconventie betreffende de vrijstelling van postheffingen voor postzendingen aan krijgsgevangenen en burgerlijk geïnterneerden kunnen van toepassing zijn op de verzendingen van uitbetalingsdiensten van de post voor dergelijke bestemmelingen.

    8. Vergoeding van de uitbetalende aangewezen operator

    8.1 De uitbetalende aangewezen operator heeft recht op een vergoeding van de aangewezen operator van uitgifte voor de uitvoering van de postale betalingsorders.

    9. Periodiciteit van de vereffening tussen aangewezen operatoren

    9.1 De periodiciteit van de vereffening tussen aangewezen operatoren van de betaalde of gecrediteerde bedragen ten gunste van de bestemmeling kan verschillen van de periodiciteit die geldt voor de vereffening van de vergoeding tussen aangewezen operatoren. De vereffening van de aan de bestemmelingen betaalde bedragen of gecrediteerde bedragen ten gunste van de bestemmelingen geschiedt ten minste één keer per maand.

    10. Verplichting tot inlichting van de gebruikers

    10.1 De gebruikers hebben recht op de volgende gegevens die worden gepubliceerd en meegedeeld aan elke afzender : leveringsvoorwaarden van de uitbetalingsdiensten van de post, tarieven, kosten en wisselkoersen en bijbehorende voorwaarden, voorwaarden voor het aansprakelijk stellen en adres van de diensten voor inlichtingen en bezwaren.

    10.2 De toegang tot deze informatie is gratis.

    Artikel 11

    Dienstkwaliteit

    1. De aangewezen operatoren kunnen beslissen de uitbetalingsdiensten van de post aan de hand van een collectief handelsmerk te identificeren.

    HOOFDSTUK III

    Principes in verband met de elektronische gegevensuitwisseling

    Artikel 12

    Interoperabiliteit

    1. Netwerken

    1.1 Om de uitwisseling van gegevens nodig voor de uitvoering van uitbetalingsdiensten van de post tussen alle aangewezen operatoren te garanderen alsook het toezicht op de dienstkwaliteit, maken zij gebruik van het elektronische systeem voor gegevensuitwisseling (EDI) van de Vereniging of elk ander systeem aan de hand waarvan de interoperabiliteit van de uitbetalingsdiensten van de post kan worden gegarandeerd conform deze Overeenkomst.

    Artikel 13

    Beveiliging van het elektronische verkeer

    1. De aangewezen operatoren zijn verantwoordelijk voor de goede werking van hun uitrusting.

    2. De elektronische overdracht van de gegevens dient te worden beveiligd om de authenticiteit van de overgezonden gegevens en hun integriteit te garanderen.

    3. De aangewezen operatoren dienen de transacties te beveiligen conform de internationale normen.

    Artikel 14

    Follow-up en lokalisatie

    1. De systemen gebruikt door de aangewezen operatoren dienen de follow-up van de behandeling van de postale betalingsorder en de herroeping ervan door de afzender mogelijk te maken tot de overeenstemmende betaling aan de bestemmeling of creditering van de rekening van deze laatste, of, indien van toepassing, tot de terugbetaling aan de afzender.

    DEEL II

    Regels van toepassing op de uitbetalingsdiensten van de post

    HOOFDSTUK 1

    Behandeling van de postale betalingsorders

    Artikel 15

    Afgifte, invoer en overdracht van orders

    1. De voorwaarden voor afgifte, invoer en overdracht van de postale betalingsorders worden bepaald in het Reglement.

    2. De geldigheidsduur van de postale betalingsorders kan niet worden verlengd. Deze wordt bepaald in het Reglement.

    Artikel 16

    Verificatie en terbeschikkingstelling van het geld

    1. Na verificatie van de identiteit van de bestemmeling conform de nationale wetgeving en na verificatie van de conformiteit van de informatie geleverd door de bestemmeling, gaat de uitbetalende aangewezen operator over tot de betaling in contant geld. Voor een stortingsopdracht of een overschrijving crediteert hij de rekening van de bestemmeling.

    2. De termijn voor terbeschikkingstelling van het geld wordt bepaald in de multilaterale of bilaterale akkoorden tussen aangewezen operatoren.

    Artikel 17

    Maximaal bedrag

    1. De aangewezen operatoren delen aan het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging de maximale bedragen mee voor de verzending en de ontvangst die bepaald zijn conform de nationale wetgeving.

    Artikel 18

    Terugbetaling

    1. Omvang van de terugbetaling

    1.1 De terugbetaling in het kader van de uitbetalingsdiensten van de post is van toepassing op het geheel van de postale betalingsorder in de munteenheid van het land van uitgifte. Het terug te betalen bedrag is gelijk aan het bedrag gestort door de afzender of aan het bedrag gedebiteerd op zijn rekening. Het tarief van de uitbetalingsdienst van de post wordt toegevoegd aan de terugbetaling in geval van een fout van een aangewezen operator.

    HOOFDSTUK II

    Bezwaren en aansprakelijkheid

    Artikel 19

    Bezwaren

    1. De bezwaren worden toegestaan binnen een termijn van zes maanden na de dag die volgt op de dag van aanvaarding van de postale betalingsorder.

    2. De aangewezen operatoren hebben, onder voorbehoud van hun nationale wetgeving, het recht om van hun klanten bezwaarkosten te innen voor de postale betalingsorders.

    Artikel 20

    Aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren ten opzichte van de gebruikers

    1. Behandeling van het geld

    1.1 De aangewezen operator van uitgifte is aansprakelijk ten opzichte van de afzender voor de bedragen die worden overhandigd aan het loket of gedebiteerd op de rekening van de afzender tot het ogenblik waarop de postale betalingsorder regelmatig wordt uitbetaald of op de rekening van de bestemmeling wordt gecrediteerd of aan de afzender terugbetaald is in contant geld of door boeking op credit van zijn rekening.

    Artikel 21

    Verplichtingen en aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren onderling

    1. Elke aangewezen operator is aansprakelijk voor zijn eigen fouten.

    2. De aansprakelijkheidsbepalingen en de reikwijdte ervan worden bepaald in het Reglement.

    Artikel 22

    Vrijstellingen van aansprakelijkheid van de aangewezen operatoren

    1. De aangewezen operatoren zijn niet aansprakelijk :

    1.1 in geval van vertraging bij de uitvoering van de dienst;

    1.2 wanneer ze, ten gevolge van vernietiging van de gegevens betreffende de uitbetalingsdiensten van de post die voortvloeit uit een geval van overmacht, geen rekenschap kunnen geven van de uitvoering van een postale betalingsorder, tenzij het bewijs van hun aansprakelijkheid anders werd geleverd;

    1.3 wanneer de beschadiging werd veroorzaakt door de fout of de nalatigheid van de afzender, meer bepaald wat betreft de plicht om correcte informatie te verstrekken ter ondersteuning van zijn postale betalingsorder, met inbegrip van de wettigheid van de herkomst van het overhandigde geld alsook de motieven van de postale betalingsorder;

    1.4 in geval van inbeslagneming van het overhandigde geld;

    1.5 wanneer het gaat over geld van krijgsgevangenen en burgerlijk geïnterneerden;

    1.6 wanneer de gebruiker geen enkel bezwaar heeft gemaakt binnen de in het Reglement bepaalde termijn;

    1.7 wanneer de verjaringstermijn van de uitbetalingsdiensten van de post in het land van uitgifte verstreken is.

    Artikel 23

    Voorbehoud betreffende de aansprakelijkheid

    1. Wat betreft de bepalingen inzake de aansprakelijkheid voorgeschreven in de artikelen 20 tot 22 kan geen voorbehoud worden gemaakt, behalve door middel van bilaterale akkoorden.

    HOOFDSTUK III

    Financiële betrekkingen

    Artikel 24

    Boekhoudkundige en financiële regels

    1. Boekhoudkundige regels

    1.1 De aangewezen operatoren leven de in het Reglement bepaalde boekhoudkundige regels na

    2. Opstelling van de maandrekeningen en de algemene rekeningen

    2.1 De uitbetalende aangewezen operator stelt voor elke aangewezen operator van uitgifte een maandrekening op van de betaalde sommen voor de postale uitbetalingsdiensten. De maandrekeningen worden volgens dezelfde periodiciteit opgenomen in een algemene rekening die de vooruitbetalingen omvat en aanleiding geeft tot de vaststelling van een saldo.

    3. Vooruitbetaling

    3.1 In geval de uitwisselingen tussen de aangewezen operatoren niet in evenwicht zijn, stort de aangewezen operator van uitgifte aan de uitbetalende aangewezen operator ten minste één keer per maand, aan het begin van de termijn, een voorschot. Ingeval door de verhoging van de frequentie van de vereffening van de uitwisselingen de termijnen korter worden dan één week, kunnen de operatoren overeenkomen om afstand te doen van deze vooruitbetaling.

    4. Centralisatierekening

    4.1 In principe beschikt elke aangewezen operator over een specifieke centralisatierekening voor het geld van de gebruikers. Dat geld wordt uitsluitend gebruikt voor de betaling aan de aangewezen operator van de aan de bestemmelingen uitbetaalde postale betalingsorders of voor de terugbetaling aan de afzenders van de postale betalingsorders die niet werden uitgevoerd.

    4.2 Wanneer de aangewezen operator een vooruitbetaling doet, wordt dit bedrag gecrediteerd op de specifieke centralisatierekening van de uitbetalende aangewezen operator. Deze vooruitbetalingen dienen uitsluitend voor de betalingen aan de bestemmelingen.

    5. Borgsom

    5.1 Er kan een storting van een borgsom worden geëist volgens de voorwaarden in het Reglement.

    Artikel 25

    Vereffening en compensatie

    1. Gecentraliseerde vereffening

    1.1 De vereffeningen tussen de aangewezen operatoren kunnen via een centrale compensatiekamer gaan volgens de nadere bepalingen in het Reglement. Ze worden uitgevoerd vanuit de centralisatierekeningen van de aangewezen operatoren.

    2. Bilaterale vereffening

    2.1 Facturering op basis van het saldo van de algemene rekening

    2.1.1 In het algemeen vereffenen de aangewezen operatoren die geen lid zijn van een systeem van gecentraliseerde compensatie hun rekeningen op basis van het saldo van de algemene rekening.

    2.2 Verbindingsrekening

    2.2.1 Wanneer de aangewezen operatoren over instellingen voor postcheques beschikken, kunnen zij wederzijds een verbindingsrekening openen aan de hand waarvan de wederzijdse schulden en schuldvorderingen kunnen worden betaald met betrekking tot de postale uitbetalingsdiensten.

    2.2.2 Indien de uitbetalende aangewezen operator niet over een instelling voor postcheques beschikt, kan de verbindingsrekening worden geopend bij een andere financiële instelling.

    2.3 Munteenheid van vereffening

    2.3.1 De vereffening geschiedt in de munteenheid van het land van bestemming of in een derde munteenheid die is overeengekomen door de aangewezen operatoren.

    DEEL III

    Overgangs- en slotbepalingen

    Artikel 26

    Voorbehoud gemaakt tijdens het Congres

    1. Voorbehoud dat onverenigbaar is met de aard en het doel van de Vereniging is niet toegestaan.

    2. In de regel moeten de lidstaten die hun zienswijze niet door de andere lidstaten kunnen doen bijtreden, zoveel mogelijk trachten zich aan te sluiten bij de zienswijze van de meerderheid. Voorbehoud moet pas worden gemaakt in geval van absolute noodzaak en moet op een geschikte manier worden gerechtvaardigd.

    3. Elk voorbehoud bij artikelen van deze Overeenkomst moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau conform de desbetreffende bepalingen van het Huishoudelijk Reglement van het Congres die er betrekking op hebben.

    4. Om uitwerking te hebben moet het voorbehoud dat aan het Congres is voorgelegd in elk geval door de vereiste meerderheid worden goedgekeurd voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft.

    5. In de regel moet het voorbehoud worden toegepast op basis van reciprociteit tussen de Lidstaat die hiertoe het initiatief heeft genomen en de andere lidstaten.

    6. Voorbehouden bij deze Overeenkomst worden in het Slotprotocol ervan ingevoegd op basis van het voorstel dat door het Congres is goedgekeurd.

    Artikel 27

    Slotbepalingen

    1. In voorkomend geval is de Conventie mutatis mutandis van toepassing op al wat niet uitdrukkelijk geregeld is in deze Overeenkomst.

    2. Artikel 4 van de Stichtingsakte is niet van toepassing op deze Overeenkomst.

    3. Voorwaarden voor goedkeuring van de voorstellen inzake deze Overeenkomst en het Reglement ervan.

    3.1 Om uitvoerbaar te worden, dienen de aan het Congres voorgelegde voorstellen met betrekking tot deze Overeenkomst te worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige en stemmende lidstaten die stemgerechtigd zijn en deelnemen aan de Overeenkomst. Minstens de helft van die op het Congres vertegenwoordigde en stemgerechtigde lidstaten dient op het ogenblik van de stemming aanwezig te zijn.

    3.2 Om uitvoerbaar te worden, moeten de voorstellen met betrekking tot het Reglement van deze Overeenkomst worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige en stemmende leden van de Raad voor postexploitatie die deelnemen aan de Overeenkomst en die stemrecht bezitten.

    3.3 Om uitvoerbaar te worden, dienen de voorstellen met betrekking tot deze Overeenkomst, die tussen twee Congressen in werden ingediend, het volgende te behalen :

    3.3.1 twee derde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten die deelnemen aan de Overeenkomst en die aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de toevoeging van nieuwe bepalingen betreft;

    3.3.2 de meerderheid van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten die deelnemen aan de Overeenkomst en die aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de wijziging van bepalingen van deze Overeenkomst betreft;

    3.3.3 de meerderheid der stemmen wanneer het een interpretatie van de bepalingen van deze Overeenkomst betreft.

    3.4 Niettegenstaande de bepalingen van 3.3.1, heeft elke Lidstaat, waarvan de nationale wetgeving nog onverenigbaar is met de voorgestelde toevoeging, het recht om een schriftelijke verklaring aan de directeur-generaal van het International Bureau te richten met de melding dat het onmogelijk is om deze toevoeging binnen negentig dagen na haar bekendmaking te aanvaarden.

    Artikel 28

    Tenuitvoerlegging en duur van de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post

    1. Deze Overeenkomst wordt van kracht op 1 januari 2010 en blijft van kracht tot de tenuitvoerlegging van de Akten van het volgende Congres.

    Ter oorkonde hiervan hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de contracterende landen deze Overeenkomst ondertekend op één exemplaar dat neergelegd wordt bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan zal door het Internationaal Bureau van de Wereldpostvereniging aan elke partij worden overhandigd.

    Gedaan te Genève op 12 augustus 2008.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met de volgende internationale Akten : 1º het Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging; 2º het Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging; 3º de Wereldpostconventie en het Slotprotocol; 4º de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post, gedaan te Genève op 12 augustus 2008.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De volgende internationale Akten :

    1ºhet Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging;

    2ºhet Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging;

    3ºde Wereldpostconventie en het Slotprotocol;

    4ºde Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post,

    gedaan te Genève op 12 augustus 2008, zullen volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 51.313/4 VAN 23 MEI 2012


    De RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 27 april 2012 door de Vice-Eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de volgende internationale Akten :

    1º het Achtste Protocol ter aanvulling van de Stichtingsakte van de Wereldpostvereniging;

    2º het Eerste Protocol ter aanvulling van het Algemeen Reglement van de Wereldpostvereniging;

    3º de Wereldpostconventie en het Slotprotocol;

    4º de Overeenkomst betreffende de uitbetalingsdiensten van de post,

    gedaan te Genève op 12 augustus 2008 », heeft het volgende advies gegeven :

    Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

    Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerking.

    Uit het dossier dat aan de Raad van State is toegezonden blijkt niet dat het voorontwerp van wet aanleiding heeft gegeven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren.

    Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997 « betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling » blijkt evenwel dat in principe elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd aanleiding moet geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren; de enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke moeten worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welk besluit bij de huidige stand van de teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn, nog niet uitgevaardigd is.

    Men dient erop toe te zien dat dit voorafgaand vormvereiste naar behoren vervuld is.

    De kamer was samengesteld uit

    De heer P. LIÉNARDY, kamervoorzitter.

    De heren J. JAUMOTTE en S. BODART, staatsraden.

    Mevrouw A. WEYEMBERGH en de heer S. VAN DROOGHENBROECK, assessoren van de afdeling Wetgeving.

    Mevrouw C. GIGOT, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door mevrouw A. VAGMAN, auditeur.

    De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIÉNARDY.

    De griffier, De voorzitter,
    C. GIGOT. P. LIÉNARDY.

    (1) Er wordt een afwijking toegestaan aan Groot-Brittannië, als land dat de postzegel heeft uitgevonden.