5-1422/1

5-1422/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

5 JANUARI 2012


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de aanpassing van de regeling van de gelegenheidsarbeid in de horecasector

(Ingediend door de heer Dirk Claes c.s.)


TOELICHTING


De horecasector is goed voor bijna 11 miljard euro omzet per jaar en draagt daarmee bijna 4 % bij aan het Belgische bruto binnenlands product. Deze omzet komt voort uit ruim 56 000 ondernemingen (7,65 % van het totaal aantal Belgische ondernemingen) waarin maar liefst 120 000 werknemers (3,5 % van het totale aantal) en 35 000 zelfstandigen (3,8 % van het totaal aantal zelfstandigen) werkzaam zijn. De horecasector biedt als werkgever bovendien een inkomen aan tal van laaggeschoolden en werkzoekenden. De horecasector is een arbeidsintensieve KMO-aangelegenheid. 90 % van de horecaondernemingen werkt met minder dan tien werknemers. De horeca is ook een uitgesproken sector van zelfstandige ondernemers waarvan er meer dan 80 % in hoofdberoep werken.

Huidig voorstel stelt een meer flexibele regeling voor de gelegenheidsarbeid in de horecasector voor.

Probleem van zwartwerk in de horecasector

Een verlaging van de sociale lasten en de bedrijfsvoorheffing op de gelegenheidsarbeid in de horecasector kan een efficiënt middel vormen in de strijd tegen het zwartwerk. Doordat het financiële verschil tussen zwartwerk en legale arbeid significant wordt verkleind zal de neiging om zwartwerk te verrichten afnemen. Betrouwbare schattingen gaan er vanuit dat een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid in de horecasector zwartwerk betreft (1) . Het invoeren van een dergelijke maatregel zal voor een aanzienlijke « verwitting » zorgen van de horecasector en zal daarom ook aanzienlijke meeropbrengsten opleveren voor de staatskas, namelijk meer sociale bijdragen, meer btw-opbrengsten en meer fiscale opbrengsten. Wanneer de financiële incentive om in het zwart te werken, namelijk de hoge fiscale en sociale lasten, grotendeels wordt opgeheven door het invoeren van een fiscaal en sociaal interessanter statuut van gelegenheidsarbeid, zullen zowel werknemer als horeca-uitbater opteren, om zich aan de regelgeving te conformeren. Het risico om tegen de lamp te lopen bij een sociale controle weegt dan niet langer op tegen de voordelen die men haalt uit het zwartwerk. Bovendien zal de werknemer dan ook sociale rechten opbouwen, wat bij het zwartwerk niet het geval is.

Ook het College voor de strijd tegen de sociale en de fiscale fraude, opgericht op initiatief van de staatssecretaris bevoegd voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, is van oordeel dat een verbeterd sociaal en fiscaal statuut voor gelegenheidsarbeid in de horecasector noodzakelijk is voor de « verwitting » van de horecasector : « voor de horeca dient wel nog dringend werk gemaakt te worden van een verbeterd specifiek sociaal en fiscaal statuut voor gelegenheidsarbeid (2) . »

Aangezien de invoering van een flexibel sociaal en fiscaal gunstige regeling inzake gelegenheidsarbeid en de reeds voorheen goedgekeurde soepelere regeling inzake studentenarbeid de belangrijkste stimuli voor het zwartwerk in de horecasector wegnemen, is het ook vanzelfsprekend dat er niet langer ruimte kan bestaan voor enige vorm van tolerantie met betrekking tot zwartwerk in de horecasector. De invoering van een nieuwe regeling inzake gelegenheidsarbeid moet daarom gepaard gaan met meer en strengere controles en de invoering van bijkomende maatregelen in de strijd tegen sociale en fiscale fraude. Inbreuken op de sociale en fiscale regelgeving moeten aanleiding geven tot strenge sancties.

Nood aan flexibele tewerkstelling in de sector

Door diverse oorzaken lijdt de horecasector aan een gebrek aan rentabiliteit. De sector wordt gekenmerkt door veel faillissementen. In 2007 telde de sector nog 1 431 faillissementen. In 2008 en 2009 groeide dit aan tot respectievelijk 1 570 en 1 781. In 2010 is het aantal faillissementen binnen de horeca terug licht gedaald tot 1 504 faillissementen. Dat komt overeen met 18 à 19 % van het aantal faillissementen in ons land.

Om de horecazaken meer slaagkansen te bieden dient een oplossing te worden gezocht voor enkele cruciale problemen binnen de horecasector. De noden van de horecasector zijn zeer specifiek en vereisen daarom ook een specifieke regeling. Een forfaitair systeem voor de sociale bijdragen en de bedrijfsvoorheffing van gelegenheidsarbeiders of zogenaamde « extra's » biedt voor voornoemde problemen een oplossing.

De zogenaamde extra's zijn aanvullende werknemers die worden ingeschakeld in periodes van uitzonderlijke drukte. Ze betalen reeds, via hun andere werkgever, de fiscale en sociale bijdragen. De extra's zijn voor de horecasector van uitzonderlijk belang om de dienstverlening blijvend te kunnen garanderen.

Een forfaitair systeem bestaat erin dat fiscale en sociale bijdragen op een gematigd forfaitair dagloon worden geheven per werknemer. Het betreft bij voorkeur een bevrijdend systeem waardoor het loon later niet langer wordt belast en er ook geen aangifte in de personenbelasting moet gebeuren wanneer de verschuldigde bedrijfsvoorheffing werd betaald.

Een forfaitair systeem heeft verscheidene voordelen. Ten eerste is een forfaitair systeem een erg eenvoudig systeem, waardoor het voor zowel werknemer als werkgever snel duidelijk wordt welke opbrengst en kosten verbonden zijn aan de extra-tewerkstelling. Zeker de werknemer wil weten wat hij uiteindelijk netto verdient. Nu weet de werknemer slechts op het ogenblik van het ontvangen van het aanslagbiljet hoeveel zijn uiteindelijke nettoloon als extra bedraagt. Bij het inhouden van de bedrijfsvoorheffing op het loon als extra wordt immers geen rekening gehouden met de andere beroepsinkomsten van de extra waardoor een vertekend beeld ontstaat. Door de eenvoud van een forfaitair systeem bestaat er ook onmiddellijk duidelijkheid over de bedragen die verschuldigd zijn aan de Belgische Staat en wordt de werknemer anderhalf jaar later niet geconfronteerd met een fiscale kater. In deze optiek draagt de eenvoud en de duidelijkheid van het systeem van gelegenheidsarbeid bij aan een « verwitting » van de horecasector. Er zal niet langer een incentive bestaan voor de werknemer om, uit angst voor de fiscale implementaties, te kiezen voor zwartwerk eerder dan een fiscaal interessant statuut van gelegenheidsarbeid.

De huidige regeling voor gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouwsector (3)

In de land- en tuinbouwsector geldt eveneens een specifiek systeem van gelegenheidsarbeid (4) . De bijdragen voor gelegenheidsarbeiders worden niet berekend op het werkelijke loon, maar op een forfaitair dagloon. Aangezien deze arbeiders niet onder de vakantieregeling vallen, wordt dit forfaitair dagloon niet verhoogd met 8 %.

De bijdragen voor de gelegenheidsarbeiders worden berekend op een forfaitair dagloon, ongeacht het aantal uren dat zij op een dag werken. Daarnaast is de werkgeversbijdrage voor hen lager, omdat noch de bijdrage voor jaarlijkse vakantie noch de loonmatigingsbijdrage verschuldigd is. De bijzondere bijdragen (bijvoorbeeld bijdrage voor het Fonds voor sluiting van ondernemingen, bijdrage voor het Fonds voor bestaanszekerheid, enz.) zijn wel verschuldigd. Men maakt een onderscheid tussen het forfaitair dagloon in de landbouw (16,98 euro), het forfaitair dagloon in de tuinbouw (16,58 euro) en het forfaitair dagloon voor de 35 extra dagen in de witloofteelt (20,74 euro) (5) . In de praktijk houdt men bij iedere loonbetaling per arbeidsdag 2,22 euro (landbouw), respectievelijk 2,17 euro (tuinbouw) of 2,71 euro (35 extra dagen in de witloofteelt) persoonlijke bijdrage in (13,07 % van het forfaitair dagloon).

Zij mogen, wat de tuinbouwsector betreft, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan vijfenzestig dagen per jaar werken. Wat de landbouwsector betreft, mogen zij, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan dertig dagen per jaar werken. Als uitzendarbeider mogen zij het aantal dagen van de betreffende sector niet overschrijden. Handarbeiders tewerkgesteld in de witloofteelt kunnen nog vijfendertig dagen extra als gelegenheidsarbeider actief zijn, maar niet in de hoedanigheid van uitzendarbeider.

Voor de gelegenheidsarbeiders die werken bij een werkgever (of gebruiker) die in beide sectoren actief is, geldt dat zij beide systemen van gelegenheidsarbeid mogen combineren, maar uiteraard op voorwaarde dat zij effectief werken aan de activiteit waarvoor zij die dag ingeschreven zijn. Een gelegenheidsarbeider mag alleszins per jaar bij één of meerdere werkgevers (gebruikers), in één of meerdere sectoren samen, niet meer dan vijfenzestig dagen onder dit speciale statuut werken. Arbeiders die reeds hun vijfenzestig dagen opgebruikt hebben, kunnen nog vijfendertig bijkomende dagen actief zijn als gelegenheidsarbeider in de witloofteelt.

De huidige regeling voor gelegenheidsarbeid in de horecasector (6)

Vanaf het derde kwartaal 2007 bestaat het systeem van de superextra's in de horeca niet meer. In de plaats ervan komt het begrip « gelegenheidsarbeid » met een volledige onderwerping, een aparte Dimona-regeling en een aparte aangifte in de DmfA.

Elke werknemer die door een werkgever in de horeca of door een uitzendkantoor bij een gebruiker in de horeca voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen tewerkgesteld wordt met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, is een gelegenheidswerknemer.

De berekeningswijze van de socialezekerheidsbijdragen is afhankelijk van het type Dimona aangifte dat de werkgever gekozen heeft. Vanaf 1 juli 2007 bestaan voor deze werknemers twee systemen van Dimona aangiften naast elkaar, te weten Dimona-full en Dimona-light (7) . Bij de aanwerving van zijn eerste werknemer, moet een werkgever uit de horeca het systeem kiezen dat hij zal toepassen voor zijn (eventuele) gelegenheidswerknemers. De gemaakte keuze is definitief tot het einde van het kalenderjaar en geldt voor al zijn gelegenheidswerknemers. Uitzendkantoren hebben geen keuze en moeten voor hun werknemers steeds een Dimona-full doen.

De socialezekerheidsbijdragen van gelegenheidswerknemers die worden aangegeven via een Dimona-full, worden berekend ofwel op de reële lonen ofwel op forfaitaire daglonen wanneer ze met fooien worden betaald. Wanneer de berekening gebeurt op forfaitaire daglonen, wordt een forfaitair bedrag voor zaterdag of de dag voor een feestdag, evenals een forfaitair bedrag voor zondag of een feestdag, bij het forfaitair dagloon geteld.

De socialezekerheidsbijdragen van gelegenheidswerknemers die worden aangegeven via een Dimona-light, worden steeds op een forfaitair dagloon berekend. De hoogte van het bedrag varieert naargelang de duur van de prestatie maximaal vijf uur bedraagt of maximaal elf uur. Het forfaitair bedrag voor zaterdag of de dag voor een feestdag, evenals voor zondag of een feestdag, worden bij het forfaitair dagloon geteld. Vanaf 1 januari 2011 bedraagt het forfaitair dagloon voor een prestatie van maximaal vijf uur 41,49 euro en voor een prestatie van maximaal elf uur 82,98 euro. Vanaf 1 januari 2011 bedraagt het weekendforfait 7,55 euro voor tewerkstellingen op een zaterdag of op een dag voor een feestdag, en 15,10 euro voor tewerkstellingen op een zondag of op een feestdag. Voor een onderbroken dienst (bijvoorbeeld de werknemer werkt op een dag van 11u tot 13u en van 16u tot 18u) is steeds het elf-uren forfait van toepassing.

Vanaf 1 juli 2007 bestaat het systeem van de superextra's met beperkte onderwerping niet meer en vallen alle gelegenheidswerknemers dus ook onder de vakantieregeling. Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met de verhoging van 8 % voor de vakantieregeling voor arbeiders.

Een werkgever die ressorteert onder het Paritair comité voor de uitzendarbeid wordt gelijkgesteld met een werkgever die ressorteert onder het Paritair comité voor het hotelbedrijf, wanneer de tewerkstelling plaatsheeft bij een gebruiker die onder dit laatstgenoemde paritair comité valt. Elke werknemer die door een uitzendkantoor voor maximaal twee opeenvolgende dagen tewerkgesteld wordt met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk bij een gebruiker in de horeca, is een gelegenheidswerknemer. Uitzendkantoren hebben geen keuze en moeten voor hun gelegenheidswerknemers in de horeca steeds een Dimona-full doen met de overeenkomstige bijdrageberekeningen.

Het spreekt voor zich dat het huidige systeem van de gelegenheidsarbeid sterk vereenvoudigd kan worden. Het forfaitaire systeem van de Dimona-light is een goed systeem. De forfaitaire daglonen waarop de bijdragen worden berekend zijn echter te hoog waardoor geen « verwitting » van de horecasector ontstaat.

Huidig voorstel voert een vereenvoudigd systeem voor gelegenheidsarbeid in gedurende honderd dagen per jaar per gelegenheidsarbeider. Er worden voortaan slechts twee forfaitaire daglonen gehanteerd afhankelijk van het feit of de gelegenheidsarbeider gedurende een tijdsblok van maximaal vijf uur dan wel elf uur werkt. Op deze forfaits van respectievelijk 16,58 euro en 31,84 euro worden bevrijdende sociale bijdragen en bedrijfsvoorheffing betaald.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Het artikel wijzigt de huidige regelgeving voor de gelegenheidsarbeid in de hotelsector en voegt enkele voorwaarden in met betrekking tot deze gelegenheidsarbeid. Onder het paritair comité (302) van de hotelsector vallen de hotels, de restaurants en de cafés.

Voor wat de gelegenheidsarbeid betreft wordt bepaald dat slechts de sociale bijdragen verschuldigd voor de regeling voor rust- en overlevingspensioenen voor werknemers verschuldigd zijn, zowel voor wat betreft de werknemer als de werkgever. Vanuit een uitgangspunt van solidariteit met de andere werknemers en omwille van de toekomstige houdbaarheid van de financiering van de pensioenen wordt voorzien dat er bijdragen worden betaald voor de pensioenregeling van de werknemers, alhoewel er hier geen pensioenrechten tegenover staan. Deze techniek is vergelijkbaar met de techniek inzake de solidariteitsbijdragen van toepassing op de studentenarbeid waarbij ook geen rechten worden opgebouwd voor de werkende student. De bijdragen voor de pensioenen bedragen 7,50 % voor de werknemer en 8,86 % voor de werkgever. Vanzelfsprekend is de werkgever ook nog andere bijdragen verschuldigd op basis van andere wetgeving, zoals 0,30 % voor wat betreft het Fonds voor arbeidsongevallen (8) en een bijdrage van 1,02 % voor het Fonds voor beroepsziekten (9) (10) .

Er wordt voorzien dat de gelegenheidsarbeid mogelijk is gedurende honderd kalenderdagen per gelegenheidswerknemer en op voorwaarde dat de werknemer in de loop van het kwartaal of het daaraan voorafgaande kwartaal geen arbeid verrichtte in de horecasector, tenzij onder de vorm van gelegenheidsarbeid. De bestaande uitzondering voor de studentenarbeid werd niet weerhouden aangezien vanaf 1 januari 2011 een vereenvoudigd en flexibel systeem voor studentenarbeid in voege treedt. Het kan niet de bedoeling zijn dat een persoon vijftig dagen aan de verlaagde solidariteitsbijdragen onder het statuut van de studentenarbeid werkt en ook nog eens honderd dagen onder het statuut van de gelegenheidsarbeid in de horeca.

Om misbruiken met het sociaal en fiscaal gunstige statuut van de gelegenheidsarbeid te voorkomen worden enkele bijkomende voorwaarden ingeschreven in de wet. Er wordt voorzien dat de gelegenheidswerknemer reeds moet onderworpen zijn aan de sociale zekerheid en er hierdoor reeds sociale rechten worden opgebouwd. De gelegenheidsarbeider moet gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsbezigheid uitoefenen met prestaties van minstens drie vijfden van een normale voltijdse betrekking. Werklozen of werknemers die minder dan 3/5 van een voltijdse betrekking werken worden hierdoor de facto uitgesloten van de regeling voor de gelegenheidsarbeid in de horeca.

De regeling inzake jaarlijkse vakantie voor werknemers wordt niet van toepassing verklaard op de gelegenheidsarbeid in de horeca. Wat betreft de betaalde sportbeoefenaars en de gelegenheidswerknemers in land- en tuinbouw is de regeling inzake de jaarlijkse vakantie evenmin van toepassing. Op het loon van de gelegenheidswerknemers wordt evenmin een loonmatigingsbijdrage, een bijdrage voor het Sluitingsfonds en een bijdrage voor het betaald educatief verlof geheven.

Artikel 3

Dit artikel vereenvoudigt het huidige systeem van de forfaitaire daglonen door nog slechts twee daglonen te hanteren voor de berekening van de sociale bijdragen, zonder toepassing van een verhoging voor zaterdag, zondag, een feestdag of een dag voor een feestdag. Deze toegepaste verhogingen maken de regeling nodeloos complex.

Voor de maximale duur van vijf uren in de Dimona light-aangifte wordt een forfaitair dagloon van 16,58 euro in aanmerking genomen en voor de maximale duur van elf uren in de Dimona light-aangifte wordt een forfaitair dagloon van 33,16 euro in aanmerking genomen. Het betreft het dagloon dat in 2011 van toepassing is in de tuinbouwsector dat in de voorgestelde regeling voor de gelegenheidsarbeid in de horeca wordt toegepast voor een tijdsblok van vijf uur. Voor een tijdsblok van elf uur wordt het dagloon verdubbeld. Voorts wordt, om een mogelijk concurrentieverstorend effect ten aanzien van de reguliere arbeid in de horecasector te voorkomen, voorzien dat de gelegenheidsarbeid slechts kan worden uitgevoerd gedurende een maximumduur van twee opeenvolgende dagen.

Artikel 4

Dit artikel voorziet een afzonderlijke aanslagvoet van 33 % in het Wetboek inkomstenbelastingen wat betreft de inkomsten verkregen uit de gelegenheidsarbeid in de horecasector. 33 % is het normaal gangbare tarief voor occasionele inkomsten.

Artikel 5

Het artikel bepaalt dat de inkomsten uit gelegenheidsarbeid in de horeca waarvoor de werkgever een Dimona-light aangifte verrichte en waarvoor reeds bedrijfsvoorheffing werd betaald niet langer aangegeven moeten worden in de personenbelasting. Op deze wijze verkrijgt de betaalde bedrijfsvoorheffing een bevrijdend karakter en dat met het oog op de administratieve eenvoud en de afname van het zwartwerk.

Artikel 6

Dit artikel onderwerpt de bezoldigingen van de gelegenheidsarbeid in de horecasector aan de bedrijfsvoorheffing tegen het tarief van 33 % op de forfaitaire daglonen wanneer de werkgever een Dimona-light aangifte verrichtte. Dit tarief is even hoog als de afzonderlijke aanslagvoet in de inkomstenbelasting die van toepassing is op de inkomsten die werden verkregen uit de gelegenheidsarbeid in de horecasector.

Artikel 7

Met dit wetsvoorstel brengen we een wijziging aan enkele koninklijke besluiten aan. Om te vermijden dat deze gewijzigde bepalingen nadien uitsluitend via een wet zouden kunnen worden aangepast, willen we via een machtiging aan de Koning in de mogelijkheid voorzien dat deze bepalingen, net zoals de andere bepalingen in deze koninklijk besluiten, in de toekomst via een koninklijk besluit zouden kunnen aangepast worden.

Artikel 8

Het artikel regelt de inwerkingtreding van de wet. Omwille van de rechtszekerheid en de administratieve eenvoud wordt ervoor gekozen om de inwerkingtreding samen te laten vallen met het begin van een nieuw kalenderjaar (en aanslagjaar).

Dirk CLAES.
Wouter BEKE.
Peter VAN ROMPUY.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 8quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 april 2007, wordt hersteld als volgt :

« Art. 8quater. — De toepassing van de wet wordt wat betreft de gelegenheidswerknemers tewerkgesteld bij een werkgever die ressorteert onder het paritair comité 302 voor het hotelbedrijf, beperkt voor werknemer en werkgever tot de regeling voor rust- en overlevingspensioenen voor werknemers.

De regeling inzake jaarlijkse vakantie voor werknemers is niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde gelegenheidswerknemers.

In afwijking van artikel 38, § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers is geen loonmatigingsbijdrage verschuldigd op het loon van de in dit artikel bedoelde gelegenheidswerknemers.

In afwijking van de artikelen 56 tot en met 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen is geen bijdrage voor het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, ingesteld door artikel 27 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, verschuldigd op het loon van de in dit artikel bedoelde gelegenheidswerknemers.

In afwijking van artikel 121 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen is geen bijdrage voor het betaald educatief verlof verschuldigd op het loon van de in dit artikel bedoelde gelegenheidswerknemers.

In de zin van dit artikel wordt als gelegenheidswerknemer beschouwd, de werknemer die verbonden is gedurende maximaal twee opeenvolgende dagen met eenzelfde werkgever, door een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of door een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk en reeds is onderworpen aan de sociale zekerheid doordat hij/zij gewoonlijk en hoofdzakelijk een andere beroepsbezigheid uitoefent met arbeidsprestaties van minstens drie vijfden van een normale voltijdse betrekking.

De beperking van de onderwerping bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid wordt gedurende het kalenderjaar beperkt tot maximaal honderd dagen per gelegenheidsarbeider en op voorwaarde dat de gelegenheidswerknemer in de loop van het kwartaal en het daaraan voorafgaand kwartaal geen arbeidsprestaties leverde bij een werkgever ressorterend onder het paritair comité voor het hotelbedrijf in toepassing van de wet van 27 juni 1969, anders dan in de hoedanigheid van gelegenheidswerknemer. »

Art. 3

In artikel 31bis, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 april 2007, wordt het tweede lid vervangen als volgt :

« Wanneer de werkgever gebruik maakt van artikel 5bis, § 3, 2º, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, worden de bijdragen verschuldigd voor de werknemers in dienst genomen voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen bij een werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, in het kader van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of met een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, hierna gelegenheidswerknemers genoemd als bedoeld in artikel 8quater, berekend op een forfaitair dagloon, zoals hierna bepaald :

1º Wat de gelegenheidswerknemers betreft die vallen onder het tijdsblok van vijf uur in de zin van artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en voor zover de dag geen prestatie met onderbroken dienst bevat, bedraagt het forfaitair dagloon 16,58 euro, geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast volgens de bepalingen van artikel 32bis, § 1.

2º Wat de gelegenheidswerknemers betreft die vallen onder het tijdsblok van elf uur in de zin van artikel 5bis, § 3, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels alsook indien de prestatie een onderbroken dienst bevat, bedraagt het forfaitair dagloon 33,16 euro, geïndexeerd volgens de bepalingen van artikel 32, § 4, en aangepast volgens de bepalingen van artikel 32bis, § 1. »

Art. 4

Artikel 171, 1º, e), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 28 april 2003, wordt hersteld als volgt :

« e) de bezoldigingen betaald aan gelegenheidsarbeiders als bedoeld in artikel 8quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, berekend op basis van het forfaitair dagloon; »

Art. 5

In artikel 313 van hetzelfde wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :

« De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen zijn er niet toe gehouden in hun jaarlijkse aangifte in de voormelde belasting de inkomsten als bedoeld in artikel 171, 1º, e), te vermelden waarvoor de verschuldigde bedrijfsvoorheffing is gekweten en op voorwaarde dat de werkgever gebruik heeft gemaakt van artikel 5bis, § 3, 2º, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. »

Art. 6

In bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een punt 30quater ingevoegd, luidende :

« 30quater. Bezoldigingen voor gelegenheidsarbeid in de horeca

In afwijking van voorafgaande bepalingen worden bezoldigingen toegekend aan gelegenheidswerknemers als bedoeld in artikel 8quater van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders waarvoor de werkgever gebruik heeft gemaakt van artikel 5bis, § 3, 2, van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, onderworpen aan het tarief van 33 % (zonder vermindering) berekend op het forfaitair dagloon zoals bepaald in artikel 31bis, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en voor zover de voorwaarden voor de gelegenheidsarbeid als bepaald in de artikelen 8quater en 31bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders worden gerespecteerd. »

Art. 7

De Koning kan de bepalingen die door de artikelen 2, 3 en 6 van deze wet werden gewijzigd in de vermelde koninklijk besluiten opnieuw wijzigen, opheffen of aanvullen. Hij volgt daarbij de procedures en vormvereisten die voorheen reeds golden voor het wijzigen, opheffen of aanvullen van deze besluiten.

Art. 8

Deze wet treedt in werking op 1 januari van het jaar volgend op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

24 november 2011.

Dirk CLAES.
Wouter BEKE.
Peter VAN ROMPUY.

(1) Zie bijvoorbeeld de studie van het onderzoeksinstituut Kizok van de Universiteit Hasselt waaruit blijkt dat 38 tot 46 % van de arbeid in het zwart zou worden verricht. Zie : G. Houben, « De horecasector : doorgelicht in een Euroregionaal perspectief », blz. 38.

(2) College voor de strijd tegen de sociale en de fiscale fraude, Bouwstenen voor de fraudebestrijding tijdens de volgende legislatuur, blz. 15.

(3) Bron : FOD Sociale Zekerheid, URL : https://www.socialsecurity.be/instructions/nl/instructions/table_of_content/dmfa/2011-01/content/socialsecuritycontributions/calculationbase/occasionals_agriculture_horticulture.html.

(4) Het betreft de handarbeiders, tewerkgesteld bij een werkgever die valt onder : 1) het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen; 2) het paritair comité voor de landbouw, voor zover de werknemer uitsluitend wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever en 3) het paritair comité voor de uitzendarbeid, voor zover de uitzendarbeider wordt tewerkgesteld bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

(5) Bedragen vanaf 1 januari 2011.

(6) Bron : FOD Sociale Zekerheid, URL : https://www.socialsecurity.be/instructions/nl/instructions/table_of_content/dmfa/2011-01/content/socialsecuritycontributions/calculationbase/occasionals_horeca.html.

(7) Dimona-full : dagelijks moet het begin- en einduur van de gelegenheidswerknemer worden aangegeven. Dimona-light : dagelijks moet het beginuur en de duur van de prestatie (5-uren of 11-uren) van de gelegenheidswerknemer worden aangegeven.

(8) Artikel 59, 1o, juncto artikel 59ter, § 1,van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

(9) Artikel 57 van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970.

(10) Het bijdragepercentage voor de werknemer bedraagt 13,07 % (3,55 % geneeskundige verzorging, 1,15 % invaliditeit, 0,87 % werkloosheid en 7,50 % pensioenen). Het bijdragepercentage voor de werkgever bedraagt 24,79% (3,80 % geneeskundige verzorging, 2,35 % invaliditeit, 1,46 % werkloosheid, 8,89 % pensioenen, 7,00 % kinderbijslag, 0,30 % arbeidsongevallen en 1,02 % beroepsziekten). De werkgever is ook nog een loonmatigingsbijdrage van 7,48% verschuldigd, een bijdrage voor het Fonds voor de sluiting van ondernemingen van 0,20% (1-19 werknemers) of 0,23 % (20 of meer werknemers), een bijdrage van 0,05 % voor kinderopvang, een bijdrage van 0,10 % voor risicogroepen en, voor bedrijven die 10 of meer werknemers tellen, een bijkomende bijdrage van 1,69 %. Bron : FOD Sociale Zekerheid, URL : http://www.socialsecurity.fgov.be/nl/over-de-fod/sociale-zekerheid-kort/hoeveel-werknemers.htm.