5-54/2

5-54/2

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

12 JULI 2011


Wetsvoorstel betreffende de administratieve afdoening van bepaalde inbreuken op de wetgeving inzake het wegverkeer


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW TAELMAN C.S.

Art. 1/1

Een artikel 1/1 invoegen, luidende :

« Art. 1/1. Artikel 65bis van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, ingevoegd bij de wet van 7 februari 2003, wordt vervangen door wat volgt :

« Art. 65bis. § 1. Wanneer de in artikel 65, § 1, bedoelde som niet onmiddellijk noch binnen de door de Koning bepaalde termijn betaald werd, kan de procureur des Konings onder de in artikel 216bis, §§ 1 tot 4 van het Wetboek van strafvordering voorziene voorwaarden, de verdachte verzoeken een geldsom te storten aan de bevoegde administratie van de federale overheidsdienst Financiën. Dit verzoek wordt bij gewone brief aan de verdachte gericht, die zijn eventuele verweermiddelen aan de procureur des Konings kan overmaken.

Als de verdachte aan het verzoek geen gevolg geeft door betaling van de voorgestelde geldsom kan de procureur des Konings aan de verdachte een bevel geven tot betaling van deze geldsom binnen een termijn van 60 dagen na verzending van dit bevel. Het per gerechtsbrief verzonden bevel tot betaling dient de ten laste gelegde feiten op voldoende wijze te omschrijven zowel in tijd en ruimte als in rechte, de refertes van de onmiddellijke inning en van het voorstel tot verval van de strafvordering door betaling van de geldsom te vermelden en dient op straffe van nietigheid de dag waarop de som uiterlijk betaald moet zijn te vermelden, de tekst van dit artikel te bevatten alsook de bevoegde politierechtbank aan te wijzen bij dewelke de verdachte bezwaar kan indienen tegen het bevel tot betaling.

De verdachte kan, indien hij enig bezwaar heeft tegen het bevel tot betaling, hiertegen bezwaar indienen door zich te wenden tot de politierechtbank binnen de 45 dagen, volgend op de dag van de verzending van het per gerechtsbrief verzonden bevel tot betaling naar de woonplaats van de verdachte.

Dit bezwaar dient ingediend met een verzoekschrift aan de bevoegde politierechtbank hetzij door neerlegging ter griffie hetzij door een ter post aangetekende brief aan de griffie van de bevoegde politierechtbank. In dit laatste geval geldt de datum van verzending van de aangetekende brief als de datum, waarop het bezwaar werd ingediend. Aan het verzoekschrift dient het origineel of een afschrift van het bevel tot betaling van de procureur des Konings gehecht.

De griffier maakt het bezwaar onverwijld over aan de procureur des Konings, die de verdachte oproept voor de politierechtbank bij dagvaarding of per gerechtsbrief.

Als het bezwaar ontvankelijk wordt verklaard door de politierechtbank doet de rechtbank uitspraak ten gronde over de in het bevel tot betaling van de procureur des Konings vermelde feiten, op dezelfde wijze als zouden de feiten bij haar aanhangig gemaakt zijn door een rechtstreekse dagvaarding van het openbaar ministerie.

Indien de verdachte geen tijdig bezwaar heeft ingediend bij de aangewezen politierechtbank noch de in het bevel tot betaling voorgestelde som binnen de door de procureur des Konings bepaalde termijn heeft voldaan, wordt die geldsom van rechtswege invorderbaar. Met het oog daarop maakt de procureur des Konings een afschrift van het ter post aangetekend verzonden bevel tot betaling over aan de bevoegde administratie van de federale overheidsdienst Financiën, die de in het bevel tot betaling vermelde som met alle rechtsmiddelen kan invorderen, zonder dat de verschuldigdheid van de voorgestelde som nog op enigerlei wijze kan betwist worden, onder voorbehoud van wat in § 2 wordt bepaald.

§ 2. Als het per gerechtsbrief verzonden bevel tot betaling van de procureur des Konings niet door de verdachte in persoon werd ontvangen, dan kan deze nog een gemotiveerd bezwaar indienen binnen een termijn van 15 dagen na de dag waarop hij van dit bevel tot betaling kennis heeft gekregen.

Indien het niet blijkt dat hij kennis heeft gekregen van deze kennisgeving, kan de verdachte dit bezwaar nog instellen tot 15 dagen na de eerste daad van gedwongen tenuitvoerlegging van de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de federale overheidsdienst Financiën.

Tussen de datum waarop het bevel tot betaling volgens de eerste paragraaf van rechtswege uitvoerbaar is geworden, en de datum, waarop de verdachte dit bezwaar indient bij de politierechtbank, is de verjaring van de strafvordering geschorst.

Dit gemotiveerd bezwaar moet bij gerechtsdeurwaardersexploot betekend worden aan het openbaar ministerie, waarvan het bevel tot betaling van een geldsom uitging, en brengt van rechtswege dagvaarding mee voor de in het bevel tot betaling van de procureur des Konings vermelde feiten tegen de eerstkomende terechtzitting van de politierechtbank na het verstrijken van een termijn van 15 dagen.

Als het ingediende bezwaar ontvankelijk wordt verklaard door de politierechtbank vervalt de verschuldigdheid van de in het bevel tot betaling vermelde geldsom en doet de rechtbank uitspraak ten gronde over de bij haar aanhangig gemaakte feiten.

De door het bezwaar veroorzaakte kosten en uitgaven blijven evenwel ten laste van de indiener van het bezwaar, indien het aan hem te wijten is dat het ter post aangetekend verzonden bevel tot betaling van de procureur des Konings niet in persoon ontvangen werd.

De indiener van het bezwaar wordt geacht afstand te hebben gedaan van zijn bezwaar indien hij of zijn advocaat niet verschijnt, en het hierover gewezen vonnis kan door de partij, die bezwaar heeft ingediend, alleen worden bestreden door hoger beroep. »

Verantwoording

Voor verkeersinbreuken, voorzien in artikel 65, § 1, van de Wegverkeerswet en nader bepaald in het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten (Belgisch Staatsblad van 31 december 2003) kan de politie een onmiddellijke inning voorstellen. Als de betrokkene deze niet betaalt, kan het parket hem verzoeken binnen een bepaalde termijn een geldsom te betalen, waardoor de strafvordering vervalt mits de betaling binnen de bepaalde termijn plaatsvond. Dit verzoek wordt kortweg VSBG (verval van strafvordering tegen betaling van een geldsom) of ook wel minnelijke schikking genoemd. Als ook die VSBG onbetaald blijft, wordt de betrokkene in beginsel voor de politierechtbank gedagvaard. Vaak volgt dan een verstekvonnis, waartegen slechts uiterst zelden verzet wordt aangetekend.

In sommige arrondissementen, waaronder dat van Antwerpen, dagvaardt het parket de overtreder na een onbetaald gebleven VSBG nog niet onmiddellijk voor de politierechter. De politierechtbank zou het grote aantal dagvaardingen dan immers niet kunnen verwerken. Daarom vordert het parket de politie om de betrokkene te verhoren en hem aan te sporen de VSBG alsnog te betalen, hetgeen toch nog ca. 25 % « spontane » betalingen oplevert. Pas als dat niet lukt, volgt een dagvaarding. De politionele capaciteit, die dit extra werkproces vergt, is zeer groot.

Het juiste aantal dagvaardingen na een onbetaald gebleven VSBG na onmiddellijke inning is niet exact gekend (1) , maar men kan dit voor de provincie Antwerpen toch ramen op ca. 12 250 en door extrapolatie voor het ganse land op ca. 100 000. Van de in 2009 voorgestelde « onmiddellijke inningen » bleven 562 329 (17,22 %) helemaal niet tijdig betaald en 15 376 (0,47 %) te weinig betaald; dit maakt samen 577 705. Er zijn echter ook 155 201 laattijdige betalingen, zodat indien alles correct zou verlopen en gekend zou zijn processen-verbaal voor ca 422 504 onbetaalde onmiddellijke inningen aan het parket zouden moeten overgemaakt zijn en navolgende procedures (VSBG, dagvaarding) zouden moeten opgestart zijn. In totaal werden in België voor verkeersmisdrijven gepleegd in 2008, tienduizenden dagvaardingen betekend na een onbetaald gebleven VSBG, onafhankelijk of die volgde na een voorgestelde onmiddellijke inning of dadelijk werd voorgesteld door de procureur des Konings (omwille van de aard van de inbreuk of omwille van de identiteit van de vermoedelijke overtreder, onder meer hij die geen woonplaats of vaste verblijfplaats in het Rijk heeft). Vanaf de beslissing tot dagvaarding tot en met het innen van de geldsom waarvoor oorspronkelijk een onmiddellijke inning of een minnelijke schikking (2) was voorgesteld moet men per dossier toch op een vijftal uren werk rekenen of in het totaal 500 000 uren voor 100 000 dossiers, wat overeenkomt met 330 FTE's binnen de rechterlijke orde (rechtbank, griffie en parket).

Een tijdrovende procedure, die uitmondt in een verstekvonnis waar men zich niet tegen verzet, is weinig efficiënt. Zo'n procedure genereert bovendien belangrijke gerechtskosten (ca. 30 euro voor een dagvaarding en evenveel voor een betekening van een verstekvonnis). De totale kostprijs voor de FOD Justitie voor 100 000 zaken mag dus gerekend worden op ca. 4,5 tot 5 miljoen euro, waarvan slechts een deel door de ontvanger van de penale boeten (FOD Financiën) kan gerecupereerd worden ten laste van de veroordeelden, die bereid zijn te betalen.

Het amendement beoogt om, naast de andere mogelijkheden die de procureur des konings nu heeft en die behouden blijven, na een onbetaald gebleven onmiddellijke inning en een per gewone post verzonden onbetaald gebleven VSBG, aan een per aangetekende brief verzonden uitnodiging tot betaling van rechtswege uitvoerbaarheid te geven, voor zover de overtreder geen bezwaar indient bij de politierechtbank binnen een termijn van 45 dagen. Om terminologische verwarring te vermijden wordt de aangetekend verzonden uitnodiging tot betaling voor hetzelfde bedrag als de VSBG in het voorstel « bevel tot betaling » genoemd.

De portokosten, die verbonden zijn aan het verzenden van deze aangetekende bevelen tot betaling, zijn belangrijk maar bedragen slechts een fractie van de kosten voor een dagvaarding en een betekening van een verstekvonnis. Zoals verder zal uiteengezet worden, werden van de 3 264 940 door de Post in opdracht van de politie voorgestelde onmiddellijke inningen 562 329 (17,22 %) helemaal niet betaald en 15 376 (0,47 %) te weinig betaald. Dit houdt in dat, rekening houdend met de huidige informaticaverwerking 577 705 aangetekende zendingen zouden moeten verzonden worden, wat neerkomt op ca 3 000 000 euro. Houdt men rekening met een grote betalingsbereidheid van een VSBG en laattijdige betalingen van onmiddellijke inningen (155 201 voor in 2009 voorgestelde onmiddellijke inningen), en rekent men ook 100 000 (zoals hierboven geschat voor onbetaald gebleven minnelijke schikkingen na onmiddellijke inningen) zaken waarvoor een bevel tot betaling moet worden gegeven, dan mag de kostprijs op ca 500 000 euro in plaats van ca 4 500 000 tot 5 000 000 euro geraamd worden.

Daarenboven mag een gunstig effect van het « bevel tot betaling » op de betalingsbereidheid, zowel van de onmiddellijke inning als van de voorstellen VSBG verwacht worden. In Nederland worden van de ca 12 000 000 vastgestelde « Mulderfeiten » (vergelijkbaar met de feiten waarvoor bij ons een onmiddellijke inning mogelijk is) slechts 300 000, dit is 2,5 % aan het oordeel van het openbaar ministerie onderworpen. Omgerekend op de in 2009 3 264 940 alhier voorgestelde onmiddellijke inningen, zouden op termijn slechts ca. 80 000 « bevelen tot betaling » moeten gegeven worden. In Nederland vinden slechts 30 000 zaken hun weg naar de kantonrechter (vergelijkbaar met onze politierechter). Omgerekend zou dit bij ons ca. 8 000 zaken voor de politierechtbank betekenen. De winst is dus enorm.

De overtreder kan — net zoals vandaag — zijn verweermiddelen laten gelden bij politie en parket tegen een onmiddellijke inning van zodra hij deze ontvangt. Als hij dit nalaat en de onmiddellijke inning niet betaalt, kan de procureur des Konings hem een VSBG per gewone post sturen. Ook deze VSBG kan hij betwisten bij het parket per gewone brief. Als hij ook dit nalaat en de VSBG niet betaalt, kan de procureur een aangetekend « bevel tot betaling » sturen. Ook dan zal de bekeurde zich ertegen nog kunnen verzetten bij de politierechtbank. Hij behoudt dus alle rechten, die hij vandaag heeft om een inbreuk te betwisten. De politierechtbank beschikt dan evenwel ook over de mogelijkheid een andere, eventueel zwaardere sanctie of maatregel te bevelen dan de in het bevel tot betaling gevorderde geldsom.

Het aantal voorstellen tot onmiddellijke inningen neemt van jaar tot jaar toe (3) . De bereidheid tot vrijwillige betaling neemt daarentegen af, zodat het aantal dagvaardingen voor onbetaalde VSBG's explodeert en de politieparketten en politierechtbanken dreigen te imploderen.

Dit voorstel werd besproken en principieel goedgekeurd in de vergadering van het expertisenetwerk strafrechtspleging van het College van Procureurs-generaal van 28 oktober 2010.

Nr. 2 VAN MEVROUW TAELMAN C.S.

Art. 2 tot 15

Titel I tot Titel V, bevattende de artikelen 2 tot 15, doen vervallen.

Nr. 3 VAN MEVROUW TAELMAN C.S.

Titel VI

Het opschrift van Titel VI doen vervallen.

Martine TAELMAN.
Inge FAES.
Alain COURTOIS.
Peter VAN ROMPUY.

Nr. 4 VAN DE HEER VAN ROMPUY

Art. 1 tot 16

Deze artikelen vervangen door wat volgt :

« Hoofdstuk I.— Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk II. — Wijziging van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968

Art. 2

In Titel V van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, dat artikel 65bis omvat, luidende :

« Hoofdstuk IIbis. — Bevel tot betaling

Artikel 65bis. § 1. Wanneer de in artikel 65, § 1, bedoelde som niet onmiddellijk noch binnen de door de Koning bepaalde termijn betaald werd, kan de procureur des Konings, onder de in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering voorziene voorwaarden, de overtreder verzoeken een geldsom te storten aan de bevoegde administratie van de FOD Financiën. De overtreder kan zijn verweermiddelen overmaken aan de procureur des Konings binnen de door de procureur des Konings bepaalde betalingstermijn.

Als de overtreder hetzij de onmiddellijke inning niet voldoet, hetzij aan het verzoek geen gevolg geeft door betaling van de voorgestelde geldsom kan de procureur des Konings aan de overtreder een bevel geven tot betaling van deze geldsom.

Op straffe van nietigheid vermeldt het bevel tot betaling, dat bij gerechtsbrief wordt verzonden naar de woonplaats van de overtreder :

1º de dagtekening;

2º de identiteit van de overtreder of, bij gebreke hieraan, de houder van de nummerplaat van het voertuig waarmee de overtreding is begaan;

3º de ten laste gelegde feiten en de geschonden wettelijke bepalingen;

4º de datum, het tijdstip en de plaats waar de overtreding is vastgesteld;

5º het bedrag van de geldsom, evenals de wijze waarop deze moet worden betaald;

6º de betalingstermijn;

7º het secretariaat van het parket bij hetwelk de overtreder bezwaar kan indienen tegen het bevel tot betaling en de rechtbank die er in voorkomend geval kennis van zal nemen;

8º de uiterste datum waarop het bezwaar ingediend dient te worden.

De datum voorzien in het derde lid, 8º, mag niet korter zijn dan 45 dagen na de dagtekening en ten hoogste 60 dagen. De uiterste datum voorzien in het derde lid, 6º, eindigt de vijftiende dag na de datum voorzien in het derde lid, 8º.

De overtreder kan tegen het bevel tot betaling bezwaar indienen door zich te wenden tot het secretariaat van het parket binnen de in het derde lid, 8º voorziene termijn.

Dit bezwaar dient ingediend met een verzoekschrift, dat met redenen wordt omkleed en houdt keuze van woonplaats in België in, indien de verzoeker er zijn woonplaats niet heeft. Het wordt toegezonden door een ter post aangetekende brief aan of neergelegd tegen ontvangstbewijs op het secretariaat van het parket en wordt ingeschreven in een daartoe bestemd register. In geval van verzending per aangetekende brief geldt de datum van verzending van de aangetekende brief als de datum waarop het bezwaar werd ingediend. Op straffe van onontvankelijkheid wordt bij het verzoekschrift het origineel of een kopie van het bevel tot betaling van de procureur des Konings gevoegd.

De procureur des Konings kan het bezwaar aanvaarden en geeft daarvan kennis aan de overtreder. Indien hij het bezwaar niet aanvaardt, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij dagvaarding voor de bevoegde rechtbank overeenkomstig artikel 145 e.v.van het Wetboek van strafvordering.

Indien de overtreder geen tijdig bezwaar heeft ingediend noch de in het bevel tot betaling voorgestelde som binnen de door de procureur des Konings bepaalde termijn heeft voldaan, wordt die geldsom van rechtswege invorderbaar. Met het oog daarop maakt de procureur des Konings een afschrift van het per gerechtsbrief verzonden bevel tot betaling over aan de bevoegde administratie van de FOD Financiën, die de in het bevel tot betaling voorgestelde som met alle rechtsmiddelen kan invorderen, zonder dat de verschuldigdheid van de voorgestelde som nog op enigerlei wijze kan betwist worden, onder voorbehoud van wat in de volgende paragraaf wordt bepaald.

§ 2. Als het per gerechtsbrief verzonden bevel tot betaling van de procureur des Konings niet door de overtreder in persoon werd ontvangen, dan kan deze nog een met redenen omkleed bezwaar indienen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop hij van de kennisgeving van dit bevel tot betaling kennis heeft gekregen.

Indien het niet blijkt dat hij hiervan kennis heeft gekregen, kan de overtreder dit bezwaar nog instellen tot vijftien dagen na de eerste daad van gedwongen tenuitvoerlegging van de geldsom door of op vervolging van de bevoegde administratie van de FOD Financiën.

Vanaf de dag, waarop het bevel tot betaling volgens de eerste paragraaf van rechtswege uitvoerbaar is geworden, tot de dag, waarop de overtreder dit bezwaar indient bij de bevoegde rechtbank, is de verjaring van de strafvordering geschorst.

Dit bezwaar moet bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij akte van de gevangenisdirecteur betekend worden aan het openbaar ministerie, waarvan het bevel tot betaling van een geldsom uitging, en brengt van rechtswege dagvaarding mee voor de in het bevel tot betaling van de procurreur des Konings vermelde feiten tegen de eerstkomende terechtzitting van de bevoegde rechtbank na het vertrijken van een termijn van vijftien dagen.

Als het ingediende bezwaar ontvankelijk wordt verklaard, vervalt het bevel tot betaling en doet de rechtbank ten gronde uitspraak over de bij haar aanhangig gemaakte feiten.

De door het bezwaar veroorzaakte kosten en uitgaven blijven evenwel ten laste van de indiener van het bezwaar, indien het aan hem te wijten is dat geen tijdig bezwaar werd ingediend overeenkomstig § 1, vijfde lid en volgende.

De indiener van het bezwaar wordt geacht afstand te hebben gedaan van zijn bezwaar indien hij of zijn advocaat niet verschijnt, en het hiervover gewezen vonnis kan door de partij, die bezwaar heeft ingediend, alleen worden bestreden door hoger beroep.

Hoofdstuk III. — Opheffingsbepaling

Art. 3

Artikel 31 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, wordt opgeheven.

Hoofdstuk IV. — Inwerkingtreding

Art. 4

Deze wet treedt in werking op een door te Koning te bepalen datum en uiterlijk op 31 december 2011. ».

Peter VAN ROMPUY.

(1) In 2008 stelde het parket van Antwerpen 44 458 VSBG's voor na een onbetaalde onmiddellijke inning. Er zijn geen cijfers voorhanden over het aantal van die VSBG's die onbetaald bleven en daarna het voorwerp uitmaakten van een dagvaarding. Men weet wel dat het Antwerps parket 15 007 dagvaardingen liet betekenen voor onbetaalde VSBG's (al dan niet na onmiddellijke inning). Men mag aannemen dat minstens de helft van deze dagvaardingen betrekking heeft op onmiddellijke inningen, of met andere woorden op circa 7 500 zaken voor het arrondissement Antwerpen. Op analoge wijze kan men voor de arrondissementen Mechelen en Turnhout ramen dat daar minstens 2 500 resp. 2 250 dagvaardingen hun oorsprong vinden in onbetaalde VSBG's, uitgeschreven na onbetaalde onmiddellijke inningen. Voor de provincie Antwerpen betreft dit een totaal van 12 250 zaken. Voor gans België moet dit aantal bij extrapolatie circa 100 000 zaken bedragen

(2) Samenbrengen gegevens, bericht aan deurwaarder, voorbereiden betekening dagvaarding, betekening, bericht aan parket, in staat brengen van het dossier voor behandeling ter zitting, zitting, uittikken vonnis, bericht aan deurwaarder, voorbereiden betekening vonnis, betekening, strafuitvoering.

(3)   In 2006 (april-december) werden er door de politie via de Post 1 595 567 onmiddellijke inningen uitgereikt, in 2007 liep dit aantal op tot 2 766 711 en in 2008 werd de kaap van de 3 miljoen overschreden met 3 090 630 onmiddellijke inningen. In 2009 werden er 3 264 490 onmiddellijke inningen genoteerd.