5-23/1

5-23/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

16 AUGUSTUS 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie, inzake hulp bij zelfeuthanasie

(Ingediend door de heer Bart Tommelein c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 16 september 2008 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-919/1 - 2007/2008)

De wet van 28 mei 2002 betreffende euthanasie die op 20 september 2002 in werking is getreden, laat euthanasie toe bij ongeneeslijke zieke, bewuste patiënten met ondraaglijke pijn.

De wet biedt enerzijds de patiënt de bescherming en garantie op een milde, humane dood. Anderzijds schept zij ook rechtszekerheid voor de arts die de euthanasie uitvoert.

Samen met de wet die het recht op euthanasie waarborgt voor meerderjarigen, werd de wet van kracht die in degelijke palliatieve zorg voorziet.

Vandaag moeten we echter besluiten vanuit de praktijk dat de huidige wetgeving onvolkomenheden bevat die verduidelijking vragen en specifieke aanpassingen vergen.

We kunnen dan ook enkel concluderen dat onder meer volgend element aangepast moet worden.

Uit de artsenpraktijk blijkt dat ook de vraag naar hulp bij zelfeuthanasie juridisch moet ingekaderd worden. Dit kan het best binnen de euthanasiewetgeving, het betreft immers patiënten die aan de voorwaarden voldoen om euthanasie aan te vragen maar liever zelf de daad stellen, zij het weliswaar onder begeleiding van een arts, die over alle zorgvuldigheidscriteria waakt en de patiënt bovendien de letale middelen ter beschikking stelt en hem bijstaat tot de dood is ingetreden. Het grote verschil met euthanasie zit hem dus in het feit dat de patiënt hier zelf de daad volbrengt, niet de arts zelf.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Onder hulp bij zelfeuthanasie verstaat men in dit voorstel dat een derde, een arts, opzettelijk hulp verleent bij levensbeëindigend handelen door de betrokkene, de patiënt, op diens verzoek.

Volgens sommigen is de hulp bij zelfeuthanasie reeds geïncorporeerd in de wet zelf, anderen beweren van niet, maar omwille van de rechtszekerheid lijkt het niet meer dan logisch om het begrip expliciet op te nemen in de bestaande wetgeving, net zoals dat ook in Nederland gedaan is.

De verschillen tussen, enerzijds, euthanasie en, anderzijds, hulp bij zelfeuthanasie zijn vrij miniem en zouden bijgevolg samen moeten worden behandeld. De Raad van State pleit in dit geval reeds voor het wegwerken van deze discriminatie : « Het komt de wetgever toe om ook dat aspect van de stervensbegeleiding te regelen (ofwel aanvaardbare motieven aan te reiken die dit onderscheid kunnen verklaren). » (1)

Ook de Orde van geneesheren heeft in het recente verleden reeds een standpunt in deze ingenomen, waarbij ze in een advies stelde : « Nochtans kan hulp bij zelfdoding [zelfeuthanasie] deontologisch gelijkgesteld worden met euthanasie voor zover alle voorwaarden voor het uitvoeren van euthanasie zoals bepaald in de wet vervuld zijn. De arts dient gedurende heel het stervensproces aanwezig te blijven om op elk ogenblik conform de gemaakte afspraken de nodige hulp te bieden »; en verder : « Gezien de strikte indicatie en de gestelde voorwaarden voor zijn toepassing is hulp bij zelfdoding [zelfeuthanasie] ... niet te onderscheiden van euthanasie. » (2)

Dergelijke hulp kan logischerwijs enkel mogelijk zijn in het geval dat de betrokkene nog bewust is (3) .

De hulp bij zelfeuthanasie dient echter wel te voldoen aan een aantal strikte voorwaarden. De arts moet zelf het dodende middel aan zijn patiënten bezorgen. Die moet het in aanwezigheid van de arts en volgens zijn aanwijzingen innemen. Bovendien moet het gaan om een patiënt die ook voor euthanasie in aanmerking komt.

Het is in elk geval niet de bedoeling om deze « hulp » naar de toekomst toe te incrimineren, gelet op het feit dat (hulp bij) zelfeuthanasie een handeling is die op zich door het Belgisch strafrecht niet als een misdrijf wordt beschouwd. Het is wel de bedoeling om te voorkomen dat een arts die — mits naleving van de zorgvuldigheidscriteria die door de wet zijn opgelegd hulp bij zelfeuthanasie verstrekt — vervolgd zou kunnen worden op grond van artikel 422bis van het Strafwetboek en eveneens te vermijden dat hij, mits naleving van diezelfde zorgvuldigheidscriteria, het voorwerp van een tuchtrechtelijke vervolging zou kunnen vormen.

Belangrijk om aan te halen is ook het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel betreffende de euthanasie, waar gepleit wordt om de begeleiding van zelfeuthanasie binnen de werkingssfeer van de voorgestelde wet te brengen. Hulp bij zelfeuthanasie kan immers beschouwd worden als het niet-bijstaan van een persoon in gevaar (bestraft zoals reeds aangehaald door de artikelen 422bis en 422ter van het Strafwetboek), hetgeen, zoals daarnet gezegd, in de huidige stand van de wetgeving problemen kan oproepen.

De Raad van State schrijft letterlijk :

« Het is goed denkbaar dat begeleiding van zelfdoding [zelfeuthanasie] verloopt met naleving van de voorwaarden die in het voorstel worden bepaald of van soortgelijke voorwaarden. In dat geval bestaat er bijna geen verschil wat de aard zelf betreft van het bedoelde gedrag en van de bedoelingen van de persoon die bijstand verleent aan een persoon met neigingen tot zelfdoding, tussen euthanasie in de zin van artikel 2 van het wetsvoorstel en medische begeleiding van zelfdoding [zelfeuthanasie]. Het is dan ook niet duidelijk waarom de wet betreffende euthanasie geen betrekking heeft op het gedrag van de arts die dodelijke substanties ter beschikking stelt van de patiënt op diens verzoek, waarbij men hem de keuze laat van het ogenblik van zijn overlijden. » (4) .

De veroorloving van de invoering van hulp bij zelfeuthanasie is veelzijdig :

— de patiënt kan zo zelf het tijdstip en de plaats bepalen, waardoor hij zelf kan blijven beschikken over zijn lichaam;

— sommige patiënten zijn zelf niet meer in staat en willen daarbij geholpen worden en dit kan dan ook op een serene wijze ten aanzien van de familie;

— de patiënt wil zijn of haar arts niet belasten met een moreel of emotioneel zware beslissing en/of handeling en wil dus zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen.

Artikelen 3 tot 8

Het betreft hier een technische aanpassing ten gevolge van de invoering van het begrip « hulp bij zelfeuthanasie ».

Bart TOMMELEIN
Alexander DE CROO
Nele LIJNEN
Martine TAELMAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 2 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Onder hulp bij zelfeuthanasie wordt verstaan het opzettelijk behulpzaam zijn van een ander bij zelfeuthanasie, of hem middelen daartoe verschaffen, op diens verzoek. ».

Art. 3

In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in de inleidende zin van paragraaf 1 worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie »;

2º in paragraaf 2, 1º, eerste zin, worden de woorden « of zijn verzoek voor hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na de woorden « verzoek tot euthanasie »;.

3º in paragraaf 3, 2º, van dezelfde wet worden de woorden « of de hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie ».

Art. 4

In artikel 5 van dezelfde wet worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie ».

Art. 5

In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie »;

2º in het tweede lid, 3º, worden de woorden « of het verzoek voor hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na de woorden « het euthanasieverzoek »;

3º in het tweede lid, 12º, worden de woorden « of de hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na de woorden « de euthanasie ».

Art. 6

In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid, tweede zin, worden de woorden « of de hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na de woorden « de euthanasie »;

2º in het eerste lid, laatste zin, worden de woorden « of de hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na de woorden « de euthanasie ».

Art. 7

In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het tweede lid, worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie »;

2º in het derde lid, worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie ».

3º in het vierde lid worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie ».

Art. 8

In artikel 15, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd na het woord « euthanasie ».

20 juli 2010.

Bart TOMMELEIN
Alexander DE CROO
Nele LIJNEN
Martine TAELMAN.

(1) Stuk Senaat, nr. 2-244/21/21 — 2000/2001, blz. 15.

(2) Orde van geneesheren, Advies betreffende palliatieve zorg, euthanasie en andere medische beslissingen omtrent het levenseinde, 22 maart 2003.

(3) Zie bijvoorbeeld in dat verband Van Sweevelt, Th., « De euthanasiewet : de ultieme bevestiging van het zelfbeschikkingsrecht of een gecontroleerde keuzevrijheid ? », T. Gez., 2003, blz. 226 en 227.

(4) Stuk Senaat, nr. 2-244/21/21 — 2000/2001, blz. 14.