4-1018/1

4-1018/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

24 NOVEMBER 2008


Voorstel van bijzondere wet tot definitieve vastlegging van de grens tussen Vlaanderen en Wallonië

(Ingediend door de heer Yves Buysse c.s.)


TOELICHTING


Dit voorstel moet samengelezen worden met twee andere voorstellen van de indieners die respectievelijk betrekking hebben op de afschaffing van de faciliteiten in de Vlaamse taalgrensgemeenten (stuk nr. 4-1019/1) en op de afschaffing van de faciliteiten in de randgemeenten (4-1020/1).

Reeds meer dan 45 jaar geleden werd de wet van 8 november 1962 tot wijziging van provincie-, arrondissements- en gemeentegrenzen en tot wijziging van de wet van 28 juni 1932 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en van de wet van 14 juli 1932 houdende taalregeling in het lager en middelbaar onderwijs aangenomen.

Na al die tijd moet het mogelijk zijn nuchter terug te blikken op deze uitermate belangrijke aangelegenheid. Belangrijk, omdat men meende dat door het vastleggen van de taalgrens er een einde zou komen aan de wisselende samenstelling van de bevolking langsheen deze grens. Belangrijk ook omdat men vooral langs Vlaamse kant meende dat de vastlegging van de taalgrens een einde zou maken aan de Waalse expansiezucht en de verdere verfransing van Vlaanderen.

Het stelsel van de faciliteiten werd toentertijd door de meeste Vlaamse politici als een noodzakelijk kwaad beschouwd, al moet het reeds in 1962 duidelijk geweest zijn dat de faciliteiten in Vlaanderen voor nieuwe problemen zouden zorgen.

Ook de rol van de verfranste Vlamingen, in Brussel en elders, moet hier worden aangeklaagd. Waar bijvoorbeeld de verfranste Vlamingen in Frans-Vlaanderen zich zonder problemen engageren in de (Frans-)Vlaamse Beweging, zijn de verfranste Vlamingen in « Belgisch- »Vlaanderen steeds een element van verdere verfransing geweest die vooraan stonden in de strijd tegen de Vlaamse Beweging.

Om de grens tussen Vlaanderen en Wallonië vast te leggen, zijn geen verdachte talentellingen of bezoeken aan gemeentehuizen nodig. Het volstaat na te gaan of het dialect in een dorp Vlaams dan wel Waals is om te bepalen of een dorp tot Vlaanderen of Wallonië moet behoren.

De onderhandelingen die het vastleggen van de officiële taalgrens voorafgingen, werden echter niet gevoerd op basis van een objectief wetenschappelijk onderzoek, maar wel op basis van de resultaten van de totaal ongeloofwaardige talentelling van 1947 en van de resultaten van het onderzoek dat werd uitgevoerd door het zogenaamde Harmel-centrum.

De talentellingen zijn in België steeds een soort « taalreferenda » geweest waarbij de verfransingspolitiek van het Belgische regime zwaar in de resultaten doorwoog en die resultaten konden sterk afwijken van de werkelijke toestand.

De talentelling van 1947 vond plaats twee jaar na het einde van Wereldoorlog II, op een ogenblik dat het Belgische establishment erin geslaagd was de Vlaamse Beweging te stigmatiseren. Op vele plaatsen oefenden lokale overheden een ongeoorloofde druk op de bevolking uit. Veel mensen voelden zich verplicht, uit angst of uit misplaatst « patriottisme » hun Vlaamse identiteit te verloochenen. De resultaten van deze talentelling gaven dan ook een vervalst beeld van de werkelijkheid.

Op veel plaatsen was het verschil met de resultaten van de talentelling van 1930 bespottelijk groot.

In het Studiecentrum-Harmel waren de Vlamingen ondervertegenwoordigd. Daarnaast valt onder meer het totaal ontbreken op van één of meer Vlaams-nationalisten, terwijl er wel wallinganten vertegenwoordigd waren. Een wetenschappelijk onderzoek van de taalgrens veronderstelt trouwens een vakkundig onderzoek. Het was fout daarbij politieke mandatarissen te betrekken.

In de politieke afdeling van het Harmel-centrum vroeg professor H. Draye in 1951 dat een wetenschappelijke regeringscommissie de loop van de taalgrens op een objectieve wijze zou vaststellen, daarbij steunend op criteria van professor Blanquaert. Door Franstalig en Waals verzet is een dergelijke commissie nooit tot stand gekomen.

De door de commissie gebruikte kaart bleek, naar de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken in de Senaat verklaarde, onduidelijk te zijn en zelfs een vijftal grove vergissingen te bevatten.

Het door het Studiecentrum-Harmel verrichte taalgrensonderzoek kan moeilijk als objectief en wetenschappelijk worden omschreven.

De bezoeken ter plaatse bleven vaak beperkt tot een bezoek aan het gemeentehuis. Dat de daar verkondigde meningen en verstrekte informatie niet altijd met de waarheid en de werkelijkheid strookten, hoeft geen betoog.

In het verslag van het Centrum is sprake van een « akkoord waarover volledige eensgezindheid werd bekomen » en van een « eenparig aanvaarde grenslijn ».

Maar professor Draye, lid van de politieke afdeling van het Harmel-centrum, verklaarde destijds evenwel dat bij zijn weten hierover nooit werd gestemd.

Ten slotte zij vermeld dat minister Vermeylen in 1958 in de Kamer van volksvertegenwoordigers verklaarde dat de besluiten van het Harmel-centrum onnauwkeurig waren en ongunstig voor de Vlamingen.

Zowel de talentelling van 1947 als het onderzoek van het Harmel-centrum speelden dus duidelijk in het voordeel van de Walen en Franstaligen. Alsof dat nog niet volstond, gaven de meeste Vlaamse politici bovendien blijk van een verregaande toegeeflijkheid. Daar waar de talentelling en Harmel-centrum met elkaar in tegenspraak waren, slaagden de Waalse en Franstalige parlementsleden er steeds weer in om de voor Wallonië meest voordelige bron als basis te doen nemen. De inschikkelijkheid van de Vlaamse parlementsleden lijkt onbegrijpelijk. De partijdiscipline binnen de toen nog unitaire partijen eiste blijkbaar haar tol.

De in 1962 gedane Vlaamse toegevingen waren niet van aard om de gebiedshonger van de Walen en Franstaligen te stoppen. Zij zijn onophoudelijk blijven ijveren voor het « retour à Liège » van de Voerstreek, voor de uitbreiding van de faciliteiten voor de Franstaligen en voor de uitbreiding van de grenzen van Brussel. Terwijl in Vlaanderen het faciliteitenstelsel strikt werd toegepast — in de praktijk konden en kunnen de Franstaligen dikwijls op meer rechten rekenen dan waarin de taalwetgeving voorziet — wordt de taalwetgeving in Brussel en Wallonië dagelijks overtreden. De Nederlandstalige minderheid in Wallonië verfranst, de Franstalige minderheid in Vlaanderen valt op door haar arrogantie en imperialisme. Het is veelzeggend dat het Franstalig onderwijs in Vlaanderen betaald wordt door Vlaanderen en dat het Nederlandstalig onderwijs in Wallonië betaald wordt door ... Vlaanderen !

De uitspraak van volksvertegenwoordiger Bracops (PSB) in de Kamer op 1 februari 1962 blijft evenwel gelden : « Inwijkelingen mogen niet tot gevolg hebben dat een Vlaams dorp tot een Franssprekende lokaliteit wordt omgeschapen ».

De definitieve scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië is evenwel onafwendbaar. Het Vlaams Belang wil de boedelscheiding op een georganiseerde en vreedzame manier laten verlopen. Daarom moet nu reeds de in 1962 opgedrongen regeling ongedaan worden gemaakt. Het is tijd om de grens tussen Vlaanderen en Wallonië op een eerlijke manier definitief vast te leggen.

Bij het formuleren van dit wetsvoorstel werd vertrokken van het uitgangspunt dat er in België een Vlaams en een Waals volk leven en dat de grens tussen Vlaanderen en Wallonië moet samenvallen met de grens tussen de Vlaamse en de Waalse dialecten. De volkstaal moet dus ook de cultuurtaal en de taal van het bestuur zijn. Dit principe werd trouwens door de Walen gehuldigd om in Malmedy, waar de bevolking een Romaans dialect spreekt, het Duits door het Frans te vervangen. Maar daar waar de Franse cultuurtaal op basis van dezelfde argumentatie zou moeten wijken voor het Nederlands of het Duits, was en is dit principe voor de Walen en Franstaligen blijkbaar onaanvaardbaar.

Met andere woorden, de grens werd in 1962 op een voor Vlaanderen bijzonder nadelige wijze vastgelegd.

Met de voortdurende Waalse en Franstalige inmenging in de Vlaamse aangelegenheden, hun exorbitante aanspraken op Vlaams grondgebied, hun voortdurende provocaties en de flagrante niet-naleving van eerder gemaakte afspraken in het achterhoofd, was het voor de indieners van dit wetsvoorstel moeilijk om zich niet even onzinnig en imperialistisch op te stellen als sommige Waalse en Franstalige politici. Toch zijn zij daarin geslaagd.

Artikel 2 betreft enkele uitgesproken Vlaamse gehuchten en deelgemeenten die in 1962 in Wallonië bleven en aldus het Frans taalregime behielden, al dan niet met faciliteiten voor Nederlandstaligen of Duitstaligen. Deze gehuchten en deelgemeenten worden zonder meer naar Vlaanderen overgeheveld en krijgen een Nederlands taalregime.

Artikel 3 betreft een aantal Vlaamse gemeenten die zich nu in Wallonië bevinden. Sommige van deze gemeenten behoorden reeds vóór 1962 tot een Waalse provincie. Andere werden in 1962 naar een Waalse provincie overgeheveld. Ze kennen op dit moment een Frans taalregime, aanvankelijk in 13 gemeenten, na de fusie nog 4 gemeenten, met faciliteiten voor Nederlandstaligen. Al deze gemeenten worden naar Vlaanderen overgeheveld.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

§ 1. De inwoners van de gemeenten Orroir, Amengijs en Rozenaken, thans gefusioneerd tot de gemeente Mont-de-l'Enclus, waren in 1962 in meerderheid Vlamingen. Toch werd dit gebied, alweer op basis van de zeer bedenkelijke talentelling van 1947, naar Wallonië overgeheveld. Door dit wetsvoorstel kunnen deze drie gemeenten, samen met Kluisbergen, een nieuwe fusiegemeente Kluisbergen vormen.

§ 2. Het gehucht Vierwinden wordt van Elzele in Henegouwen gescheiden en gevoegd bij Maarkedal, arrondissement Oudenaarde in de provincie Oost-Vlaanderen.

§ 3. Vloesberg was indertijd één van de gemeenten waar de Franstaligen de meeste heisa rond maakten. Ze vonden het ongehoord dat deze grote, overwegend Waalse gemeente faciliteiten kreeg omwille van het gehucht D'Hoppe.

Zowat alle bronnen waren het er in 1962 over eens dat D'Hoppe haast volledig Vlaams was. Er woonden slechts twee Waalse families. Het oorspronkelijke wetsontwerp van minister Gilson voorzag erin dat de Vlaamse gehuchten D'Hutte en D'Hoppe naar Oost-Vlaanderen zouden worden overgeheveld.

Uiteindelijk werd alleen D'Hutte overgeheveld. Het gehucht D'Hoppe bleef bij Henegouwen en dit ... omwille van de investeringen die Vloesberg in de toeristische infrastructuur van D'Hoppe had gedaan !

§ 4. Ook de sterk vooruitstekende punt tussen Opbrakel en Everbeek tussen de Verrebeek en de Buistemberg, met het Hof Te Levieren, is Vlaams.

§ 5. In 1962 werden de taalgemengde gehuchten Groenstraat en Warresaart die tot Bever behoorden bij de Henegouwse gemeente Zullik gevoegd, zonder faciliteiten voor Nederlandstaligen. Aangezien het om taalgemengde gehuchten ging, was er geen enkele reden om de wijken over te hevelen. Integendeel : in Bever genieten de Franstaligen faciliteiten.

§ 6. De wijk 't Wallineke, op de weg van Rode naar Zevenborre, en de wijk Zevenborre werden ten onrechte bij het Franse taalgebied ingedeeld, hoewel bewezen was dat zij overwegend Nederlandstalig waren.

§ 7. De strook in het uiterste noorden van Waver, gelegen tussen Ottenburg en Tombeek (Overijse), met de hoeven Bilande en Kleine Bilande en de Hoeve der Tempeliers, wordt overgeheveld van de gemeente Waver, arrondissement Nijvel, naar Ottenburg, deelgemeente van Huldenberg, arrondissement Leuven.

Zowel het Harmel-centrum als de minister van Binnenlandse Zaken in diens oorspronkelijk wetsontwerp voorzagen in de overheveling van deze inham naar Ottenburg. Dit ging onder Franstalige druk niet door. Het verschil van behandeling met het grondgebied « de Boschelle Hoeve » dat zonder slag of stoot van Montenaken naar Cras-Avernas werd overgeheveld omwille van één Waalse boer, illustreert treffend de politiek van twee maten en twee gewichten die toentertijd gevoerd werd.

§ 8. Sluizen is in feite een tweelinggemeente met twee kernen : een Vlaamse dorpskom en een Waalse kern Sclimpré. De dorpskom ligt trouwens slechts gedeeltelijk in Wallonië. Zelfs een amendement dat destijds erg minimalistisch voorzag in het behoud in Vlaams-Brabant van het noordelijk deel, aan de baan Tienen-Bevekom, werd afgeketst. In dit wetsvoorstel blijft Sclimpré bij Wallonië, maar keert Sluizen terug naar Vlaanderen.

§ 9. De vooruitspringende uiterste zuidpunt van Montenaken, gelegen tussen het centrum van Evernijs en dat van Kortijs werd omwille van één hoeve afgestaan aan een Waalse gemeente, omdat die hoeve toevallig door een Waals landbouwersgezin werd bewoond. Vreemd genoeg werd die redenering niet aangehouden bij een vergelijkbare situatie in de noordspits van Waver, of ten aanzien van gehuchten als D'Hoppe en Kokejane die ondanks hun honderden Vlaamse inwoners veroordeeld werden om bij Wallonië te blijven.

§ 10. De gemeenten Roost en Korsworm waren in 1962 uiterlijk inderdaad verfranst maar het dialect van de dorpen was en bleef Limburgs. Toch werd er in het wetsontwerp-Gilson niet over Roost gesproken. Een amendement om minstens Rooststatie over te hevelen, werd verworpen.

§ 11. De volkstaal van Wouteringen was steeds een Limburgs dialect.

Artikel 3

§ 1. Komen en omgeving (Houtem, Neerwaasten, Waasten en Ploegsteert) is in de loop der eeuwen enkele keren van taalregime veranderd. Het in de middeleeuwen duidelijk Vlaamse Komen werd in de Nieuwe Tijd verfranst, om in de 19e en 20e eeuw opnieuw te vervlaamsen. Onder het Belgisch regime is het onderwijs in Komen evenwel steeds Franstalig geweest. De leidinggevende en invloedrijke posities waren in handen van Franstaligen.

De felbetwiste en in volle repressieperiode uitgevoerde talentelling van 1947 geeft ons, wanneer men de inwoners samentelt die verklaarden uitsluitend, meestal of ook Nederlands te spreken, het volgende overzicht :

Komen : 59 %,

Houtem : 52 %,

Neerwaasten : 38 %,

Waasten : 40 %,

Ploegsteert : 40 %.

Totaal (gemiddeld) : 49 %.

Uit steekproeven die naderhand werden verricht bleek dat nog eens 10 tot 12 % van de Nederlandssprekenden het niet eens hadden aangedurfd zelfs maar te verklaren dat ze ook Nederlandssprekend waren. Hieruit kunnen we afleiden dat er in 1947 in het Komense minstens 60 % Nederlandstaligen moeten geweest zijn.

Het oorspronkelijk wetsontwerp van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Gilson voorzag trouwens in het behoud van de bedoelde gemeenten bij West-Vlaanderen, zij het onder een Frans taalregime met faciliteiten voor Nederlandstaligen. Maar uiteindelijk vormde Komen samen met Moeskroen de wel zeer dure pasmunt voor de overheveling van de Voerstreek naar Vlaanderen. Zelfs de meest uitgesproken Vlaamse deelgebieden van het Komense moesten mee naar Henegouwen : het Brugske, Nachtegaalstraat, Brusselsemeersen tot het Ploegsteertbos (Ploegsteert); het noorden van Waasten en Neerwaasten, de gemeente Houtem (waar in 1962 zo'n 85 % van de door de openbare bibliotheek uitgeleende boeken Nederlandstalig waren); de hele omgeving van Komen-ten-Brielen (waarvan de landbouwbevolking uitdrukkelijk vroeg bij West-Vlaanderen te blijven); de Komense gehuchten Korentje en Godshuis ...

De overheveling naar Henegouwen gebeurde bovendien duidelijk tegen de wil van de plaatselijke bevolking en zelfs tegen de wil van het gemeentebestuur. De ingevoerde faciliteiten bleven grotendeels dode letter. De heibel die er ontstond toen in 1980 toch een schooltje werd opgericht dat Nederlandstalig onderwijs verstrekte, is veelbetekenend. De Franse Gemeenschap weigerde dit onderwijs te financieren, alhoewel ze daartoe wettelijk verplicht was.

Er is weinig tegengewicht voor de verfransing en de bevolking staat onder zware druk. Weinig mensen durven dan ook in Vlaanderen gaan stemmen bij de parlementsverkiezingen.

§ 2. De geschiedenis van Moeskroen en omgeving (Lowingen, Dottenijs en Herzeeuw) is vergelijkbaar met die van het Komense. De beruchte talentelling van 1947 gaf hier volgende resultaten (uitsluitend, meestal en ook Nederlandssprekend samengeteld) :

Moeskroen : 53 %,

Lowingen : 53 %,

Herzeeuw : 43 %,

Dottenijs : 42 %,

Spiere : 51 %.

Totaal (gemiddeld) : 51 %

Ook hier kan men aannemen dat het werkelijke aantal Nederlandstaligen minstens 60 % bedroeg.

Het oorspronkelijke wetsontwerp van minister Gilson voorzag in het behoud van deze gemeenten bij West-Vlaanderen, zij het opnieuw onder een Frans taalregime met faciliteiten voor Nederlandstaligen. En ook hier werden uitgesproken Vlaamse gehuchten naar Henegouwen overgeheveld : de Moeskroense gehuchten Aalbeke Station, Klein Cornil en Kompas en de wijk Tombroek van Lowingen.

§ 3. Het niet-overhevelen van Edingen naar Vlaanderen vormde voor de Vlamingen een even grote kaakslag als het verlies van Komen-Moeskroen. Van een stadje met een verfranste bourgeoisie en een Vlaams dialectsprekende bevolking evolueerde Edingen op amper 17 jaar tijd van (officieel) 50,8 % Nederlandstaligen in 1930 naar 10,9 % in 1947.

Het is algemeen geweten dat het gemeentebestuur moedwillig de gegevens vervalste en dat er strafrechtelijk vervolgbare feiten werden gepleegd. Dit lag in de lijn van de politiek van manifeste wetsovertredingen die burgemeester Delanoy reeds vóór de oorlog voerde. Dit leidde in 1939 zelfs tot het niet-herbevestigen in zijn ambt.

Geen enkele taalkundige, ook geen Franstalige, twijfelde eraan : Edingen werd altijd boven de taalgrens gesitueerd. Ook het Harmel-centrum kon niet aan het Vlaamse karakter van Edingen onderuit. Ook hier werden het verslag van het centrum Harmel en het oorspronkelijke wetsontwerp genegeerd.

Flagrant is wat er gebeurde met de wijk Kokejane : die moest, ondanks het overtuigend Vlaamse karakter, bij Henegouwen blijven omdat het station van Edingen zich op het grondgebied van Kokejane bevindt !

Mark is sinds de fusie een deelgemeente van Edingen. Deze gemeente was vóór de Tweede Wereldoorlog overwegend Vlaams, maar telde bij de talentelling van 1947 opeens nog maar 8,9 % Nederlandstaligen ! Deze cijfers van 1947 waren te frappant om geloofwaardig te zijn. Het Harmel-centrum gaf trouwens toe dat, op Abele na, Mark wel degelijk Nederlandstalig is. Minister Gilson trok hieruit de logische conclusie. Maar de Franstaligen haalden naar goede gewoonte hun slag thuis. Op dit moment is de verfransing in Mark minder vergevorderd dan in de rest van Edingen. In Lettelingen is de verfransing het verst gevorderd.

§ 4. Bierk had vóór de wet van 8 november 1962 een tweetalig statuut dat de gemeenteraad wenste te behouden. De gemeente telde volgens de betwiste talentelling van 1947 nog altijd 23 % Nederlandstaligen. Minstens 15 % van de Vlamingen werden ertoe gebracht het Frans als moedertaal op te geven. Ondanks de zelfs officieel erkende aanzienlijke Nederlandstalige aanwezigheid, werd de gemeente in 1962 opgezadeld met een Frans taalregime, zonder faciliteiten voor de Nederlandstaligen.

Ook Sint-Renelde kreeg een Frans taalregime zonder faciliteiten voor de Nederlandstaligen, alhoewel de gehuchten Trop en Herbeek in elk geval duidelijk Vlaams waren. Zelfs het Harmel-centrum gaf toe dat Herbeek Vlaams was en bij het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde diende te blijven. Het oorspronkelijke wetsontwerp voorzag hierin trouwens.

In dit wetsvoorstel worden de deelgemeenten Bierk en Sint-Renelde gescheiden van de fusiegemeenten Robeke respectievelijk Tubeke, en bij Edingen gevoegd.

§ 5. De fusiegemeente Heilissem omvat de deelgemeenten Neerheilissem, Opheilissem en Linsmeel. De wijk Aardevoor van Neerheilissem is nog altijd overwegend Nederlandstalig.

§ 6. De fusiegemeente Lijsem omvat ook Pellen en Raatshoven. Zeker in deze laatste gemeente wordt nog Nederlands (dialect) gesproken.

§ 7. De Jekervallei omvat de gemeenten Bitsingen (met Eben-Emaal, Wonk, Rukkelingen-aan-de-Jeker, Beurs en Glaaien) en Wezet (met de Vlaamse deelgemeenten Ternaaien en Lieze in het noorden en de Waalse deelgemeenten Richelle, Argenteau en Cheratte in het zuiden). De verfransing is oppervlakkig en van recente datum. Er wonen nog altijd aanzienlijke Vlaamse minderheden, vooral in Eben-Emaal en Ternaaien. Aanvankelijk was de Kamer in 1962 bereid om Klein-Ternaaien naar het Limburgse Kanne te laten gaan, maar onder invloed van een Luikse campagne in de Senaat ging dit uiteindelijk niet door.

§ 8. De « Platdietse streek » of het « Land van Overmaas » omvat de fusiegemeenten Blijberg (met Sippenaken, Gemmenich, Moresnet, Homburg en Montsen), Welkenraat (met Hendrik-Kapelle), Balen (met Membach) en Aubel.

Dit gebied vormt een overgang tussen het Nederlandse en het Duitse taalgebied. Historisch behoorden al deze gemeenten tot het oude hertogdom Limburg, waar de cultuurtaal het toenmalige (Brabants gekleurd) Nederlands was.

Onder de Franse bezetting werd de Nederlandse cultuurtaal vervangen door het Frans, wat de betrekkingen met de overheid betreft, en door het Duits, wat de kerktaal betreft. In 1839 werd dit gebied door de Belgisch-Nederlandse staatsgrens van Nederlands-Limburg gescheiden, wat een cultureel isolement en een verdere achteruitgang van het Nederlands als cultuurtaal tot gevolg had.

Na de Eerste Wereldoorlog won het Frans terrein. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd deze streek bij Duitsland ingelijfd. De aversie die tegen deze inlijving ontstond, lag aan de basis van de hoogstmerkwaardige resultaten van de talentelling van 1947.

De logica die men heeft gevolgd om het Duits als cultuurtaal in Malmedy te verdringen door het Frans, omdat de bevolking een Romaans dialect spreekt, heeft men destijds niet willen volgen in de Platdietse streek. Dit gebied kwam in het wetsontwerp van 1962 niet voor.

Volgens een onderzoek van de EG-Commissie in 1987 spraken nog 16 000 van de 19 000 inwoners van het gebied het plaatselijke « plattutsch » (=Platdiets) dialect, dat Limburgs is en niet wezenlijk verschilt van het dialect dat in Teuven of Remersdaal gesproken wordt.

Yves BUYSSE
Joris VAN HAUTHEM
Nele JANSEGERS.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

§ 1. De deelgemeenten Orroir, Amengijs en Rozenaken worden van de gemeente Mont-de-l'Enclus, arrondissement Doornik, gescheiden en gevoegd bij de gemeente Kluisbergen, in het arrondissement Oudenaarde.

§ 2. Het gehucht Vierwinden wordt van Elzele in Henegouwen gescheiden en gevoegd bij Maarkedal, arrondissement Oudenaarde, in de provincie Oost-Vlaanderen.

§ 3. Het gehucht D'Hoppe wordt gescheiden van Vloesberg in de provincie Henegouwen en gevoegd bij Brakel, arrondissement Oudenaarde, in de provincie Oost-Vlaanderen.

§ 4. Het gehucht « Te Levieren », dat het gebied tussen de Verrebeek en de Buistemberg omvat, wordt gescheiden van Vloesberg in de provincie Henegouwen en gevoegd bij Brakel, arrondissement Oudenaarde, in de provincie Oost-Vlaanderen.

§ 5. De gehuchten Groenstraat en Warresaert worden losgemaakt van Zullik, deelgemeente van Opzullik, en gevoegd bij de gemeente Bever, in het arrondissement Halle-Vilvoorde.

§ 6. De wijk 't Walinneke op de weg van Rode naar Zevenborre en de wijk Zevenborre worden van de gemeente Eigenbrakel gescheiden en gevoegd bij de gemeente Sint-Genesius-Rode, in het arrondissement Halle-Vilvoorde.

§ 7. De strook in het uiterste noorden van Waver, gelegen tussen Ottenburg en Tombeek (Overijse), met de hoeven Bilande en Kleine Bilande en de Hoeve der Tempeliers, wordt overgeheveld van de gemeente Waver, arrondissement Nijvel, naar Ottenburg, deelgemeente van Huldenberg, arrondissement Leuven.

§ 8. Sluizen, deelgemeente van Bevekom in het arrondissement Nijvel, wordt met uitsluiting van de wijk Sclimpré, daarvan gescheiden en gevoegd bij Meldert, deelgemeente van Hoegaarden, in het arrondissement Leuven.

§ 9. Het gehucht de Bosschelle Hoeve wordt losgemaakt van Evernijs, deelgemeente van Hannuit, arrondissement Borgworm, en gevoegd bij Kortijs, deelgemeente van Gingelom, provincie Limburg.

§ 10. De deelgemeenten Roost (zonder Krenwijk) en Korsworm worden losgemaakt van Berloz en gevoegd bij Gingelom, in de provincie Limburg.

§ 11. Wouteringen, deelgemeente van Oerle, arrondissement Borgworm, wordt daarvan gescheiden en gevoegd bij de gemeente Tongeren, arrondissement Tongeren, in de provincie Limburg.

Art. 3

§ 1. De fusiegemeente Komen, bestaande uit Komen, Houtem, Neerwaasten, Waasten en Ploegsteert, wordt gescheiden van de provincie Henegouwen en gevoegd bij het arrondissement Ieper, in de provincie West-Vlaanderen.

§ 2. De fusiegemeente Moeskroen, bestaande uit Moeskroen, Lowingen, Herzeeuw en Dottenijs wordt gescheiden van de provincie Henegouwen en gevoegd bij het arrondissement Kortrijk, in de provincie West-Vlaanderen. Het administratief arrondissement Moeskroen wordt afgeschaft.

§ 3. De fusiegemeente Edingen, met inbegrip van de deelgemeenten Mark en Lettelingen, wordt losgemaakt van de provincie Henegouwen en overgeheveld naar het arrondissement Halle-Vilvoorde, in de provincie Vlaams-Brabant.

§ 4. De deelgemeente Bierk wordt gescheiden van de fusiegemeente Robeke. De deelgemeente Sint-Renelde wordt gescheiden van de fusiegemeente Tubeke. Bierk en Sint-Renelde worden bij Edingen gevoegd.

§ 5. De fusiegemeente Heilissem (met Opheilissem, Neerheilissem en Linsmeel) wordt overgeheveld van het arrondissement Nijvel, provincie Waals-Brabant naar het arrondissement Leuven, provincie Vlaams-Brabant.

§ 6. De fusiegemeente Lijsem (inclusief de deelgemeenten Pellen en Raatshoven) wordt overgeheveld van het arrondissement Borgworm (provincie Luik) naar het arrondissement Leuven (provincie Vlaams-Brabant).

§ 7. De fusiegemeenten Bitsingen (met Eben-Emaal, Rukkelingen-aan-de-Jeker, Wonk, Beurs en Glaaien) en Wezet (met Ternaaien en Lieze, maar uitgezonderd de deelgemeenten Richelle, Argenteau en Cheratte) worden overgeheveld van het arrondissement Luik in de provincie Luik naar het arrondissement Tongeren in de provincie Limburg. De deelgemeenten Richelle, Argenteau en Cheratte blijven als de gemeente Cheratte in het arrondissement Luik.

§ 8. De fusiegemeenten Blijberg (met Sippenaken, Gemmenich, Moresnet, Homburg en Montsen), Welkenraat (met Hendrik-Kapelle), Balen (met Membach) en Aubel worden gescheiden van de provincie Luik en gevoegd bij het bestuurlijk arrondissement Tongeren in de provincie Limburg.

Art. 4

Deze bijzondere wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

5 november 2008.

Yves BUYSSE
Joris VAN HAUTHEM
Nele JANSEGERS.