4-791/1

4-791/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

2 JUNI 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, om ter bevordering van het gebruik van LPG als minst vervuilende klassieke brandstof, de installatie van een LPG-tank als aftrekbare besteding te beschouwen

(Ingediend door de heer Wouter Beke c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel van de heer Jan Steverlynck dat reeds op 29 november 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1949/1 - 2006/2007).

Het massaal gebruik van biobrandstoffen is nog niet voor de eerstkomende jaren. Zowel productie als distributie zullen nog een hele tijd achterop hinken vergeleken met fossiele brandstoffen, vooraleer zij enig werkelijk positief effect zullen hebben op het milieu. Daarenboven wordt het gebruik van biobrandstoffen al maar meer ter discussie gesteld wegens de eventuele gevaren voor de biodiversiteit en de voedselbevoorrading.

Daarom stellen indieners voor een bestaande « klassieke » brandstof te promoten als beste en minst milieubelastende alternatief, dat bovendien het voordeel heeft dat de productie en verdeling binnen een tijdsspanne van enkele maanden aan een toegenomen vraag zal kunnen voldoen.

a) LPG is minder belastend voor het milieu dan benzine of diesel

LPG (Liquified Petroleum Gas) is de minst polluerende fossiele brandstof met een zeer beperkte partikeluitstoot, is volledig loodvrij en heeft een verwaarloosbare zwavelemissie. De CO2-uitstoot ligt 30 % lager dan die van benzinemotoren.

De hoeveelheid zwavel is verwaarloosbaar en LPG produceert bijna geen afval. Er is bovendien geen enkel gevaar voor het grondwater (1) .

b) LPG is een goedkope brandstof

Een doorsnee auto die 9 liter benzine per 100 km verbruikt, kost ongeveer 0,10 euro/km aan brandstof. Een auto met een dieselmotor kost ongeveer 0,05 euro/km.

Momenteel zijn er geen accijnzen op LPG, daarom heeft gas een prijskaartje van slechts 0,04 euro/km. De eigenaars van een auto met LPG-installatie betalen nu een jaarlijkse aanvullende verkeersbelasting die schommelt tussen 89,24 euro en 208,23 euro, in functie van het aantal pk. Desondanks blijft LPG de goedkoopste brandstof.

c) De aanvullende verkeersbelasting op LPG is een contraproductief element in de weg naar een beter milieu

Naast de reguliere verkeersbelasting wordt er voor LPG nog een aanvullende verkeersbelasting geheven. Deze « aanvullende verkeersbelasting » is de volgende :

1. Bedoelde voertuigen

De personenauto's, de auto's voor dubbel gebruik en de minibussen waarvan de motor aangedreven wordt met LPG, zijn onderworpen aan de aanvullende verkeersbelasting.

De belasting is verschuldigd op grond van het vermogen van de motor uitgedrukt in paardenkracht (pk).

Deze niet-geïndexeerde belasting dient jaarlijks op hetzelfde tijdstip en voor hetzelfde belastbaar tijdperk als de verkeersbelasting betaald te worden.

Deze belasting geldt niet voor een « lichte vracht ». Hiervoor is geen aanvullende belasting van toepassing en betaalt men evenveel als op benzine.

2. Bedrag van de belasting

Aantal pk Bedrag van de belasting
1 tot 7 89,16 euro
8 tot 13 148,68 euro
14 tot 20 208,20 euro

3. Verkeersbelasting in vergelijking met diesel en benzine

De verkeersbelasting bij deze brandstoffen hangt af van het fiscaal vermogen (uitgedrukt in « fiscale pk »). Dat fiscaal vermogen wordt afgeleid van de cilinderinhoud van de wagen. In de vierde kolom van onderstaande tabel is voor LPG de « basisverkeersbelasting » samengerekend met de aanvullende belasting.

Fiscaal Vermogen (pk) — Puissance fiscale (CV) Benzine en diesel (vanaf aanslagjaar 2008 gelijk met elkaar) — Essence et diesel (identique depuis l'exercice d'imposition 2008) Aanvullende belasting LPG (art. 12 Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen) — Taxe complémentaire sur le LPG (art. 12 du Code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus) Totale belasting LPG — Taxe totale sur le LPG
4 60,48 89,24 149,72
5 75,72 89,24 164,96
6 109,44 89,24 198,68
7 142,92 89,24 232,16
8 176,76 148,74 325,50
9 210,60 148,74 359,34
10 243,96 148,74 392,70
11 316,56 148,74 465,30
12 389,28 148,74 538,02
13 461,76 148,74 610,50
14 534,36 208,23 742,59
15 606,96 208,23 815,19
16 795,00 208,23 1 003,23
17 983,16 208,23 1 191,39
18 1 171,32 208,23 1 379,55
19 1 359,12 208,23 1 567,35
20 1 547,28 208,23 1 755,51
> 20 + 84,36 per pk — + 84,36 par CV 208,23

Uit deze kolom kan men afleiden dat de verkeersbelasting voor benzine- en dieselvoertuigen steeds het laagst is. Vanaf aanslagjaar 2008 wordt de accijnscompenserende belasting voor diesel opgeheven door artikel 14 van de programmawet van 5 augustus 2003 (Belgisch Staatsblad van 7 augustus 2003). Hierdoor wordt de verkeersbelasting voor voertuigen die rijden op benzine en diesel op eenzelfde niveau gebracht. De milieuvriendelijkere LPG-brandstof wordt echter niet fiscaal aangemoedigd.

d) De premie voor installatie van een LPG-tank : de vorige regering blies warm en koud

Ondanks het feit dat de vorige regering heeft gesteld dat het gebruik van milieuvriendelijker brandstoffen dient te worden aangemoedigd, werd per 1 september 2003 de premie voor de installatie door een erkend installateur van een LPG-tank, ten bedrage van 508,18 euro (2) , opgeheven (3) .

e) Inspanningen van de regionale overheden

Financiële stimuli

Het Vlaams decreet van 24 mei 2002 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 2002), het decreet van het Waals Gewest van 8 juli 2002 (Belgisch Staatsblad van 23 juli 2002) en de ordonnantie van 13 juni 2002 bevestigen het samenwerkingsakkoord tussen de drie gewesten in verband met de invoering van een vermindering van de belasting op de inverkeersstelling (BIV) op grond van de emissienorm van de motor (zoals bepaald in de richtlijn 98/69/EG van 13 oktober 1998) of de aard van de aandrijvingsbrandstof (4) . Voor de voertuigen waarvan de motor, zelfs gedeeltelijk of tijdelijk, gedreven wordt met vloeibaar petroleumgas of ander vloeibare koolwaterstoffen, wordt de belasting verminderd met 298 euro. Indien de motor wordt aangedreven door verschillende brandstoftypes en het voertuig daardoor in aanmerking komt voor een combinatie van de verminderingen voor benzine en LPG, dan wordt de toe te kennen vermindering beperkt tot het hoogste bedrag dat voor dat aanslagjaar voor een bepaald type van brandstof van toepassing is.

Gebruiksstimuli : ondergronds parkeren van LPG-voertuigen

Tot voor kort was het in de meeste ondergrondse parkings verboden voertuigen aangedreven op LPG-brandstof te parkeren. Dit verbod steunde op Vlaamse milieuwetgeving waarin staat dat ondergronds parkeren van LPG-voorziene voertuigen verboden is in parkings met meerdere voertuigen andere dan personenwagens. Deze wetgeving was dus eigenlijk niet van toepassing op ondergrondse parkeergarages voor personenwagens. De eigenaars of gebouwenbeheerders kunnen deze bepaling uiteraard wel autonoom opleggen. In de praktijk werd de verbodsbepaling dan ook veel ruimer geïnterpreteerd dan wat ze concreet beoogde en werd deze wetgeving ingeroepen om LPG-wagens te weren. Dat is echter een verkeerd signaal in het kader van het stimuleringsbeleid voor het gebruik van LPG als milieuvriendelijke brandstof. Vlooteigenaars gebruiken het verbod ook om voor de bedrijfs- en leasewagens stelselmatig te kiezen voor diesel of benzine.

LPG geeft echter door de technische vooruitgang geen groter risico op brand- en ontploffingsgevaar dan benzinewagens. Bovendien worden de veiligheidsvoorschriften voor de autovoertuigen op LPG steeds strenger (onder andere door het koninklijk besluit van 9 mei 2001) (5) en was een verbod door deze federale verstrenging niet meer relevant.

Op 8 november 2002 besliste de Vlaamse regering dan ook om het toegangsverbod voor LPG-voertuigen tot ondergrondse parkeergarages uit de Vlarem-milieuwetgeving te schrappen. De regering wilde er zo werk van maken om het gebruik van milieuvriendelijke brandstoffen te stimuleren.

Hoewel er dus strikt gezien geen wettelijk verbod was, stonden tot voor kort zowel parkeerbedrijven als brandweerdiensten huiverachtig tegen LPG-wagens in ondergrondse (parkeer)ruimtes. Zij werden als potentiële « brandbommen » beschouwd. Het verbod was gestoeld op lokale politieverordeningen en brandweeradviezen. Recente LPG-tanks zouden echter even brandveilig zijn als benzinewagens.

Het koninklijk besluit van 17 mei 2007 tot vaststelling van de maatregelen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gesloten parkeergebouwen moeten voldoen om LPG-voertuigen te parkeren (Belgisch Staatsblad van 20 juni 2007) bepaalt de normen waaraan een parkeergarage moet voldoen opdat er LPG-voertuigen kunnen worden geparkeerd.

Aangezien er een duidelijk wettelijk kader bestaat betreffende zowel de normen voor de LPG-installatie als de normen voor de ondergrondse parkeerruimtes voor LPG-voertuigen bestaat er ook geen enkel reden meer waarom om het LPG-rijden niet verder fiscaal zou worden aangemoedigd.

f) Nieuwe gewestelijke bevoegdheden kunnen een sterk signaal geven : de afschaffing van de aanvullende verkeersbelasting

Een sterke stimulans zou bestaan in de afschaffing van de aanvullende verkeersbelasting. Deze belasting wordt geregeld in artikel 12 van het Wetboek van met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Overeenkomstig artikel 3, 10º, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, zoals gewijzigd door het Lambermont-akkoord (6) , is dit evenwel een gewestelijke belasting. Op grond van artikel 4, § 3, van dezelfde wet kunnen de gewesten zowel aanslagvoet, heffingsgrondslag en vrijstellingen bepalen, maar moet er wel een voorafgaand samenwerkingsakkoord worden gesloten tussen de drie gewesten wanneer de belastingplichtige een vennootschap is, een autonoom overheidsbedrijf of een vzw met leasingactiviteiten.

g) Vermindering van het BTW-tarief op installatie LPG-tanks : afhankelijk van Europa

Een andere aanpak zou erin kunnen bestaan de BTW verschuldigd op de installatie te verlagen tot 6 %. Evenwel is voor dergelijk verlaagd BTW-tarief nodig dat het moet gaan om goederen of diensten vermeld in bijlage H van de zesde belastingrichtlijn, en dit overeenkomstig artikel 11, 3 a), derde lid, van voornoemde richtlijn (7) . Voor de installatie van LPG-tanks is in geen mogelijkheid tot verlaging voorzien.

h) Een federale bevoegdheid : de aankoop en de installatie van een LPG-tank als aftrekbare besteding

De installatiekost van een LPG-tank bedraagt gemiddeld 2 000 euro. Indieners stellen voor deze kost als een aftrekbare besteding te beschouwen, zoals bedoeld in artikel 104 WIB 1992.

In tegenstelling tot de bij koninklijk besluit van 14 februari 2001 ingevoerde premie willen de indieners ook de aankoopkost aftrekbaar maken wanneer het gaat om nog niet in het verkeer gebrachte (dus nieuwe) wagens.

Bijkomende voorwaarde is wel, zoals dit het geval is bij een aantal andere aftrekbare bestedingen, dat de rechthebbende een beroepsinkomen geniet.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel voegt een nieuw artikel 104, 10º, toe in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 waarbij de kosten voor de installatie van een LPG-installatie of de aankoop van een LPG-installatie geïnstalleerd in een nieuwe wagen worden beschouwd als « een aftrekbare besteding ».

Artikel 3

Dit artikel bepaalt de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor een aftrek van de kosten voor de installatie van een LPG-installatie of de aankoop van een LPG-installatie geïnstalleerd in een nieuwe wagen.

Wouter BEKE
Els SCHELFHOUT
Els VAN HOOF
Pol VAN DEN DRIESSCHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 104, 10º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, opgeheven bij de wet van 28 december 1992, wordt hersteld in de volgende lezing :

« 10º de kosten van installatie, of bij nog niet in het verkeer gebrachte wagens het aandeel in de totale aankoopprijs, van een LPG-tank in de wagen die eigendom is van de belastingplichtige. ».

Art. 3

Littera F en artikel 117 van hetzelfde wetboek, opgeheven bij de wet van 28 december 1992, worden hersteld in de volgende lezing :

« F. LPG

Art. 117. — § 1 De in artikel 104, 10º, vermelde uitgaven voor de installatie van een LPG-tank zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden :

1º de belastingplichtige geniet beroepsinkomsten;

2º de tank is geplaatst in overeenstemming met de voorwaarden bedoeld in het koninklijk besluit van 9 mei 2001 betreffende het gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG) voor het aandrijven van auto's;

3º het betreft een personenwagen, een auto voor dubbel gebruik of een minibus, zoals respectievelijk bedoeld in de artikelen 1, § 2, 2º, 3º en 4º, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;

4º de echtheid en het bedrag van de uitgaven, alsmede de conformiteit van de installatie worden verantwoord door bewijsstukken die bij de aangifte zijn gevoegd.

§ 2. De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd besluit het hoogst aftrekbare bedrag per belastbaar tijdperk en per belastingplichtige bepalen. »

23 mei 2008.

Wouter BEKE
Els SCHELFHOUT
Els VAN HOOF
Pol VAN DEN DRIESSCHE.

(1) LPG als brandstof dient te voldoen aan de norm NBN-EN 589 zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 november 1996). Het zwavelgehalte mag maximaal 100 mg/kg zijn.

(2) Koninklijk besluit van 14 februari 2001 betreffende de invoering van een premiestelsel om het inbouwen van een LPG-installatie te promoten. (Belgisch Staatsblad van 12 april 2001).

(3) Zie wijzigingsbesluit van 2 december 2002, Belgisch Staatsblad van 6 december 2002, blz. 54873.

(4) Samenwerkingsakkoord in de zin van artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 van 24 april 2002, Belgisch Staatsblad van 12 juli 2002.

(5) De voorschriften voor een LPG-installatie worden bepaald door het koninklijk besluit van 9 mei 2001 (Belgisch Staatsblad van 6 juni 2001). Doel van het koninklijk besluit is de veiligheid van de LPG-installaties te verbeteren door een versterking van de normen en de verplichting om een erkend installateur te gebruiken, in een regeling te voorzien voor de erkenning van instellingen voor homologatie en controle, het risico van ontploffingsgevaar door de bouw van een elektromagnetische veiligheidsklep aan de reservoirs te vermijden. De installateur is verplicht om een LPG-installatie te monteren van een type dat perfect aangepast is aan de kenmerken van de voertuigmotor. In geen geval mag de prestaties van de motor verminderen of mag de LPG-installatie tot een hoger emissieniveau leiden.

(6) Bijz. W. 13 juli 2001, Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2001.

(7) Richtlijn 77/388 EEG van 17 mei 1977.