4-727/1

4-727/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

5 MEI 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving tot nietigverklaring van het huwelijk in het kader van een strafrechtelijke beteugeling van een gedwongen huwelijk of een schijnhuwelijk

(Ingediend door mevrouw Martine Taelman c.s.)


TOELICHTING


Daar waar het huwelijk de plechtige overeenkomst is tussen twee partners om hun leven duurzaam te verenigen (1) , is er naar Belgisch recht in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek sprake van een schijnhuwelijk als ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde. Het begrip werd aldus bij de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd (2) .

De strijd tegen (vermeende) schijnhuwelijken met het oog op verblijfsdocumenten wordt sinds 1 januari 2000 op twee terreinen gevoerd. De preventieve pijler geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een aanzienlijke appreciatiebevoegdheid om het huwelijk uit te stellen of de voltrekking ervan te weigeren. Het repressieve luik bestaat erin om ten gevolge van een afgesloten schijnhuwelijk tot strafrechtelijke vervolging over te gaan en in tweede orde het schijnhuwelijk door een burgerlijke rechter nietig te laten verklaren.

Niettemin blijkt dat het aantal gevallen stijgt (3) waarin wordt getracht een schijnhuwelijk af te sluiten.

Op basis van de reeds aangehaalde wet van 4 mei 1999 wordt de ambtenaar van de burgerlijke stand een belangrijke preventieve bevoegdheid verleend om de voltrekking van het huwelijk, bij een vermoeden van een schijnhuwelijk, in eerste instantie uit te stellen voor nader onderzoek en naderhand ook daadwerkelijk te weigeren indien blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien de bevoegde ambtenaar uiteindelijk ook van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde (art. 167, lid 1 B.W.), met andere woorden dat het onderzoek duidelijke indicaties oplevert dat het weldegelijk gaat om een schijnhuwelijk.

Hiervoor dient hij zich te baseren op het al dan niet aanwezig zijn van meerdere factoren die vervat zijn in de niet-limitatieve lijst van de omzendbrief van 17 december 1999 : partijen verstaan elkaar niet of kunnen enkel op een gebrekkige wijze met elkaar communiceren of doen beroep op een tolk; zij hebben elkaar voor de huwelijksluiting nooit eerder ontmoet; één van de partijen woont duurzaam samen met iemand anders; partijen kennen elkaars naam of nationaliteit niet; één van de aanstaande echtgenoten weet niet waar de andere werkt; verklaringen omtrent de omstandigheden van de ontmoeting lopen manifest uiteen; een som geld wordt beloofd bij het aangaan van het huwelijk; het uitoefenen van prostitutie door één van beiden; het optreden van een tussenpersoon; een groot leeftijdsverschil (4) .

Wanneer de desbetreffende ambtenaar een huwelijksaanvraag ontvangt waarbij één van de betrokkenen een vreemdeling is die illegaal in het land verblijft dient hij dienaangaande hiervan ook melding te maken bij de Dienst Vreemdelingenzaken, zodat zij binnen de maand relevante informatie kunnen aanbrengen (een huwelijk in het buitenland, een reeds geweigerd huwelijk, de feitelijke samenwoonst met een andere persoon, ...) (5) . In 2006 werden door deze Dienst zo'n 5 474 aanvragen van steden en gemeenten behandeld, een jaar later bedroeg dit eind november reeds 8 852 dossiers. Volgens de inlichtingen die de steden en gemeenten hieromtrent aan de Dienst Vreemdelingenzaken hebben doorgegeven werden in 2006 347 huwelijken aldus geweigerd en in 2007 waren dit er eind november reeds 326.

Wanneer het huwelijk toch werd afgesloten kan nadien niettemin toch nog repressief tegen deze misbruiken worden opgetreden. De wetgever voorziet sinds de codificatie van het internationaal privaatrecht door de wet van 16 juli 2004 in de mogelijkheid voor Belgische openbare ambtenaren alsook voor andere overheden in de mogelijkheid om de erkenning van buitenlandse huwelijksakten te weigeren wanneer deze ingaan tegen de internationale openbare orde (6) .

Bovendien werd het met de invoering van de wet van 12 januari 2006 tot aanpassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (7) (« Vreemdelingenwet »), opportuun geacht — niet in het minst omwille van het stijgende aantal — een basis te creëren tot strafrechtelijke beteugeling van schijnhuwelijken. Aldus de Memorie van Toelichting wenste de wetgever « in het bijzonder een specifieke strafbaarstelling te creëren waarbij elke partner die een schijnhuwelijk voltrekt, wordt bestraft, wanneer deze dit huwelijk heeft gesloten met als enige doel een verblijfrecht te verwerven, dan wel een verblijfrecht te zien toekennen aan de andere » (8) . In concreto komt het hierop neer dat eenieder die een dergelijk huwelijk aangaat in de omstandigheden als bedoeld in artikel 146bis Burgerlijk Wetboek (supra) strafbaar is en als dusdanig door de correctionele rechtbank zal veroordeeld worden. Diegenen die een geldsom ontvangen voor het sluiten van een schijnhuwelijk of gebruik maken van geweld of bedreiging om iemand tot een dergelijk huwelijk te dwingen worden uiteraard strenger aangepakt (art. 79bis, § 1, Vreemdelingenwet). Teneinde het preventieve karakter van de wet te benadrukken wordt eveneens voorzien in de strafrechtelijke beteugeling van de poging tot deze misdrijven (art. 79bis, § 2, Vreemdelingenwet).

De partner die evenwel geen kennis had van de veinzing kan uiteraard niet gestraft worden, daar deze niet gedreven werd door het opzet als bedoeld in art. 146bis B.W. (9) .

Daarnaast is er de problematiek van de gedwongen huwelijken waarvan, luidens een vorig jaar in het Burgerlijk Wetboek ingevoegd artikel 146ter, sprake is wanneer het wordt aangegaan zonder vrije toestemming van beide echtgenoten en de toestemming van minstens één van de echtgenoten werd gegeven onder geweld of bedreiging (10) .

In 1999 interviewden onderzoekers van de VUB in het kader van een onderzoek vrouwen van Turkse en Marokkaanse oorsprong in Brussel en Vlaanderen. Van de ondervraagde vrouwen ouder dan 40 jaar verklaarde 27 % het slachtoffer te zijn geweest van een gedwongen huwelijk, van de ondervraagde meisjes tussen de 17 en 24 jaar, verklaarde 13 % van de Turkse meisjes en 8 % van de Marokkaanse meisjes het slachtoffer te zijn van een gedwongen huwelijk.

Tussen december 2003 en juni 2004 voerde ook de UCL een studie uit : 1 200 leerlingen van het Franstalige Gemeenschapsonderwijs tussen 15 en 18 jaar werden ondervraagd : 73,4 % verklaarde dat gedwongen huwelijken nog steeds bestonden en 23 % verklaarde ermee in aanraking te zijn gekomen (7 % binnen de familie en 16 % binnen de kennissenkring) (11) .

Tot de inwerkingtreding van de wet van 25 april 2007 werd in België, zoals in de meeste landen, het gedwongen huwelijk gestraft met behulp van andere bepalingen zoals fysiek of psychisch geweld, verkrachting, bedreigingen, ... maar dit bleek onvoldoende om tegen dit fenomeen adequaat te kunnen optreden. Noorwegen was tot dan het enige land binnen Europa dat de gedwongen huwelijken als dusdanig bestrafte.

Sindsdien kan al wie iemand door geweld of bedreiging dwingt een huwelijk aan te gaan of dit poogt te doen, strafrechtelijk vervolgd en bestraft worden (art. 391sexies Sw.). Ook deze wettelijke bepalingen gaan immers uit van het principe van de bescherming van het recht van het slachtoffer om uit vrije wil een huwelijk aan te gaan en van de bescherming van zijn of haar vrijheid, waardigheid en fysieke integriteit.

Daarnaast bepaalt deze wet ook dat het openbaar ministerie rechtstreeks de nietigverklaring kan vorderen van een gedwongen huwelijk (art. 184 B.W.). Voor de invoering van deze wet kon het openbaar ministerie dit initiatief niet nemen en kon het enkel maar tussenkomen in een procedure tot nietigverklaring die door één van de huwelijkspartners was ingesteld. Gezien de gevoelige sfeer waarin gedwongen huwelijken zich voordoen, werd door deze beperking zelden een vordering tot nietigverklaring van een gedwongen huwelijk ingesteld. Door de druk die op hem of haar werd uitgevoerd, had het slachtoffer er vaak niet de moed toe om gerechtelijke stappen te zetten.

Het uitwerken van een dergelijk strafrechtelijk instrumentarium om te kunnen overgaan tot een strafrechtelijke veroordeling wegens het sluiten van een schijnhuwelijk of een gedwongen huwelijk is zonder meer waardevol. Echter, deze beteugeling doet het bestaande huwelijk evenwel nog niet teniet.

De vordering tot nietigverklaring van het huwelijk op grond van de artikelen 146bis (schijnhuwelijk) en 146ter (gedwongen huwelijk) van het Burgerlijk Wetboek, kan worden ingesteld door de echtgenoten zelf, door het openbaar ministerie en allen die daarbij belang hebben (art. 184 B.W.) mits enkele uitzonderingen voor de bloedverwanten in de zijlijn of kinderen die niet uit dit vermeende huwelijk geboren zijn (art. 187 B.W.).

Wil men naast de strafrechtelijke veroordeling op burgerrechtelijk vlak komen tot de nietigverklaring van het huwelijk dan dient de meest gerede partij na de strafrechtelijke veroordeling een vordering tot nietigverklaring in te leiden (12) . Enkel de burgerrechtelijke rechter kan tot nu toe de nietigverklaring uitspreken, vermits alle vorderingen betreffende de staat van de personen alsmede alle geschillen tussen echtgenoten betreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goederen tot zijn exclusieve bevoegdheid behoren (art. 569, 1º, Ger. W.).

De nietigverklaring van het huwelijk werkt terug tot het aangaan ervan, zodat het huwelijk geacht wordt nooit te hebben bestaan en de betrokkenen worden geacht nooit gehuwd te zijn geweest (13) .

Aldus zorgen deze strafrechtelijke bepalingen inzake het schijnhuwelijk en het gedwongen huwelijk voor een essentieel probleem inzake de rechtsmachtafbakening tussen de strafrechter en de burgerlijke rechter. Met betrekking tot het strafrechtelijke gezag van gewijsde ten overstaan van de burgerlijke rechter en gelet op het adagium « le pénal tient le civil en état » kan men momenteel niet anders dan concluderen dat de burgerlijke rechter zich niet mag uitspreken over een vordering tot nietigverklaring alvorens de strafrechter beslist heeft over het bij hem aanhangig gemaakte misdrijf schijnhuwelijk of gedwongen huwelijk en de burgerlijke rechter zich dient te schikken naar het aldus gevelde oordeel van de strafrechter dienaangaande (14) .

Dienaangaande komt S. Lefebvre tot een volgende interessante conclusie : « [...] wanneer het openbaar ministerie eerst een strafrechtelijke en vervolgens een burgerlijke procedure moet voeren, brengt dit niet alleen een toename van de werklast met zich mee, maar heeft dit eveneens tot gevolg dat de uiteindelijke nietigverklaring van het huwelijk nog langer op zich zal laten wachten.[...] » (15) .

Derhalve wil dit voorstel, wanneer er sprake is van een strafrechtelijke veroordeling op basis van artikel 79bis Vreemdelingenwet wat betreft het schijnhuwelijk of op basis van artikel 391sexies Sw. wat betreft het gedwongen huwelijk, de desbetreffende artikelen dusdanig wijzigen zodat, weliswaar slechts in deze gevallen, dit tot gevolg heeft dat deze strafrechter ook automatisch de burgerrechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreekt. Dienaangaande zal voor deze gevallen ook een uitzondering moeten worden voorzien op het niveau van artikel 569, 1º, Ger. W. maar wordt evenwel geenszins afbreuk gedaan aan het hierboven aangehaalde adagium « le pénal tient le civil en état ».

Hiermee wordt niet enkel de werklast gedrukt maar wordt tevens uiting gegeven aan een roep naar meer efficiëntie die ook in de juridische wereld alsmaar meer weerklank vindt, zo ook in andere rechtsdomeinen. In dit verband kan bijvoorbeeld verwezen worden naar een passage in het wetsvoorstel van de heren Hugo Vandenberghe en Tony Van Parys tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van het schorsend karakter van een verzoekschrift tot vernietiging bij de Raad van State voor wat de burgerrechtelijke vordering tot schadevergoeding betreft :

« Een sluitende oplossing om de achterstand daadwerkelijk een halt toe te roepen bestaat in het toekennen aan de rechtbanken van eerste aanleg van de bevoegdheid om te oordelen, met volheid van rechtsmacht, over bepaalde akten en reglementen van administratieve overheden, met name over de rechtshandelingen met individuele strekking. Door de burgerlijke rechter tevens te belasten met de vernietiging, stelt men een einde aan de tweedeling vernietiging — vordering in schadevergoeding en kan dus tegelijk uitspraak gedaan worden over beide juridische aspecten van de aangevochten individuele bestuurshandeling. » (16) .

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Artikel 184 B.W., gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 4 mei 1999 en bij artikel 6 van de wet van 25 april 2007, bepaalt dat tegen elk huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de bepalingen van de artikelen 144, 146bis, 146ter, 147, 161, 162, 163, 341 of 353-13, kan worden opgekomen door de echtgenoten zelf, door allen die daarbij belang hebben en door het openbaar ministerie. Dit betekent dat de vordering tot nietigverklaring van het huwelijk op grond van de artikelen 146bis (schijnhuwelijk) en 146ter (gedwongen huwelijk) van het Burgerlijk Wetboek enkel kan worden ingesteld door de echtegenoten zelf, door het openbaar ministerie en allen die daarbij belang hebben, mits enkele uitzonderingen voor de bloedverwanten in de zijlijn of kinderen die niet uit dit vermeende huwelijk geboren zijn (art. 187 B.W.).

Indien deze strafrechtelijke veroordeling wegens een gedongen huwelijk of een schijnhuwelijk ook tot gevolg heeft dat de strafrechter ook automatisch de burgerrechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreekt, dient deze bepaling dan ook in deze zin te worden aangepast.

Artikel 3

Naar analogie van het hierboven voorgestelde artikel 3 vormt artikel 391sexies Sw., ingevoerd bij de wet van 25 april 2007, de grondslag voor de strafmaat bij strafrechtelijke vervolging in het kader van een gedwongen huwelijk, zoals omschreven in artikel 146ter B.W. Indien deze strafrechtelijke veroordeling, ook tot gevolg heeft dat de strafrechter ook automatisch de burgerrechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreekt, dient deze bepaling dan ook in deze zin te worden aangevuld.

Bij wijze van praktische regeling inzake de kennisgeving aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wordt, naar analogie van artikel 1303 Ger. W. wat betreft de echtscheiding, voorzien dat wanneer de nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, de griffier, binnen één maand, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest bij aangetekende zending met ontvangstbewijs stuurt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.

Artikel 4

Artikel 79bis ingevoerd door de wet van 12 januari 2006 en dit tot aanpassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vormt de grondslag voor de strafmaat bij strafrechtelijke vervolging in het kader van een schijnhuwelijk, zoals omschreven in artikel 146bis B.W. Indien deze strafrechtelijke veroordeling, ook tot gevolg heeft dat de strafrechter ook automatisch de burgerrechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreekt, dient deze bepaling dan ook in deze zin te worden aangevuld.

Bij wijze van praktische regeling inzake de kennisgeving aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wordt, naar analogie van artikel 1303 Ger. W. wat betreft de echtscheiding, voorzien dat wanneer de nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, de griffier, binnen één maand, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest bij aangetekende zending met ontvangstbewijs stuurt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.

Martine TAELMAN
Nele LIJNEN
Filip ANTHUENIS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 184 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, vervallen de woorden « 146bis, 146ter, ».

Art. 3

Artikel 391sexies van het Strafwetboek wordt aangevuld met de volgende leden :

« Als op basis van een rechterlijke beslissing waartegen geen verzet of hoger beroep meer openstaat, de in het eerste lid omschreven wanbedrijven worden bestraft in het kader van een gedongen huwelijk, zoals omschreven in artikel 146ter van het Burgerlijk Wetboek, zal dezelfde rechter tevens de burgerechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreken.

Wanneer de nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, binnen één maand, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest bij aangetekende zending met ontvangstbewijs aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. ».

Art. 4

Artikel 79bis van de vreemdelingenwet van 15 december 1980 wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :

« § 3. Als op basis van een rechterlijke beslissing, de in § 1 omschreven wanbedrijven worden bestraft in het kader van een schijnhuwelijk, zoals omschreven in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek, zal dezelfde rechter tevens de burgerrechtelijke nietigverklaring van het huwelijk uitspreken.

Wanneer de nietigverklaring van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, binnen één maand, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest bij aangetekende zending met ontvangstbewijs aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het huwelijk voltrokken is of, wanneer het huwelijk niet in België voltrokken is, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. ».

28 april 2008.

Martine TAELMAN
Nele LIJNEN
Filip ANTHUENIS.

(1) R. Bützler en N. Heijerick, Inleiding tot het burgerlijk recht, Brugge, die Keure, 1997, 37.

(2) Belgisch Staatsblad van 1 juli 1999, blz. 24828.

(3) Verslag namens de Commissie voor Buitenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt, uitgebracht door mevrouw Jacqueline Galant, stuk Kamer 2005/2006, nr. 1861/004, 5.

(4) Omzendbrief van 17 december 1999 inzake de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk, Belgisch Staatsblad van 31 december 1999, blz. 50364.

(5) Omzendbrief van 13 september 2005 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand, in samenwerking met de Dienst Vreemdelingenzaken ter gelegenheid van een huwelijksaangifte waarbij een vreemdeling betrokken is, Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2005, blz. 43177.

(6) Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht, Belgisch Staatsblad van 27 juli 2004, blz. 57344.

(7) Belgisch Staatsblad van 21 februari 2006, blz. 8963.

(8) M.v.T. bij wetsontwerp tot aanpassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, stuk Kamer 2004/2005, nr. 51-1861/001, 3.

(9) C. Aerts en K. Van Hoogenbremt, « De strafrechtelijke beteugeling van het schijnhuwelijk, ingevoerd door de wet van 12 januari 2006 », in : E.J. 2006 51, nr. 8.

(10) Wet van 25 april 2007 tot invoeging van een artikel 391sexies in het Strafwetboek en tot wijziging van een aantal bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de strafbaarstelling en het uitbreiden van de middelen tot nietigverklaring van het gedwongen huwelijk, Belgisch Staatsblad van 15 juni 2007.

(11) Parl. Handel., Senaat 2006, 3-189.

(12) S. Lefebvre, « Schijnhuwelijken. Preventie en repressie in een notendop », in : NJW, 2007, nr. 171, blz. 824.

(13) Cass., 20 april 2001, C.00 0429.N; AJT, 2001-02, 551; E.J., 2002, afl. 3, 34; Juristenkrant, 2001 (weergave Verschelden G.), afl. 35, 9.

(14) A. Huygens, « Oneigenlijkje huwelijksmigratie. Schijnhuwelijken : stand van zaken anno 2006 », in : T. Vreemd, 2006, 271, (238) nrs. 68-71.

(15) S. Lefebvre, l.c., 824.

(16) Stuk Senaat 2007, nr. 4-10/1, blz. 4-5.