4-549/1 (Sénat) 52 853/001 (Chambre)

4-549/1 (Sénat) 52 853/001 (Chambre)

Belgische Senaat en Kamer van volksvertegenwoordigers

ZITTING 2007-2008

13 FEBRUARI 2008


Het regeringsbeleid betreffende Afghanistan


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING (S) EN DE VERENIGDE COMMISSIES VOOR DE LANDSVERDEDIGING EN DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN (K) UITGEBRACHT DOOR

DE HEER BEKE (S) EN MEVROUW BOULET (K)


INHOUD

  • I. Vergadering van 7 februari 2008
  • 1. Uiteenzetting van de heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging
  • 2. Gedachtewisseling
  • II. Vergadering van 13 februari 2008
  • 1. Uiteenzetting van de heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken
  • 2. Uiteenzetting van de heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging
  • 3. Gedachtewisseling

  • Op donderdag 7 februari 2008 heeft de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, samen met de Commissie voor de Landsverdediging van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een gedachtewisseling gehouden over het regeringsbeleid betreffende Afghanistan, in aanwezigheid van de minister van Landsverdediging.

    Nadien, op woensdag 13 februari 2008, werd deze gedachtewisseling voortgezet in aanwezigheid van de minister van Landsverdediging en de minister van Buitenlandse Zaken. Tijdens de tweede vergadering was ook de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer aanwezig.


    I. Vergadering van 7 februari 2008


    1. Uiteenzetting van de heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging

    België neemt sinds 2002 deel aan de operatie ISAF (International Security Assistance Force). Oorspronkelijk bestond de bijdrage enkel uit een C130 die vanuit Pakistan het transport verzekerde. Sinds 2003 zijn er ook Belgische grondtroepen aanwezig in Afghanistan.

    Het totale aantal Belgische militairen dat in ISAF de laatste jaren aanwezig was, bedroeg gemiddeld 300. Dit getal schommelde naargelang de verlofsituatie van het personeel, de lopende rotaties of van andere factoren. Bij uitzondering is dit aantal opgelopen tot een 600-tal, ter gelegenheid van de overname van het ISAF-commando door het EUROCORPS.

    De Belgische militaire aanwezigheid is momenteel op twee plaatsen geconcentreerd : Kabul en Kunduz. Enerzijds hebben we op de luchthaven van Kabul het detachement KAIA (Kabul International Airport Detachment). Dat detachement bestaat uit de bewakingscompagnie die, met haar 245 manschappen, instaat voor de bescherming van de luchthaven van Kabul en voor een opleidingsopdracht ten gunste van de Afghaanse militairen (Belgian Mentoring Team). Sinds oktober 2007 zorgt België, met het Lead KAIA-detachement van 77 militairen, voor het commando van de militaire activiteiten op de luchthaven. Tevens maken een 45-tal Belgische militairen, waaronder een inlichtingencel en een cel van verbindingsofficieren, deel uit van het ISAF-hoofdkwartier.

    Anderzijds bevinden zich 24 manschappen in Kunduz, bij het PRT (Provincial Reconstruction Team), dat van het Regionaal Hoofdkwartier Noord afhangt. Die militairen ondersteunen daar een Duits detachement in een taak van wederopbouw en verrichten in die streek ontmijningsactiviteiten.

    Behalve op de vermelde plaatsen, zijn er Belgische militairen aanwezig in Masar-E-Sharif, waar twee manschappen het plaatselijk hoofdkwartier ondersteunen. In Kandahar ten slotte zijn vijf Belgische militairen gedetacheerd ter ondersteuning van het Hoofdkwartier Zuid.

    In totaal bevinden zich momenteel ongeveer 400 Belgische militairen in Afghanistan. De Ministerraad van 23 november 2007 heeft beslist die bijdrage te verlengen tot einde 2008.

    Rekening houdend met diverse vragen vanuit de NAVO en vanwege de partnerlanden (onder andere Nederland) heeft de Ministerraad tijdens haar vergadering van 1 februari 2008 voor de tweede helft van 2008 de volgende Belgische bijdrage aan ISAF beslist :

    — de verlenging van de Lead KAIA tot 1 oktober 2008, van de bewakingscompagnie KAIA en de deelname aan het PRT Kunduz tot 31 december 2008 en de ondersteuning van deze activiteiten door het sturen van « contact teams », inlichtingenploegen en een deelname aan internationale hoofdkwartieren;

    — de tijdelijke versterking vanaf 1 april 2008 van de bewakingscompagnie te KAIA met 20 militairen;

    — de deelname met 20 militairen aan één OMLT (Operational Mentoring and Liason Team) ten vroegste vanaf 1 oktober 2008 in de regio KABUL of KUNDUZ;

    — het sturen van 4 F-16 jachtvliegtuigen en 100 militairen in samenwerkingsverband met Nederland vanaf 1 september 2008.

    De bijkomende inspanningen zullen plaatsvinden onder voorbehoud en in afwachting van de komende begrotingscontrole. De financiële impact van deze bijkomende maatregelen zullen ten laste vallen van de begroting van het departement Landsverdediging en worden gecompenseerd.

    Voor einde februari 2008 en na het begrotingsconclaaf, zal een globaal dossier « Operaties 2008 » aan de Ministerraad worden voorgelegd en, na goedkeuring door de Ministerraad, in het parlement besproken.

    Tijdens de komende NAVO-vergaderingen zal de minister trouwens bijzonder aandacht schenken aan de elementen die de exitstrategie in Afghanistan kunnen bevorderen.

    Meer concreet zal de minister op 8 en 9 februari 2008 in Vilnius (Litouwen) een NAVO-top bijwonen met alle ministers van Defensie van de Lidstaten. De elementen en informatie die de minster op deze ontmoeting zal vernemen, had hij graag ingebracht in de commissievergadering die gepland is voor woensdag 13 februari 2008, in aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister had voorzien om het hele dossier dan toe te lichten voor de leden van de Commissie.

    Daarenboven buigt de militaire staf en de kabinetstaf zich thans nog over de technische invulling van een aantal gevolgen die de beslissing van de Ministerraad van 1 februari 2008 met zich meebrengen. Gezien dat deze beslissingen hoofdzakelijk ten vroegste een uitwerking krijgen in september en oktober 2008, is een hoogdringendheid van dit dossier niet aan de orde en vraagt de minister de nodige tijd om een grondige voorbereiding te organiseren en het parlement en andere organisaties, zoals de representatieve vakorganisaties, in te lichten. Alle technische details zal de minister graag te gepaste tijde toelichten in een vergadering van de Bijzondere Commissie voor de opvolging van buitenlandse missies, al dan niet uitgebreid met leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

    De minister engageert zich om op geregelde tijdstippen, hetzij wanneer het wenselijk is, hetzij op verzoek van Kamer of Senaat, verslag uit te brengen van de stand van zaken in het dossier.


    2. Gedachtewisseling

    De heer Van der Maelen (Kamer) apprecieert de belofte van de minister om het parlement in te lichten, maar meent dat het erg laattijdig is. Het debat vindt nu plaats op aandringen van de SP.A-fractie.

    Immers, de huidige beslissing van de regering houdt een belangrijke koerswijziging in, zonder enig voorafgaandelijk debat in het parlement. Opvallend daarbij is dat de minister de missie in Afghanistan isoleert van de andere buitenlandse operaties.

    Sinds meer dan 20 jaar is het traditie dat op het einde van het jaar — of bij het begin van een nieuw jaar — de minster van Landsverdediging een totaalnota over de buitenlandse missies schetst. Nu is een voorafname gebeurd, in afwachting van de globale nota n.a. v. het begrotingsconclaaf. Deze voorafname zal wellicht zijn ingegeven door het voornemen om een « effet d'annonce » te bekomen, net voor de NAVO-top van Vilnius. De minister wil immers tijdens de top aankondigen wat de regering beslist heeft. Spreker meent dat de minister minstens moet melden dat die beslissing nog niet definitief is, zolang het maatschappelijk en parlementair debat niet is gevoerd.

    Een tweede punt van kritiek is de vaststelling dat de minister snel ingaat op de vraag van de VS en andere landen die troepen in het zuiden van Afghanistan hebben, terwijl het debat tussen EU en de andere lidstaten van de NAVO aan de gang is. Dat getuigt van een zeer grote volgzaamheid ten aanzien van de VS en schrijft ons land in in de oorlogslogica die aan de basis ligt van het Amerikaans buitenlandse beleid, zowel inzake Irak als Afghanistan.

    SP.A wil niet meestappen in die oorlogslogica, die niet alleen onwerkzaam is maar ook heel veel geld verslindt. De internationale gemeenschap en ons land in het bijzonder kunnen dat geld beter besteden.

    De oorlogslogica van de VS werkt bovendien niet. Het objectief van de operaties in Afghanistan en in Irak was de uitschakeling van Al-Quaida. De operaties vingen aan in 2001 in Afghanistan en in 2003 in Irak. Vandaag is Al-Quaida sterker dan ooit, niet alleen in Afghanistan en Irak, maar ook in Pakistan.

    De ISAF-opdracht in Afghanistan had tot doel een stabilisering van het land tot stand te brengen en de Taliban terug te dringen. Op het terrein blijkt dat de Taliban, hierin gesteund door het Phataans nationalisme dat wordt aangewakkerd door wat een buitenlandse bezetting van hun land wordt genoemd, nooit sterker hebben gestaan dan vandaag. Volgens een recent rapport zou 54 % van het Afghaans grondgebied onder controle van de Taliban staan.

    De tweede opdracht van ISAF was een werkzame Afghaanse regering tot stand te brengen. Welnu, deze regering is het tegendeel van wat ze moet zijn : verziekt door corruptie, schatplichtig aan warlords, gelinkt met maffiose groepen die veel geld verdienen met de opiumteelt. Er is geen sprake van goed bestuur.

    Alle experts die niet onmiddellijk bij het militair-industrieel complex betrokken zijn, stellen dat de gehanteerde Aghanistan-strategie over de ganse lijn faalt. Bijgevolg moet deze strategie niet alleen worden geëvalueerd maar ook herzien.

    Ondanks de overvloed aan rapporten die voorspellen dat Afghanistan nooit militair onder controle kan worden gebracht, zelfs niet met het vermeerderen van de troepensterkte of met een toename van de technologische middelen, besluiten de VS gewoonweg tot een voortzetting van dezelfde strategie, mits wat vermeerdering van de militaire vuurkracht. Dergelijke strategie is ten dode opgeschreven.

    De SP.A pleit voor een strategie die afstand neemt van de exclusief militaire benadering, die meer aandacht schenkt aan de politieke aspecten en die steun brengt aan en druk zet op de Afghaanse regering om aan nation building te doen.

    Daarbij is er nood aan een diplomatiek initiatief onder VN-leiding, met betrokkenheid van de buurlanden en van alle krachten in Afghanistan.

    Het verwondert de heer Van der Maelen telkens weer dat alleen militaire oplossingen, die hun onwerkzaamheid hebben bewezen en die enorme geldmiddelen vereisen, toonaangevend blijken te zijn.

    Wat de kostprijs betreft, verwijst spreker naar cijfers van de Bush-administratie : de oorlog in Irak en in Afghanistan hebben de Amerikaanse schatkist 804 miljard $ gekost. Volgens de Democratische Partij zou die kostprijs zelfs 1600 miljard $ bedragen. Ter vergelijking : de ontwikkelingshulp van het hele rijke noorden voor de arme landen bedraagt slechts een som tussen 70 en 100 miljard $.

    De oorlogslogica van de VS kost dus ontzettend veel. Het is dan ook verwonderlijk dat de minister voorstelt om zich in te schrijven in die Amerikaanse oorlogslogica en niet te opteren voor een aanpak die in ander regio's haar efficiëntie heeft bewezen.

    Tot besluit stelt de heer Van der Maelen de volgende vragen aan de minister :

    Wat is de einddatum van het engagement in Zuid-Afghanistan ? Kan de minister bevestigen dat de uiterste datum eind 2008 is ? Slaat deze datum op alle Belgische troepen of gaat het om de vier F-16- straaljagers ? Van hun kant spreken de VS en het Verenigd Koninkrijk immers van een generational conflict.

    Volgens de pers zou voor de operatie een budget van 30 miljoen euro worden voorzien binnen de begroting van het departement Landsverdediging. Wat zijn de implicaties hiervan op andere opdrachten, zoals de bijvoorbeeld de training van onze troepen ? Spreker vreest dat de minister deze en andere aspecten niet heeft nagegaan; het is hem alleen om het « effet d'annonce » te doen.

    De heer Flahaut (Kamer) meent dat de veiligheidstoestand in Afghanistan erop achteruitgaat en dat het terrorisme opnieuw de kop opsteekt, niet alleen in het zuiden maar ook in Kabul. De illegale drugsindustrie en de corruptie bedreigen de bestendiging van het vredesproces. Er is een algemene aanpak voor de situatie in Afghanistan nodig.

    Wij zijn er meer en meer van overtuigd dat men deze algemene benadering moet benadrukken. Men moet er bij de internationale actoren, niet alleen bij de NAVO, maar tevens bij de EU en de VN, op aandringen dat samenwerking en complementariteit bij hun acties wordt vooropgesteld.

    Het militaire aspect mag niet overheersen om de doelstellingen inzake stabiliteit en heropbouw van het land te bereiken, ook al voeren we een interessante operatie uit in het PRT in Kunduz — een voorbeeld van goede samenwerking tussen burgers en militairen.

    Ons optreden is gebaseerd op het Duitse initiatief, waarbij de leidinggevende rol wordt waargenomen door een verantwoordelijke inzake ontwikkelingssamenwerking, hetgeen een andere benadering ten aanzien van de burgerbevolking tot gevolg heeft. Daarnaast is er de benadering ten aanzien van de NGO's. De lokale bevolking mag niet vergeten worden. Net zoals in Irak moet men in Afghanistan niet proberen om buitenlandse modellen in te voeren, omdat dit niet werkt (dat geldt trouwens ook voor Afrika).

    België is sinds het begin van de operatie ononderbroken aanwezig. Hierdoor bevinden wij ons in een gunstige positie ten opzichte van onze bondgenoten in Vilnius om een exitstrategie te eisen, die op dit moment niet voorhanden is. Het is niet de enige lopende operatie waar het geval zich voordoet. Wanneer men zich engageert, zegt men er in het algemeen niet bij hoe men zich geleidelijk zal terugtrekken.

    De minister dient dan ook een pioniersrol te vervullen om het werk van de toekomstige eerste minister, die naar de top van Boekarest (2-4 april 2008) zal gaan voor de vergadering van staats- en regeringsleiders, voor te bereiden. Op die manier kan men namens België, maar ook namens andere landen die dat wensen zoals Canada en Nederland, vragen dat er een crisisstrategie wordt uitgewerkt. Onze bevolking zal er niet meer lang begrip voor hebben dat we onbeperkt in Afghanistan blijven. Ze stelt weinig evolutie vast en zelfs als men uitlegt dat er een min of meer rechtstreekse invloed op het drugsgebruik in ons land is, blijft dit een moeilijk argument.

    De heer Flahaut is verheugd over de oprichting van een gemengde commissie Kamer/Senaat met betrekking tot de follow-up van de buitenlandse missies, die op die manier niet meer tot de exclusieve bevoegdheid van de Senaat behoort en over het feit dat deze commissie tevens vergadert volgens dezelfde vertrouwelijkheids- en geheimhoudingsregels. Zo wordt vermeden dat de minister dubbel werk moet doen.

    Momenteel zijn de beslissingen genomen, maar de situatie kan nog ingrijpend veranderen in de loop van het najaar. Men dient bijgevolg te bepalen dat de regering (de minister van Landsverdediging, de minister van Buitenlandse Zaken of de Eerste minister) op eigen initiatief of op verzoek van de assemblees regelmatig informatie komt geven over de stand van zaken met betrekking tot de missie in Afghanistan, en ook over de rapporten die regelmatig worden opgesteld door de Belgische en buitenlandse inlichtingendiensten.

    Vervolgens moet er ook worden gesproken over de caveats, de bepalingen waarmee het gebruik van onze strijdkrachten in het buitenland kan worden beperkt. Dit vormt een rem op het gebruik door de NAVO van elementen die we inzetten, gaande van F-16-vliegtuigen tot onze opleidingsteams. Daarenboven moeten we onszelf maximale garanties verschaffen ten aanzien van de vrouwen en mannen die we op missie sturen.

    Er bestaat geen enkele operatie zonder risico's. Het is echter duidelijk dat het risico bij deze missies groter is dan in andere streken van Afghanistan, ook al neemt de onveiligheid in het ganse land toe en ook al bestaat er ook onveiligheid in Libanon en Kosovo en misschien binnenkort ook in Tsjaad. We moeten erop toezien dat de Belgische militairen niet om het even waar en om het even hoe worden ingezet. De heer Flahaut vraagt de minister dan ook om samen met de stafchef de beperkingen op het gebruik van onze strijdkrachten voor buitenlandse operaties nader te bepalen.

    De F-16's kunnen worden uitgestuurd bij wijze van ontrading, zoals vroeger tijdens de presidentsverkiezingen in Afghanistan, maar ook voor bepaalde bombardementen die verkeerd dreigen uit te draaien, zoals toen de Nederlanders per ongeluk burgerdoelwitten hadden gebombardeerd. Dit zou niet de bedoeling van België kunnen zijn, vooral omdat het zo represailles of onveiligheid op eigen grondgebied dreigt uit te lokken. Rules of engagement zijn dus noodzakelijk, ook al worden ze niet graag door de NAVO aanvaard.

    Het is duidelijk dat een groot aantal landen op die manier te werk gaan. België moet zich bijgevolg geenszins schamen om redelijk nauwkeurige beperkingen op te leggen, teneinde achteraf niet naar het parlement te moeten terugkeren naar aanleiding van een te vrije uitvoering van zendingsopdrachten.

    Wat de begroting betreft, zal de beleidsnota van de minister nuttig zijn, aangezien men niet alles kan verlengen met een beperkt budget. Men dient uiteraard binnen het departement te compenseren en men moest dit van bij het begin duidelijk bepalen. Het is echter duidelijk dat men keuzes zal moeten maken, vooral wanneer men in Kosovo moet blijven tot het einde van het jaar en er onzekerheid bestaat over het lot van onze missie in Libanon. Bovendien is er nog Tsjaad. Men moet het niet alleen aan de ambassadeurs overlaten om te beslissen of men doorgaat alsof er niets aan de hand is. Men dient daarentegen binnen de Belgische regering alsook op het niveau van de Europese instellingen te overleggen. Men kan niet doen alsof er in Tsjaad niets is gebeurd.

    De heer Dubié (Senaat) meent dat een parlementaire zending zo snel mogelijk een studiebezoek aan Afghanistan zou moeten afleggen om er de situatie die op korte termijn uit de hand dreigt te lopen, te evalueren. De ministeries van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten en van Frankrijk hebben hun landgenoten al ten stelligste afgeraden naar het land te reizen wegens de zorgwekkende situatie op het gebied van veiligheid en criminaliteit.

    Het door de NAVO verdedigde regime is weinig democratisch en de corruptie is er verre van uitgeroeid. De ambassadeur van Afghanistan werd op 5 februari 2008 door onze minister van Buitenlandse Zaken op het matje geroepen om uitleg te verschaffen over de terdoodveroordeling van een jonge Afghaanse journalist wegens godslastering.

    Bovendien heerst er op dit moment een voedseltekort dat op termijn dreigt uit te monden in hongersnood. Men dient te vermijden dat het conflict in Afghanistan aansleept en onbeheersbaar wordt, zoals het geval was voor de strijdkrachten van het Britse Rijk en de voormalige Sovjet-Unie, die zich respectievelijk in 1842 en 1988 uit Afghanistan hebben moeten terugtrekken. Men dient zich goed bewust te zijn van de nationalistische gevoelens bij de Afghaanse bevolking.

    Reeds in november 2006 zei de minister van Defensie dat de situatie in Afghanistan aan het verslechteren was, dat de NAVO-troepen mettertijd als een bezettingsleger dreigden over te komen en dat het raadzaam zou zijn om een exitstrategie in te voeren.

    Spreker verwijst naar een artikel in « Le Soir » van 23 december 2007, waarin de Afghaanse president Hamid Karzai verklaarde dat de heropbouw van Afghanistan meer tijd in beslag nam dan was gepland en dat het behoud van de NAVO-troepen ter plaatse nog minstens tien jaar zou duren.

    Er moet een analyse worden gemaakt met betrekking tot de voorwaarden voor de inzet van de NAVO-troepen en men moet de duur en de rules of engagement van deze militaire missie nader bepalen.

    Volgens mevrouw Wiaux (Kamer), zijn de NAVO-landen steeds terughoudender om hun troepen in Afghanistan te houden, terwijl de druk van de Verenigde Staten voor een versterking van de troepenmacht alsmaar toeneemt. De International Security Assistance Force van de NAVO (ISAF) wordt in Afghanistan ingezet op grond van resolutie 1707 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Resolutie 1510 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bepaalt dat ordehandhaving en veiligheid de verantwoordelijkheid van de Afghanen is, in samenwerking met ISAF.

    Om het land opnieuw ademruimte te geven moet de legitimiteit van de Afghaanse instellingen worden versterkt via burgerlijke programma's en moeten de prioriteiten inzake ontwikkeling beter in aanmerking worden genomen. Hiertoe zou de internationale gemeenschap een minimale samenhang in haar inspanningen op het gebied van ontwikkelingshulp moeten brengen door de VN het geheel te laten coördineren. Ons land moet binnen de Veiligheidsraad pleiten voor meer multilateralisme ter zake.

    Spreekster wil dat ons land zich duidelijk en kritisch opstelt ten opzichte van het NAVO-beleid en pleit voor een belangrijkere rol van de Verenigde Naties. Men dient waakzaam te blijven met betrekking tot de rules of engagement van onze troepen ter plaatse. De eerbiediging van het internationaal humanitair recht ten aanzien van de lokale bevolking is hierbij van essentieel belang.

    Op de opmerking van de SP.A dat er sprake is van een belangrijke koerswijziging in het beleid, antwoordt de heer Beke (Senaat) dat de koerswijziging geen koerswijziging van het beleid is maar wel één van de SP.A. De aanwezigheid in Afghanistan werd in 2002 beslist en steunde op een ruime politieke consensus. Aanvankelijk verzekerde een C-130 de luchtbrug met Pakistan. In 2005 werden vier F-16-jachtvliegtuigen met 65 militairen naar Afghanistan gestuurd — de SP.A maakte toen deel uit van de regering. De verlenging van het mandaat om in Afghanistan aanwezig te blijven is genomen op 23 november 2007, met de SP.A nog in de regering. De vraag is dus welke koerswijziging in het beleid zou gekomen zijn.

    Volgens de belangrijkste deskundigen is een dubbele actie nodig in het kader van een exitstrategie : een sterkere militaire aanwezigheid en een sterkere civiele aanwezigheid. Ontwikkelingssamenwerking is daarin een belangrijk element, ook in internationale context, omdat het land moet heropgebouwd worden door de civil society. Terzake stelt spreker trouwens vast dat, met de SP.A in de regering, ontwikkelingssamenwerking geëindigd is op een povere 0,43 % van het BNP. Het is dus gemakkelijk om nu grote woorden te gebruiken terwijl men in het verleden zelf niets gedaan heeft.

    Senator Beke vraagt zich af wat de SP.A wil inzake Afghanistan. Het is duidelijk wat ze niet willen, maar niet wat ze wel willen. Wil men de Taliban terug aan het bewind, wil men het islamfundamentalisme versterken, wil men de regio destabiliseren ? Iedereen kent de problemen van de regio; ook de situatie in Pakistan is zeer onstabiel, terwijl dit land over kernwapens beschikt. Spreker vreest dat als de internationale gemeenschap Afghanistan de rug toekeert, de situatie — en niet alleen in dat land, maar in heel de hele regio — in een « imbroglio » belandt.

    Sommigen verwijzen naar de situatie in Irak. Over Irak bestond er echter een politieke consensus om daar geen actieve rol te spelen, terwijl die er wel was voor Afghanistan. Spreker betreurt dat een gewijzigde binnenlandse politieke situatie leidt tot een verbreking van de consensus over het beleid.

    De kostprijs van 30 miljoen euro is belangrijk. De minister heeft zich sterk gemaakt dat hij dit binnen zijn eigen begroting zou verwezenlijken. Deze kostprijs is echter niet nieuw. In 2007 is voor diezelfde opdracht reeds 24,5 miljoen euro uitgegeven. Het gaat dus niet over een uitgave die totaal onverwacht is. In dit dossier wordt in de eerste plaats het reeds uitgezette beleid verder uitgevoerd.

    Op de opmerking van de heer Dubié over het reisadvies dat gegeven wordt voor Afghanistan, onderstreept de heer Beke dat de militairen niet op vakantie gaan.

    Tevens heeft de heer Beke een aantal vragen voor de minister.

    De huidige luchthaven in Kaboel is redelijk veilig. De nieuwe opdracht voor de militairen zou onveilig zijn. Kan de minister de minister een realistische inschatting geven van de risico's van de nieuwe opdracht ?

    Pas in oktober beginnen onze militairen met de uitvoering van hun opdracht. Graag had hij vernomen welke beveiligingsmaatregelen worden voorzien voor onze militairen ter plekke.

    Verschillende collega's zijn voorstander van een exitstrategie. Men kan evenwel enkel meepraten over een exitstrategie als men mee verantwoordelijkheid draagt op het terrein. Aangezien België zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, kan het zijn politieke zeg hebben over deze strategie. Spreker hoopt dat dit dan ook zal gebeuren.

    De heer Sevenhans (Kamer) wijst er op dat reeds op 5december 2007 in de commissie een debat is gevoerd over Afghanistan. (zie : stuk Kamer, nr. 52-708/1). Spijtig genoeg was er toen niet veel interesse voor het debat, terwijl dit vandaag wel het geval blijkt. Het standpunt van bepaalde partijen is blijkbaar helemaal omgeslagen.

    Volgens de fractie van spreker is de strijd in Afghanistan een gerechtvaardigde strijd tegen een islamdictatuur, in casu het voormalige Talibanregime en de terroristen van Al-Qaeda. Deze strijd is slechts een onderdeel van het oprukkende militante islamfundamentalisme. Er bestaat geen mondiale strategie voor de aanpak van dit probleem — ook de NAVO heeft er geen.

    Zijn fractie is ervan overtuigd dat er iets moet ondernomen wordt en steunt daarom de strijd tegen de fundamentalistische islamterroristen. Daarom kan begrip worden opgebracht voor de Belgisch strijdkrachten in NAVO-verband. Daarbij moeten de risico's zoveel mogelijk beperkt worden. Men moet echter niet overdrijven : het is soms gevaarlijker naar Brussel te rijden dan aan militaire buitenlandse operaties deel te nemen.

    Het doel van de militaire missie in Afghanistan moet drieledig zijn :

    — het moet leiden tot politieke stabiliteit; dit kan slechts lukken door een samenwerking die er op is gericht om een democratische staat te doen ontstaan die ieders rechten eerbiedigt;

    — die vrede, veiligheid en stabiliteit kan op dit ogenblik slechts worden afgedwongen met een militaire inzet, hoezeer men dit ook kan betreuren;

    — op termijn moet worden gewerkt aan de wederopbouw van het land.

    Uiteraard is het onmogelijk om op dit doel een einddatum te kleven.

    Als lid van de commissie voor Landsverdediging betreurt hij het circus dat vandaag wordt opgevoerd. De gewezen minister van Landsverdediging, de heer Flahaut, lijkt te werken vanuit de leuze : « Il faut tuer Pieter De Crem ». Wat hij de laatste dagen in de krant kan lezen tart elke verbeelding waarbij vooral de SP.A ten oorlog trekt tegen de minister. Een buitenlandse militaire operatie wordt misbruikt voor binnenlandse politieke doeleinden. Het is reeds de tweede keer dat er F-16's worden gestuurd. Wat is het verschil met de vorige zending buiten het feit dat de SP.A nu in de oppositie zit ? In feite gebruikt deze partij onze militairen in een politiek spelletje.

    Vandaag, nu er camera's aanwezig zijn, heeft iedereen plots een mening. Wanneer het thema de laatste weken ter sprake kwam waren er echter slechts drie of vier leden aanwezig. De bedoeling van deze vergadering is enkel het bespelen van de media.

    De inzet van vier F-16's zal echter niet veel veranderen. Spreker heeft een probleem van een andere orde : hij twijfelt aan het nut van de operatie want de Taliban en Al-Qaeda boeken opnieuw terreinwinst. Dat betekent niet dat we ons uit Afghanistan moeten terugtrekken, evenmin moet de Amerikaanse aanpak van de situatie zonder meer veroordeeld worden. Misschien moeten we overwegen om actiever deel te nemen aan de gevechtsoperaties als alle andere opties geen concrete verandering teweeg brengen.

    Mevrouw Hermans (Senaat) citeert Bertold Brecht : « Wanneer de leiders over vrede spreken, dan weet het volk dat er oorlog op komst is ».

    Diverse media hebben de woorden van generaal Geralrd Van Caelenberghe aangehaald volgens wie de inzet van vier F-16's en de bijkomende manschappen niet wezenlijk verschilt van de andere operaties waarin België heeft deelgenomen in Afghanistan.

    Van juli 2005 tot half januari 2006 was er immers al een detachement van de Belgische luchtmacht in Afghanistan met zes F-16 jachtbommenwerpers en 65 man grondpersoneel. Dit is althans de mening van diverse commentatoren.

    Een analyse van huidige situatie in Afghanistan leert ons dat het land is veranderd. De vredesmissie waarvoor België zich heeft geëngageerd, is niet zonder gevaar. We moeten de vraag stellen of de situatie is verbeterd. Vorig jaar zijn 237 buitenlandse soldaten en 6500 burgers gedood. Alleen al in de eerste maand van dit jaar zijn 11 buitenlandse soldaten omgekomen. Vorig jaar telde men ook 140 zelfmoordaanslagen. Ingevolge de toenemende corruptie in het land controleren de Taliban het platteland en zetten ze er hun eigen rechtbanken op. Steeds meer regio's vallen onder hun gezag. Inzake opiumproductie worden nieuwe records gebroken : 192 000 hectare zijn bezaaid met papaver en Afghanistan levert 90 % van de wereldproductie van opium. Ook de cannabisproductie stijgt : 70 000 hectare wordt dit jaar beplant.

    De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Condoleeza Rice, verklaarde op 7 februari 2008 op BBC en CNN : « Allied governments should be straightforward in telling their citizens that the fight against the Taliban and Al-Qaeda linked militants will be long and difficult. Our allies should understand that this is not a peacekeeping mission but a counterinsurgency operation and thus a long fight against extremists. »

    Minister Rice spreekt dus niet over een peacekeeping mission maar over een oorlogsengagement. Zij is het er mee eens dat Afghanistan niet in steek mag worden gelaten maar meent dat de situatie veranderd is en dat het debat over de Belgische deelname ten gronde moet worden gevoerd.

    Mevrouw Hermans stelt de minister de volgende vragen :

    — Is de minister het eens met de analyse van minister Rice waarin zij vraagt dat de NAVO-partners eerlijk zouden zijn tegenover hun bevolking en niet langer te spreken van een vredesmissie maar van een gevechtssituatie die lang zal duren ?

    — Aangezien na deze uitspraken het operationeel kader is gewijzigd, wenst zij te weten wat daarvan de impact is op de missies en de orders voor onze militairen.

    — Gelet op de toegenomen zelfmoordaanslagen is de behoeft aan gepantserde wagens groot. Beschikken onze manschappen over voldoende dergelijke wagens ?

    — Wat is de inzet van België en onze bondgenoten inzake de wederopbouw van Afghanistan ? Enkel de wederopbouw zal de situatie kunnen verbeteren.

    De heer De Vriendt (Kamer) wil de parlementsleden van de stelling overtuigen dat de uitbreiding van de missie in Afghanistan geen verstandige beslissing is. Het gaat om een fundamentele koerswijziging vermits de Belgen voor het eerst zullen deelnemen aan een aanvalstactiek in het gevaarlijke zuiden van Afghanistan. Dat is nieuw.

    Op vraag van de senator Beke preciseert spreker dat het mogelijke uitvoeren van bombardementsopdrachten een aanvalstactiek is. Senator Beke benadrukt dat dit ook in 2005 reeds het geval was.

    De heer De Vriendt blijft erbij dat dit een fundamentele koerswijziging is tegenover het huidige beleid. De oorlog in Afghanistan is uitzichtloos. Talloze rapporten bevestigen dat de huidige tactiek nergens toe leidt. Wat is dan de zin van een Belgische bijdrage in een verhaal dat tot mislukken is gedoemd ?

    De International Crisis Group brengt maandelijks analyses uit over de situatie in Afghanistan. Steeds wordt erop gewezen dat de huidige tactiek niets aan de situatie verbetert, integendeel. Het hoge aantal burgerslachtoffers valt op, de onveiligheid neemt toe en strekt zich uit over verschillende delen van het land. Er is een enorm gebrek aan civiele inzet voor de wederopbouw en de stabilisatie van het land. Inzake irrigatie, wegenbouw, elektriciteit blijft nog enorm veel werk te verrichten.

    Drie verschillende studies zijn recent verschenen die weinig hoopgevend zijn. In zijn verslag wijst Oxfam International op de dringende nood aan meer investeringen. De Atlantic Council of the United States, een Amerikaanse denktank, stelt in zijn verslag : « Make no mistake, NATO is not winning in Afghanistan ».

    Dat is de huidige situatie. Ze wordt bovendien bemoeilijkt door twee operaties die door elkaar lopen : de NAVO-missie ISAF en een eenzijdige Amerikaanse oorlog tegen de terreur, de operatie Enduring Freedom. De verwevenheid tussen beide operatie is bijzonder moeilijk omdat ze voor verwarring op het terrein zorgt. De NAVO en de VS streven tegenstrijdige belangen na en creëren wantrouwen bij de Afghaanse partners.

    De risico's zijn een bijkomend argument om niet deel te nemen aan een operatie die tot mislukken is gedoemd. Er worden aanslagen gepleegd op coalitietroepen die momenteel een verlenging of een uitbreiding van hun bijdrage overwegen. Nederland heeft al veertien militairen verloren. In een operatie die tot mislukken is gedoemd, is dit weinig hoopgevend en tevens onbegrijpelijk dat België daaraan deelneemt. Een eenzijdige militaire strategie is een straatje zonder einde; daaraan meewerken wijst op een vlaag van collectieve zinsverbijstering van deze regering.

    Daarom stelt spreker voor af te stappen van een strategie die te eenzijdig gericht is op de militaire component. Dringend moet worden geïnvesteerd op andere terreinen : een verhoogde civiele inzet, het accent op wederopbouw, een grotere rol voor de Verenigde Naties. Tevens pleit spreker voor een versterkte inzet van de diplomatie onder leiding van de Verenigde Naties. Men spreekt steeds over « de Taliban » alsof het om een geheel gaat. Dat stemt niet overeen met de realiteit. Laat ons proberen om de gematigde krachten van de Taliban te betrekken in een politiek proces om de afstand tussen hen en Al-Qaeda groter te maken. Laten we ook de grenzen met Pakistan bewaken en Pakistan onder druk zetten. Omwille van een aantal redenen lijkt dit niet mogelijk, terwijl de sleutel voor een oplossing ook deels in Pakistan ligt.

    Momenteel vormt de NAVO meer een deel van het probleem dan een deel van de oplossing. De heer De Vriendt suggereert de minister dan ook eerst te werken aan een strategiewissel en dan een uitbreiding van het Belgisch engagement in het parlement te bespreken. Indien er geen strategiewissel komt, dan pleit zijn fractie voor een terugtrekking van onze troepen.

    Wat de kostprijs van 30 miljoen euro betreft, meent spreker dat deze waarschijnlijk eerder het dubbele bedragen.

    Rond de vooropgestelde termijn voor de terugtrekking, heeft de heer De Vriendt zo zijn twijfels. Op het terrein kan worden vastgesteld dat de meeste operaties langer duren dan geschat en dat een terugtrekking uit een genomen engagement bijzonder moeilijk ligt bij de coalitiepartners.

    De informele vergadering van de NAVO in Vilnius bereidt de officiële NAVO-top van Boekarest (2-4 april 2008) voor. Spreker begrijpt niet waarom de minister nu al de beslissing heeft genomen tot een uitbreiding van de Belgische inzet. Het was beter geweest als die uitbreiding gekoppeld werd aan een strategiewissel die in Vilnius zou kunnen worden beslist. Op die manier had België over een grotere onderhandelingsruimte beschikt. De huidige beslissing lijkt hem dan ook strategisch niet verstandig : België had een strategiewissel kunnen bepleiten in ruil voor een grotere inzet in Afghanistan. De minister heeft die kans gemist door te snel in te gaan op een vraag van Nederland.

    Formeel gezien kan een regering beslissen tot een dergelijke verhoogde inzet. Gelet op de huidige politieke situatie, de interimregering, vindt de heer De Vriendt dat dit niet gepast is. Een dergelijke ingrijpende koerswijziging zonder een debat in het parlement, is beneden alles. Ons land heeft geen minister van Landsverdediging maar een minister van Oorlog die bovendien verkeerde keuzes maakt omdat hij een oorlog begint die hij niet kan winnen.

    De heer Tommelein (Kamer), mede sprekend namens zijn fractie, vindt een parlementair debat over zulk een belangrijk onderwerp belangrijk. Hij betreurt evenwel dat het debat plaats vindt tijdens een periode waarin veel parlementsleden in het buitenland vertoeven en ondanks het feit dat de minister had aangekondigd dat hij volgende week de parlementaire debatten in Kamer en Senaat zou houden. Hij vraagt stelt zich vragen naar de hoogdringendheid van huidige zitting.

    De oppositie laat het voorkomen alsof er op dit ogenblik een grootschalig offensief wordt opgezet door de Belgische militairen in Afghanistan. Perception is reality.

    Wat gebeurt er ? België stuurt 140 extra militairen naar Afghanistan op vraag van de NAVO ter ondersteuning van buurland Nederland. Op 1 februari 2008 gaan 20 militairen naar Kaboel voor de versterking van de beveiliging van de luchthaven. Vervolgens, op 1 oktober 2008, gaan 20 militairen naar Kaboel of Kunduz voor de opleiding van plaatselijke troepen en voor ontmijning. Ten slotte gaan er nog vier F-16 vliegtuigen ter ondersteuning naar Kandahar.

    Waarom wordt hiervan zo'n groot probleem gemaakt ? Is er sprake van een grootschalig offensief ? Leden van de oppositie spreken over « een belangrijke inhoudelijke koerswijziging » en over « de oorlogslogica van de VS ». De vraag is evenwel of België, als onderdeel van de internationale gemeenschap, een keuze heeft. Wat zijn de alternatieven ? Een terugtrekking van de troepen en Afghanistan overlaten aan de terreur en de georganiseerde misdaad ? Of wil België dat land verder steunen op zijn weg naar een democratische samenleving ?

    Natuurlijk kan men steeds koerswijzigingen overwegen. Op deze vraag wil spreker verder ingaan tijdens het volgende debat met de ministers van Buitenlandse Zaken en Landsverdediging. Dat betekent niet dat we de bondgenoten in Vilnius en Boekarest daarover niet kunnen aanspreken en het betekent ook niet dat we voorlopig niets moeten ondernemen, temeer daar op 2 mei 2007 de Kamers ontbonden werden en België tot december 2007 een regering van lopende zaken had, die niets mocht beslissen. Een minister kan hoogstnoodzakelijke beslissingen nemen voor zaken die op het terrein nodig zijn.

    In dat opzicht is de houding van de oppositie vreemd. Voor iedere stap werd er overlegd, zowel in de VN als in de NAVO. Bovendien heeft België militairen in Afghanistan sinds 2002. In 2006 werden er F-16-vliegtuigen gestuurd, meer dan binnenkort. België trekt niet ten oorlog, maar stuurt voor een korte periode en met relatief beperkte vuurkracht versterking voor NAVO-troepen. Ten slotte begrijpt spreker niet hoe de oppositie de situatie in Afghanistan en in Irak op één hoop gooit. De minister heeft onlangs, op een vraag van mevr. Vautmans, nog duidelijk aangegeven dat er op geen enkel ogenblik werd overwogen om troepen naar Irak te sturen. De VLD-fractie heeft zich altijd verzet tegen een Belgische deelname in Irak, en zal dat blijven doen.

    De heer Tommelein is er zich wel van bewust dat een militaire component ook de weg moet effenen voor civiele wederopbouw. De pleidooien voor dergelijke civiele taken zijn terecht, maar veronachtzamen de noodzaak aan een militaire component voor hun totstandkoming. Een veilige omgeving creëren is een premisse. Dat er aanslagen zijn en er gevaar dreigt is wel juist, maar is een reden te meer om voor versterking te zorgen en te maken dat de bijkomende terreurdreiging en geweld kan worden bedwongen.

    Sinds 2002 neemt België deel aan de ISAF-zending die staat voor veiligheid, op- en uitbouw van het civiel bestuur en de controle daarop, wederopbouw van Afghanistan en humanitaire hulp. Dat kader bepaalt al onze operaties en beslissingen. Op geen enkele manier wordt hier gehandeld over een oorlogsstrategie of een deelname aan bepaalde gevechten.

    Dat neemt niet weg dat er heel weinig militairen in het zuiden van Afghanistan aanwezig zijn, dat er geen Belgen zijn en in feite dat niemand militairen naar het zuiden wenst te zenden omdat het gevaarlijker is dan het noorden. Sommige landen, zoals Duitsland, hebben een belangrijke troepensterkte in het noorden en hebben daar ook de leiding over de vorming en de opleiding.

    Als besluit maakt de heer Tommelein drie opmerkingen :

    — Gezien de goodwill om de Bijzondere Commissie voor de Opvolging van de buitenlandse missies uit te breiden met leden van de Kamer, stelt hij voor de vergadering van deze gemengde commissie op 2-wekelijkse basis te voorzien.

    — De caveats moeten goed omschreven zijn en de opdrachten moeten beperkend zijn afgebakend.

    — Op de top van Vilnius en deze van Boekarest moet de minister aandringen op een exitstrategie met een wijziging van de strategie, zodat België naar een nieuw evenwicht kan streven. Het kan niet de bedoeling zijn om blijvend te participeren aan de strijd, maar het is ook belangrijk om de Afghaanse bevolking niet in de steek te laten en niet terug te trekken zonder grondige redenen. Alleszins moeten we handelen in overleg met die landen die daar ook troepen hebben.

    Als antwoord op de verklaringen van de vertegenwoordigers van Vlaams Belang betoogt mevrouw Boulet (Kamer) dat haar fractie eveneens aanwezig is en werkt in de commissie, ook buiten het oog van de camera's. Zij betreurt dat sommigen hun problemen met andere partijen via de media willen regelen.

    Ecolo en Groen ! vroegen al lang een algemeen debat over de toestand in Afghanistan, met de commissie voor Landsverdediging en Buitenlandse Zaken samen, omdat zij beseften dat de situatie almaar erger werd.

    Spreekster heeft in een nieuwsbericht op de website van het Centre européen de stratégie et d'analyse de la menace terroriste gelezen dat België de Verenigde Staten gunstig geantwoord heeft door meer militairen en materieel te sturen. De volgende berichten verduidelijkten dat Duitsland en Nederland meer tijd vroegen om erover na te denken. Spreekster heeft vragen bij de samenhang van het Belgische standpunt, met name in het licht van de vragen in verband met de persvrijheid in Afghanistan en de standpunten van de minister van Buitenlandse Zaken over het lot van de journalist die wellicht zal worden gedood.

    Minister Flahaut was gedeeltelijk ingegaan op de vraag naar een debat met het opstellen van een stand van zaken van de militaire situatie. Het besluit was dat een evaluatie nodig was. Spreekster meent inderdaad dat dat nodig is aangezien Afghanistan wegzinkt en meer mensen en materieel de zaken wellicht niet kunnen oplossen. De aanwezigheid van drugshandelaars vergroot, de Taliban krijgen meer macht en de regering laat zich omringen door krijgsheren met bloed aan hun handen. Onze soldaten worden steeds meer beschouwd als een leger van bezetters, als bondgenoten van de Amerikanen, en worden gehaat door de burgerbevolking.

    Volgens spreekster moet de oplossing gevonden worden op diplomatiek vlak, met meer humanitaire begeleiding. Ook de NGO's ter plaatse moeten versterking krijgen, aangezien zij enorme moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van hun opdrachten en bij het uitwerken van een strategie voor democratisering en ondersteuning van de burgerbevolking.

    De heer Geerts (Kamer) onderstreept dat zijn fractie steeds dezelfde houding heeft aangenomen met betrekking tot Afghanistan : er moet een stabiele staatsstructuur worden gecreëerd en dat kan alleen door te investeren in de PRT.

    Spreker heeft twee vragen :

    — Uit het verslag van de vergadering van 5 december 2007 over de veiligheidssituatie in Kaboel blijkt dat er nog nooit zo veel aanslagen zijn geweest. Daarnaast wordt vermeld dat de situatie in het noorden eigenlijk nog veel erger is en dat de toestand in het zuiden en het oosten totaal niet te vergelijken zijn met het noorden en Kaboel, omdat men daar in oorlog is. De vraag is of België dan effectief zal deelnemen aan een oorlog ?

    — Wat zal de minister verklaren tijdens de NAVO-top in Vilnius en deze in Boekarest ?

    Antwoorden van de minister van Landverdediging

    De minister benadrukt om te beginnen dat de beslissing een beslissing van de hele regering is geweest.

    Er is heel wat gezegd; ook werden er voorstellen gedaan inzake een exitstrategie. Voor het eerst is in een regeringsbeslissing een dergelijke strategie ter sprake gekomen. De minister steunt dit standpunt ten volle, evenals het standpunt inzake de begeleidingscommissies die binnen het Parlement zouden kunnen worden ingesteld.

    Het voorstel van senator Dubié is verstandig. De minister stelt voor dat de gemengde commissies een uitnodiging zouden opstellen met het oog op een verplaatsing naar Afghanistan, om daar te gaan vaststellen wat werd gedaan en welke uitdagingen resten voor de toekomst.

    De minister wijst erop dat de regeringsbeslissing betrekking heeft op de Belgische aanwezigheid tot eind 2008. In oktober of november van dit jaar zal de toestand geëvalueerd worden zodat een nieuwe beslissing kan worden genomen op basis van de op dat moment beschikbare gegevens.

    Zoals de heer Flahaut heeft gezegd, spelen de caveats een belangrijke rol bij het nemen van de beslissing. Alles wordt voor ieder vertrek nauwkeurig vastgelegd. De minister benadrukt dat hij op dit vlak even voorzichtig zal zijn als zijn voorganger en het kabinet en de staf opdracht heeft gegeven ze uit te werken.

    Het is niet de eerste keer dat de exitstrategie ter sprake komt. De minister zal erop letten dat zij in de nota wordt opgenomen. Het is niet alleen een zaak van de NAVO, de VN of de EU, maar een verantwoordelijkheid van tal van instellingen. Daar zit het grootste probleem inzake een oplossing van het huidige conflict in Afghanistan.

    De minister dankt de heer Flahaut, die al heel wat vragen van de heer Van der Maelen heeft beantwoord.

    Hij benadrukt vervolgens dat de regeringsbeslissing over de verlenging van de operaties in 2008 noodzakelijk was.

    De regering van lopende zaken, mee gesteund door de regeringsleden van de Sp.A, heeft in november 2007 beslist om de inzet in Afghanistan tot eind juni 2008 te verlengen.

    Met het oog op het tijdig voorbereiden van de eenheden die zouden moeten instaan voor de aflossing van de reeds aanwezige contingenten drong zich dus in elk geval een beslissing op. Aangezien België op internationale fora reeds verschillende keren werd gevraagd om een aantal tekorten in de ISAF-samenstelling op te vullen of om een stuk aan burden sharing te doen met een partnerland, moet de regeringsbeslissing van vrijdag 1 februari 2008 in dat kader en in het kader van de NAVO-vergadering van Vilnius worden gezien.

    Verder wil de minister nog meegeven dat ook in het verleden, tijdens de paarse regeringsperiodes, reeds F-16 jachtvliegtuigen naar Afghanistan werden gestuurd. Bovendien heeft België, in de periode van maart tot juni 1999, onder de voogdij van de socialistische minister van Buitenlandse Zaken, Erik Derycke, actief deelgenomen aan de luchtoorlog boven Kosovo waarbij er ook gronddoelen werden aangevallen. Of er deze keer ook gronddoelen zullen worden aangevallen, is momenteel helemaal niet zeker.

    Wat betreft de vragen in verband met de exitstrategie, stipt de minister aan dat de regering zich wil inschrijven als een kleine maar betrouwbare bondgenoot in de « exit strategy Afghanistan » van de NAVO. Deze strategie bestaat reeds, is vermeld in het operatieplan en de inspanningen van defensie passen hierin. Daarbij worden ze wel gedimensioneerd door de beschikbare middelen en budgettaire mogelijkheden. De minister merkt nog op dat hij bij de volgende NAVO-ontmoetingen een bijzondere aandacht zal besteden aan het concretiseren van deze exitstrategie. Het is immers niet alleen de bekommernis van de parlementsleden maar ook van de regering dat deze strategie duidelijk wordt bepaald en dat er duidelijke lijnen worden uitgezet.

    In verband met de vraag over de beveiliging van de F-16-vliegtuigen die zullen deelnemen aan de operaties boven Afghanistan, antwoordt de minister dat alle vliegtuigen tot de MMU (Midlife Update Standard) werden gemoderniseerd en bovendien zijn ze uitgerust met flares, een systeem van vuurpijlen bedoeld om hittezoekende raketten af te leiden. Hoewel blijkt dat een radargeleide bedreiging in Afghanistan onbestaande zou zijn, zijn alle Belgische toestellen toch uitgerust met een passief waarschuwingssysteem dat de piloot waarschuwt wanneer het vliegtuig wordt belicht door een vijandelijke radar en dat ook automatisch de afweersystemen in werking kan stellen.

    Verder zullen alle opdrachten boven Afghanistan volgens de geldende procedures worden uitgevoerd op middelgrote hoogte, tussen de 3 000 en de 8 000 meter, een hoogte waar de doeltreffendheid van de klassieke grondluchtvuur en van de klassieke hittezoekende raketten sterk inkrimpt.

    Voor het geval echter een piloot voor een technische of andere reden toch zou gedwongen zijn om zijn schietstoel te gebruiken, zijn er procedures en middelen voorzien om de piloot en bemanning zo snel mogelijk te recupereren. Het gaat hier dan over het CSAR (Combat Search and Rescue)systeem dat verzorgt wordt door een eenheid van de Verenigde Staten, gelegerd in Kandahar. Om evidente redenen van veiligheid kan de minister echter onmogelijk deze opdracht verder detailleren.

    Zoals verschillende parlementsleden reeds aanhaalden, bevestigt ook de minister dat deze opdracht niet zonder gevaar is. Nederland heeft daarbij één vliegtuig en piloot verloren gedurende de voorbije maanden. Echter, onderzoek heeft uitgewezen dat dit werd veroorzaakt door een menselijke factor.

    De minister benadrukt dat, eigen aan dergelijke opdracht, het nulrisico terzake niet bestaat. Echter de militairen worden daarvoor opgeleid. Ze zijn voldoende gebrieft en ze krijgen voor hun vertrek naar Afghanistan nog een extra training waarbij hun de reeds opgebouwde expertise wordt aangeleerd.

    In een samenwerkingsverband met Nederland worden vanaf 1 september 2008 de vier F-16-vliegtuigen naar Afghanistan gestuurd. Het geheel kadert zich, aldus de minister, in een samenwerkingsverband en billijke verdeling van de lasten en risico's tussen de verschillende ISAF-deelnemers. Tevens is de luchtsteun één van de belangrijkste pijlers voor het afschrikken van de Taliban en het beveiligen van de geallieerde troepen op de grond.

    Wat de problematiek van de collateral damage betreft, verklaart de minister dat de fast forward air controllers allemaal beantwoorden aan de trainingsvoorwaarden van de NAVO en aan de standaardprocedures. Tevens zijn ze volkomen bewust van de verantwoordelijkheid die op hen rust. Een piloot moet in die zin ondubbelzinnig zijn doel identificeren vooraleer hij zijn wapens aanwendt en bij de minste twijfel dient hij de operatie af te blazen. Ook inzake precisie is enorm veel vooruitgang geboekt aangezien de Belgische F-16- vliegtuigen momenteel zijn uitgerust met een targeting-pod of met met nauwkeurige laserdoelaanstralingssystemen. Bovendien bestaat de bewapening zelf, naast het boordkanon, uit laser- en GPS geleide bommen. Deze laatste kunnen ook door een wolkendek met hoge precisie worden afgevoerd.

    Tot slot wordt opgemerkt dat België een red card holder kan ontplooien bij het hoofdkwartier voor de luchtoperaties. Deze officier, een piloot met ervaring in het domein van de luchtgrondaanvallen, zal moeten waken over de juiste toepassing van de procedures en de inzetregels. Hij kan, bij twijfel of bij een te hoog risico op nevenschade, een opdracht onderbreken of weigeren.

    De minister geeft nog mee dat de kostprijs van regeringsbeslissing, zoals vermeld in de notificatie van de Ministerraad, wordt begroot op 5,5 miljoen euro. Dit bedrag is op te tellen bij de 24,5 miljoen euro die nu reeds worden toebedeeld aan de buitenlandse operaties. Dus wordt in totaal 30 miljoen euro begroot.

    De minister herhaalt dat er niet aan alle initiatieven zal worden deelgenomen. Daarom juist zal er een nota « Buitenlandse operaties » worden voorgesteld aan de Ministerraad en het parlement. In deze nota zullen keuzes voorgesteld worden nadat de Ministerraad daarover heeft beslist.

    Momenteel is de basis gelegd voor een goed debat; dit debat zal blijven gevoerd worden maar het is belangrijk dat het debat in het juiste kader wordt geplaatst.

    Echter, toekijken en niets doen in de internationale context, kan niet. Het heeft geen enkele zin om lid te zijn van internationale organisaties als de NAVO en de VN en om dan, wanneer gevraagd wordt om deel te nemen aan internationale operaties om de vrede en het welzijn van een land dat in crisis is, mede mogelijk te maken, de andere kant op te kijken, tenzij er een andere politieke beslissing wordt genomen. Echter, momenteel hebben de drie traditionele politieke formaties samen beslist om niet de andere kant uit te kijken. De situatie in Afghanistan is ernstig en we zullen daar voor een deel onze verantwoordelijkheid moeten opnemen. Er is geen andere keuze dan in internationaal verband mee te werken, tenzij we het land opnieuw willen overlaten aan de oprukkende Taliban. We kunnen niet opgeven of niet toegeven. Dat wel doen zou een laffe houding zijn, ook van een klein land als het onze. Daarom juist werd in consensus, met de regering, de beslissing genomen.

    Deze beslissing wordt blijkbaar gesteund door een overgrote meerderheid in Kamer en Senaat. Alle suggesties worden in rekening gebracht in het belangrijke document dat ook hier ter tafel zal worden gelegd. Dat document zal de rules of engagement vastleggen met de caveats en de parlementaire controle om de internationale deelname in Afghanistan mogelijk te maken.

    Replieken

    De heer Van der Maelen (Kamer) repliceert dat SP.A al jaren aangeeft niet te geloven in de War on Terror van de VS. Zowel binnen als buiten de regering geeft SP.A al jaren aan dat zij niet geloven dat al vechtend en oorlog voerend Al Quaeda en de Taliban, als negatieve krachten, kunnen worden teruggedrongen. Het is geen geheim dat de druk van de VS op België om mee te vechten in het zuiden van Afghanistan reeds twee jaar bestaat. Echter, reeds twee jaar heeft de SP.A aan deze druk weerstaan en heeft ze die beslissing kunnen tegenhouden in de regering. Spreker geeft aan trots te kunnen zijn op de geboden weerstand.

    De missie uit 2005 met de F16's was geen gevechtsopdracht maar een onderdeel van een psychologische opdracht om toen de verkiezingen in Afghanistan te kunnen laten doorgaan. Wat betreft Kosovo, werd er ingestemd met Belgische deelname omdat op dat moment Servische soldaten zich vergrepen aan Bosnische burgers en omdat met NAVO-bombardementen, die ook het akkoord van de SP.A-fractie droegen, de Serviërs onder druk konden worden gezet om een politieke oplossing te aanvaarden. Deze missie had een duidelijk doel, dat werd bereikt, en kende een duidelijk einde. Bij de huidige operatie echter is het einde niet gekend. Hij herhaalt bijgevolg zijn vraag aan de minister wanneer de troepen uit Afghanistan zullen vertrekken.

    In 2002 heeft de SP.A-fractie ingestemd met de bewaking van de luchthaven van Kaboel en met het instellen van de PRT. Echter, de SP.A stemt er niet mee in om op Amerikaanse wijze een War on Terror te voeren. Dergelijke handelswijze heeft de voorbije jaren immers een omgekeerd effect gehad aangezien tussen 2002 en 2007 de positie van de Taliban is versterkt, mede doordat er in Afghanistan meer slachtoffers vallen door de legers uit het Westen dan door de Taliban.

    Tot slot verklaart het lid nog dat aan de huidige operatie, die de oplossing van het probleem verder doorschuift, een hoog veiligheidsrisico is verbonden. In die zin wenst de spreker allen die de operatie steunen, rustige nachten toe. Hij hoopt dat er geen body bags met Belgische soldaten uit Afghanistan komen en hij hoopt dat er geen collateral damage is.

    De heer Flahaut (Kamer) verklaart dat de beslissing, zoals de minister heeft gezegd, door de regering werd genomen maar nog moet worden aangepast, verfijnd en bevestigd in het licht van de evolutie van de toestand. De caveats vormen een belangrijk aspect. De minister zal kunnen vaststellen dat hij in Vilnius geen warm onthaal zal krijgen als hij ze ter sprake brengt, aangezien sommigen er vijandig tegenover staan, hoewel zij noodzakelijk zijn.

    Spreker wenst nogmaals het professionalisme en de specialisatie van onze militairen te benadrukken. Hij apprecieert trouwens ook de verduidelijking die is gegeven over de uitrusting van ons F16-materiaal dat beantwoordt aan de normen die in de internationale samenwerking worden gehanteerd. Spreker stelt dat de waarheid recht moet worden gedaan. De opdrachten in 2008 voor de F16's zijn anders dan in 2005-2006. Toen was, zoals de heer Van der Maelen heeft aangehaald, hun opdracht inderdaad beperkt door de caveats en bevatte zij geen offensieve taken. Nu is nog niets beslist.

    De verlenging van de missie in Afghanistan eind november 2007 heeft geen betrekking op de F16's. Ook hier heeft de heer Van der Maelen gelijk als hij zegt dat er vandaag met kennis van zaken een andere beslissing wordt genomen. Wij beschikken over de middelen om onze voorwaarden uiteen te zetten in Vilnius en Boekarest, aangezien wij van bij het begin aanwezig waren. Dat kunnen weinig landen zeggen. De NAVO heeft veel kritiek op België, gewoon omdat de organisatie moeite heeft met missies die niet van haar uitgaan, zoals wat wij momenteel in Libanon of morgen in Tsjaad in het kader van de EU doen. Hier moeten met name om budgettaire redenen de puntjes op de i worden gezet. Als wordt besloten tot terugtrekking uit Afghanistan eind 2008 moet dit eigenlijk bijna nu al worden aangekondigd. Anders wordt het moeilijk tijdig vervanging te vinden voor het werk dat België nu verricht op de luchthaven van Kabul. Er zal ook gezegd worden dat, aangezien onze F16's ter plaatse zullen zijn vanaf september en hun aanwezigheid wat langer kan duren, de toestellen die aanwezig zijn op de luchthaven van Kabul, niet moeten worden teruggetrokken. Daar moet nog over worden gepraat, evenals over ons engagement in Tsjaad.

    Volgens de heer De Vriendt (Kamer) is iedereen het erover eens dat Afghanistan opnieuw perspectief moet krijgen op stabilisatie en wederopbouw.

    De vraag is alleen hoe dit kan bereikt worden. Sommigen menen dat er meer nood is aan militaire capaciteit op het terrein. Zo heeft de NAVO het over 1 000 à 3 000 bijkomende manschappen. Op dit ogenblik zijn er reeds 40 000 manschappen aanwezig. In de jaren '80 ontplooide de Sovjet-Unie een operatie met 120 000 soldaten in Afghanistan, maar deze eenzijdige militaire heeft er geen succes opgeleverd. Zal er nu een militaire actie van dezelfde grootteorde op touw worden gezet ? Dat is waanzin want een dergelijke militaire tactiek haalt niets uit. Zijn fractie pleit dan ook voor een verbreding van de strategie in Afghanistan : naast de militaire component moet de nadruk worden gelegd op wederopbouw, op diplomatie, op een sterkere rol van de Verenigde Naties en een verhoging van de druk op lokale politici. Deze elementen worden te weinig ingezet, maar zijn de enige factoren die kunnen leiden tot het succes.

    Spreker pleit er voor dat België niet meedoet aan deze vlaag van collectieve zinsverbijstering die de regering blijkbaar heeft getroffen. Het is van belang om van strategie te veranderen. In Vilnius moet de minister eerder front vormen met de landen die dezelfde reserves hebben tegenover deze strategie, zoals Duitsland.

    De heer Dubié (Senaat) wijst op drie volgens hem essentiële vragen die de minister niet heeft beantwoord : voor wie willen wij vechten, waarom en hoe lang ? De minister heeft alleen gesteld dat er geen andere keuze is dan deelname aan de militaire actie die de Verenigde Staten willen. De fractie van spreker zou een eventueel voorstel om meer Belgische troepen naar Kunduz te sturen voor de wederopbouw, hebben gesteund. Dat is immers een oplossing. Militair optreden is een straatje zonder einde. Wij moeten de harten van de Afghanen veroveren, maar verliezen die nu aan de Taliban. Bombardementen en burgerslachtoffers zullen ons daar niet bij helpen, wij moeten tonen dat wij hen een beter leven kunnen schenken. Dat is jammer genoeg niet wat de regering doet met haar keuze voor een totaal verkeerde oplossing.

    Mevrouw Wiaux (Kamer) bedankt de minister voor de antwoorden en verduidelijking, met name inzake de militaire strategie, de exitstrategie en de regels voor het inzetten van onze troepen ter plaatse. Zij zal het vervolg van de bespreking afwachten, aangezien de minister dan van Vilnius zal terugkeren met nieuwe informatie, en de Eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken misschien ook aanwezig zullen zijn. Dan kan een meer diepgaand debat plaatsvinden over de inspanningen van de internationale gemeenschap inzake ontwikkeling en de Afghaanse prioriteiten, waarbij de rol van de VN veel groter moet worden.

    De heer Verherstraeten (Kamer) meent dat als er internationale instellingen zijn die de vrede in de wereld trachten te verwezenlijken, het niet meer dan normaal is dat ons land daarin zijn verantwoordelijkheid opneemt. België heeft deze verantwoordelijkheid in het verleden steeds opgenomen. Ook de vorige regering heeft zijn budget verhoogd om in Afghanistan tussenbeide te kunnen komen. Dat gebeurde in 2002 onder paars-groen en het beleid is verder gezet door de paarse regering.

    Spreker pleit voor eerlijkheid : de inzet van een F-16 in 2005 verschilt niet van de inzet van een F-16 in 2008.

    Op de website van de regering werd in 2005 het volgende vermeld : « We vliegen met een gemoderniseerde versie van de F-16. Zo kunnen we lasergeleide bommen droppen, wat betekent : nauwkeurigheid van enkele meters. Ruimschoots voldoende voor een bom van 250 kg. Het vliegtuig is ook uitgerust met een GPS en een identificatiesysteem voor de herkenning van vijandelijke of bevriende vliegtuigen. Ten slotte beschikt de jager over twee infrarode missiles. » Vandaag gaat het over dezelfde vliegtuigen.

    Uiteraard zijn deze operaties niet zonder risico's en moet men trachten om die zoveel mogelijk te beperken. De operaties hebben één doel — en dat zowel in 2002, in 2005 als in 2008 — : de heropbouw van het land. Een land kan echter pas worden heropgebouwd in een veilige omgeving. Deze noodzakelijke voorwaarde is op dit ogenblik niet vervuld. Daarom moeten er zowel meer militaire als humanitaire middelen worden ingezet waarbij beide in evenwicht tot elkaar dienen te staan om van een exitstrategie te kunnen spreken. Hoeveel middelen wij als land kunnen inzetten, hangt af van de begrotingsbesprekingen 2008.

    Voor de heer Sevenhans (Kamer) mag een belangrijke militaire operatie niet het onderwerp worden van een politieke spelletje tussen oppositie en meerderheid. Net als in december 2007 meent spreker dat de aanwezigheid van onze militairen in NAVO-verband in Afghanistan gerechtvaardigd is. Of alles op de juiste manier en met de juiste middelen gebeurt is op dit ogenblik moeilijk in te schatten.

    Een militaire operatie is altijd gevoelig en het is ongepast om er politieke spelletjes rond te spellen. Tot nog toe heeft hij geen informatie ontvangen die hem ertoe nopen zijn standpunt terzake te veranderen.

    De heer Tommelein (Kamer) stelt dat zijn fractie de beslissing van de minister steunt omdat het een rechtvaardige beslissing is. De inzet van militairen in Afghanistan is zeer beperkt in vergelijking met de inzet in Kosovo. Immers, gelet op de grootte van beide landen zijn er veel meer militairen aanwezig in Kosovo.

    Voor spreker moeten er voldoende middelen ingezet worden om vrede te brengen in Afghanistan. Daarbij moeten de risico's verdeeld worden. Het kan niet dat België wel lid wil zijn van een internationale instelling maar weigert om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Wij hebben er niet voor gepleit om oorlog te gaan voeren in Afghanistan. Zijn fractie doet niets anders dan het beleid van de laatste jaren verder zetten. De beslissing van de minister is dus een loyale beslissing. De argumenten van de heer De Vriendt komen er op neer dat hij enkel steun wil verlenen als hij zeker is dat hij wint.

    De minister van Landsverdediging merkt op dat hij op alle vragen heeft proberen te antwoorden, maar dat de antwoorden niet altijd bevallen.

    De oplossing van de situatie in Afghanistan zal niet of civiel of militair zijn. Alleen een civiele of alleen een militaire oplossing zullen niet lukken. Er zal dus een combinatie van beide moeten ingezet worden om tot een oplossing te komen en tot een exitstrategie. Als we dit niet kunnen realiseren in internationaal verband, dan ziet het er voor Afghanistan zeer slecht uit. De essentie van het regeringsbeleid is dat deze regering niet de verantwoordelijkheid wil dragen dat er geen oplossing gevonden worden voor de situatie in Afghanistan.


    II. Vergadering van 13 februari 2008


    1. Uiteenzetting van de heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken

    De minister wijst erop dat er tal van misverstanden bestaan over het optreden van de internationale gemeenschap in Afghanistan. De vergelijking met de toestand in Irak gaat geenszins op.

    Hij schetst vervolgens de achtergrond van de operatie in Afghanistan.

    De aanslagen van 11 september 2001 vormden de concrete aanleiding voor de oorlog tegen de Taliban en Al Qaida. Nog voor het einde van 2001 werd het licht op groen gezet voor de ISAF (International Security Assistance Force) die tot op vandaag nog steeds aanwezig is in Afghanistan. Het mandaat van ISAF is gegrond op hoofdstuk VII van het VN-handvest. De NAVO-operatie heeft de instemming van de Veiligheidsraad. Sinds augustus 2003 staat ISAF onder bevel van de NAVO op verzoek van de VN en de Afghaanse regering.

    Het optreden in dit land wordt bijgevolg volledig gedragen door het internationaal recht.

    Een ander aspect heeft betrekking op de veiligheid van de Euro-Atlantische zone wat de toestand in Afghanistan zelf overstijgt. De minister verwijst hierbij naar zijn toespraak die hij op 1 februari 2008 hield voor het Nato Defence College te Rome (« Nato and International Security in the 21st Century »). Hierin heeft hij het over het Eurocentrisme dat in de NAVO opnieuw op de voorgrond dient te komen, gelet op het bestaan van kritiek op het out of area-optreden. Dit betekent niet dat dergelijke operaties niet meer zouden kunnen plaatshebben, maar wel op voorwaarde dat er een verband bestaat met de veiligheid in Europa en in de Euro-Atlantische zone. Voor Afghanistan is dit het geval, wat overigens ook steeds als dusdanig is beschouwd door België, de andere Europese landen en de NAVO.

    Vóór de aanslagen van 2001 was het land, met medeplichtigheid van de Taliban, niets minder dan een vrijhaven voor Al Qaida. Voor het eerst werd nadien artikel V van het NAVO-Handvest ingeroepen om de oorlog tegen Al Qaida op te steunen. Recent verklaarde de Amerikaanse minister van Defensie Gates nog dat het Islamextremisme een zeer reële dreiging vormt voor de Europese burgers.

    De terreurdreiging is ontegensprekelijk een vaststaand gegeven. Ook in België werden aanslagen verijdeld die gepland werden door personen met banden met Al Qaida. Het is dan ook van het allergrootste belang dat deze terroristische beweging niet de mogelijkheid krijgt om zich te reorganiseren en te versterken vanuit de zwakte van een failed state wat Afghanistan opnieuw zou worden wanneer de Taliban terug aan het bewind zouden komen. Daarom dient gezamenlijk een functionerende Afghaanse staat te worden opgebouwd die kan instaan voor de ontwikkeling en de veiligheid van zijn burgers.

    België is van bij het begin van ISAF aanwezig in Afghanistan en blijft consequent tegenover zijn internationale verplichtingen. De recente regeringsbeslissing past daarin zonder dat er sprake zou zijn van een plotse nieuwe grootschalige Belgische operatie.

    De NAVO beoogt de Afghaanse overheid te helpen de veiligheid en de stabiliteit op het grondgebied te verzekeren, een basisvoorwaarde voor goed bestuur en wederopbouw. De NAVO-bijdrage kadert in de Afghanistan compact, een plan (2006-2010) van de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap waarin doelstellingen zijn vastgesteld inzake veiligheid, bestuur en economische ontwikkeling.

    In het optreden van de NAVO kunnen verschillende componenten worden onderscheiden.

    — ISAF. De ISAF telt 43 250 manschappen wat onvoldoende is, zeker indien men uitgaat van het standpunt dat de wederopbouw beter kan verlopen indien de militaire aanwezigheid groter zou zijn (zonder dat dit noodzakelijkerwijze zou impliceren dat de militaire component meer zou moeten optreden). Er is weliswaar thans geen bereidheid om grotere aantallen te sturen.

    De ISAF helpt de Afghaanse overheid gezag en invloed uit te oefenen over heel het grondgebied en daardoor de voorwaarden te scheppen voor stabilisatie en wederopbouw. ISAF werkt hiertoe samen met de lokale veiligheidstroepen en helpt en begeleidt ook het Afghaanse leger dat in de toekomst meer en meer de rol zal moeten overnemen die nu grotendeels door ISAF wordt waargenomen.

    Men mag in dit opzicht overigens niet vergeten dat de meeste slachtoffers tot nu toe zijn gevallen bij de Afghaanse politie en troepen.

    — De Senior civilian representative is verantwoordelijk voor de politico-militaire aspecten van de NAVO-opdracht; hij werkt nauw samen met ISAF en staat in verbinding met de Afghaanse regering, de internationale organisaties en de buurlanden.

    — Als voorbeeld van een initiatief dat voorname lijk door de aanwezigheid van militairen totstand kan komen, kan worden verwezen naar de Duitse troepen in Kunduz die een plaatselijke meisjesschool hebben opgericht met akkoord van de lokale overheden, en met de nodige eerbied voor de plaatselijke gebruiken en tradities (bijvoorbeeld op gebied van kledij in en buiten het schoolterrein). Door dit initiatief krijgen wel 3 000 meisjes de mogelijkheid school te lopen.

    In Afghanistan bevinden zich op dit ogenblik 43 250 militairen van 40 landen die deelnemen aan ISAF. Bovendien zijn er 25 PRT's (provincial reconstruction team) operationeel op het ganse grondgebied.

    Het grootste deel van de ISAF-troepen wordt geleverd door de NAVO : de Verenigde Staten (15 000), het Verenigd Koninkrijk (7 800), Canada (2 500), Duitsland (3 200), Nederland (1 650), Frankrijk (1 500), Polen (1 100), Denemarken (780), Spanje (740) en Turkije (675). Er zijn ook deelnemende landen die geen NAVO lidstaat zijn : Australië (1 000), Zweden (345), Kroatië (188), Albanië (140), Nieuw-Zeeland (115) en Jordanië (90).

    In dit geheel vertegenwoordigt de Belgische participatie ongeveer 1 %, wat lager ligt dan zijn cost share in de NAVO. In Kosovo is de Belgische vertegenwoordiging in de KFOR verhoudingsgewijze dubbel zo groot.

    Een van de opdrachten van ISAF ligt in de training van en de steun aan het Afghaanse leger (onder meer via de Operational Mentor and Liaison Teams (OMLT)) wat essentieel is opdat de Afghaanse overheden hun lot weer in eigen handen zouden kunnen nemen. België zal overigens de leiding krijgen van een OMLT vanaf de tweede helft van 2008. ISAF draagt ook bij tot wederopbouw en ontwikkeling (rehabilitatie van scholen en ziekenhuizen, verdeling van drinkwaterinstallaties en steun aan andere burgerlijke en militaire projecten).

    Inzake ontwikkeling en wederopbouw werden belangrijke resultaten geboekt. In 2004 had enkel 9 % van de bevolking toegang tot primaire gezondheidszorg, nu is dit 83 %. In 2001 gingen 1,2 miljoen kinderen naar school, thans is dit het geval voor 7 miljoen kinderen, waarvan 2 miljoen meisjes. Er zijn thans 10 universiteiten tegenover één onder het Talibanregime.

    ISAF staat ook in voor de vernietiging van 88 000 an-tipersoonsmijnen en 11 500 antitankmijnen. Meer dan 4 000 km wegen werden aangelegd. Meer dan 60 000 oud-strijders werden ontwapend. De huidige Afghaanse politie telt meer dan 80 000 manschappen, het leger bijna 50 000.

    De verschillende ontwikkelingsprogramma's konden uiteraard maar worden uitgevoerd doordat de veiligheid werd gewaarborgd.

    De minister geeft vervolgens een overzicht van de bijdrage van de EU.

    Eupol Afghanistan werd in juni 2007 opgestart met als doelstelling bij te dragen tot een efficiënte politie-structuur beheerd door de Afghanen overeenkomstig internationale normen. Voltallig telt deze politieopdracht 195 experten inzake politie en justitie, die in Kabul en op regionaal en provinciaal niveau worden ingezet.

    Eupol Afghanistan maakt deel uit van een groter geheel. Tussen 2002 en 2006 heeft de EU in totaal voor 3,7 miljard euro hulp geleverd, waarvan 1,1 miljard van de Commissie en 2,6 miljard van de lidstaten. De Europese commissie heeft verder nog een indicatief meerjarenprogramma goedgekeurd voor 2007-2010 omvattend 610 miljoen euro gericht op governance, plattelandsontwikkeling en gezondheid. Op de donorconferentie van juli 2007 te Rome, heeft de EU er zich toe verbonden 200 miljoen euro bij te dragen in projecten gericht op het herstel van de openbare orde en de rechtsstaat (2007-2010).

    Volgens de minister is de deelname van België dan ook zeer zinvol. Het valt echter moeilijk te begrijpen waarom de partij van de heer Van der Maelen de mogelijke Belgische deelname aan Eupol heeft geblokkeerd, niettegenstaande hij voorstander is van meer nadruk op civiele operaties. Vanzelfsprekend volstaat het engagement van de NAVO alleen niet. In de Afghanistan compact 2006 en de Afghan national security strategy worden de verantwoordelijkheden van andere internationale organisaties en landen opgesomd inzake bestuur en ontwikkeling.

    De NAVO-landen werken op dit ogenblik een globaal politiek-militair strategisch plan uit met aandacht voor de verantwoordelijkheid van de Afghaanse regering en de rol van de andere internationale spelers. Dit wordt op de NAVO-top van Boekarest (2-4 april 2008) besproken.

    Tijdens de discussie over dit plan heeft België sterk de nadruk gelegd op de centrale en coördinerende rol van de VN (met inbegrip van een sterke vertegenwoordiging ter plaatse) en de verantwoordelijkheid van de Afghaanse regering in civiele inspanningen gericht op wederopbouw en ontwikkeling.

    De vraag werd opgeworpen naar een exitstrategie die volgens sommigen in Boekarest ter sprake moet komen. Volgens de minister dient te Boekarest wel een globaal plan rond de pijlers van wederopbouw en ontwikkeling, de rechtsstaat en het uitbannen van de opiumteelt, het licht zien. Dat in Boekarest zou besloten worden binnen één à twee jaar uit Afghanistan weg te trekken is illusoir. Dit zou voor de Belgische militairen alleen mogelijk zijn als ons land bereid zou zijn niet langer deel uit te maken van de NAVO.

    Om de houding van de Afghaanse bevolking zelf te illustreren, verwijst de minister naar de schrijver van Afghaanse afkomst Khaled Hosseini die vindt dat veel Afghanen verkiezen dat de buitenlandse troepen zouden blijven omdat het enige alternatief bestaat in een afglijden naar de vroegere toestand van failed state en chaos. De sympathie van de bevolking zou wel snel verloren geraken wanneer die troepen zich aan blind geweld schuldig zouden maken. De meeste Afghanen vinden dat het thans beter leven is dan onder de Taliban. Hierbij dient weliswaar te worden erkend dat op het platteland de toestand dikwijls weinig is veranderd, zeker voor vrouwen.

    Het past dan ook niet te beweren dat België ten oorlog zou trekken. Het komt erop aan de Afghaanse bevolking te overtuigen dat ook voor haar de inzet groot is (ziekenhuizen, scholen, enz.). Er zijn bijgevolg voldoende redenen voor een Belgische bijdrage tot ISAF, ook in het zuiden : om de Afghaanse bevolking een perspectief op een menswaardig bestaan te bieden (zonderTaliban), uit solidariteit met andere bondgenoten en troepenleveranciers, uit solidariteit met Canada, het Verenigd Koninkrijk en Nederland die in het zuiden worden geconfronteerd met ernstige moeilijkheden, en ter bevestiging van de versterking van een Europese defensie.

    Drie elementen staan centraal.

    — Veiligheid is absoluut noodzakelijk om het land weer op te bouwen. Daartoe is militaire slagkracht nodig en een eigen Afghaans leger dat de veiligheidssituatie aankan. De opbouw uit het niets van een eigen leger is aartsmoeilijk. De aanwezigheid van een westerse militaire aanwezigheid is dan ook nog een zekere tijd noodzakelijk.

    — Een sterk bestuur (governance) is eveneens een vereiste. Op dit ogenblik is dit in Afghanistan echter zwak. De realiteit wijst uit dat dit zich maar zeer geleidelijk kan opbouwen. De verkiezingen van 2009 vormen in dit kader één van de grote uitdagingen. De invoering van een rechtsstaat is eveneens een sluitsteen van dit proces.

    — Het uitbannen van de opiumteelt door economische wederopbouw en het bieden van een alternatief aan de boeren.

    Tot besluit wijst de minister er nogmaals op dat de situatie in Afghanistan grondig verschilt van die in Irak, en ook de Belgische veiligheid aanbelangt, wat de verderzetting van de Belgische aanwezigheid rechtvaardigt. De beslissing van de regering past volledig in die strategie.


    2. Uiteenzetting van de heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging

    De minister sluit zich aan bij de uiteenzetting van de minister van Buitenlandse Zaken en brengt vervolgens verslag uit van de informele NAVO-bijeenkomst van 7 en 8 februari 2008 te Vilnius. Op de vergadering waren ook niet-NAVO landen vertegenwoordigd die evenwel ook in Afghanistan aanwezig zijn. Verder waren ook instellingen als de VN, de EU en de Wereldbank vertegenwoordigd. Op de agenda stonden de operaties in Afghanistan en in Kosovo.

    In een kort formeel luik werden twee vertrouwelijke rapporten over de stand van zaken in verband met de vooruitgang en de voortgang van de werkzaamheden in het domein van de capaciteiten en de levering van strijdkrachten, enerzijds, en de aangelegenheden in verband met de operaties in Afghanistan en Kosovo, anderzijds, bekrachtigd.

    Uit de informele bijeenkomst van de ministers van Landsverdediging kan het volgende worden afgeleid.

    — Afghanistan is en blijft de belangrijkste operationele prioriteit voor de NAVO, maar vereist een globale aanpak waarbij de Afghaanse regering en alle actoren van de internationale gemeenschap (de VN, de EU en de Wereldbank) worden betrokken in het bijzonder bij de civiele aspecten (civil society) van de wederopbouw en de creatie van de rechtsstaat (rule of law).

    — Het gebrek aan een volledige invulling van de benodigde troepen en middelen (combined joint statement of requirement) en de beperktheid van de inzetbaarheid (de zogenaamde caveats) baren de militairen zorgen.

    — De opleiding van het Afghaanse leger zal een primordiale rol spelen opdat de regering zelf de controle over haar land zou krijgen (Afghan ownership). Er werden dan ook veel pleidooien gehouden om het OMLT waarin België, na de regeringsbeslissing, participeert, te steunen. Tal van naties zijn daarop ingegaan.

    — De sleutelelementen van een ontwerp van globaal strategisch politico-militair plan, voorgesteld door de secretaris-generaal van de NAVO, werden door de meerderheid van de ministers aanvaard. Door verschillende defensieministers, waaronder de Belgische, werd aangedrongen op het erin opnemen van de verantwoording van de aanwezigheid in het land en de precieze omschrijving van de taak. Tevens werd aangedrongen op een duidelijke aanpak van de globaliteit onder andere door coördinatie met de Afghaanse regering en alle actoren van de internationale gemeenschap (general strategic approach).

    — Tijdens de gedachtewisseling met de vertegenwoordigers van de Afghaanse overheden werd duidelijk gemaakt dat het Afghan ownership volledig bij hen ligt en dat het Westen hen daarin steunt om dit te realiseren, maar dat zij zelf een groot deel van de verantwoordelijkheid moeten opnemen. De geloofwaardigheid van de huidige Afghaanse regering en de bestrijding van de corruptie werd daarbij als een absolute prioriteit naar voren gebracht.

    — Verschillende landen, waaronder België, hebben een verhoging van hun inspanningen aangekondigd :

    — de VS verhogen de aanwezigheid van marines;

    — Duitsland dringt aan op een grotere participatie in de quick reaction force in het noorden;

    — Noorwegen, Duitsland, Turkije, Roemenië, Slowakije en Portugal participeren in de OMLT's;

    — Noorwegen zendt special forces, Polen helikopters en Portugal een C-130.

    Op deze informele en intermediaire vergadering werd een voorafbeelding geschetst van de belangrijke beslissingen die in Boekarest zullen worden getroffen.


    3. Gedachtewisseling

    De heer Monfils (Senaat) steunt de beslissing van de regering om F-16-vlietuigen en bijkomende strijdkrachten te sturen. Een leger behouden dient immers niet alleen om het grondgebied te verdedigen, maar ook om deel te nemen aan internationale peace keeping-operaties.

    Bovendien wordt met de verantwoording van de operatie die de minister van Buitenlandse Zaken zopas heeft gegeven, verschillende van de voordien geformuleerde kritieken weerlegd. Zoals de minister heeft aangegeven, draagt het optreden van de NAVO in Afghanistan ertoe bij de veiligheid van Europa te waarborgen.

    Ter attentie van wie vreest dat de onlangs besliste bijdrage het gevaar voor onze troepen vergroot, dient te worden opgemerkt dat België anders dan in de achterste linie zijn verantwoordelijkheden moet kunnen opnemen. De operatie houdt zeker risico's in, maar dat is eigen aan elk militair optreden; de leidinggevende personen zullen alleen goed berekende risico's mogen nemen.

    Voor de spreker doet niet de zopas door de Belgische regering genomen beslissing een probleem rijzen, wel het gebrek aan coördinatie binnen de NAVO, waarvan niet alle leden op dezelfde golflengte zitten en waarin de verantwoordelijkheden niet billijk zijn verdeeld. In die omstandigheden mag terecht worden gevreesd dat de volgende Top van Boekarest het evenbeeld wordt van de Top van Riga in 2006 : tot dusver is geen echte wil te bespeuren om binnen de NAVO een echte Europese pijler tot stand te brengen. Volgens de spreker zijn net dat de twee doelstellingen waaraan concreet gestalte moet worden gegeven : binnen de NAVO een echte coördinatie tot stand brengen en voortgang maken met de uitbouw van een Europese defensie.

    Hoe zal tot slot de bijkomende financiering gebeuren ? Een grotere inzet van België in Afghanistan mag ons engagement in het gebied van de Grote Meren niet in het gedrang brengen.

    De heer Van den Eynde (Kamer) constateert dat het pleidooi van de minister van Buitenlandse Zaken op twee pijlers berust : de verdediging van de Europese belangen en de hulp bij de wederopbouw van de Afghaanse samenleving.

    Wat dat laatste betreft, acht de spreker de analyse van de minister te optimistisch. De door de minister aangehaalde scholing van 3000 meisjes kan alleen onder constante militaire bescherming van het Westen en verandert niets aan de toestand buiten de aldus beveiligde schoolgebouwen : buiten die beschermde « eilanden » blijft het dragen van de boerka de regel, zorgt het optreden van de Taliban nog altijd voor onveiligheid en blijft de opiumproductie toenemen.

    Het probleem is echt structureel, aangezien het Westen in twee eeuwen tijd nooit zijn aanwezigheid in Afghanistan kon opleggen. Noch het Britse Empire, noch de Sovjetunie hebben dat land kunnen inpalmen.

    Het argument dat wij met onze aanwezigheid in Afghanistan onze belangen verdedigen, klopt wellicht, maar dan moet er wel zekerheid zijn dat het geen herhaling wordt van de catastrofale ervaring in Rwanda, waar weliswaar Belgische troepen aanwezig waren, maar zonder doeltreffende uitrusting.

    De heer Flahaut (Kamer) verheugt zich dat iedereen het voortaan eens is over de noodzaak van een algemene benadering van het dossier-Afghanistan.

    Voorts moet erop worden gewezen dat de Afghaanse overheid de verbintenissen niet is nagekomen. Ze moet dus onder druk worden gezet om de corruptie en de opiumproductie te bestrijden.

    Bovendien is het belangrijk onze publieke opinie correct te informeren en te sensibiliseren. Op dat vlak moet duidelijk een inspanning worden gedaan.

    Men moet er zich ten andere van bewust zijn dat onze aanwezigheid in Afghanistan niet eindeloos kan blijven duren : door een lange aanwezigheid worden we er gezien met een bezettingsleger en ontstaat de indruk dat wij er ons Westers model willen opleggen.

    In tegenstelling tot wat de kritiek van sommigen bij de militaire top van de NAVO — die de toestand alleen maar zien vanuit het oogpunt van de operaties van de Alliantie — laat uitschijnen, is het internationale optreden van België in het buitenland allesbehalve ontoereikend. Naast de in NAVO-verband verrichte operaties, waaraan de Belgische manschappen van bij de aanvang deelnemen in Kosovo en Afghanistan, zijn er nog de operaties die binnen een ander verband plaatsvinden, zoals in Libanon of Tsjaad. Alleen al door het aantal van die diverse operaties zullen budgettaire keuzes op langere termijn noodzakelijk zijn.

    Voorts betreurt de spreker dat de minister van Landsverdediging, in tegenstelling tot de consensus die vóór de vergadering in Vilnius was bereikt binnen de commissies voor de Landsverdediging, er op die vergadering niet bij zijn collegae op heeft aangedrongen dat een uitstapscenario moet worden uitgewerkt.

    Schijnbaar heeft de minister het evenmin gehad over de caveats. Ook al gaat het om een standpunt dat nooit aangenaam is om te verdedigen, draagt de Belgische regering ten aanzien van onze strijdkrachten toch de verantwoordelijkheid dergelijke caveats op te leggen; bovendien is zulks ons eigenste recht.

    Spreker wenst dat het parlement met de aanneming van een resolutie die desiderata duidelijk kenbaar maakt bij de minister.

    De heer De Vriendt (Kamer) verklaart dat zijn fractie alleen voor een Belgisch optreden in Afghanistan gewonnen is indien men zulks laat afhangen van een strategiewijziging. Het staat immers buiten kijf dat de huidige strategie van de internationale gemeenschap een miskleun is. Dat is trouwens onlangs nog onderstreept in verscheidene internationale rapporten (van Oxfam International, de International Crisis Group enzovoort). In al die verschillende analyses wordt beklemtoond dat naast het militaire aspect vooral ook veel te doen is op het vlak van burgerlijke initiatieven, en dat de VN hoe dan ook een veel belangrijkere rol toebedeeld moeten krijgen.

    Voor de fractie waartoe de spreker behoort, zou een strategiewijziging in die zin een conditio sine qua non moeten zijn voor een ruimere Belgische deelname.

    Zoals de vorige spreker betreurt het lid dat geenszins gewag is gemaakt van de instelling van caveats, noch van de uitwerking van een uitstapscenario. Jammer genoeg zal de internationale gemeenschap weliswaar nog zeker enkele jaren in Afghanistan aanwezig moeten blijven, maar dat mag niet verhinderen dat nu reeds de beëindiging van de operatie wordt overwogen.

    Hoe staat het ten slotte met de termijn van vier maanden waarin werd voorzien ?

    De heer Dallemagne (Senaat) onderstreept dat de in Afghanistan verrichte operatie volledig verschilt van die in Irak : de interventie in Afghanistan biedt het voordeel dat ze internationale legitimiteit geniet; ze houdt rechtstreeks verband met de internationale veiligheid en tot voor kort leek ze resultaten op te leveren. Om die diverse redenen is de fractie waartoe de spreker behoort er altijd voorstander van geweest dat in Afghanistan militairen werden gelegerd.

    Ook de bijkomende bijdrage waartoe zopas is besloten, is kennelijk gerechtvaardigd : men kan er immers niet omheen de risico's eerlijker over de NAVO-landen te spreiden.

    Niettemin rijzen een aantal vragen : hoe groot zijn die risico's ? Over welke operaties op het terrein gaat het ? Volgens welke regels handelt Nederland ? Volgens welke regels zullen de Belgische manschappen worden ingezet ?

    Wordt voorts overwogen enerzijds de interventie van de ISAF en anderzijds de Enduring Freedom-operatie te coördineren ? Lopen de Belgische eenheden bijgevolg het risico aan die laatste te moeten deelnemen ? Voor spreker kan daar geen sprake van zijn en moeten beide operaties strikt van elkaar gescheiden blijven.

    Wat is voorts het standpunt van de minister over de analyse van sommigen dat de Westerse militaire inspanningen in Afghanistan onvoldoende en weinig doeltreffend zouden zijn ? Heeft de internationale gemeenschap nu al niet haar ambities teruggeschroefd ?

    Welke concrete initiatieven zou België inzake ontwikkeling kunnen nemen ? Welke bijkomende initiatieven kan men overwegen, zowel inzake ontwikkeling als op diplomatiek vlak ? Hoe kan men bijvoorbeeld bijdragen tot de stabilisatie en de democratisering van de regio, als almaar duidelijker blijkt dat de toekomst van Afghanistan ten dele afhangt van wat Pakistan doet ?

    De spreker besluit met de financiering van de operaties en eist ten slotte een analyse van de ontplooiingscapaciteiten op lange termijn. Wil men voorts zijn toevlucht nemen tot een speciaal fonds ?

    De heer Van der Maelen (Kamer) verklaart ervan overtuigd te zijn dat Afghanistan hulp nodig heeft van de internationale gemeenschap.

    Aangezien die echter al sinds verscheidene jaren in dat land aanwezig is, moet nu worden geëvalueerd wat op het einde van die periode is bereikt. Die analyse is echter bijzonder verontrustend : er is veel te weinig gebeurd op humanitair vlak; de inspanning was tot nu toe vooral militair; die operatie kost veel en is ondoeltreffend. Met een dergelijke vaststelling is het op zijn minst paradoxaal dat de door de regering voorgestelde oplossing erop neerkomt nog meer in te zetten op een militaire aanpak.

    Er is ook aangekondigd dat in Boekarest een globaal plan zou worden voorgesteld.

    Spreker vindt het ook nodig precieze informatie te geven over de kosten van dat militaire optreden voor het Westen en over de doeltreffendheid ervan. Er is eveneens toelichting nodig over de common funding.

    Spreker vraagt eveneens bijzonderheden over wat de verschillende leden van de NAVO als bijkomende inspanning hebben afgesproken. Gelet op de circulerende tegenstrijdige informatie betwijfelt spreker of het aangekondigde doel zal worden bereikt, te meer daar de Verenigde Staten, die al zo talrijk in Irak aanwezig zijn, het zelf moeilijk zullen hebben hun belofte te houden.

    Zelfs als de internationale gemeenschap erin slaagt 80 000 man in te zetten, gelooft spreker in ieder geval niet dat men Al Qaida en de Taliban in Afghanistan op die manier kan uitschakelen.

    Wanneer zal de nieuwe Belgische verbintenis ten einde komen ? Men heeft weliswaar gesproken over 4 maanden, maar de Nederlanders, die door de nieuwe Belgische ontplooiing worden versterkt, verwachten hun operatie pas in 2010 te beëindigen. Impliceert dit dat de Belgische versterkingen hun steun eveneens tot die datum zullen handhaven ?

    Met betrekking tot het budgettaire aspect werd een compensatie binnen de begroting van Defensie aangekondigd. Waar zal die compensatie precies plaats krijgen ? Als dat op de kredieten is voor operaties in het buitenland, lijdt het geen twijfel dat de uitbreiding van de interventie in Afghanistan zal gebeuren ten koste van de andere operaties. Spreker vraagt derhalve aan de minister of hij bereid is aan het parlement de verschillende budgettaire documenten te bezorgen die gediend hebben om de beslissing voor te bereiden, met inbegrip van de documenten van de Inspectie van Financiën.

    Spreker verwondert er zich voorts over dat CD&V en Open VLD het kamp van president Bush hebben gekozen, terwijl SP.A duidelijk dezelfde lijn volgt als de Duitse kanselier.

    Tot slot preciseert hij voorstander te zijn van de operaties die in Libanon, Kosovo of Tsjaad hebben plaatsgehad, ondanks de risico's die aan die acties waren verbonden. Dat hij daarentegen volkomen tegen de aangekondigde operatie in Afghanistan is, komt omdat deze militaire bijdrage het beoogde doel niet zal bereiken en dat het dus om een onzinnig risico gaat. Men mag bovendien de 7 000 burgerlijke slachtoffers niet vergeten die de jongste jaren in Afghanistan zijn gevallen, het merendeel slachtoffers van NAVO-beschietingen.

    De heer Ducarme (Kamer) is verontrust over de manier waarop een bepaald aantal militaire NAVO-leiders aankijkt tegen de aanwezigheid van de ISAF in Afghanistan : hoewel ze er geen geheim van maken dat de ISAF daar lange tijd dreigt te moeten blijven, geven ze niet de minste informatie vrij over de planning van de operatie. Het ziet ernaar uit dat een nieuwe strategie voor het behoud van de vrede wordt gehanteerd, evenwel zonder dat men zich heeft beraden over het stappenplan, dat door die koerswijziging nochtans de facto vervalt.

    In die context geeft spreker aan dat hij het eens is met één van de vorige sprekers, die erop aandrong onverwijld een uitstapscenario uit te stippelen. Als men dat nalaat, zal men volgens spreker vroeg of laat met een vacuüm worden geconfronteerd.

    Bij de te maken analyse zal men bovendien rekening moeten houden met de regionale omstandigheden. Hoe dan ook zal die analyse precieze gegevens moeten bevatten. In de eerste plaats zal moeten worden nagegaan welk doel wordt beoogd met onze aanwezigheid in Afghanistan : ligt het in de bedoeling mee te werken aan een troepenmacht die optreedt als buffer in een burgeroorlog of zullen we onze schouders zetten onder de wederopbouw van het land, de papaverteelt uitroeien en de corruptie bestrijden ? Daarbij moet niet alleen het vooropgestelde doel worden gepreciseerd, maar ook worden aangegeven welke middelen daarvoor zullen worden aangewend.

    Tevens moet een nieuw stappenplan worden uitgewerkt, waarin de taakverdeling tussen de NAVO, de EU, de NGO's, de Afghaanse regering enz., duidelijk wordt aangegeven.

    Ten slotte zal men de moed moeten opbrengen om een tijdpad uit te stippelen voor onze aanwezigheid in Afghanistan, zonder zich evenwel vast te pinnen op een einddatum — de vooropgestelde doelstellingen worden immers nooit bereikt.

    Spreker had graag gezien dat de minister die boodschap zou uitdragen op de Top van Boekarest en dat hij die analyse nu reeds zou doorgeven in al zijn contacten.

    De heer Vijnck (Kamer) steunt het streven naar solidariteit ten aanzien van onze NAVO-partnerlan-den, waarvan de aangekondigde beslissing het bewijs is. Het ligt in de bedoeling op die manier te voldoen aan onze solidariteitsplicht.

    Voor het overige zal de Belgische bijdrage aan de operatie zich hoe dan ook beperken tot 1 % van het geheel.

    Tot slot beklemtoont spreker dat onze piloten uitstekend getraind zijn én vlot inzetbaar zijn.

    Volgens de heer Beke (Senaat) blijkt uit deze bespreking dat men opnieuw de pacifistische toer opgaat.

    Hij wijst erop dat de Atlantische alliantie gegrondvest is op solidariteit. Volgens spreker kan onmogelijk bij voorbaat worden aangegeven hoe lang deze operatie zal duren; het lijdt geen twijfel dat ze doorlopend zal worden geëvalueerd.

    Ten behoeve van de sprekers die graag hadden gezien dat het parlement zijn wensen door middel van een resolutie duidelijk maakt aan de regering, merkt het lid op dat de regering in het verleden lang niet altijd is ingegaan op de resoluties die door een parlementaire assemblee werden aangenomen. Om die reden pleit hij er veeleer voor dat de regering het parlement geregeld en samenhangend op de hoogte zou houden.

    Het uitstapscenario dat door sommigen wordt bepleit, acht hij aangewezen wanneer blijkt dat de militaire én de burgerlijke inspanningen zijn toegenomen. Volgens hem moet daarom bovenal de evaluatie worden opgevolgd.

    Tot slot moeten de budgettaire aspecten van de operatie opnieuw worden besproken op grond van de nota die de minister naar eigen zeggen aan het voorbereiden is.

    Mevrouw Vautmans (Kamer) dringt erop aan dat de zonet aangehaalde nota spoedig beschikbaar is. Voorts herinnert ze eraan dat de Kamercommissies op 5 december jongstleden een gedachtewisseling hebben gehad met de vorige minister van Landsverdediging over de buitenlandse operaties van Defensie in 2007 en over de planning van die operaties voor 2008 (zie het verslag uitgebracht door mevrouw Hilde Vautmans, namens de commissies voor de Landsverdediging en de Buitenlandse Betrekkingen — DOC 52 0708/001).

    Het lijkt spreekster wenselijk dat een dergelijke informatieverstrekking om de zes maanden kan plaatsvinden, telkens gevolgd door een gedachtewisseling.

    Tevens brengt ze in herinnering dat ze al verscheidene malen heeft gevraagd dat de Senaatscommissie « Opvolging van buitenlandse missies » zou worden uitgebreid met leden van de Kamer. Zoniet moet de Kamer een gelijkaardige commissie oprichten, daarbij uitgaande van de lessen die uit de werkzaamheden van de « Rwanda-commissie » werden getrokken.

    Inhoudelijk is spreekster het eens met de beslissing van de regering om bijkomende troepen naar Afghanistan te sturen.

    Ze vraagt bovendien dat ook in de toekomst « familiedagen » blijven worden georganiseerd.

    Wanneer start overigens de opleiding van de eenheden die in oktober op missie vertrekken ?

    Wat de idee van sommige sprekers betreft om dit debat af te sluiten met de goedkeuring van een resolutie, is spreekster van mening dat de beste werkwijze erin bestaat de operatie van nabij te volgen, via voormelde commissie « Opvolging van de buitenlandse missies ».


    De minister van Buitenlandse Zaken heeft begrip voor de vrees van sommigen om in Afghanistan verzeild te geraken in een hopeloze situatie. De citaten van sommige leden uit bepaalde rapporten zijn evenwel zeer gericht. Het globale beeld dient evenzeer in beschouwing te worden genomen.

    Meer nadruk op wederopbouw valt uiteraard te ondersteunen, maar het vereist wel eerst de creatie van een basisveiligheidstoestand.

    In dit verband stelt men vast dat de Taliban in de zuidelijke provincies, waar hun invloed het grootst is, gestopt zijn met nieuwe stellingen te veroveren. Zij trachten nu eerder een algemeen klimaat van onveiligheid te creëren over het gehele grondgebied (Kabul inbegrepen), hoofdzakelijk door het plegen van meestal spectaculaire terroristische aanslagen die dikwijls tegen buitenlanders zijn gericht. Dit zal waarschijnlijk leiden tot een vermindering van de NGO-activiteiten. Deze ommekeer naar terroristische activiteiten valt wellicht te verklaren door het efficiënt optreden van de troepenmacht en van het Afghaans leger. In 2007 werden overigens een 15-tal Ta-libancommandanten uitgeschakeld. In dat jaar slaagden ze er dan ook niet meer in belangrijke centra te veroveren, wegen te blokkeren of nieuwe fronten te openen. De stad Musakala, sinds februari 2007 in handen van de Taliban, werd opnieuw heroverd. Dit succes dient geconsolideerd te worden. De bevolking moet dan ook worden bijgestaan zodat zij overtuigd wordt van de waarde van de officiële regering. Niettegenstaande het voorgaande is de Talibaninvloed groot in de zuidelijke provincies Kandahar, Uruzgan en Helmand waar bepaalde districten onder hun controle vallen. De regeringsaanwezigheid is er zwak en inefficiënt. De invloed strekt zich zelfs uit tot in het grensgebied met Pakistan.

    De stelling dat er geen militaire overwinning kán worden behaald is verkeerd. De bedoeling van de NAVO-troepen ligt niet in het boeken van een militaire overwinning op zich maar in het creëren van een klimaat dat moet toelaten dat de wederopbouw van het land kan plaatshebben. Geen enkel van de rapporten stelt overigens dat de kans bestaat dat de NAVO een militaire nederlaag zou kunnen lijden.

    De benadering van de NAVO kan niet gezien worden als « de oorlog winnen of verliezen ». Het gaat eerder om een pluridisciplinaire benadering waarbij het weinig waarschijnlijk is dat het aantal buitenlandse militairen zal worden verhoogd. Vandaar het belang van de steun voor een eigen Afghaanse krijgsmacht.

    De minister heeft het vervolgens over de risico's.

    Hij betreurt de wijze waarop de SP.A-spirit en de Ecolo-Groen !-fracties deze problematiek benaderen door onder meer te verwijzen naar bodybags en collateral dammage. Dit is een perfide zienswijze.

    Het is evident dat elke buitenlandse militaire operatie risico's inhoudt. Dit geldt voor Libanon, Kosovo, Tsjaad en ook voor Afghanistan. De bewaking van de internationale luchthaven van Kabul is, gelet op haar strategisch belang, risicovol. En dit is ook zo voor het zuiden.

    De kernvraag is echter of men onverantwoorde risico's kan nemen, of risico's voor een politiek doel waar men niet achter staat, en of de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen om de risico's te beperken. Het behoort tot de eigenheid van een leger dat het kan worden ingezet bij operaties waaraan risico's zijn verbonden. Zoniet moet men het behoud van een eigen krijgsmacht in vraag durven stellen. De mogelijkheid dat een militair zou sneuvelen impliceert toch niet dat de politieke beslissing terzake verkeerd was ? De regering neemt dergelijke beslissingen pas na een weldoordachte afweging en zeker niet op een lichtzinnige wijze. Hetzelfde geldt voor de verwijzing door de heer Van der Maelen naar collateral dammage. Doelt hij hiermee op de mogelijkheid dat aanslagen in België kunnen worden gepleegd ?

    De minister van Buitenlandse Zaken betreurt de houding van de fractie van de heer Van der Maelen. Zijn partij was enkele weken geleden nog in de regering vertegenwoordigd en heeft steeds meebeslist over het sturen van Belgische militairen naar Afghanistan. In het verleden werden trouwens reeds F-16 toestellen gestuurd. Het is niet zo dat de situatie daar thans fundamenteel zou zijn veranderd waardoor een militaire strategie niet meer zou zijn vereist en enkel een burgerlijke aanwezigheid zou volstaan. Afghanistan kan alleen worden opgebouwd wanneer de veiligheid is gewaarborgd en daartoe is nog lang militaire aanwezigheid noodzakelijk.


    De minister van Landsverdediging preciseert dat het bedrag voor de buitenlandse operaties stijgt als gevolg van die bijkomende opdracht. Dit betekent niet dat de begroting voor defensie zal stijgen. Er zullen compensaties plaatshebben op de eigen begroting van het departement.

    In verband met de exitstrategie verkiest de minister te spreken van successtrategie, te weten de strategie die moet worden gevolgd om de vooropgestelde doelstelling te halen : Afghanistan teruggeven aan de Afghanen, met een rechtsstaat en een goed functionerende civiele maatschappij. Dit zal bijzonder grote inspanningen vergen op vrij lange termijn, zonder dat precies geweten is hoe lang dit zal duren. De aanpak zal in elk geval civiel-militair zijn : er bestaat geen andere oplossing. De regering heeft bij het nemen van haar beslissing alle argumenten en tegenargumenten zorgvuldig afgewogen.

    Voor een gedetailleerd overzicht van de kostenberekening verwijst de minister naar zijn beleidsnota die hij later zal indienen.

    In verband met de caveats stipt de minister aan dat dit wel degelijk in Vilnius ter sprake is gekomen, zowel door hemzelf als door andere ministers van Landsverdediging. Dit aspect vloeit immers voort uit het spanningsveld tussen de doelgerichtheid van een operatie en de mate waarin beperkingen noodzakelijk zijn om de veiligheid van de ingezette troepen te waarborgen. De aard van de bijeenkomst te Vilnius liet evenwel niet toe daaromtrent reeds vaste afspraken te maken. Zij zullen desgevallend deel uitmaken van de entry- én de exit-strategy en de rules of engagement, horend bij elke nieuwe opdracht.

    Bij dit soort operaties heeft steeds een risicoberekening plaats die samenhangt met de rules of engagement. Bovendien betreft deze regeringsbeslissing niet enkel het sturen van 4 F-16 vliegtuigen, maar worden er eveneens 20 extra manschappen voor de luchthaven van Kabul gestuurd en wordt het detachement in Kunduz versterkt en is er bovendien nog de deelname aan de OMLT. De rules of engagement voor de Belgische F-16's zijn niet dezelfde als deze voor de Nederlandse toestellen die reeds te Kandahar zijn gestationeerd. De minister belooft daarover later meer informatie te verschaffen.

    Volgens de minister is er wel degelijk vooruitgang merkbaar en hij stelt voor ook hierop later meer in detail terug te komen. In deze is de rol van de VN en de EU primordiaal, en ook een instelling als de Wereldbank mag niet over het hoofd worden gezien. De invloed van de drugshandel op het BBP van Afghanistan is immers nog steeds bijzonder groot. De minister heeft te Vilnius gewezen op de bijdrage van dit soort instellingen.

    Voor het overige stelt de minister vast dat er eensgezindheid bestaat over het belang en de noodzaak van de operatie in Afghanistan. Over de middelen daarentegen die worden ingezet zijn er wel verschillende meningen. Het gaat thans evenwel om een politieke beslissing die bij consensus in de Ministerraad is tot stand gekomen. Men reikt Afghanistan een civiel-militaire oplossing aan om het land op lange termijn te stabiliseren. De impact van een stabiel Afghanistan is ook voor West-Europa en de rest van de wereld van bijzonder groot belang.

    De comprehensive approach concretiseert de voorbereiding van de secretaris-generaal van de NAVO voor de top te Boekarest. Daar zullen de lidstaten moeten ingaan op de bijkomende vraag om het minimum aan middelen te bereiken die nodig zijn om de doelstellingen te halen.

    De essentie van het dossier komt, zoals werd onderstreept door de heer Vijnck, inderdaad neer op het tonen van de solidariteit onder de partners en het versterken van de stabiliteit in Afghanistan.

    Wat de evaluatie betreft van de buitenlandse operaties, komt het aan het parlement toe daartoe het middel te kiezen.

    Een aantal suggesties, onder meer die van de heer Daniel Ducarme met betrekking tot de planificatie, kunnen in een latere beleidsnota worden opgenomen.


    De heer Flahaut (Kamer) stelt vast dat andere lidstaten van de Alliantie, zoals Duitsland of Polen, in tegenstelling tot België hebben geweigerd mee te werken aan de gevraagde troepenversterking.

    Voorts vraagt hij dat rekening wordt gehouden met de bruto- en nettokosten.

    Wat de uitstapstrategie betreft, komt het hem voor dat België van zijn partners moet eisen dat dit aan bod komt, met concrete resultaten.

    De heer Ducarme (Kamer) wenst dat een resolutie wordt aangenomen en dat over deze aangelegenheid geen politieke patstelling ontstaat. Voor hem is het onontbeerlijk dat de Kamer en regering de violen gelijkstemmen.

    Net als de vorige spreker vindt hij het essentieel dat België medezeggenschap krijgt wat de uitwerking van een uitstapstrategie betreft.

    Tot slot en meer in het algemeen moet volgens hem een onderscheid worden gemaakt tussen de visie van, enerzijds, de Verenigde Staten en de andere buiten-Europese landen en, anderzijds, de zienswijze van de Europese landen. Niet alle partnerlanden beschikken immers over dezelfde informatie.

    De rapporteurs, De voorzitters,
    Wouter BEKE (S).
    Juliette BOULET (K).
    Marleen TEMMERMAN (S).
    Ludwig VANDENHOVE (K)
    Hilde VAUTMANS (K).