Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-88

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eersteminister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-5874 van mevrouw Anseeuw van 21 september 2006 (N.) :
Stalking. — Huishoudelijk geweld. — Elektronisch straatverbod. — Nederlands voorbeeld.

Plegers van huiselijk geweld en stalkers moeten veel vaker een elektronisch straatverbod krijgen. Aldus wordt voorkomen dat slachtoffers telkens weer worden lastiggevallen. Handhaving van een « gewoon » straatverbod blijkt in de praktijk erg lastig. Daders komen toch in de buurt van hun slachtoffers, vaak bekenden of familie. Bij het elektronisch straatverbod wordt in de woning van het slachtoffer een detectiekastje geplaatst. Dat geeft een signaal als de belager, die een enkelband om krijgt, te dichtbij komt. Het signaal komt terecht bij politie of hulpverleners.

De Nederlandse reclassering is alvast voorstander. De Nederlandse directeur Sjef van Gennip van de dienst reclassering meent dat een elektronisch straatverbod honderden keren per jaar door een rechter kan worden opgelegd. Omdat het aantal geregistreerde gevallen van huiselijk geweld toeneemt, zal de nieuwe strafmaatregel volgens Van Gennip snel veld winnen. We willen het slachtoffer een gevoel van veiligheid geven, motiveert hij zijn pleidooi. Het systeem maakt het daders ook onmogelijk te ontkennen dat ze zich op verboden terrein hebben begeven, zegt Van Gennip. Het elektronisch toezicht levert keihard bewijs. De reclassering heeft, samen met justitie in Groningen, vorig jaar een eerste experiment gehouden met een elektronisch straatverbod voor een man die zijn vriendin had mishandeld.

Van Gennip zegt dat die proef succesvol is verlopen. De onrust bij het slachtoffer werd weggenomen. De vrouw had het gevoel dat de dader 24 uur per dag werd gevolgd en dat automatisch actie werd ondernomen wanneer hij in de buurt kwam. Voorheen moest ze steeds zelf in actie komen. Onlangs is de maatregel opgelegd aan een verdachte die in maart vorig jaar het huis van zijn vriendin opblies. De reclassering heeft met het elektronisch straatverbod de zorgen van buurtbewoners over de terugkeer van de verdachte willen wegnemen. De vriendin woont nu met haar kind in een stacaravan op de plek waar eerst haar huis stond. Een elektronisch straatverbod kan volgens officier van justitie Pieter van Rest van het Openbaar ministerie in Groningen een goede aanvulling zijn op het gangbare elektronisch toezicht. Daarbij wordt een dader via een enkelband in zijn eigen omgeving in de gaten gehouden. Als afzonderlijke straf ziet Van Rest bezwaren. Vaak zullen rechters een straatverbod op zich voldoende vinden. Wanneer iemand daar ook nog een enkelband bij moet dragen, is dat een verzwaring van de straf. Het vormt ook een inbreuk op de privacy van de verdachte. De Reclassering spreekt ook wel van « omgekeerd elektronisch toezicht » omdat het detectiekastje niet bij de dader in huis is geïnstalleerd, maar bij het slachtoffer. Met elektronisch toezicht zijn we vertrouwd geraakt, legt Van Gennip uit. Ons idee was het principe om te keren. Nederland is het eerste land in Europa dat van het elektronisch straatverbod gebruik maakt. In bijvoorbeeld België en de Verenigde Staten is een systeem in gebruik dat daders in de gaten houdt met een zender.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Hoe reageert de geachte vice-eersteminister op het Nederlandse initiatief om een elektronisch straatverbod op te leggen aan de pleger van huishoudelijk geweld en andere misdrijven zoals stalking ? Heeft zij hieromtrent reeds overleg gehad met haar Nederlandse collega en kan ze aangeven of dit door haar diensten reeds werd onderzocht en welke de conclusies zijn ?

2. In hoeverre is ze voorstander van het invoeren van het elektronisch straatverbod in de strijd tegen onder meer huishoudelijk geweld en stalking ? Kan ze hierbij de voor en de nadelen van dit systeem opgeven ? Is ze bereid dit systeem ook in België in te stellen ?

3. Is ze het eens met de stelling dat elektronisch straatverbod een goede aanvulling is op het gangbare elektronisch toezicht ?

4. In hoeverre is ze bereid om een proefproject hieromtrent op te zetten naar het Nederlandse voorbeeld en kan ze aangeven waar en wanneer dit proefproject eventueel zou plaatsvinden ? Kan ze uitvoerig toelichten, zo er geen proefproject komt, welke de redenen hiervan zijn ?

5. Één van de grootste voordelen van het elektronisch straatverbod is dat het slachtoffer zich veel veiliger voelt. Is de geachte vice-eersteminister het met mij eens is dat het elektronisch straatverbod voor bepaalde gewelddelicten en stalking de meest efficiënte manier is om het slachtoffer gerust te stellen en kan ze dit toelichten ? Zo neen, kan ze aangeven welke andere maatregelen ze heeft getroffen die een gelijkaardig effect hebben op het veiligheidsgevoel van het slachtoffer ?

Antwoord : Ik ken het door u aangehaalde Nederlandse systeem van elektronisch toezicht niet. Het is duidelijk dat het Belgische systeem van elektronisch toezicht verschilt van het in uw vraag voorgestelde systeem.

Uiteraard moeten alle maatregelen ter bescherming van slachtoffers, in het bijzonder van slachtoffers van huiselijk geweld, met de grootste aandacht worden geanalyseerd.

Ik zal de vraag inzake de wenselijkheid van een dergelijke maatregel, eventueel als proefproject, laten onderzoeken door de directie van het Nationaal Centrum voor elektronisch toezicht en door de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid. Ik hou u op de hoogte van de conclusies van deze analyses.

Ik moet evenwel nu reeds uw aandacht vestigen op het valse veiligheidsgevoel dat dit soort elektronische « bescherming » aan het slachtoffer kan geven. Wat gebeurt bijvoorbeeld met deze « bescherming » wanneer het slachtoffer het huis verlaat ? Welke algemene maatschappelijke gevolgen heeft het veralgemeend gebruik van dit soort apparatuur ?

Door een dergelijk systeem in gebruik te nemen is het niet ondenkbaar dat het slachtoffer zich een tweede keer slachtoffer gaat voelen, onder meer omdat ze niet meer aangezet wordt om naar buiten te gaan, zodat ze verder kan « genieten » van de effecten van het voorgestelde systeem.

Ik wens u er ook op te wijzen dat de regering op het stuk van huiselijk geweld tal van initiatieven heeft genomen. Ik vermeld inzonderheid de gemeenschappelijke circulaire van de minister van Justitie en het College van procureurs-generaal voor een « nultolerantie » ter zake.

Er moet in dit kader een doeltreffend strafrechtelijk beleid worden gevoerd dat beoogt onmiddellijk en voor elk vastgesteld of aangegeven geval van geweld een passende oplossing te bieden die eerst de nood aan bescherming van het slachtoffer in acht neemt, duidelijk het strafrechtelijk laakbaar karakter van het gedrag van de dader bevestigt, de maatregelen die ten aanzien van de dader worden genomen toespitst op voorkoming van herhaling en indien mogelijk aanzet tot oplossingen waarbij via bemiddeling veeleer de voorkeur wordt gegeven aan dialoog tussen de partijen.

Ik wens nog te vermelden dat het verzwaren van de straffen die ten aanzien van de dader kunnen worden uitgesproken ons de mogelijkheid heeft geboden de dader onmiddellijk aan te houden indien zulks nodig blijkt. Ten slotte hebben wij een andere belangrijke maatregel getroffen ten behoeve van het slachtoffer door het ambtshalve een gezinswoning toe te wijzen in geval van geweld.