Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-87

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-6344 van de heer Beke van 5 december 2006 (N.) :
Algemene ziekenhuizen. — Kinderafdelingen.

Op 16 augustus 2006 werden de nieuwe normen voor kinderafdelingen (zorgprogramma voor kinderen) in algemene ziekenhuizen in het Belgisch Staatsblad opgenomen.

Het zorgprogramma legt de ziekenhuizen op om een minimale activiteit te ontwikkelen. Het verplicht hen ook te voorzien in een aanwezigheid van drie voltijdse kinderartsen vanaf 1 januari 2007 en vier voltijdse kinderartsen vanaf 2010. Er moet een wachtsysteem ontwikkeld worden opdat er, aangepast aan het activiteitsniveau, een permanente bereikbaarheid is van ten minste één geneesheer-specialist in de kindergeneeskunde. Het aantal geneesheren dat deelneemt aan deze medische permanentie, moet worden aangepast aan de intensiteit van de activiteit van het zorgprogramma voor kinderen.

Voor die aangepaste permanentie komen de geneesheren-specialisten in de pediatrie in aanmerking en de kandidaat-geneesheren specialisten in de pediatrie mits een aan hun opleidingsniveau aangepaste supervisie en volgens vooraf bepaalde regels.

Op basis van welke overwegingen zijn deze normen bepaald ?

Voor verschillende ziekenhuizen vormen deze normen op korte termijn niet meteen een bedreiging voor het voortbestaan van het ziekenhuis, maar ze lopen het risico de afdeling pediatrie in de toekomst te verliezen, wegens een gebrek aan pediaters. Een sluiting van de kinderafdeling kan op termijn ook leiden tot de sluiting van de kraamafdeling en de gespecialiseerde spoedgevallendienst. Gezien het tekort aan kinderartsen is het immers verre van zeker dat de ziekenhuizen voldoende kinderartsen zullen kunnen aantrekken om het voortbestaan van deze diensten te vrijwaren. Zonder kinderartsen sluiten ook kraamafdelingen en spoedgevallen.

De toegankelijkheid van de ziekenzorg voor de bevolking komt zo in het gedrang. Sluitingen betekenen uiteraard ook een verlies van tewerkstelling.

Er is al vanuit verschillende hoeken kritiek geuit op deze hervormingen. Is de geachte minister bereid enkele van deze maatregelen terug te schroeven om tegemoet te komen aan de vrees van de afdelingen pediatrie in verschillende ziekenhuizen ?

Aanvullend antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

De normen betreffende de medische basisomkadering van een zorgprogramma voor kinderen tracht het streven naar een maximaal kwaliteitsvolle kindergeneeskunde te verzoenen met het bepalen van een minimale medische bezetting. De normen opnieuw wijzigen zou dit evenwicht verstoren.

Niettegenstaande de erkenningsnormen voor materniteiten en functies gespecialiseerde spoedgevallenzorg bepalen dat steeds een beroep moet kunnen worden gedaan op een pediater, heeft een gebeurlijke sluiting van een zorgprogramma voor kinderen niet noodzakelijk de sluiting van de M-dienst of de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg voor gevolg.

Een ziekenhuis dat over een materniteit beschikt, moet immers tevens beschikken over een functie neonatale zorg, waarvan een geneesheer-specialist in de pediatrie de leiding heeft (cf. artikelen 1 en 5 van het koninklijk besluit van 20 augustus 1996 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie van lokale neonatale zorg moet voldoen om te worden erkend). Bijgevolg zullen ziekenhuizen met een M-dienst steeds een beroep kunnen doen op de pediater, die de medische leiding heeft over de N*-functie.

De erkenningsnormen voor functies gespecialiseerde spoedgevallenzorg voorzien dat de geneesheer die de permanentie waarneemt te allen tijde beroep moet kunnen doen op een geneesheer-specialist in de pediatrie en dat die binnen de kortst mogelijke tijd na de oproep ter plaatse moet kunnen zijn (cf. artikel 10 van het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg » moet voldoen om erkend te worden »).

Het koninklijk besluit specifieert echter niet dat deze pediater verbonden moet zijn aan het ziekenhuis waar de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg zich bevindt.

Bijgevolg zou het ziekenhuis dat de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg uitbaat een beroep kunnen doen op de pediater van het ziekenhuis waarmee het een samenwerkingsovereenkomst heeft en hoeft er dus geen pediater ter plaatse aanwezig te zijn.

Uw bezorgdheid dat een tekort aan pediaters zal leiden tot een sluiting van materniteiten en functies gespecialiseerde spoedgevallenzorg, is zodoende onterecht.