3-2458/1

3-2458/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

30 APRIL 2007


Voorstel van resolutie betreffende diabetes

(Ingediend door de heer Wouter Beke en mevrouw Mia De Schamphelaere)


TOELICHTING


In 2007 hebben wereldwijd ongeveer 246 miljoen mensen diabetes (1) . Het is één van de meest voorkomende niet-overdraagbare aandoeningen. Diabetes is de vierde of vijfde belangrijkste doodsoorzaak in de meeste geïndustrialiseerde landen en er is substantieel bewijs dat diabetes een epidemisch karakter aanneemt in vele ontwikkelingslanden en in recent geïndustrialiseerde landen.

Hoewel de behandeling er de jongste decennia enorm is op vooruitgegaan, zorgen diabetescomplicaties, zoals cardiovasculaire aandoeningen, nier- en oogcomplicaties, diabetes-neuropathie of voetproblemen nog steeds voor een verminderde levensverwachting, een verhoogde invaliditeit en enorme gezondheidskosten voor vrijwel elke samenleving. Diabetes is ongetwijfeld één van de meest uitdagende gezondheidsproblemen van de 21e eeuw.

Op 20 december 2006 is er echter een grote stap gezet in de wereldwijde en globale aanpak van diabetes. Op die dag heeft de algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) een voorstel van resolutie aangenomen dat onder meer bepaalt dat vanaf 14 november 2007 Wereld Diabetes Dag als een internationale VN-dag wordt beschouwd. Het is de eerste niet-overdraagbare aandoening waar de VN jaarlijks wereldwijd aandacht aan zal besteden. Tot vóór 20 december waren er met name enkel VN-dagen voor HIV/aids, malaria en TBC. Alle 192 lidstaten van de VN, dus ook België, keurden de resolutie mee goed.

Deze VN-resolutie, die het uiteindelijke doel was van de campagne, « UNite for Diabetes », is natuurlijk geen eindpunt. Het is een dringende uitnodiging aan alle regeringen om hun verantwoordelijkheid op te nemen en een nationaal beleidsplan te ontwikkelen voor de preventie, de behandeling en de zorg op het vlak van diabetes. De Vlaamse Diabetes Vereniging VZW (VDV) steunde, als lid van de International Diabetes Federation (IDF), mee de campagne voor de VN-resolutie over diabetes. Cruciaal in het verdere verloop is de formele ratificatie door België van deze VN-resolutie.

Diabetes moet ook in België als een prioriteit beschouwd worden. Vooral de dringende nood aan reflectie over de chronische behandeling van diabetespatiënten (2) met toenemende gezondheidszorgbehoeften en -uitgaven verdient daarbij grote aandacht. Een grote uitdaging is de multifactoriële aanpak die vereist is om complicaties van diabetes te voorkomen : glycemieregeling, cardiovasculaire preventie en in het bijzonder aandacht voor levensstijlinterventies die de lichaamsbeweging doen toenemen en gewichtscontrole beogen.

Het is niet zo dat er in België nog niets werd verricht voor de diabetespatiënten. Zowel op federaal niveau als op het niveau van de gemeenschappen werden verschillende initiatieven ondernomen.

Zo mag België terecht fier zijn op zijn systeem van « diabetesconventies », oorspronkelijk gericht op diabetespatiënten (type 1) (3) die voor hun levenslange opvolging en behandeling van complicaties terecht kunnen in gespecialiseerde ziekenhuiscentra. Dit systeem van diabetesconventies bestaat in België sinds 1987. Het gaat om een overeenkomst tussen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en verschillende centra voor diabetologie. Die centra kunnen dan onder bepaalde voorwaarden materiaal voor glycemiezelfcontrole aan mensen met diabetes verschaffen. Enkel ziekenhuizen die beschikken over een diabetesteam, minstens bestaande uit een specialist in inwendige geneeskunde, een diabetesverpleegkundige en een diëtist kunnen dergelijke conventie met het RIZIV afsluiten. Specialisten die niet verbonden zijn aan een ziekenhuis kunnen in principe geen conventie aangaan, maar meestal lossen ze dit op door samen te werken met een erkende ziekenhuisdienst. Het diabetesteam van zo'n centrum moet aan de diabetespatiënten die opgenomen worden in deze conventie educatie verschaffen, niet alleen over de technische aspecten van de zelfcontrole, maar ook over andere aspecten van de behandeling van diabetes en het voorkomen van verwikkelingen. Zij moeten aan deze patiënten ook materiaal voor zelfcontrole verstrekken (glucosemeter, meetstrips, een vingerpriktoestel en lancetten). Momenteel wordt ongeveer slechts 1/4 van de diabetespatiënten in een dergelijk systeem opgevangen.

Niet alleen type 1-diabetici, maar ook een deel van de type 2-patiënten wordt intensief met insuline behandeld en kan in de diabetesconventie terecht. Diabetes is namelijk een progressieve aandoening : de pancreas raakt geleidelijk uitgeput en uiteindelijk heeft iedereen vroeg of laat insulinebehandeling nodig. Het klassieke conventiesysteem met ziekenhuizen zal de enorme toestroom niet aankunnen. Beleidsmatig vormt dit een ware uitdaging voor ons gezondheidszorgsysteem. We moeten de efficiëntste organisatievorm voor deze chronische ziekte ontwikkelen, die regelmatig een samenwerking vergt tussen verschillende disciplines. Ook het Federaal Kenniscentrum benadrukt dat toekomstige hervormingen rekening zouden moeten houden met gedeelde zorg in de eerste lijn en de centrale rol van de huisarts bij type 2-diabetes. Binnen de huidige diabetesconventie is er een duidelijke stimulans om type 2-diabetici met insulinetherapie door te sturen naar een behandeling van de specialist in ziekenhuizen, om bijvoorbeeld de terugbetaling te krijgen voor glucoseteststrips. Met de geschatte toename van het aantal diabetici tot epidemische proporties zullen deze diensten overspoeld worden en teveel gebruikt worden, terwijl hun grootste aandacht zou moeten blijven uitgaan naar type 1-diabetici, naar tweedelijnszorg en behandeling van complicaties van diabetes en naar type 2-diabetici die een complex insulineschema nodig hebben. Type 2-diabetici zonder ernstige complicaties en die geen complex insulineschema nodig hebben, zouden toegang moeten hebben tot de nodige ondersteuning (educatie, materiaal) binnen de eerstelijnszorg, op voorwaarde dat dit soort gedeelde zorg aan bepaalde organisatie- en kwaliteitscriteria beantwoordt (4) .

In België zijn er geen volledige en accurate cijfers over diabetes beschikbaar. Sinds het oprichten van het Belgisch Diabetes Register werden gegevens verzameld over het voorkomen en het klinisch biologisch beeld van type 1-diabetes; dankzij een brede nationale samenwerking gebeurt er een representatieve registratie van de gevallen van diabetes die ontstaan onder de leeftijd van 40 jaar; de financiering van dit initiatief is evenwel zeer broos vermits het afhankelijk is van vaak variërende politieke beslissingen in de Vlaamse en Franse Gemeenschap. Voor de gevallen die ontstaan boven de leeftijd van 40 jaar wordt er geen systematisch registratie doorgevoerd van het aantal diabetespatiënten. In de recentelijk uitgebrachte atlas (derde editie) van de IDF (5) werden cijfers bekendgemaakt over de nieuwe schattingen, die ook betrekking hebben op België. Volgens de cijfers in deze atlas bedraagt de prevalentie (het aantal personen met een bepaalde aandoening op een bepaald tijdstip in een populatie) van diabetes anno 2007 onder de volwassen Belgische bevolking 7,9 % (598 800 mensen). De projecties voor 2025 geven 9,7 % (756 600) aan. Deze cijfers omvatten zowel gekende als niet-gekende diabetes (men gaat uit van zo'n 50 % niet-gediagnosticeerd). Bovendien wordt de prevalentie van gestoorde glucosetolerantie (GGT) geschat op 6,4 % (488 500) en er wordt verwacht dat dit zal stijgen tot 7,3 % (567 600) in 2025.

De prevalentie in Europa wordt volgens deze cijfers geschat op 8,4 % (53,2 miljoen) in 2007, voor 2025 wordt geschat dat dit cijfer zal oplopen tot 9,8 % of 64,1 miljoen mensen.

Over de prevalentie van diabetes (alle types, 20 tot 79 jaar) in de wereld werd in 2003 de schatting gemaakt dat het zou gaan om 194 miljoen diabetici (5,1 %) wereldwijd en er werd voorspeld dat we tegen 2025 333 miljoen zouden halen (6,3 %). Nu reeds blijkt dat die voorspelling onderschat is. De nieuwe schattingen spreken van 246 miljoen diabetici (6 %) in 2007 en niet minder dan 380 miljoen mensen of 7,3 % worden verwacht tegen 2025.

Deze cijfers zullen natuurlijk hun effect hebben op de gezondheidsuitgaven voor diabetes. In 2007 stijgt de kostenschatting van diabetesspecifieke kosten (alle kosten die niet aan diabetes verbonden zijn, worden eruit genomen) naar nieuwe hoogten (6) . De ratio's R=2 en R=3 zijn de verhoudingen van uitgaven voor personen met diabetes ten overstaan van een naar leeftijd/ geslacht gematchte persoon zonder diabetes. Deze ratio is niet echt gekend voor de meeste momenteel, maar R=2 en R=3 kan men beschouwen als realistische onder- en bovengrenzen voor de kostenschatting. In US-dollar geeft België in 2007 tussen 1 407 445 (R=2) en 2 694 142 (R=3) uit aan diabetes. Per persoon levert dit een minimumuitgave van 2 350 US- dollar op.

Voor 2025 lopen deze schattingen verder op. Er zal dan in België tussen de 1 724 365 (R=2) en 3 316 871 (R=3) US-dollar worden uitgegeven aan de kosten voor diabetes.

Daarnaast geeft deze IDF-atlas ook de cijfers weer voor de kosteneffectiviteit van de preventie. Dit gaat over de preventie van diabetescomplicaties in de ruime zin. De grootste kost behelst namelijk het behandelen van de diabetescomplicaties.

Een globale, preventieve strategie, met publieksvoorlichting, gezonde voeding en preventieve geneesmiddelen, is kosteneffectief.

Vermits in België een goed systeem bestaat (diabetesconventie en Belgisch Diabetes Register-BDR) om mensen op te volgen met type 1-diabetes, moet dit systeem behouden blijven. Het BDR creëert ook de mogelijkheid om preventie studies te ondernemen, het geen natuurlijk de beste vorm van behandeling is. Deze registratie maakt het immers ook mogelijk om eerste rang familieleden met hoog risico voor type 1-diabetes op te sporen en te rekruteren voor preventieve interventies. België kan op dit vlak een internationale voorlopersrol spelen wanneer het beleid deze strategie ondersteunt. Daarnaast moet bijzondere aandacht worden besteed aan het toenemend aantal type 2-diabetici, iets wat zwaar zal wegen op de uitgaven in de gezondheidszorg. Voor deze groep diabetici moet de huisarts een centrale rol spelen, hij is de coördinerende behandelende arts. Dit is vereist, omdat de aanpak bij deze patiënten, zoals hoger reeds vermeld, vaak multidisciplinair zal zijn. Een sturende, coördinerende rol van de huisarts is dus essentieel. De diabetespas kan hierbij een belangrijke rol spelen.

De diabetespas werd in maart 2003 geïntroduceerd. Een diabetespatiënt kan deze pas gratis verkrijgen bij het ziekenfonds, op voorschrift van de huisarts of specialist. Het is een soort notitieboekje dat beheerd wordt door de (huis)arts. Elke zorgverlener kan er de nodige aantekeningen in maken. Zo heeft elke zorgverlener meteen zicht op medicatiegebruik, onderzoeksresultaten, streefdoelen, enzovoort. De bezitter van de diabetespas kan bovendien genieten van belangrijke tussenkomsten voor tal van verstrekkingen (dieetconsultatie en podologie). Het is een zeer goed communicatiemiddel tussen zorgverleners.

Over het nut van de diabetespas bestaat consensus, maar de praktische toepassing blijft een probleem. De vergoeding heeft op zich laten wachten. Op de 15 euro opstartvergoeding heeft men ongeveer 3 jaar moeten wachten en ook het tweede deel van de vergoeding (45 euro) blijft ten achter. Hier moet werk van gemaakt worden. De digitalisering van de diabetespas moet ook worden nagestreefd.

Belangrijk is dat de diabetespas geen doel op zich mag zijn, maar een middel voor communicatie binnen het zorgteam en als middel voor de empowerment van de patiënt.

Binnen de eerste lijn moet een mooie afbakening en definiëring komen van de taak van elk van de zorgverleners. Uniforme richtlijnen kunnen hierbij een hulpmiddel zijn. Ook het Kenniscentrum formuleert dit in zijn aanbevelingen (7) . Het KCE pleit voor de ontwikkeling van gedeelde zorgprotocols binnen het multidisciplinaire team die onder meer de definitie van de professionele rollen, de communicatiestrategie en de inhoud van de klinische zorg, gebaseerd op de recentste evidentie, bevatten.

Zo spelen bijvoorbeeld de diabeteseducatoren een belangrijke rol bij de behandeling van diabetes. De educatoren zijn momenteel uitsluitend in de tweede lijn actief, voornamelijk in het kader van de diabetesconventie waar zij het werk van de specialisten verlichten. Zij hebben een zeer gespecialiseerde opleiding in de behandeling van diabetes en hun kennis is vaak veel praktischer dan die van de artsen.

Hun optreden in de tweede lijn komt echter vaak te laat. De huisarts kan op hen dus geen beroep doen. Hierin zou ook verandering moeten komen, de educatoren kunnen ook in de eerste lijn een zeer nuttige rol vervullen. De opleiding tot educator — die momenteel op drie plaatsen (KHBO in Brugge, Erasmushogeschool in Brussel en de Arteveldehogeschool in Gent) — kan worden gevolgd, zou erkend moeten worden. Diabetologie is bij koninklijk besluit van 27 september 2006 wel erkend als een bijzondere beroepsbekwaamheid van de verpleegkundige, maar de erkenning van de opleiding van educatoren zou ook een meerwaarde kunnen bieden. Die verpleegkundigen hebben immers niet steeds de tijd om te zorgen voor de educatie en de motivatie van de patiënt.

Een belangrijk element in de aanpak van diabetes is een efficiënte organisatie van de eerste-lijnszorg. Het systeem moet daarbij geënt zijn op de bevordering van de kwaliteit van de chronische zorg. Een belangrijke hinderpaal voor efficiënte communicatie binnen de diabeteszorg vormt de gebrekkige informatisering. Ook de implementatie van kwaliteitsmonitoring is een element dat voor verbetering vatbaar is. Momenteel is er in België geen georganiseerde kwaliteitscontrole voor de behandeling van diabetes, tenzij voor mensen binnen de diabetesconventie. Voor deze laatsten is er een uitgewerkt systeem (IKED-Initiatief voor kwaliteitsbevordering en epidemiologie bij diabetes) waar, in samenwerking met het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, jaarlijks verschillende indicatoren worden verzameld. Voor alle initiatieven binnen diabetes zou dergelijke kwaliteitscontrole ingevoerd moeten worden. Met die gegevens moet natuurlijk ook iets gedaan worden, er hangt dus ook een benchmarking- en kwaliteitsbevorderend aspect aan vast (8) .

In de aanpak van diabetes speelt de patiënt zelf natuurlijk ook een heel grote rol. Diabetes aanpakken vereist een verandering van levensstijl. De patiënt zal de discipline moeten opbrengen om trouw te zijn aan zijn therapie, de raadplegingen op te volgen, zijn levensstijl aan te passen waarbij hij voldoende zal moeten bewegen en op zijn voeding zal moeten letten. Zelfcontrole is één van de pijlers van de moderne diabetesbehandeling. De meeste diabetici die insuline spuiten, meten regelmatig hun bloedsuikergehalte. Zelfcontrole laat toe om snel en juist te reageren wanneer men zich niet goed voelt. De metingen leveren inzicht in de effecten van lichaamsbeweging, voeding, stress en andere wisselvalligheden van het dagelijkse leven. Aan de hand van de cijfers kan men de insulinedosissen aanpassen. Door zelfcontrole kan men een betere bloedsuikerregeling verkrijgen.

Het is zeer belangrijk dat zelfzorgmaterialen financieel toegankelijk blijven en dat de patiënt ondersteund wordt in deze zelfzorg. Ook hier hebben de diabeteseducatoren weer een belangrijke rol te vervullen. Zij zorgen voor de discipline en motivatie bij de patiënt, zij ontwikkelen het nodige « empowerment » van de patiënt en zijn naaste omgeving (intensieve opvolging, herinneringen, patiënteneducatie, groepseducatie, ...), wat een belangrijke voorwaarde is om de nodige resultaten te bereiken.

Diabetici worden in het dagelijkse leven geconfronteerd met vervelende gevolgen van hun ziekte. Deze discriminaties moeten absoluut weggewerkt worden. Elke vorm van discriminatie waar mensen met diabetes a priori worden uitgesloten of achtergesteld, moet bestreden worden.

Vooral op het gebied van tewerkstelling en verzekering moeten de nodige maatregelen genomen worden. Het moet duidelijk zijn dat diabetes geen enkele belemmering hoeft te zijn voor iemand om uitstekend werk te leveren, maar de welwillendheid van een werkgever is en blijft een onzekere factor. Ook op het gebied van verzekeringen worden soms onrechtvaardige beslissingen genomen. Zo worden bij reisverzekeringen « pathologische toestanden gekend voor het vertrek » vaak uitgesloten, verwikkelingen door diabetes worden dus vaak niet vergoed, er is discussie mogelijk of een ongeval/ziekte al dan niet het gevolg is van diabetes, eventuele dekkingen zijn vaak erg beperkt, dus bijpremies en aanvullende verzekeringen zijn dikwijls vereist. Ook bij levensverzekeringen worden vaak bijpremies gevraagd die niet steeds objectief verantwoord zijn. Voor mensen met diabetes blijft het afsluiten van een hospitalisatieverzekering een moeilijke zaak. De verzekeraars staan er weigerachtig tegenover omdat ze over weinig cijfermateriaal beschikken omtrent de medische kosten door diabetes. Bovendien gaat het om een verzekering met een zeer lange looptijd, zodat de vrees bestaat dat mogelijke toekomstige kosten bij sommige aandoeningen sterk kunnen oplopen. Sommige maatschappijen accepteren diabetici toch, maar betalen ziekenhuiskosten ten gevolge van diabetes pas terug na een bepaalde wachttijd, of enkel gedurende de eerste jaren na de diagnose, of soms komt men enkel tussen als er sprake is van een verergering van de aandoening (9) .

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. vraagt de federale regering om :

1. de VN-resolutie formeel te ratificeren;

2. een sluitend systeem van registratie van het aantal diabetici te ontwikkelen; Om de diabetesproblematiek structureel en op een efficiënte manier aan te pakken, hebben we juiste cijfers nodig. De juiste cijfers en indicatoren van incidentie, prevalentie, implicaties, sterfte, kosten enzovoort zijn noodzakelijk om diabetes structureel en op een efficiënte manier te bestrijden. Het Belgisch Diabetes Register detecteert sinds meer dan 15 jaar de gevallen onder de leeftijd van 40 jaar en hun risicodragende eerste- rangsverwanten; die activiteit dient structureel ondersteund te worden omdat het een krachtig instrument is voor de diagnostiek, de preventie en de behandeling van type 1-diabetes. De ervaring van het BDR zal nuttig zijn voor het organiseren van een registratie van de gevallen met diagnose na de leeftijd van 40 jaar.

3. het systeem van de diabetespas, als « empowerment »-instrument voor de patiënt en communicatiemiddel tussen de zorgverleners, verder te ontwikkelen, alsook de digitalisering ervan, en het financieel te ondersteunen. Het is het communicatiemiddel bij uitstek tussen de verschillende zorgverleners van de multidisciplinaire zorg voor diabetes. Zie ook de aanbeveling van KCE.

4. verder werk te maken van een efficiënt georganiseerde eerstelijnszorg. Een belangrijke hinderpaal voor efficiënte communicatie binnen de diabeteszorg vormt de gebrekkige informatisering. Ook de implementatie van kwaliteitsmonitoring is een element dat voor verbetering vatbaar is. In België bestaat enkel een georganiseerde kwaliteitscontrole voor de behandeling van diabetes binnen de diabetesconventie. We hebben dus een gelijkaardig systeem nodig als IKED (Initiatief voor kwaliteitsbevorderingen epidemiologie bij diabetes), maar dan ook voor de patiënten buiten de conventie. Zo kan men dan onder andere via benchmarking betere methodes en oplossingen ontwikkelen en komt men tot kwaliteitsbevordering. Zie ook de aanbeveling van KCE.

5. de nodige aandacht voor de diabetesproblematiek te besteden in de geneeskundeopleiding, ook in de aanvullende huisartsenopleiding. Huisartsen zullen steeds vaker geconfronteerd worden met patiënten bij wie de insulinebehandeling moet opgestart worden. We moeten er via de opleiding voor zorgen dat ze daarop voorbereid zijn.

6. de multidisciplinaire aanpak van de diabetesproblematiek te stimuleren. Dit vergt een goed overlegmodel tussen de verschillende zorgverleners. Uniforme richtlijnen die de verschillende taken en verantwoordelijkheden omlijnen en definiëren kunnen hierbij helpen. Zie ook de aanbeveling van KCE.

7. de discriminaties waarmee mensen met diabetes in het dagelijks leven geconfronteerd worden, met de nodige aandacht op te volgen. Vooral in de verzekeringssector vergt dit de nodige aandacht. Er moet toegezien worden op de toegankelijkheid van de verzekeringen voor diabetespatiënten en op de mogelijkheid van transparante beroepsmogelijkheden bij een eventuele weigering.

8. de toegankelijkheid tot zelfzorgmaterialen te verzekeren. Zelfzorg is de eerste sleutel tot behandeling en moet dus ook ondersteund worden. Dit betekent dat die materialen via voldoende kanalen ter beschikking gesteld moeten worden en ook financieel toegankelijk moeten blijven.

B. Vraagt de federale regering samen te werken met de gemeenschapsregeringen om :

1. de opleiding tot diabeteseducator te erkennen. Deze educatoren vervullen een belangrijke rol bij de empowerment van de patiënt en zijn omgeving en hebben een praktijkgerichte kennis die gebruikt kan worden in eerste- en tweedelijnszorg.

2. werk te maken van het ontwikkelen van een duidelijk omschreven diabetespreventieplan in overleg met alle betrokken actoren, zoals dit in andere lidstaten van de Europese Unie het geval is (10) .

11 april 2007.

Wouter BEKE
Mia DE SCHAMPHELAERE.

(1) Diabetes is een chronische, niet-geneesbare aandoening. Hierbij produceert het lichaam onvoldoende insuline of is het lichaam ongevoelig voor het effect van insuline. Hierdoor kan suiker vanuit de voeding onvoldoende opgenomen worden in de verschillende cellen om daar als energiebron te dienen. Daardoor ontstaat een verhoging van het bloedsuikergehalte (hyperglycemie).Samen met hyperglycemie zijn er vaak stoornissen in de bloedvetten (cholesterol) en de bloeddruk.

(2) Bij diabetes type 1 zijn de meeste insulineproducerende cellen vernietigd. Het is de meest frequente vorm onder de leeftijd van 40 jaar en is verantwoordelijk voor een langere ziekteduur dan bij type 2. Het is ook een ernstigere vorm van diabetes, hetgeen verder bijdraagt tot zijn impact op het ontstaan van chronische complicaties. Bij diabetes type 2 is de insulineproductie initieel nog wel aanwezig, maar de werking van insuline ter hoogte van de cellen is onvoldoende. In hoofdzaak treft het volwassenen, ouder dan 40 jaar. De jongste jaren is er echter een spectaculaire stijging van het aantal type 2-diabeten, ook op jongere leeftijd. Voornaamste oorzaak zijn toenemend overgewicht en onvoldoende lichaamsbeweging. 90 % van de totale groep diabeten lijdt aan type 2-diabetes. De ontwikkeling van type 2-diabetes verloopt meestal langzaam. Daardoor kunnen gedurende verscheidene jaren reeds licht verhoogde bloedsuikerwaarden aanwezig zijn en schade aanrichten, zonder dat men zich van enig kwaad bewust is. Men schat dat ongeveer de helft van de type 2-diabeten niet weten dat ze de ziekte hebben.

(3) Bij type 1-diabetes wordt onvoldoende insuline aangemaakt door een stoornis ter hoogte van de insuline producerende cellen (betacellen) van de alvleesklier of pancreas. Deze vorm ontstaat meestal op jongere leeftijd (vóór 40 jaar). In totaal lijden ongeveer 10 % van alle diabeten aan deze vorm. Type 1-diabetes ontwikkelt zich meestal over een korte periode. Bloedsuikerwaarden gaan relatief snel oplopen en men ontwikkelt snel klachten.

(4) KCE reports vol. 27B.

(5) Diabetes Atlas, 3rd edition, International Diabetes Federation, 2006.

(6) Diabetes Atlas, 3rd edition, International Diabetes Federation, 2006.

(7) KCE reports vol. 27B.

(8) Chantal Mathieu, voorzitter VDV VZW.

(9) Vlaamse Diabetes Vereniging.

(10) Verklaring Europees Parlement over diabetes, met meerderheid aanvaard in 2006.