Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-86

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-6320 van mevrouw Derbaki Sbaï d.d. 29 november 2006 (Fr.) :
Drugsverslaving en drugsgebruik. — Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. — Gemeenschappelijke criteria en methodes voor de verzameling van gestandaardiseerde gegevens. — Cijfers voor België.

Het probleem van de drugsverslaving wordt steeds acuter, vooral het gebruik van cocaïne. In Europa en in België is er een aanzienlijke stijging van het aantal jongeren dat experimenteert met drugs. Er is dus duidelijk nog veel te doen in de strijd tegen drugs.

Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving speelt een belangrijke rol, enerzijds, in het verzamelen en verspreiden van informatie over drugs en het gebruik ervan en, anderzijds, in het aanmoedigen van de instellingen van de lidstaten om met elkaar te communiceren en ervaringen over de beste praktijken uit te wisselen.

Toch zouden we over gemeenschappelijke criteria en methodes voor het verzamelen van gestandaardiseerde gegevens moeten beschikken. Dat is namelijk de enige manier om de objectiviteit, de betrouwbaarheid en vooral de vergelijkbaarheid van de gegevens over drugs te garanderen. Nu worden we op Europees niveau geconfronteerd met het feit dat er in bepaalde lidstaten geen gegevens zijn of dat ze niet vergelijkbaar zijn, zodat we ons geen algemeen beeld kunnen vormen van het drugsprobleem in Europa.

Ik ben tevreden over de opmerkelijke rol die het Waarnemingscentrum kreeg toebedeeld om rekening te kunnen houden met de nieuwe fenomenen inzake het gebruik, ook het gecombineerd gebruik van toegelaten en verboden psycho-actieve stoffen, alsook met de beslissing om de werking van de instellingen van het Waarnemingscentrum aan te passen aan de uitbreiding.

Wat zijn de werkelijke cijfers ? Neemt het gebruik van hard drugs, inzonderheid van cocaïne, toe ? Hoe staat het met de relaties met het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving en met de werkmethodes van dat centrum ?

Ik wil ook nog de aandacht vestigen op het totaalbeeld van de drugsverslaving, waarmee ik bedoel dat we de Belgische, maar ook de Europese analyse in een ruimere context moeten plaatsen. Als dat nog niet het geval is, zouden we onze samenwerking moeten versterken met de landen die geen lidstaat zijn van de Europese Unie (EU), aangezien de meeste drugs die België of het Europees grondgebied binnenkomen, afkomstig zijn uit landen die niet tot de Unie behoren.

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

Het Nationaal Rapport over drugs 2006, geschreven door het Programma Drugs van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en zijn partners, geeft aan dat het gebruik van cocaïne stabiel is bij schoolgaande tieners. De evolutie in het uitgaansmilieu is minder scherp, maar het niveau van gebruik is hoger. Het gebruik is opmerkelijk hoog bij gevangenen, zelfs tijdens hun detentie. De vraag voor behandeling neemt duidelijk toe. Hierbij volgt een meer gedetailleerd overzicht van de huidige situatie.

Kijkt men naar de attitude ten aanzien van drugs, dan blijkt dat 82,0 % van de personen van 15 tot 24 jaar in België cocaïne zeer gevaarlijk vinden.

Wat betreft de ervaringen van Belgen met drugs heeft 12,9 % van de personen tussen 18 en 55 jaar cocaïne al in het echt gezien, 0,9 % heeft crack gezien.

Volgens het nationaal verslag betreffende drugs, neemt het gebruik van cocaïne in de algemene bevolking de volgende proporties aan : 8,2 % probeerde cocaïne uit gedurende hun leven. Meer mannen hebben reeds cocaïne gebruikt dan vrouwen : 11,7 % tegenover 4,9 %. Van alle bevraagden gebruikte 2,7 % cocaïne in de voorbije 12 maanden. De gemiddelde leeftijd van het eerste gebruik is ongeveer 21 jaar.

De « European School Survey Project on Alcohol and other Drugs » (ESPAD) (2003) bestudeert het gebruik van drugs in de populatie van schoolgaande jongeren van 15 en 16 jaar in België. De levensloopprevalentie van cocaïnegebruik is op deze leeftijd 3,0 % bij jongens en 2,1 % bij meisjes. Prevalentie van cocaïnegebruik tijdens de laatste maand is 0,7 % in deze leeftijdsgroep.

Een studie in een representatieve steekproef van studenten in de Franse Gemeenschap (in 2002) vond dat bij zowel 15-16-jarigen als bij 17-18-jarigen 3 % cocaïne gebruikt. Deze studie geeft aan dat het gebruik van cocaïne stabiel blijft rond 3 % tussen 1998 en 2002.

Een jaarlijkse studie in secundaire scholen in de Vlaamse Gemeenschap toont aan dat gedurende het schooljaar 2004-2005 1,5 % van de jongens en 0,5 % van de meisjes cocaïne gebruikte tijdens het voorbije jaar. Het gebruik is stabiel gedurende de laatste 5 schooljaren (2000-2005) : het gebruik tijdens het voorbije jaar fluctueert tussen 1,0 en 1,6 %.

In 2005 vond het VAD van de Vlaamse Gemeenschap bij een bevraging via internet dat de levensloopprevalentie van cocaïnegebruik bij studenten van hogescholen en een universiteit in de regio Antwerpen ongeveer 7 % was; het gebruik tijdens het laatste jaar was ongeveer 3 %.

Cocaïnegebruik is hoger in bepaalde groepen. In Belgische gevangenissen geeft 36 % van de bevraagde gevangenen aan dat ze cocaïne gebruikt hebben gedurende hun leven; 11 % gebruikte cocaïne gedurende zijn laatste detentie.

De evaluatie van preventieprojecten in recreatieve settings in de Franse Gemeenschap toont aan dat in 2004 4 % van de tieners en jongvolwassenen in het nachtleven aangaven cocaïne te hebben gebruikt gedurende het evenement; 1 % gebruikte crack. Van deze respondenten gebruikte 24 % cocaïne gedurende hun levensloop en 7 % gebruikte crack. Deze resultaten wijzen op een geringe afname in vergelijking met vorige jaren.

In het nachtleven in de Vlaamse Gemeenschap, namelijk in clubs en bij evenementen, lijkt het gebruik van cocaïne licht toe te nemen. Het gebruik gedurende het voorbije jaar neemt toe van 11,3 % in 2003 tot 12,3 % in 2005. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was ongeveer 22 jaar in beide jaren.

De vraag voor behandeling in verband met cocaïne neemt ook toe. Tussen 2000 en 2003 nam in ziekenhuizen het aantal consultaties van psychiatrische aard die direct of indirect verband hielden met het gebruik van cocaïne toe. Het aantal diagnosen primair gerelateerd aan het misbruik of afhankelijkheid van cocaïne nam toe van 253 tot 487. Secundaire en tertiaire diagnoses gerelateerd aan het misbruik of afhankelijkheid van cocaïne namen ook toe (van 598 tot 1 070).

Het netwerk van huisartsen « ALTO » in Wallonië leert dat 47 % van de gebruikers cocaïne vermelden als de primaire drug. Crack wordt door 6 % van de patiënten vermeld.

De MASS in de Franse Gemeenschap (Maisons d'Accueil Socio-Sanitaire pour usagers de drogues) verlenen sociale hulp en medische zorg. ledere MASS merkt een toename van het gebruik van cocaïne bij zijn patiënten. In 2004, gebruikte 47,8 % van de gebruikers van de MASS in Liège cocaïne; dit steeg tot 50,4 % in 2005. In Charleroi is de toename enorm : in 1997 was het gebruik van cocaïne tijdens de levensloop bij patiënten 58,4 %, dit nam toe tot 90,4 % in 2004. De Brusselse MASS observeert dezelfde trend.

In de Vlaamse MSOC's (Medisch Sociaal Opvangcentrum) is het aandeel van cocaïnegebruikers voor wie cocaïne de primaire drug is in de context van het zoeken van hulp gestegen van 5,9 % in 2000 tot 10,6 % in 2003.

De telefonische hulplijn van « Infor-Drug » ontvangt veel oproepen over cocaïne. Het aandeel van oproepen over cocaïne steeg van 10,0 % in 2001 tot 15,0 % in 2005. Bij de Vlaamse telefonische hulplijn is er eenzelfde duidelijke toename in het aandeel vragen over cocaïne van 10,0 % in 2000 naar 17,2 % in 2005.

Betreffende inbeslagnamen beoogt het nationale veiligheidsplan voor de periode 2004-2007 te vechten tegen de import van cocaïne. De in beslag genomen hoeveelheid was in 2004 (3 522 kg) veel hoger dan in 2003 (644 kg), maar dit cijfer kan beïnvloed zijn door eenmalige en uitzonderlijke vangsten.

Internationale uitwisseling en samenwerking tussen onderzoeksinstellingen is onmisbaar en wordt gerealiseerd onder impuls van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EWDD). Het Programma Drugs van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, als nationaal aansprekingspunt (Focal Point — Point Focal), neemt actief deel aan deze samenwerking op Europees niveau, onder meer via deelname aan meerdere jaarlijkse expertvergaderingen. Om deze opdracht voor België en Europa te volbrengen werkt het Programma Drugs ook samen met een netwerk van organisaties verspreid over België, zoals de vier sub-focal points, universiteiten en overheidsdiensten. Samen publiceren ze onder meer het jaarlijks Nationaal Rapport over drugs.