Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-86

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-5825 van mevrouw De Roeck van 6 september 2006 (N.) :
Pijnbestrijding. — Erkenning pijncentra. — Gebruik van de morfinepomp.

Pijnbestrijding is een steeds belangrijker wordend item in de geneeskunde. Het vindt plaats op 3 niveaus : eerstelijn (huisarts), tweedelijn (specialisten, zoals anesthesisten) en derdelijnszorg (multidisciplinaire pijncentra).

Bij chronische pijn, met andere woorden pijn die minstens 6 maand aanhoudt, wordt er gestreefd naar een holistische benadering van alle « sensitief geworden » pijncomponenten (neurologische, fysiologische en psychologische) en hun verbanden onderling per patiënt.

Daarom is het noodzakelijk dat verschillende disciplines gaan samenwerken zoals pijnartsen (anesthesisten), revalidatieartsen en kinesisten, psychiaters en psychologen.

Dit betekent dat in een pijncentrum de medische therapie gecombineerd kan worden met kinesitherapie en psychotherapie. Er wordt niet enkel gestreefd naar vermindering van de pijnklachten maar ook naar verbetering van de levenskwaliteit in het algemeen.

In de praktijk komt men hier niet altijd toe omdat het samenstellen van zo'n team heel wat materiële en mentale inspanningen vraagt, vooral van de behandelaars en de patiënt zelf. De diverse specialisten moeten namelijk, in samenspraak met de patiënt en huisarts, hun uiteenlopende competenties en hun kennis van het specifieke geval samenbrengen om een gezamenlijke therapie uit te werken.

De tussenkomst van de derdelijnsreferentiecentra voor pijnbestrijding kan nooit de regel zijn, maar is aangewezen voor patiënten die met tweedelijnszorg onvoldoende geholpen worden.

1. Welke multidisciplinaire pijncentra zijn momenteel als dusdanig erkend ? Zijn er nog aanvragen tot erkenning in behandeling ?

2. Op de Technische Geneeskundige Raad van 18 januari 2005 werd een nieuwe nomenclatuur voor een 25-tal verstrekkingen van chronische pijnbestrijding voorgesteld. Wat is de huidige stand van zaken betreffende het toekennen van die nomenclatuurnummers ? Wat is de budgettaire impact van deze maatregel ?

Een specifiek probleem bij de pijnbestrijding is het gebruik van de populaire morfinepomp. Deze handeling kost de patiënten tot 90 euro per hervulling. Ziekenhuizen omzeilen deze kosten door de handeling als epidurale verdoving te omschrijven of door ze in de dagkliniek te laten uitvoeren, wat omslachtig is voor de patiënt. In beide gevallen bekomt men dan wel een terugbetaling, hetzij door het ziekenfonds, hetzij door de hospitalisatieverzekering.

Op 16 november 2004 werd door de Technische Geneeskundige Raad een ontwerp nomenclatuurverstrekking goedgekeurd voor de vulling van de geïmplanteerde pomp voor intrathecale toediening van medicatie.

3. Hoe ver staat dit dossier inmiddels in de goedkeuringsprocedures binnen het RIZIV ? Zijn de nodige budgetten begroot ?

Antwoord : Momenteel heeft het Verzekeringscomité van het RIZIV met de volgende negen ziekenhuizen een overeenkomst afgesloten voor de financiering van hun multidisciplinair referentiecentrum voor chronische pijn : het CHU in Luik, het ZOL in Genk, het UZ Gent, het UZ Antwerpen, het H. Hartziekenhuis in Roeselare, het Erasmusziekenhuis in Brussel, het UZ Leuven, het UCL-ziekenhuis St.-Luc in Brussel en het ziekenhuis Mont-Godinne in Yvoir.

Aangezien een goede geografische spreiding van het zorgaanbod belangrijk is voor de toegankelijkheid ervan en overigens één van de criteria was voor de selectie van de centra, is het Verzekeringscomité van mening dat de bedoelde overeenkomst nog afgesloten kan worden met telkens één ziekenhuis uit de provincies Henegouwen en Luxemburg — provincies waar momenteel geen multidisciplinaire referentiecentra voor chronische pijn erkend zijn — op voorwaarde dat er zich uit die provincies een ziekenhuis kandidaat stelt dat beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden van de overeenkomst, wat tot nu toe niet het geval is.

Verder heeft de regering in de begroting 2006 extra middelen (600 000 euro) gereserveerd voor nieuwe initiatieven op het vlak van de behandeling van chronische pijn. Het concept voor deze nieuwe initiatieven wordt momenteel nog verder uitgewerkt. Enkele kandidaat-ziekenhuizen die niet door de beheersorganen van het RIZIV geselecteerd werden voor de bestaande overeenkomst, hebben een nieuwe aanvraag tot erkenning ingediend. Deze hernieuwde aanvragen worden voorlopig in beraad gehouden totdat er meer duidelijkheid is over de nieuwe initiatieven.

De Technische Geneeskundige Raad, opgericht bij het RIZIV, heeft een belangrijke algemene herziening van de nomenclatuur voor anesthesie uitgewerkt teneinde er de specifieke verstrekkingen die onder andere in het kader van de chronische pijn worden uitgevoerd, in op te nemen. Deze substantiële wijzigingen die niet waren opgenomen in het Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen voor 2004-2005 zijn goedgekeurd in de plenaire vergadering van 18 januari 2005.

Evenwel, gezien de belangrijke financiële investeringen die deze herziening met zich meebrengt en gezien het ontbreken van de nodige financiële middelen om ze te concretiseren, heeft de Technische Geneeskundige Raad ervoor gekozen om de uitvoering van de maatregelen tot 8 verstrekkingen te beperken. Deze beperking in de fasering van de uitvoering van het besluit in kwestie maakt het mogelijk binnen het beperkte budget van 600 000 euro op jaarbasis te blijven, dat in het Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen voor 2006-2007 (N0607/05) is uitgetrokken. Het ontwerp van koninklijk besluit bevond zich op 13 juni 2006 bij de Raad van State onder het nummer 40699/1. De budgettaire weerslag van het project zoals bepaald in het akkoord voor 2006-2007 bedraagt 500 000 euro voor 2006 en 600 000 euro (op jaarbasis) voor 2007. Voor de begroting 2007 wordt de inschrijving van belangrijke bijkomende financiële middelen in het vooruitzicht gesteld.

De Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen heeft het voorstel van de Technische Geneeskundige Raad van 16 november 2004, waarin voorzien wordt in een nomenclatuurverstrekking voor het hervullen van een geïmplanteerde pomp voor intrathecale toediening van geneesmiddelen, niet opgenomen in het akkoord 2006-2007. Er werd hiervoor dus niet de nodige budgettaire ruimte voorzien. De inschatting in 2004 van de technische geneeskundige raad was in de grootte-orde van 230 000 euro. Bij gebrek aan de nodige financiële middelen is het dossier nog niet door de andere overlegorganen van het RIZIV behandeld.

Bij de begrotingsbesprekingen werd op voorstel van de verzekeringsinstellingen beslist om deze verstrekking in het kader van de behandeling van chronische pijn te vergoeden, zodat vanaf volgend jaar het vullen van een geïmplanteerde pomp als dusdanig in de nomenclatuur zal worden opgenomen.