Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-84

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-5034 van mevrouw Anseeuw van 8 mei 2006 (N.) :
Donorwet. — Afstaan van organen aan familieleden.

Onlangs las ik in een krant het aandoenlijk relaas van een vader die een nier wilde afstaan aan zijn ongeneeslijk zieke zoon. De man mocht dit echter niet bij leven, daar hij een hartziekte had en de operatie levensgevaarlijk kon zijn voor de vader.

Vreemd genoeg mocht de vader dit ook niet bij zijn overlijden, omdat de wet dit verbiedt. De donorwet stelt dat een levende donor een orgaan enkel mag schenken aan iemand van zijn keuze als die persoon in levensgevaar is en als er geen organen van andere donoren voorhanden zijn. Kiezen naar wie je organen gaan na je overlijden is bij wet verboden.

Het is vooral deze laatste bepaling waarbij ik vragen heb. Vanzelfsprekend heb ik begrip voor het argument dat stelt dat de schenking van een orgaan belangeloos dient te geschieden. Als iedereen vrij kan kiezen aan wie het orgaan wordt geschonken opent dit inderdaad de deur voor misbruiken, doch ik zie niet in welke bezwaren men kan hebben tegen een donatie van een orgaan van de vader of de moeder bij overlijden aan een kind of kleinkind als deze laatste in levensgevaar verkeert of ongeneeslijk ziek is. Hier kan immers geen sprake zijn van orgaanhandel.

De betrokken vader en zoon hebben bij heel wat instanties advies gevraagd, doch deze gaven systematisch het niet afdoende antwoord : « De wet is de wet ». Welnu, misschien is het tijd om de wet te herzien.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd aan de geachte minister :

1. Kan de geachte minister aangeven of zijn diensten reeds eerder werden geconfronteerd met de vraag voor orgaandonatie na overlijden aan een familielid ?

2. Is hij het met mij eens dat de donorwet gezien hogeraangehaald geval te rigide is en kan hij zijn standpunt uitvoerig toelichten ?

3. Is hij voorstander van een wijziging in de donorwet, waarbij de donor uitzonderlijk wel zijn orgaan na overlijden kan schenken aan een familielid (al of niet beperkt tot een bepaalde graad of bijvoorbeeld enkel in rechte lijn) mits het familielid dat het orgaan zou ontvangen anders in levensgevaar zou zijn en mits er geen organen van een andere donor voorhanden zijn ? Zo neen, kan hij zijn standpunt uitvoerig toelichten en aangeven welke de ethische en andere bezwaren zouden zijn tegen deze wetswijziging ? Zo ja, kan hij aangeven of hij deze wijziging zou doorvoeren en zo ja, tegen wanneer deze kan worden verwacht ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

1. De administratie werd al eerder met een gelijkaardig geval geconfronteerd, en het volgende antwoord werd reeds gegeven :

2. De huidige wet op de orgaantransplantaties eist dat de schenking van organen anoniem en belangeloos is. in dat geval is de wegneming van organen bij een levende donor mogelijk voorzover de volgende voorwaarden nageleefd worden :

a) de donor moet zijn formele instemming gegeven hebben;

b) de gezondheidstoestand van de donor moet compatibel zijn met de heelkundige ingreep van de wegneming;

c) de beslissing van de donor om een orgaan te laten wegnemen moet gebeuren met voldoende doorzicht en met een altruïstisch oogmerk.

Deze wegneming van organen kan gebeuren ten voordele van een familielid, voor zover het leven van de receptor in gevaar is en voor zover er geen enkele andere oplossing voorhanden is.

De wet mag hier misschien rigide lijken maar zij garandeert wel dat het altruïstische oogmerk strikt wordt nageleefd. Die bepalingen tolereren geen enkele afwijking in de richting van een oogmerk waar de donor belang bij kan hebben, gelet op het feit dat men niet altijd zeker is van de eendracht binnen een familie.

In het geval waarnaar u verwijst is de kans groot dat het orgaan dat na het overlijden wordt weggenomen zo goed aan de compatibiliteitsvereisten voor een aanverwante receptor voldoet dat het door toepassing van de normale toewijzingsregels aan deze receptor zou toekomen.

3. Daarom is het niet wenselijk de huidige wet in bovengenoemde zin te wijzigen. Dat zou de deur kunnen openen voor weinig ethische praktijken zoals organenhandel.