Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-77

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-4688 van mevrouw De Roeck d.d. 21 maart 2006 (N.) :
Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT). — Patiënten met een persisterend storend gedrag.

Aan het begin van de jaren negentig kende de sector geestelijke gezondheidszorg een grondige herschikking die vertrok vanuit drie uitgangspunten. Één ervan was dat resocialisatie en reïntegratie slechts mogelijk waren indien er effectief alternatieve opvangstructuren werden voorzien. Dat leidde tot de oprichting van de initiatieven beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen (verder PVT).

Aanvankelijk reageerde de sector erg sceptisch, maar na 15 jaar ervaring en werking kan er gesteld worden dat de oprichting van de PVT's een goede zaak is. Mensen bij wie psychiatrische behandeling weinig of geen perspectieven meer biedt en die nauwelijks nog waardering ervaren omdat ze geen direct economisch nut meer betekenen, hebben recht op begeleiding en verzorging in een aangepaste omgeving zoals een PVT.

Een van de doelgroepen die we aantreffen in de PVT's zijn de personen met een persisterend storend gedrag (PSG).

Deze personen hebben reeds een intensieve behandeling in een A-dienst en vaak ook een langdurige behandeling in een T-dienst achter de rug, zonder het beoogde resultaat. Hun gedrag is dermate storend dat een continue intensieve begeleiding noodzakelijk is. Hoort deze doelgroep thuis in een psychiatrisch ziekenhuis of in een PVT ? Zijn het met andere woorden patiënten of eerder bewoners ? Momenteel treffen we ze op beide plaatsen aan.

Voor patiënten met PSG dient een meer aangepaste opvang gecreëerd te worden. Dit kan binnen de PVT, mits de opnamecriteria en de erkenningsnormen aangepast worden, waarbij vooral de behandelingsfaciliteiten en de personeelsomkadering kwantitatief en kwalitatief versterkt worden. Aangezien er reeds een aantal bewoners met PSG verblijven in PVT's, zou men hier alvast kunnen starten met een reconversie naar PVT's met een specifieke afdeling voor patiënten met PSG, waarbij de doelgroep duidelijk zou zijn afgebakend.

De onderstaande vragen werden reeds in februari 2005 geformuleerd, maar kregen nog geen antwoord. Daarom worden ze hier herhaald, temeer daar het probleem steeds nijpender wordt binnen de sector geestelijke gezondheidszorg.

1. Hoeveel personen met persisterend storend gedrag worden momenteel opgevangen door psychiatrische ziekenhuizen en hoeveel door PVT's ?

2. Welke maatregelen overweegt de geachte minister voor een betere zorg voor patiënten met PSG ?

3. Overweegt hij reconversies binnen de bestaande psychiatrische verzorgingstehuizen ?

4. Hoever staat het overleg met de sector omtrent hun verzuchtingen ter zake ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

1. Het is onmogelijk om u cijfers te bezorgen over het aantal personen met persisterend storend gedrag die momenteel worden opgevangen door psychiatrische ziekenhuizen en door PVT, daar de registratie van de Minimale Psychiatrische Gegevens gebaseerd is op de DSMIV en « persisterend storend gedrag » hierin niet is opgenomen als een aparte categorie.

2. Ik heb ondertussen in mijn beleidsnota de krijtlijnen uitgetekend waarbinnen ik mijn beleid wens te realiseren binnen de geestelijke gezondheidszorg, met het accent in de eerste plaats op de uitbouw van zorgcircuits en netwerken. Toch zijn er hiernaast andere belangrijke werkdomeinen die kaderen in uw vraagstelling, namelijk :

— er loopt momenteel een pilootproject betreffende de behandeling van de patiënten met gedrags- en/of agressieve stoornissen (SGA). Psychiatrische ziekenhuizen (PZ) hebben onder meer de opdracht om intensieve en gespecialiseerde behandeling te voorzien voor specifieke (sub)doelgroepen. Naast kortdurende behandelingsprogramma's moeten zij ook de behandelingen voor complexe en moeilijk behandelbare problematieken kunnen bieden. Om dit mogelijk te maken dient de personeelsomkadering van deze reguliere behandelafdelingen te worden versterkt. De pilootprojecten voor sterk gedragsgestoorde en agressieve (SGA) patiënten komen hieraan tegemoet en hebben de noodzaak aangetoond van gespecialiseerde behandelingsafdelingen. SGA-afdelingen bieden vaak een ondersteuning ten aanzien van afdelingen in andere psychiatrische ziekenhuizen bij het vastlopen van behandelingen. In de toekomst zal de erkenning worden gekoppeld aan regionale samenwerkingsafspraken met andere voorzieningen. Een wettelijk kader voor SGA-afdelingen wordt momenteel stapsgewijs uitgewerkt door mijn administratie.

— er moet tevens worden onderzocht in welke mate de vastgestelde lacunes in de financiering van initiatieven voor beschut wonen en PVT kunnen worden weggewerkt.

— chronische psychiatrische patiënten die niet meer kunnen herstellen of revalideren vinden een opvang in de psychiatrische verzorgingstehuizen. Ze hebben meestal een permanente begeleiding nodig voor hun dagelijkse activiteiten. Hier wordt de nadruk niet zozeer gelegd op behandeling maar op verzorging. Voor patiënten met aanhoudend storend gedrag dient onderzocht te worden of men een bijzondere personeelsomkadering moet voorzien. Men kan in dit verband leren uit de ervaringen met SGA-patiënten.

Zoals u natuurlijk weet is dit alles enkel mogelijk wanneer er voldoende budgettaire ruimte is.

3. Hiervoor wens ik te verwijzen naar het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, gepubliceerd op 7augustus 2003. Hierdoor worden permanente reconversiemogelijkheden gecreëerd voor regio's waar er tekorten zijn. Door de geplande hervormingen in de psychiatrie en tevens ook door de nieuwe behandelingsmethodes hoop ik dat het aantal chronische patiënten op termijn zal afnemen en dat in die regio's waar tekorten zijn men gebruik zal maken van deze permanente reconversiemogelijkheden. Tevens wijzigde een koninklijk besluit van 3 juli 2005 het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging. Dit besluit van 3 juli 2005 schrapt de vereiste dat het engagement tot reconversie aangegaan in toepassing van het besluit van 16 juni 1999 binnen een bepaalde termijn dient te zijn gerealiseerd.

4. Deze permanente reconversiemogelijkheden zijn er gekomen op vraag van de sector.