Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-77

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-4687 van mevrouw De Roeck d.d. 21 maart 2006 (N.) :
Geestelijke gezondheidszorg. — Patiëntenverenigingen.

Patiënten uit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) kunnen enorm veel nut en steun putten uit de ondersteuning door patiëntenvertegenwoordiging.

Psychiatrische patiënten die (eindelijk) uit de muren van de psychiatrische centra geraken komen vaak terecht in het systeem van beschut wonen of zelfs van volledig zelfstandig wonen maar met mogelijke ondersteuning (psychische, financiële begeleiding, enzovoort) vanuit het centrum. Een groot aantal onder hen verenigt zich in patiëntengroeperingen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen inzake de ondersteuning van deze verenigingen :

1. In welke mate worden patiëntenverenigingen in de GGZ actief betrokken in het beleid ? Houdt de geachte minister er rekening mee dat, mede dankzij de inzet van deze verenigingen, patiënten minder opgevangen moeten worden in een psychiatrisch centrum en er zo kostenbesparend gewerkt wordt ?

2. Hoeveel federale overheidssteun werd de voorbije jaren uitgekeerd en voor dit jaar begroot voor de diverse patiëntenverenigingen in de GGZ ?

3. Welke zijn de consequenties voor de overheidstussenkomsten wanneer één van deze organisaties haar activiteiten stopzet ? Wordt de betrokken som geschrapt of herverdeeld tussen de overige organisaties ? Dit is erg belangrijk omdat heel wat patiënten bij het verdwijnen van hun organisatie steun zullen zoeken bij andere verenigingen en zo de werkdruk daar doen toenemen.

4. Aan welke criteria moeten patiëntenorganisaties thans voldoen om in aanmerking te komen voor overheidstoelagen (aantal leden en activiteiten, organisatie, aard van dienstverlening enzovoort) ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

1. Daar ik een geïntegreerd beleid wens te realiseren binnen de geestelijke gezondheidszorg, met het accent in de eerste plaats op de uitbouw van zorgcircuits en netwerken via therapeutische projecten en transversaal overleg, stond ik er dan ook op dat de patiëntenorganisaties zouden vertegenwoordigd zijn in het begeleidingscomité waar zij de stem van de patiënten zouden kunnen laten horen. Daarnaast zullen met de patiëntenorganisaties een aantal andere overlegmomenten georganiseerd worden, waarbij in samenspraak kan onderzocht worden hoe deze meer intensief kunnen betrokken worden bij het beleid. Tevens maken de patiëntenorganisaties ook deel uit van het ledenbestand van elk overlegplatform « Geestelijke gezondheidszorg » sinds het koninklijk besluit van 8 juli 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten in voege is getreden.

2. Wat de federale overheidssteun waar u naar verwijst betreft wens ik toch op te merken dat dit geen structurele financiering is van de patiëntenverenigingen. Ik zal dan ook even de historiek schetsen van de huidige financiering. In de vorige legislatuur werd in 2001 een budget vrijgemaakt dat besteed kon worden aan kleinschalige projecten, ook zorgvernieuwingsprojecten genoemd. Één van de themata ging over initiatieven in de geestelijke gezondheidszorg betreffende de optimalisering van patiëntenparticipatie aan het beleid en de organisatie van de zorgverlening. Op 10 oktober 2002 werd het symposium « Zorgvernieuwing in de GGZ-sector » georganiseerd. Door middel van deze studiedag werd de GGZ-sector geïnformeerd over de stand van zaken van de tweede vrijwillige reconversie en de verschillende zorgvernieuwingsprojecten waarbij de GGZ-initiatieven en voorzieningen wiens kleinschalig project door de FOD Volksgezondheid werd gefinancierd, de kans kregen hun project voor te stellen en de tussentijdse resultaten te belichten.

Er werden enkele suggesties en meer concrete beleidsaanbevelingen, aangereikt door de deelnemers aan de projecten. Zowat alle participanten in de projecten rond patiëntenparticipatie waren het er onder andere over eens dat de patiëntenbeweging meer financiële steun verdient van de overheid en dat de patiënt/cliënt een grotere rol moet kunnen spelen in het beleid van instellingen en initiatieven in de GGZ. Dergelijke ambitie kan ondermeer waargemaakt worden door de ontwikkeling en uitbouw van cliënten- of patiëntenraden. De overheid dient daarvoor een wettelijk kader te voorzien dat de autonomie van de cliënten-/patiëntenraad en diens leden garandeert in de GGZ-sector. Er dient tevens voorzien te worden in een terugkoppeling van de activiteiten van de cliënten-/patiëntenraad naar het instellingsbeleid zodat de patiënt/cliënt daadwerkelijk en volwaardig kan participeren aan het beleid van de instellingen en initiatieven in de GGZ.

In uitvoering hiervan werd reeds een deel van de basiswerking van Uilenspiegel VZW en van de ASBL Pasifou te Brussel sedert 2001 gefinancierd en dit teneinde de patiëntenparticipatie aan het beleid te verhogen. Daar ook ik de belangrijkheid van patiëntenverenigingen onderschrijf heb ik beslist om een bijkomende patiëntenorganisatie namelijk de ASBL Psytoyens in Wallonië te ondersteunen om hierbij alle geledingen van het land te betrekken.

3. Binnen de WHO, regio Europa, is het betrekken van patiënten en hun familie bij de ontwikkeling van de geestelijke gezondheidszorg een belangrijk aandachtspunt. Ik heb de verklaring en het actieplan van Helsinki (januari 2005) betreffende de geestelijke gezondheid binnen Europa goedgekeurd. Dit actieplan omvat vijf prioriteiten, waaronder « het erkennen van de ervaring en de expertise van patiënten en hun entourage en het zich daarop baseren bij de planning en de ontwikkeling van de zorg ». Bovendien benadrukt ook het groene boek met betrekking tot de geestelijke gezondheid dat werd voorgesteld door de Europese Commissie, het belang van overleg met de patiënt. Gezien de belangrijkheid van het thema ga ik een budget voorzien ter versterking van de patiënten- en familieorganisaties binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dit budget zullen ze in de eerste plaats aanwenden om hun samenwerking te optimaliseren zodat patiënten en hun familie op een professionele manier aan het beleid kunnen participeren.

4. Op dit moment bestaan geen globale criteria waaraan patiëntenorganisaties dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor structurele financiering. Met betrekking tot patiëntenorganisaties worden momenteel enkel ad hoc-projecten, die een specifiek objectief beogen, gefinancierd (cf. Pilootproject Patiëntenorganisaties). Dit jaar zal mogelijks beslist worden om een bijkomend ad hoc-project dat betrekking heeft op de samenwerking tussen de verschillende organisaties te financieren.