Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-74

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-5203 van mevrouw De Roeck d.d. 22 mei 2006 (N.) :
Arbeidsongeschikten. — Levensstandaard. — Reïntegratie.

Mensen die met een langdurige arbeidsongeschiktheid of invaliditeit geconfronteerd worden moeten niet alleen hun extra gezondheidsuitgaven betalen, maar zien hun inkomen uit arbeid ook snel kelderen. De ziekte-uitkering die ze genieten, dekt de levensstandaard niet die ze voorheen hadden. Bovendien volgt deze uitkering ondanks de indexering de evolutie van de levensstandaard niet. Het loonplafond waarop de uitkeringen worden berekend, werd de voorbije 20 jaar nauwelijks herzien.

In maart 2004, en nadien in het Generatiepact, werd vastgelegd dat de sociale uitkeringen structureel welvaartsvast zouden gemaakt worden vanaf 2008.

Ook de reïntegratie van wie lijdt aan een arbeidsongeschiktheid, is problematisch. Wie nog in staat is om een aantal uren per week te werken, kan zijn betaalde arbeid hervatten binnen de voorwaarden van het stelsel van de « toegelaten arbeid » of zich laten omscholen op kosten van de ziekteverzekering. Beide stelsels zijn echter te weinig bekend en de begeleiding naar herscholing is te beperkt in looptijd.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Welke maatregelen heeft de regering reeds genomen of plant ze om de inkomensplafonds en -drempels evenals de sociale uitkeringen intussen reeds gedeeltelijk aan te passen aan de welvaart ? Worden er andere maatregelen in het vooruitzicht gesteld om de levensstandaard van arbeidsongeschikten zoveel mogelijk op peil te houden ?

2. Welke maatregelen zijn of worden genomen om de reïntegratiefaciliteiten beter bekend en financieel aantrekkelijker te maken en minder afhankelijk van de goodwill van de werkgever ?

Antwoord : 1. In de bijzondere Ministerraad van Oostende van 20 en 21 maart 2004 werden tal van beslissingen genomen om de vervangingsinkomens van de sociaal gerechtigden te verhogen. In de uitkeringsverzekering betreft het volgende maatregelen :

— Het ZIV-loonplafond werd voor de nieuwe gevallen in arbeidsongeschiktheid op 1 januari 2005 met 2 % verhoogd (koninklijk besluit van 4 maart 2005 tot wijziging, wat het maximumbedrag van het loon betreft in het kader van de uitkeringsverzekering, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994). Op 1 januari 2007 wordt een nieuwe verhoging van het plafond met 2 % gepland.

— De uitkeringen voor de oudere invaliden worden in drie etappes met 2 % geherwaardeerd. Voor de invaliden die respectievelijk vóór 1 september 1997 (eerste cohorte) en tussen 1 september 1997 en 31 augustus 1999 (tweede cohorte) arbeidsongeschikt zijn geworden, werden en zullen de uitkeringen op 1 september 2005 en 2006 worden geherwaardeerd met 2 % (koninklijk besluit van 3 juli 2005 tot wijziging, wat de herwaarderingscoëfficiënt van de invaliditeitsuitkeringen betreft, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994). Een verhoging met 2 % voor de invaliden die arbeidsongeschikt zijn geworden tussen september 1999 en augustus 2001 is ook voorzien op 1 september 2007 (derde cohorte).

— De minima voor de niet-regelmatige werknemers zullen in de periode 2004-2007 met 4 % zijn gestegen (koninklijk besluit van 6 juli 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994). Op 1 oktober 2004 werd een eerste verhoging met 1 % toegekend. Een volgende verhoging met 1 % is voorzien op 1 oktober 2006. Een laatste toename met 2 % is gepland op 1 oktober 2007.

— Er wordt voorzien in een verhoging op 1 januari 2007 van de minimumbedragen van de uitkeringen van de regelmatige werknemers (met last en alleenstaanden) tot het niveau van het minimumpensioen.

— Op 1 januari 2006 werden de uitkeringen voor zelfstandigen met stopzetting van hun bedrijf, geherwaardeerd tot op het niveau van de minimumbedragen die voorzien worden voor regelmatige werknemers (koninklijk besluit van 23 december 2005 tot wijziging, wat de hoogte van de invaliditeitsuitkeringen betreft, van het koninklijk besluit houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten).

Naast de bovenvermelde maatregelen wordt voor het jaar 2007 een extra enveloppe voorzien van 30 miljoen euro voor bijkomende initiatieven in de uitkeringsverzekering. In dit verband werd al beslist de forfaitaire tegemoetkoming in het kader van de hulp van derden vanaf 1 januari 2007 te verhogen tot 12 euro en dit zowel in de algemene regeling als in de regeling der zelfstandigen.

De wet betreffende het generatiepact voorziet in een structurele welvaartsaanpassing vanaf 2008 van alle inkomensvervangende uitkeringen. Hiertoe dient de regering, na advies van de sociale overlegorganen, om de twee jaar een beslissing te nemen over de verdeling van de toegekende beschikbare enveloppe voor een aanpassing van alle of sommige inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid voor werknemers en zelfstandigen aan de evolutie van de algemene welvaart. Voor de regeling der werknemers dient de enveloppe voor het jaar 2008 minimaal overeen te komen met de som van volgende geraamde parameters :

— een jaarlijkse welvaartsaanpassing met 0,5 % van alle inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid, met uitzondering van de forfaitaire uitkeringen,

— een jaarlijkse welvaartsaanpassing van 1 % van alle forfaitaire sociale uitkeringen,

— een jaarlijkse verhoging van 1,25 % van de loongrenzen voor de berekening van de inkomensvervangende uitkeringen,

— een jaarlijkse verhoging van 1,25 % van « het minimumrecht per loopbaanjaar ».

Voor de regeling van de zelfstandigen is de enveloppe in 2008 gelijk aan 1 % van de forfaitaire uitkeringen.

Over de vaststelling van de enveloppe en de verdeling ervan, wordt thans overleg gepleegd in de Nationale Arbeidsraad en in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Op grond van hun adviezen zal de regering voor het dienstjaar 2008 beslissingen nemen over de verdeling van de financiële middelen bestemd voor het structureel welvaartsmechanisme van de inkomensvervangende uitkeringen.

2. Wat betreft de hervatting van een activiteit met de toestemming van de adviserend geneesheer, overeenkomstig artikel 100, § 2, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zou ik eraan willen herinneren dat het bedrag van de inkomensschijven die worden toegepast in het kader van de cumulatiebepaling om, rekening houdende met het beroepsinkomen, het bedrag van de uitkering vast te stellen (artikel 230 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994) vanaf 1 januari 2005 is verhoogd. Deze maatregel heeft ipso facto gezorgd voor een betere uitkering voor elke gerechtigde die een toegestaan beroepsinkomen geniet.

In verband met de herscholing heeft de regering een reeks amendementen ingediend met betrekking tot het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen (nieuw hoofdstuk IIbis) met het oog op de invoeging van een aantal bepalingen betreffende de herscholing in de drie sectoren waarop de sociale zekerheid betrekking heeft (arbeidsongevallen, beroepsziekten en uitkeringsverzekering).

Het ontwerp, dat op deze wijze geamendeerd werd, is aangenomen op 8 juni 2006 door de Kamer. Derhalve kunnen een reeks maatregelen worden gerealiseerd in het raam van de uitkeringsverzekering :

— overdracht van de bevoegdheden inzake herscholing aan de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit;

— meer bevoegdheden voor de adviserend geneesheer van het ziekenfonds en uitgebreidere samenwerking met de verschillende betrokken partijen;

— termijn vanaf de datum waarop de herscholing is afgerond, die moet voorafgaan aan de herevaluatie van de arbeidsongeschiktheid;

— financiële voordelen en begeleiding van de gerechtigde na afloop van de herscholing;

— behoud van sommige sociale voordelen, ook al is het werk hervat.

Mijn diensten gaan reeds na welke uitvoeringsmaatregelen nodig zijn. Zodra de wet zal worden afgekondigd zal ik hen officieel opdragen om uitvoeringsmaatregelen uit te werken.

Voor de uitwerking van deze maatregelen zal moeten worden samengewerkt met alle betrokken instanties op het niveau van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten.