Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-74

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Financiën

Vraag nr. 3-5635 van mevrouw Nyssens d.d. 12 juli 2006 (Fr.) :
BTW. — Centra voor onderwijskeuze en gezinsvoorlichting. — Centra voor levens- en gezinsvragen. — Verschil.

Artikel 44, § 2, 2º, van het BTW-Wetboek verleent vrijstelling aan de diensten van de centra voor levens- en gezinsvragen, terwijl artikel 44, § 2, 5º, van hetzelfde wetboek de diensten betreffende onderwijskeuze en gezinsvoorlichting vrijstelt van de BTW-verplichting.

Waarom bestaan hiervoor verschillende bepalingen ? Gaat het om verschillende situaties ?

Antwoord : Artikel 44, § 2, 2º, van het BTW-Wetboek stelt van de belasting vrij de diensten en leveringen van goederen die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren en die worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door de bevoegde overheid als instellingen van sociale aard worden erkend.

Die bepaling somt, in een niet-exhaustieve lijst, een aantal instellingen van sociale aard op, waaronder inderdaad de centra voor levens- en gezinsvragen. Zij genieten derwijze de vrijstelling voor het geheel van de activiteiten die ze in het kader van hun sociale opdracht verrichten.

De vrijstelling bedoeld in artikel 44, § 2, 5º, van voormeld Wetboek, beoogt op haar beurt enkel dienstprestaties betreffende de onderwijskeuze en gezinsvoorlichting, alsook de nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen.

Dergelijke handelingen kunnen weliswaar worden verricht door de centra waarvan sprake hiervoor, maar eveneens door andere belastingplichtigen (psychologen, psychotherapeuten en andere niet erkende instellingen van sociale aard). Vandaar het belang om deze specifieke vrijstelling te behouden.