Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-72

ZITTING 2005-2006

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen

Vraag nr. 3-5558 van mevrouw Nyssens d.d. 27 juni 2006 (Fr.) :
OCMW's. — Bevoegdheid inzake maatschappelijke dienstverlening aan niet-begeleide minderjarigen.

Artikel 1 van de organieke wet bepaalt dat elke persoon die niet in de mogelijkheid verkeert een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid, recht heeft op maatschappelijke dienstverlening. Dat beginsel houdt de erkenning in van dat recht voor elke persoon die in België verblijft, ongeacht zijn nationaliteit, zijn administratief statuut en zijn leeftijd. Aangezien de niet-begeleide minderjarige vreemdeling een persoon is, heeft hij recht op maatschappelijke dienstverlening. Dat werd trouwens door verschillende arbeidsrechtbanken bevestigd. Volgens die rechtspraak komt dat recht eveneens ten persoonlijke titel aan de minderjarige toe. Dat recht wordt in beginsel in naam van de minderjarige uitgeoefend door zijn wettelijke vertegenwoordigers, maar de minderjarige moet zelf zijn recht op maatschappelijke dienstverlening kunnen uitoefenen wanneer zijn vertegenwoordigers dat niet voor hem doen. Dat geldt uiteraard ook voor de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.

Ik verneem dat de zaken in de praktijk niet zo duidelijk zijn. Vele voogden klagen over de moeilijkheden waarmee ze te maken hebben alsook over het feit dat de niet-begeleide minderjarige vreemdeling lang moet wachten alvorens de hulp te krijgen waarop hij recht heeft. Geregeld antwoorden OCMW's op de eerste vraag om dienstverlening van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling dat ze onbevoegd zijn en sturen ze hem door naar de jeugdbijstand. Die antwoordt dat de hulp van de dienst jeugdbijstand een subsidiair karakter heeft en dat het OCMW sociale steun moet uitbetalen. Dat doorschuiven van verantwoordelijkheid kan lang duren en het wordt nog erger wanneer de niet-begeleide minderjarige vreemdeling verplicht wordt zich tot de gerechtelijke instanties te wenden om zijn recht op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW erkend te zien. De voogden geraken ontmoedigd wanneer zij zoveel stappen moeten ondernemen. De minderjarige zelf blijft te lang in een precaire situatie.

Welke richtlijnen werden aan de OCMW's gegeven inzake het recht op maatschappelijke dienstverlening aan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen ? Hebben die minderjarigen daar automatisch recht op ? Zo neen, wanneer mogen de OCMW's dan maatschappelijke dienstverlening aan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen weigeren ?