Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-68

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-4740 van mevrouw Nyssens d.d. 24 maart 2006 (Fr.) :
Ontvoeringen door ouders. — Werkgroepen. — Samenstelling, opdracht en resultaten.

Het aantal klachten over het recht van huisvesting en het recht op persoonlijk contact blijft stijgen. Een deel ervan heeft betrekking op geschillen tussen ouders waarbij kinderen naar het buitenland worden gebracht. Het fenomeen treft vooral de grote steden. In Brussel alleen werden voor het jaar 2000 tweeduizend klachten genoteerd. Een verontrustend verschijnsel.

Zonder afbreuk te doen aan de internationale verdragen noch aan de wetsvoorstellen en -ontwerpen betreffende de gedwongen tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen die maatregelen inhouden met betrekking tot de persoon van kinderen en tot het verblijfs-co-ouderschap, zouden werkgroepen zich buigen over de problematiek van de ontvoeringen door ouders. Dat verneem ik althans.

Nieuw uitgedachte instrumenten moeten het beschikbare arsenaal aanvullen en nieuwe maatregelen moeten de patstelling doorbreken. Het parket van Brussel zou in samenwerking met de bevoegde ministers, de politiediensten, advocaten en slachtoffers van ontvoeringen in een werkgroep over oplossingen nadenken. Voor de betrokken ouders die wachten op een gelukkige ontknoping in hun dossier, blijven echter een aantal vragen onbeantwoord.

Ik wens aanvullende inlichtingen over die werkgroepen.

1. Wie heeft die werkgroepen opgericht, hoe zijn ze precies samengesteld en wat is hun opdracht ?

2. Hoe werden de ouders van wie de kinderen werden ontvoerd, bij die werkgroepen betrokken ? Zijn ze in alle werkgroepen vertegenwoordigd ? Waarom worden ze er niet nader bij betrokken ? Die vraag stond centraal in de manifestatie van gisteren.

3. Welke termijn kregen die werkgroepen opgelegd ?

4. Wat zijn de echte doelstellingen van die werkgroepen ? Stellen zij zich tot doel om nationale en internationale bemiddelingsprocedures uit te werken ?

5. In welke vorm zullen de resultaten van hun werk worden bekendgemaakt ? Zullen voor de betrokken actoren circulaires worden opgesteld ?

6. Welke weerslag zullen die activiteiten hebben op de voorstellen en ontwerpen over hetzelfde onderwerp, die momenteel door de Kamer worden behandeld ?

Antwoord : Het spreekt vanzelf dat de problematiek van de internationale kinderontvoeringen een verontrustend verschijnsel is dat steeds meer voorkomt. Ik verduidelijk evenwel dat het cijfer dat u aanhaalt geen betrekking heeft op de kinderontvoeringen met internationale gevolgen.

In de federale overheidsdienst Justitie heeft het Federaal Aanspreekpunt voor internationale kinderontvoeringen in 2005 138 dossiers geopend (tegenover 115 in 2004), voornamelijk op grond van het verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980.

Sinds begin 2006 is nog een dertigtal nieuwe dossiers geopend.

1. De ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken hebben op 14 maart 2003 een rondetafelconferentie voorgezeten inzake de internationale kinderontvoering en het grensoverschrijdend omgangsrecht. Op grond van de conclusies van deze rondetafel heeft de Ministerraad in april 2003 en in april 2004 zijn goedkeuring gehecht aan een aantal richtsnoeren die een doeltreffender aanpak van deze problematiek in Belgiė en in het buitenland beogen. Er is tevens beslist een Interministeriėle coördinatiecel in te stellen, alsmede een Reflectiegroep die aan de Interministeriėle cel voorstellen moet voorleggen.

De Reflectiegroep heeft in november en december 2004 twee vergaderingen gehouden en heeft vervolgens zijn activiteiten voortgezet via 4 werkgroepen :

a) een groep « Magistraten en politie », belast met thema's in verband met het optreden van justitie en politie zowel op het stuk van de voorkoming van ontvoeringen als op dat van de behandeling van aan de gang zijnde ontvoeringen en voltrokken ontvoeringen;

b) een « Psychosociale » groep belast met alle aspecten inzake de bijstand aan kinderen tijdens de procedure in verband met de ontvoering, alsmede na de terugkeer van het kind naar Belgiė;

c) een groep « Bemiddeling » die de aspecten moet bestuderen in verband met bemiddeling op nationaal en vooral op internationaal vlak.

Ambtenaren van de departementen Justitie en Buitenlandse Zaken, magistraten van het openbaar ministerie en van de zittende magistratuur en vertegenwoordigers van de politiediensten maken deel uit van deze drie werkgroepen. Andere deskundigen werden eveneens uitgenodigd of worden nog uitgenodigd afhankelijk van de aangesneden onderwerpen. Ik denk hierbij inzonderheid aan vertegenwoordigers van Child Focus of aan de Algemeen Afgevaardigde voor de rechten van het kind van de Franse Gemeenschap.

Er is ook een vierde groep, « groep ouders » genaamd, opgericht teneinde de verenigingen van ouders en individuele ouders de mogelijkheid te bieden op de hoogte te worden gehouden van de werkzaamheden in de andere werkgroepen en aldus opmerkingen te kunnen formuleren over de behandelde onderwerpen en de genomen beleidsopties. Deze groep is in 2005 drie keer samengekomen en hield op 29 maart 2006 zijn vierde vergadering. De ouders van de vereniging SOS Rapts parentaux waren hierop uitgenodigd, maar weigerden eraan deel te nemen.

2. Met betrekking tot de deelname van de ouders verwijs ik naar wat supra is vermeld met betrekking tot de specifieke groep die de ouders verenigt.

De verenigingen en de ouders die dat wensten, werden eveneens uitgenodigd deel te nemen aan de andere werkgroepen teneinde te getuigen over hun ervaringen en hun opmerkingen en voorstellen te formuleren.

Aldus werden in de loop van de drie vergaderingen georganiseerd in maart, april en met 2006 door de groep « Magistraten » en door de psychosociale groep een twintigtal ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de verenigingen.

3 en 4. De termijnen en de doelstellingen waarmee deze werkgroepen zijn belast variėren naar gelang van de onderwerpen.

De groep « Magistraten » heeft zijn werkzaamheden in 2005 gestart met verschillende vergaderingen gewijd aan de voorbereiding van een voorontwerp van wet inzake de tenuitvoerlegging van de nieuwe Europese verordening « Brussel IIbis ». Het betrof een prioritair onderwerp aangezien de verordening op 1 maart 2005 in de Europese Unie in werking is getreden.

De Ministerraad van 17 maart 2006. heeft dit voorontwerp van wet goedgekeurd, zodat het weldra na het advies van de Raad van State in het Parlement zal worden neergelegd.

De Reflectiegroep heeft tijdens de eerste vergaderingen een lijst opgesteld van 28 beleidsopties die moeten worden voorgelegd aan de verschillende werkgroepen. Deze lijst is voorgelegd aan de ouders die in hun werkgroep onderwerpen konden toevoegen en prioriteiten konden bepalen.

Gelet op de omvang van de te behandelen onderwerpen gaat het vanzelfsprekend om een werk van lange adem. Niet alle onderwerpen kunnen gelijktijdig worden aangesneden en sommige vereisen grondigere besprekingen dan andere.

5. De verspreiding van de resultaten van de werkzaamheden varieert ook naar gelang van de onderwerpen.

Sommige onderwerpen kunnen uitmonden in voorstellen van nieuwe wetgevende of regelgevende initiatieven, zoals bijvoorbeeld het ontwerp van wet inzake de toepassing van de Europese verordening die ik hierboven heb vermeid of nog inzake kinderbijslag.

In andere gevallen kan het om circulaires gaan. Er bestaat in dit verband een belangrijk ontwerp inzake preventie op politioneel en gerechtelijk vlak. Er kan ook worden gedacht aan de verspreiding van informatiebrochures. Mijn dienster : hebben mij onlangs een ontwerp in die zin voorgelegd.

6. De werkzaamheden in de werkgroepen hebben geen rechtstreekse invloed op de voorstellen en ontwerpen die hangend zijn in het Parlement.

Zoals ik reeds heb geantwoord op uw vierde vraag wordt in het Parlement weldra een nieuw ontwerp van wet neergelegd dat beoogt in het Gerechtelijk Wetboek de wijzigingen aan te brengen die nodig zijn voor de goede tenuitvoerlegging van de nieuwe Europese verordening Brussel llbis.

Ten slotte worden naast deze belangrijke werkzaamheden tal van initiatieven genomen om dit verschijnsel zo doeltreffend mogelijk te bestrijden. Zo zijn onderhandelingen aan de gang teneinde een protocolakkoord te voltooien tussen de FOD's Justitie en Buitenlandse Zaken en Child Focus.