Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-63

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-4186 van mevrouw Hermans d.d. 20 januari 2006 (N.) :
Psychiatrische patiėnten. — Dagactivering. — Bevoegdheidsverdeling.

In het verleden heb ik reeds een aantal vragen inzake dagactivering van psychiatrische patiėnten gesteld. Via dagactiviteitencentra worden (ex-)psychiatrische patiėnten uit hun isolement gehaald en behoed voor een heropname in de psychiatrie. Deze centra vormen dus een eerste schakel naar resocialisatie en reļntegratie. Door de stopzetting van het pilootproject « dagactivering » voor psychiatrische patiėnten zal de werking van vele dagactiviteitencentra sterk belemmerd worden. Voor 2005 werd nog een overgangsregeling getroffen, maar ondertussen kampen vele centra met een grote onzekerheid.

Uit mijn recente contact met de coördinator van het Turnhoutse dagactiveringscentrum « 't Twijgje » is gebleken dat deze inrichting voor haar financiering van de ene noodmaatregel naar de andere holt. De coördinator heeft een samenwerkingsverband gesloten met Beschut Wonen Kempen en het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Turnhout. Beide instellingen detacheren één personeelslid naar « 't Twijgje ». Amper twee opgeleiden moeten bijgevolg instaan voor de zorg van 65 psychiatrische patiėnten, wat ruim onvoldoende is.

Op jaarbasis heeft « 't Twijgje » ongeveer 100 000 euro aan werkingsmiddelen nodig. Momenteel ontvangt het een subsidie van de provincie van 2 500 euro, een dotatie van de stad Turnhout van 7 500 euro en financiėle steun van vrijwilligersorganisaties van 3 750 euro. Een ander deel van de financiėle steun komt van éénmalige sponsors. Pychiatrische patiėnten moeten ongeveer 8 euro per dag neertellen indien ze in het dagactiveringsproject willen stappen, iets wat voor ongeveer 40 % onhaalbaar blijkt te zijn.

Verschillende dagactiveringscentra hebben te kampen met een onderfinanciering en sommigen weten niet tot welke overheid ze zich moeten wenden omdat Vlaanderen de bal in het kamp van de federale overheid legt en vice versa. Uit de discussie omtrent de dagactivering van psychiatrische patiėnten bleek de bevoegdheid hieromtrent niet duidelijk afgebakend. Dit blijkt slechts deels een federale bevoegdheid te zijn. Nochtans is deze materie, via een koninklijk besluit in het kader van het beschut wonen, opgenomen in het federale takenpakket.

Heeft de geachte minister deze materie reeds aangekaart op het overlegcomité ?

Zo ja, wat is de stand van zaken ? Is er een oplossing inzake financiering uit de bus gekomen ? Welke middelen acht hij hieromtrent opportuun ? Is er nog sprake van een overlapping van de bevoegdheden of zijn de terreinen inzake geestelijke gezondheidszorg beter afgebakend ? Indien dit het geval is, kan hij toelichten welke overheid welke bevoegdheid krijgt toebedeeld hieromtrent ?

Zo neen, waarom is dit nog niet besproken geweest ? Zal de geachte minister dit thema nog aansnijden op het overlegcomité en binnen welke termijn ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

Vooreerst wens ik toch de opzet te verduidelijken van het door de Federale overheid gefinancierde pilootproject « activering ». Van overheidswege bestaat de intentie er namelijk steeds in om via een pilootproject, een bepaald zorgmodel te testen op zijn haalbaarheid alvorens eventueel over te gaan tot een wettelijke regeling van het geteste zorgmodel.

Dit pilootproject werd opgestart op 21 december 2001. De hoofddoelstelling van het pilootproject « activering » was het ondersteunen van de patiėnten bij het zoeken naar gepast werk of een opleiding binnen het regulier circuit om hun sociale reļntegratie te bevorderen. Er werd destijds geopteerd dat het pilootproject « activering » de twee belangrijkste componenten waaruit de functie activering bestaat diende uit te bouwen, meer bepaald ondersteuningsgerichte activiteiten of arbeidstrajectbegeleiding genoemd, en vormingsgerichte activiteiten of vormingstrajectbegeleiding genoemd.

Uit de evaluatie en het wetenschappelijk onderzoek is echter gebleken dat de deelnemers aan het pilootproject vooral de nadruk hebben gelegd op « vrije-tijdsbesteding » voor de patiėnten in plaats van de beide vooropgestelde componenten van de activeringsfunctie uit te bouwen. De verdere uitbouw van de werking van het dagactiviteitencentrum behoorde trouwens niet tot het opzet van het pilootproject.

Mijn administratie heeft de deelnemers er verschillende keren aan herinnerd dat hun deelname aan het pilootproject « activering » hen ertoe verplichtte de beide componenten van de activeringsfunctie te realiseren. Vandaar ook dat in de overeenkomst tot deelname aan dit project geen inclusie- en exclusiecriteria werden meegegeven wat betreft de patiėnten die voor dit project in aanmerking komen. Dit gaf de deelnemers immers de vrijheid zich te richten op die patiėntenpopulatie waarbij een reėle kans bestond concrete resultaten te boeken wat betreft beide componenten van de activeringsfunctie.

Op basis van de te grote verschillen bij de huidige deelnemers, de zeer beperkte resultaten (slechts 8 % van de patiėnten vond werk in het reguliere arbeidscircuit en van vorming is zo goed als geen sprake) en het feit dat de activeringsfunctie op dat moment geen beleidsprioriteit voor Volksgezondheid was, werd de overeenkomst van de deelnemers aan het pilootproject « activering » niet verlengd.

Daar de Gemeenschappen/Gewesten ook bereid waren om voor het thema activering oplossingen te zoeken op hun niveau en hieromtrent contacten zouden leggen met de ministers bevoegd voor Arbeid en Tewerkstelling, was de Federale overheid bereid om een éénmalige verlenging te voorzien van het pilootproject « activering » dus tot en met 20 december 2005.

De Federale overheid was echter bereid te onderzoeken of er in het Sociaal akkoord geen eventuele oplossing mogelijk is voor « activering ». Er werd wel op gewezen dat er dan geen sprake meer kan zijn van een pilootproject « activering » daar er in het Sociaal akkoord steeds de link naar tewerkstelling moet zijn. Het IBW zou dan meer middelen krijgen om dergelijke functie waar te nemen.

Toch geeft dit de indruk dat de oplossing steeds door de Federale overheid moet worden aangereikt. Het zou een beter signaal zijn dat alle Gemeenschappen/Gewesten een financiėle input deden. Op die manier geven ook alle overheden de belangrijkheid van dit thema aan. Binnen de Interkabinettenvergadering « Taskforce GGZ » geven de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen/Gewesten echter aan dat zij op problemen stuiten bij de zoektocht naar budgettaire middelen en dat zij voor « activering » niets kunnen voorzien in hun begroting.

Daaropvolgend werd in de vergadering van 12 december 2005 van de Interministeriėle Conferentie Volksgezondheid de consensus bereikt dat :

— het sociaal akkoord, wat er in de eerste plaats is om supplementaire tewerkstelling te realiseren, zal worden uitgevoerd en gelinkt aan de realisatie van de zorgfunctie activering (in de ruime zin van het woord) in de initiatieven voor beschut wonen (IBW);

— de beslissing van de niet-verlenging van het pilootproject « activering » definitief is;

— personen die niet zijn opgenomen in een IBW beroep kunnen doen op de activeringsfunctie gerealiseerd door een IBW;

— in een eerste fase, in het kader van de uitvoering van het sociaal akkoord, het financieringsbesluit zal worden aangepast, en later zullen dan, in een tweede fase, de erkenningsnormen van de IBW worden aangepast;

— de IBW in het financieringsbesluit niet verplicht zullen worden om de middelen die zij in het kader van de realisatie van de activeringsfunctie zullen ontvangen te « poolen ».

Momenteel geeft mijn administratie uitvoering aan deze beslissingen.