Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-61

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Volksgezondheid

Vraag nr. 3-3720 van de heer Germeaux d.d. 17 november 2005 (N.) :
Hartziekten. — Multidisciplinaire cardiale revalidatie. — Schrapping van indicaties in de lijst van revalideerbare aandoeningen.

In het kader van de zoektocht naar besparingen zouden zowel patiënten met hartfalen als patiënten die lijden aan hartkramp, de zogenaamde resistente angina pectoris, in de nabije toekomst niet meer in aanmerking komen voor multidisciplinaire cardiale revalidatie. Deze beide indicaties zouden worden geschrapt van de lijst van revalideerbare aandoeningen, omdat er een « abnormale » stijging van het aantal verstrekkingen zou zijn genoteerd.

Er zijn nochtans heel wat waardevolle argumenten, die kunnen pleiten voor de voortzetting van de cardiale revalidatie in haar huidige vorm :

— de grote toename van het aantal verstrekkingen is te verklaren door het feit dat er de laatste zeven jaar 13 nieuwe hartrevalidatiecentra zijn bijgekomen;

— de verstrekkingen voor hartfalen en hartkramp maken slechts 10 tot maximum 20 % uit van het geheel van prestaties inzake hartrevalidatie;

— deze vorm van revalidatie kan trouwens positieve resultaten voorleggen en werkt op termijn met zekerheid kostenbesparend, omdat de kans op recidieve opname van de patiënt aanzienlijk verkleint en diens overlevingskansen stijgen;

— de cardiale revalidatie kan bogen op meer dan twintig jaar ervaring;

— het is de enige soort revalidatie die patiënten bij de secundaire preventie op een multidisciplinaire wijze begeleidt;

— hart- en vaataandoeningen blijven doodsoorzaak nummer één. Investeren in preventie én revalidatie blijft noodzakelijk;

— de patiënten die als eerste uit de boot zouden vallen, zijn net diegenen die het meest baat hebben bij secundaire preventie, namelijk patiënten met hartfalen en patiënten met angorklachten, maar met een nog intacte hartspier.

Hoe staat de geachte minister op dit ogenblik tegenover een schrapping van de indicaties « Resistente angina pectoris » en « Cardiomyopathie met dysfunctie van de linker hartkamer » uit de nomenclatuur inzake cardiale revalidatie ?

Is hij reeds overgegaan tot een analyse ten gronde van de voormelde argumenten ?

Hebben deze argumenten hem kunnen overtuigen van de noodzaak van de revalidatieverstrekkingen voor de twee voormelde indicaties, enerzijds in het belang van de patiënt en anderzijds met het oog op een kostenbesparing op langere termijn ?

Is hij bereid om opnieuw met alle betrokken partijen overleg aan te knopen, met de bedoeling tot een constructieve oplossing te komen ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

In antwoord op uw vragen over de besparingen in de cardiale revalidatie kan ik u meedelen dat ik mij wat maatregelen op middellange en lange termijn betreft, niet enkel zal laten leiden door, overigens terechte, budgettaire bekommernissen en de noodzaak te besparen in de snel gegroeide uitgaven cardiale revalidatie. De eveneens terechte vraag naar effectieve en evidence-based zorgen voor deze cardiale patiënten moet daar maximaal mee verzoend worden.

Binnen het RIZIV heb ik daartoe een werkgroep geïnstalleerd waar onder meer medici van de centra voor cardiale revalidatie deel van uitmaken. Het is mijn bedoeling zo te komen tot een correcte terugbetaling van verstrekkingen in een kader dat overeenstemt met de noden van de patiënten en waarbij ook de toegankelijkheid van de zorgen maximaal gewaarborgd wordt.

Met mijn beslissing om vanaf 1 augustus 2005 de indicatie « resistente angor pectoris » uit de huidige nomenclatuur van cardiale revalidatie te schrappen (bij koninklijk besluit van 20 juli 2005) heb ik alvast een duidelijk signaal willen geven dat snel ingrijpen mij nodig leek.

Alternatieve voorstellen worden in samenwerking met adviesorganen van het RIZIV besproken. Het lijkt mij verder evident dat de voorstellen die op die manier zullen gedaan worden, en waar dus experten uit het werkveld direct zullen bij betrokken zijn, ook wetenschappelijk verantwoord zullen zijn en rekening zullen houden met alle aspecten van het probleem, onder meer ook met het feit dat roken één van de belangrijke en beïnvloedbare risicofactoren is voor het optreden van cardiovasculaire aandoeningen.

Ik neem mij ook voor na ontvangst van deze voorstellen te zien of, en zo ja welk, een specifiek initiatief nodig mocht zijn, naar secundaire preventie in het kader van de cardiale revalidatie en binnen mijn strijd tegen het actief en passief roken. In de mate van het budgettair mogelijke zal ik erop ingaan.