Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-54

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (Sociale Zaken)

Vraag nr. 3-3003 van mevrouw Nyssens d.d. 13 juli 2005 (Fr.) :
Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT). — Erkenning.

Op 13 juli 2005, heb ik u onder nr. 3-3003 (Bulletin van Vragen en Antwoorden, Senaat, nr. 3-47 van 16 augustus 2005, blz. 3895) de volgende vraag gesteld :

De verplichte verzekering voor gezondheidszorg en uitkeringen (RIZIV) komt tegemoet voor het dekken van alle prestaties ten gunste van personen die in psychiatrische verzorgingstehuizen zijn opgenomen (artikel 34, 11º, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor gezondheidszorg en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994).

Aan welke criteria moeten die tehuizen voldoen om de tegemoetkoming voor gezondheidszorg en bijstand in het dagelijks leven te verkrijgen ?

Zijn die criteria alleen geldig voor medische redenen, gezondheidszorg of hulp aan opgenomen personen ?

Moeten die psychiatrische verzorgingstehuizen om erkend te worden door de bevoegde overheid ook aan andere criteria voldoen, zoals de relevantie van de plaats van vestiging ?

Is de erkenning door de overheid ondergeschikt aan het verlenen van een milieuvergunning of een stedenbouwkundige vergunning ?

Heeft er overleg plaats tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus (federaal, gewest, gemeenschap en gemeente) naar aanleiding van het uitreiken van die vergunningen met het oog op een precieze definitie van wat een PVT is ?

Als zodanig overleg niet bestaat, moet daarin dan niet worden voorzien opdat de bevoegde overheid voor die erkenning de andere niveaus kan inlichten in verband met de voorzorgsmaatregelen voor de vestiging van dergelijke structuren en de burgerlijke aansprakelijkheid die daaruit voor alle bestuursniveaus kan voortvloeien, die te maken hebben met de vestigingsprocedure in een ongeschikte omgeving.

Is het uit voorzorg ook niet nodig dat de bevoegde overheid die erkenning onderwerpt aan criteria voor de vestiging die verband houden met het risico voor psychotropische patiënten en derden die dergelijke structuren inhouden ?

Tot op heden heb ik nog geen antwoord gekregen. Zodoende breng ik deze vraag opnieuw onder uw aandacht. Kan u mij zo snel mogelijk uw standpunt meedelen ?

Antwoord : In verband met de tegemoetkomingen die door het RIZIV op basis van artikel 34, tweede lid, 11º, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, toegekend worden aan de rechthebbenden die in een psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT) verblijven, kan ik het volgende meedelen.

De normen waaraan de psychiatrische verzorgingstehuizen dienen te voldoen om te genieten van de tegemoetkomingen voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijkse leven worden omschreven in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van de psychiatrische verzorgingstehuizen (Belgisch Staatsblad van 26 juli 1990), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1991, 9 november 1992, 18 januari 1993, 3 november 1993, 21 februari 1994, 20 september 1998, 15 januari 1999 en 13 december 2002.

De bepalingen van bovenvernoemd besluit bevatten enerzijds de algemene en architectonische normen en anderzijds de organisatorische normen die inderdaad alleen bepalingen bevatten in verband met de medische, paramedische en psychologische hulpverlening. De personeelsnorm (art. 39, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit) wordt per 30 zorgbehoevende patiënten uitgedrukt en bedraagt 12 personeelsleden, waarvan maximaal 6 verzorgingspersoneelsleden zijn, en minimum 6 een kwalificatie moeten hebben van opvoeder, maatschappelijk assistent, orthopedagoog, ergotherapeut, psycholoog, kinesitherapeut of verpleegkundige, bij voorkeur psychiatrisch verpleegkundige. Hieraan werd bij het koninklijk besluit van 18 januari 1993 een hoofdverpleegkundige toegevoegd.

Zoals hierboven reeds werd gesteld, moet een psychiatrisch verzorgingstehuis voldoen aan de architectonische, functionele en organisatorische normen die door het koninklijk besluit van 10 juli 1990 worden opgesomd om als dusdanig erkend te worden door de bevoegde overheid.

De federale overheid is niet bevoegd met betrekking tot de erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen. Om een antwoord te verkrijgen op de vraag of de erkenning een milieuvergunning of een stedenbouwkundige vergunning vereist, dient U zich te richten tot de betrokken gemeenschaps- en gewestministers.

Er bestaat geen overleg tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus inzake de bedoelde vergunningen. Elke regionale overheid beslist autonoom over deze vergunningen.

Het probleem dat door de volgende vraag wordt geschetst, stelt zich niet aangezien zowel de erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, als het afleveren van de nodige vergunningen tot de bevoegdheid hoort van de regionale overheden. Binnen de regionale overheid kan overleg tussen de bevoegde instanties misschien noodzakelijk zijn, maar hoe dan ook komt de federale overheid in deze materie niet tussen.

In het koninklijk besluit van 10 juli 1990 zijn er een aantal architectonische normen opgenomen die moeten zorgen voor een aangepaste inplanting van de psychiatrische verzorgingstehuizen. Zo stelt artikel 6 van het bedoelde koninklijk besluit in algemene bewoordingen dat de instelling dusdanig moet ingeplant zijn dat alle voorwaarden aanwezig zijn voor het psychisch en lichamelijk welzijn van de bewoners. Artikel 8 voegt daaraan toe dat het verzorgingstehuis binnen de lokale leefgemeenschap dient ingeplant te worden. Artikel 7, § 1 schrijft voor dat psychiatrische verzorgingstehuizen buiten de campus van een psychiatrisch ziekenhuis moeten gevestigd worden.