Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-51

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-3296 van mevrouw De Roeck d.d. 13 september 2005 (N.) :
Toegankelijkheid van de justitie voor de armen. — Ervaringsdeskundigen in de armoede. — Stageplaatsen en jobs in de justitiehuizen.

Het Belgische beleid kiest in haar beleidsverklaring resoluut voor het bestrijden en terugdringen van de armoede. Ondanks de vele inspanningen en verschillende nieuwe structuren die in het leven geroepen werden, zien we het armoedecijfer niet dalen. Intussen is 13 % van onze bevolking arm of loopt ze het risico om van vandaag op morgen onder de armoedegrens te verzeilen.

Tien jaar geleden hadden we het Algemeen Verslag Armoede. Voor de eerste keer zaten mensen uit armoede en beleid in de ruimste betekenis van het woord samen om de armoede op verschillen domeinen (gezondheid, cultuur, huisvesting, onderwijs, gezin, maatschappelijke dienstverlening, justitie, arbeid) via een doelgericht beleid te bestrijden. Dit jaar gebeurde er een evaluatie door de Koning Boudewijnstichting. De conclusie luidde dat er al goed werk was geleverd, zoals de oprichting van een opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en de Interparlementaire Werkgroep Vierde Wereld, maar dat er structureel nog te weinig werd gedaan voor armoedebestrijding.

Het domein justitie wordt in het hele verhaal over armoedebestrijding vaak vergeten. De toegang tot justitie wordt door verschillende factoren belemmerd. Dit heeft te maken met meerdere aspecten, zoals de ingewikkelde structuur, het afstandelijke imago, de (on)bereikbaarheid en de moeilijke taal. Nochtans komen mensen in armoede relatief vaak in contact met justitie. Geschillen rond huishuur, schuldaflossing en achterstallige alimentatiegelden komen vaker voor bij deze doelgroep. Net omdat zij de minste kennis hebben van het gerechtelijke apparaat, en minder toegang hebben tot hulpbronnen, is de kans het grootst bij armen dat zij hun rechten niet kunnen verdedigen. Zij laten het vaakst verstek gaan, omdat zij niet geloven in een billijke oplossing. De samenwerking tussen eerste- en tweedelijnsrechtshulp is quasi onbestaand. De procedures zijn vaak te ingewikkeld voor hen, zodat ze sneller afhaken. Zij kunnen geen beroep doen op een advocaat voor een langere periode, wegens te duur.

De Commissies juridische bijstand (CJB) moeten toezien op de verspreiding van informatie over het bestaan van de toegangsvoorwaarden voor rechtshulp en juridische bijstand. Deze commissies voorzien echter geen opleidingsplaatsen of documentatiecentra, zodat er van die verspreiding van informatie niet veel in huis komt. Aan extra instellingen heeft niemand wat.

Niemand komt graag in contact met justitie, maar voor de mensen in armoede moet dit noodzakelijke kwaad minder complex en hoogdrempelig gebeuren. Naar aanleiding van de wet op de collectieve schuldenregeling zijn er al goede maatregelen getroffen, en de bedoeling is dat we hierin nog veel verder gaan. Om de culturele kloof tussen justitie en deze doelgroep te overbruggen, zijn de ervaringsdeskundige in de armoede een goede oplossing. Voorlopig werken zij vooral in centra voor maatschappelijke dienstverlening, maar helaas nog niet in de justitiehuizen. Een betere samenwerking met verenigingen die juridische bijstand verlenen op maat van mensen in armoede, is ook een waardevolle piste.

Daarom volgende vragen :

1. Zullen er stageplaatsen of voltijdse betrekkingen komen in de justitiehuizen voor ervaringsdeskundigen ? Op welke termijn ziet u dit mogelijk ? Kan u hiervoor middelen ter beschikking stellen uit het budget van Justitie ? Ziet u samenwerking met de POD Maatschappelijke Integratie en de POD Sociale Economie mogelijk tijdens deze legislatuur ?

2. Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de stagebegeleiders in de justitiehuizen goed op de hoogte zijn van de armoedeproblematiek en het takenpakket van de ervaringsdeskundigen ? Het is zeer belangrijk dat de ervaringsdeskundige tijdens de stage van zeer dichtbij wordt gevolgd en veel uitleg en steun krijgt.

3. Bent u bereid om de voorstellen en evaluatie die uit deze stages vloeit op te nemen in uw beleid en in de werking van de justitiehuizen ?

4. Ziet u een mogelijkheid om de werking van de justitiehuizen uit te breiden naar een lokaler niveau, zoals de OCMW's of de vredegerechten ? Justitiehuizen bestaan er enkel per gerechtelijk arrondissement, zodat de bereikbaarheid beperkt blijft.

5. Kan u een overzicht geven van initiatieven en samenwerkingsverbanden die men op het niveau van het gerechtelijke apparaat (FOD justitie) aangaat om het gerecht toegankelijker en begrijpelijk te maken voor de burger, en specifiek voor mensen in armoede ?

6. Wat onderneemt het beleid al om de justitiehuizen laagdrempeliger te maken voor mensen in armoede ? Hoe worden deze initiatieven geëvalueerd ? Is er nog tijdens deze legislatuur een mogelijkheid tot uitbreiding van deze initiatieven ?

7. Bent u bereid om op de plaatsen, waar de nood het dringendst is, afgestudeerde ervaringsdeskundigen in de armoede in dienst te nemen ?

Antwoord : 1, 2, 3 en 7. De FOD Justitie gaat positief in op het voorstel dat op het seminarie in Brussel van 14 september 2005 geformuleerd werd binnen het project Tewerkstelling ervaringsdeskundigen binnen federale overheidsdiensten. Dit voorstel past als projectuitwerking in het objectief van de minister van Justitie en het managementplan : « het realiseren van een meer toegankelijke Justitie ».

Het directiecomité van de FOD Justitie heeft reeds gunstig geadviseerd over een project om een ervaringsdeskundige te werk te stellen in het justitiehuis te Brussel. Ik sluit mij hierbij aan en vraag de administratie om zo vlug mogelijk tezamen te zitten met de projectleiders van de FOD Maatschappelijke Integratie teneinde de concrete inhoud van dit project uit te werken voor de tewerkstelling van 1 of meerdere ervaringsdeskundige(n) in het justitiehuis te Brussel.

Binnen de opzet van dit project zaal er zeker en vast plaats gemaakt worden voor de ondersteuning van de ervaringsdeskundige door de stagebegeleider. Op basis van de resultaten van dit project in de komende 2 jaar zal er later onderzocht worden of dit project binnen de justitiehuizen kan uitgebreid worden en of er voltijdse betrekkingen komen in de diensten die werken met kansarmen. Op die manier zal de aanpak naar kansarmen toe die voortvloeit uit het project kunnen veralgemeend worden.

4 tot 6. De eerstelijnswerking van de justitiehuizen is een basisopdracht van de justitiehuizen die er uit bestaat dat justitieassistenten opvang en informatie bieden aan burgers met vragen of problemen die, naar hun mening, een oplossing kunnen vinden binnen justitie. De justitieassistenten verwijzen indien nodig naar de bevoegde dienst of persoon. In de meeste gevallen betreft het juridische eerste- of tweedelijnsbijstand of de gespecialiseerde hulpverlening. Deze dienstverlening is bestemd voor iedereen, burger of professioneel, die in aanraking komt met de gerechtelijke wereld en op zoek is naar informatie. Het eerstelijnswerk kenmerkt zich door de laagdrempelige sociaal-psychologische benadering van de justitieassistent, die wordt aangevuld door de juridisch-technische bijstand van de advocaat. De justitieassistenten verstrekken géén juridisch advies in de strikte betekenis van het woord. Zij situeren het probleem, geven concrete informatie en trachten de vraag juridisch te kaderen. Verschillende instanties bieden basisinformatie en juridische advies (de balie, commissies voor juridische bijstand, OCMW's, wetswinkels, centra algemeen welzijnswerk, ...) en zodoende is er op de meeste plaatsen toch toegang tot eerstelijnswerking in de brede zin van de betekenis. Binnen het kader van de BPR voor de justitiehuizen, de nodige tijd te voorzien voor de opleiding van de justieassistenten, minimale openingstijden in alle justitiehuizen). In deze kan er ook verwezen worden naar het syntheseverslag van de Justitiedialogen opgemaakt door de heren Erdman en de Leval waar ondermeer in vraag gesteld wordt of de justitiehuizen de belangrijke functie van uniek contactpunt kunnen uitoefenen en waar er gesteld wordt dat een gemeentehuis het dichtst bij de doorsneeburger staat en bijgevolg beter toegankelijk is dan een justitiehuis dat de ideale relais kan zijn.