Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-45

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 3-2923 van de heer Cornil d.d. 17 juni 2005 (Fr.) :
Gesloten centra. — Minderjarigen. — Beschermingsbeleid voor slecht of niet-begeleide minderjaren.

Op dit ogenblik zitten verschillende kinderen en jongeren, al dan niet begeleid, opgesloten in gesloten centra voor vreemdelingen. Kinderen en zeker niet-begeleide minderjarigen, horen niet thuis in een gesloten centrum. Deze kinderen zijn in geen enkel opzicht verantwoordelijk voor hun situatie.

Nochtans kunnen ze tot vijf maanden van hun vrijheid worden beroofd alleen omwille van hun administratieve toestand of die van hun ouders.

De gesloten centra zijn niet aangepast aan hun elementaire behoeften. Iedereen weet dat opsluiting ernstige gevolgen heeft voor de kinderen : gevolgen voor hun ontwikkeling of psychologische trauma's die een nadelige invloed hebben op hun ontplooiing.

Dergelijke opsluitingen gaan in tegen de verbintenissen aangegaan in het kader van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

Wordt het geen tijd dat er een einde komt aan deze discriminaties ? Waarom wordt opsluiting niet vervangen door minder traumatiserende en efficiëntere alternatieven die het mogelijk maken slecht of niet-begeleide minderjarigen te beschermen (zoals onthaalgezinnen) ?

Waarom geen beleid voeren dat kinderen uit de centra haalt en zorgt voor opvang in beter aangepaste structuren ?

Hoeveel minderjaren bevonden zich op 26 mei 2005 in een gesloten centrum ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid de volgende informatie mee te delen.

Indien minderjarigen in een gesloten centrum verblijven voorziet het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 (3) dat een aangepaste infrastructuur aan hen ter beschikking wordt gesteld zodat ze zich kunnen ontspannen. Dit koninklijk besluit voorziet specifieke bepalingen voor de families en de minderjarigen die in deze centra verblijven, zoals het feit dat voor de opvang van families een uitzondering kan worden gemaakt op het regime van het leven in groep.

De begeleide minderjarigen verblijven met hun ouders of hun wettelijke voogd in het gesloten centrum zodat de eenheid van het gezin, die wordt gedefinieerd in artikel 9, eerste lid, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (IVRK) van 20 november 1989, beschermd wordt en bewaard blijft. Voor de kinderen is het immers van wezenlijk belang dat ze hun familiale en socio-culturele bakens kunnen behouden en dat de kinderen niet van hun ouders worden gescheiden. Het plaatsen van kinderen bij onthaalgezinnen, zoals u voorstelt, zal tot gevolg hebben dat ze van hun ouders zullen worden gescheiden en dat de artikelen 8 en 9 van het IVRK niet worden gerespecteerd. Artikel 8 van het IVRK voorziet immers dat de Staten zich ertoe verbinden om de familiebetrekkingen van het kind te beschermen en artikel 9 bepaalt dat de Staten erover waken dat het kind niet wordt gescheiden van zijn ouders.

Met betrekking tot de niet-begeleîde minderjarige vreemdeling die wordt vastgehouden in een centrum aan de grens omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden die worden bepaald in artikel 2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en in toepassing van de Overeenkomsten van Schengen (4) , van Dublin (5) en van Chicago (6) , heeft de vasthouding met name tot doel om zijn identiteit en zijn leeftijd te bepalen, hem tegen netwerken van mensenhandelaars te beschermen en hem in staat te stellen om zich wettelijk bij zijn familie in zijn land van herkomst of een derde land te voegen.

In overeenstemming met het algemeen principe van het hoger belang van het kind, zoals gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, van het IVRK, wordt de toegang tot het grondgebied niet automatisch toegekend aan een persoon die verklaart dat hij een niet-begeleide minderjarige is en wordt die persoon in een gesloten centrum aan de grens geplaatst. Dit wordt om de hierna volgende redenen gedaan :

— Het verbreken van de band tussen de NBMV en zijn smokkelaar wordt mogelijk gemaakt. Deze scheiding zal het mogelijk maken om erover te waken dat de NBMV, niet het slachtoffer wordt van een netwerk van mensenhandelaars;

— De terugkeer kan worden voorbereid en/of de nodige maatregelen kunnen worden genomen om de gezinshereniging mogelijk te maken.

In deze twee gevallen is het betreden van het grondgebied niet steeds in overeenstemming met het belang van het kind.

De gezinshereniging wordt verzekerd in artikel 10 van het lVRK, dat met name het volgende bepaalt : « Aanvragen van een kind of van zijn ouders om een Staat die partij is voor gezinshereniging binnen te gaan of te verlaten worden door de Staten die partij zijn met welwillendheid, menselijkheid en spoed behandeld ». De vasthouding in een centrum aan de grens maakt het mogelijk om te vermijden dat de NBMV naar een andere Schengenstaat reist om zich daar op onwettelijke wijze bij zijn familie te voegen, zonder dat men de mogelijkheid heeft gehad om de afstammingsband te verifiëren (DNA-test, onderzoek van de door de familie overgemaakte documenten, ...). De vasthouding in een dergelijk centrum biedt de mogelijkheid om alle stappen te ondernemen voor het wettelijk uitvoeren van de gezinshereniging, het verifiëren van de afstammingsband en het geven van alle mogelijke kansen aan de minderjarige om legaal te kunnen verblijven in het land van bestemming, met inbegrip van België.

Met betrekking tot de opsluiting van de NBMV samen met volwassenen moet worden herinnerd aan het feit dat de minderjarigen die in het centrum 127 verblijven over een aangepaste infrastructuur beschikken (7) .

Het akkoord van de Ministerraad van 20 en 21 maart 2004 voorziet de oprichting van een beveiligd centrum voor de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die in België aankomen en aan wie de toegang tot het grondgebied wordt geweigerd. Het statuut van dit centrum wordt gelijkgesteld met dat van de plaats die wordt bedoeld in artikel 74-5, § 1 van de wet van 15 december 1980. Deze ambitieuze doelstelling behoort tot de bevoegdheid van mijn collega, de minister van Maatschappelijke Integratie.

Ik herinner u aan het feit dat artikel 2 van de resolutie van de Raad van 26 juni 1997 inzake niet-begeleide minderjarige onderdanen van derde landen (97/C221/03) het volgende bepaalt : « De lidstaten kunnen, overeenkomstig hun nationale wetgeving en praktijk, niet-begeleide minderjarigen de toegang aan de grens ontzeggen, met name indien zij niet in het bezit zijn van de vereiste documenten of toestemming » (§ 1), en : « (...) In dit verband nemen de « lidstaten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, passende maatregelen om de illegale binnenkomst van niet-begeleide minderjarigen te verhinderen en werken zij samen om de illegale binnenkomst en het illegaal verblijf van niet-begeleide minderjarigen op hun grondgebied te verhinderen » (§ 2).

Voor de Dienst Vreemdelingenzaken maakt de zoektocht naar de familie en/of het bestaan van een garantie van opvang inherent deel uit van een beslissing tot verwijdering. De Dienst Vreemdelingenzaken waakt erover dat er, in overeenstemming met artikel 5 van de voornoemde resolutie, garanties van opvang en verzorging zijn in het land van herkomst of het derde land waar hij wordt toegelaten.

Op 26 mei 2005 bevonden er zich 31 minderjarigen in een gesloten centrum, waaronder 9 NBMV's.


(3) Koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

(4) Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985.

(5) Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de cnteria en instrumenten om te bepalen welke Lid\Staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij één van de lidstaten wordt ingediend vervangt de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend ! ». Deze verordening is op 1 september 2003 van kracht geworden.

(6) Verdrag van Chicago van 7 december 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart.

(7) Artikel 83 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 houdende vaststelling van het regime en de werkingsmaatregelen, toepasbaar op de plaatsen gelegen op het Belgisch grondgebied, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, waar een vreemdeling wordt opgesloten, ter beschikking gesteld van de regering of vastgehouden, overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 74/8, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Belgisch Staatsblad van 12 september 2002).