Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-43

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen Maatschappelijke Integratie

Vraag nr. 3-2635 van de heer Vandenberghe H. d.d. 4 mei 2005 (N.) :
Daklozen. — Toename van het aantal vrouwen.

Steeds meer vrouwen, jongeren en hele gezinnen zijn dakloos. Het OCMW van Brussel zag zijn oproepen om noodopvang de afgelopen vier jaar verdubbelen en het aantal vrouwen stijgen van 10 % tot bijna 50 %. Een Brussels opvangtehuis voor daklozen ontving gemiddeld 208 oproepen per dag en hielp in 2004 driemaal zoveel mensen als in 2001.

Armoede en sociale uitsluiting lijken zich over steeds bredere lagen van de bevolking te verspreiden. Volgens armoedespecialist Jan Vrancken is er sprake van een structureel tekort aan sociale huisvesting.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1. Hoeveel thuislozen in ons land deden de voorbije vijf jaar een beroep op de noodopvang van OCMW's ? Over hoeveel mannen en vrouwen gaat het ?

2. Wat vindt u van het voorstel van de Brusselse gewestregering om rijke en arme gemeenten te verplichten samen in thuisopvang te voorzien ?

3. Welke maatregelen wil de regering nemen om het aantal thuislozen en armen terug te dringen ?

4. Welke maatregelen overweegt de regering om het structureel tekort aan sociale huisvesting weg te werken ?

Antwoord : In antwoord op zijn vragen heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

De vaststelling dat het aantal thuislozen toeneemt, gaat niet alleen voor Brussel op.

In het Waals Gewest wordt in het jaarverslag van de daklozencommissie van 2001 gewag gemaakt van 51 % mannen, 27 % vrouwen en 22 % kinderen die gehuisvest zijn in een opvangtehuis (becijferd in overnachtingen).

Een diepgaandere studie duidt op een toename van het aantal gezinnen met of zonder kinderen, namelijk : 8,4 % koppels zonder kinderen, 23 % gezinnen, 2,3 % nieuw samengestelde gezinnen, 63 % eenoudergezinnen (over het algemeen vrouwen).

In Vlaanderen werd op basis van de studie van het « Steunpunt Algemeen Welzijnswerk » vastgesteld dat het aantal dakloze vrouwen toegenomen is van 18 % in 1982 tot 39 % in 2002 (categorie van de mannen gedaald van 82 % naar 67 %).

1/3 van de daklozen zijn vrouwen. 4/5 onder hen hebben kinderen, die meestal ook gehuisvest zijn in een opvangtehuis.

In Brussel werd in de studie die in 2000 uitgevoerd werd door het instituut voor sociologie van de ULB (Andréa Réa) gesteld dat er te weinig cijfers zijn over en te weinig onderzoek verricht wordt naar het profiel van de daklozen in het Brussels Gewest en werd er voorgesteld een referentie- en coördinatiecentrum voor het opvangbeleid op te richten.

Volgens de vereniging van opvangtehuizen bestaat de bevolking van daklozen in Brussel algemeen beschouwd voor 1/3 uit mannen, voor 1/3 uit vrouwen en voor 1/3 uit kinderen ...

Wat betreft het aantal thuislozen dat de voorbije jaar een beroep deed op de noodopvang van de OCMW's, zijn er geen cijfers beschikbaar. Een aantal OCMW's voorzien in nood- of transitwoningen, noodopvang of baten zelf een onthaaltehuis uit. Dit kadert in hun opdracht om eenieder een menswaardig bestaan te garanderen, maar de gekozen werkvorm om acute woonproblemen tijdelijk op te vangen is niet wettelijk vastgelegd en wordt veeleer bepaald door de specifieke lokale context. Een centraal databestand ontbreekt dan ook. Uit een bevraging van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten bleek dat 2/3 van de Vlaamse Gemeenten een eigen vorm van tijdelijke opvang voor thuislozen creëerden. Het aantal voorzieningen wordt geraamd op een 600-tal waarin l 110 cliëntsystemen kunnen opgevangen worden, rloeveel dit in bedden bedraagt, is een onbekende. Voor Wallonië en het Brusselse Gewest beschikken we niet over gelijkaardige cijfers.

Betreffende de tweede vraag is wat bedoeld wordt met « thuisopvang » niet geheel duidelijk in het kader van de preventie en het verminderen van de dakloosheid. De term « thuisopvang » wordt algemeen gebruikt om het opvangen van zieke en hulpbehoevende gezinsleden in de familiale kring, al dan niet met professionele ondersteuning, aan te duiden. Dit is echter een gemeenschapsmaterie, net zoals de opvang en begeleiding van daklozen door welzijnsdiensten.

Wat betreft de maatregelen die de regering zal nemen om het aantal armen en thuislozen terug te dringen, zou ik willen verwijzen naar de nationale strategie die ontwikkeld werd in het kader van de Europese Open Methode van Coördinatie inzake sociale insluiting.

In Lissabon (maart 2000) stelde de Europese Unie zich immers onder andere tot doel een beslissende impact te hebben op de uitroeiing van armoede. Het inclusieproces houdt onder meer in dat tweejaarlijks een Nationaal Actieplan Sociale Insluiting (NAPincl) wordt opgemaakt per lidstaat. België heeft in september 2003 het tweede NAPincl goedgekeurd voor de periode 2003-2005. Dit plan is trouwens, conform de afspraken met Europa, geactualiseerd in september 2004. In het NAPincl brengen alle regeringen van ons land hun inspanningen bijeen die ze de komende jaren zullen aanwenden, in de strijd tegen sociale uitsluiting.

Concreet binnen mijn bevoegdheidsterrein nam ik de volgende maatregelen :

Het koninklijk besluit dat de uitbreiding van het toepassingsgebied van de installatiepremie regelt van andere groepen dan die van de leefloners (onder andere bejaarden, ...), is in september 2004 gepubliceerd.

Eind 2004 is er ook een nieuwe uitgave van de Daklozengids van de persen gerold. Deze handige gids wil mensen die zonder huis vallen informeren over hun rechten en hoe ze die bij het OCMW kunnen ingevuld krijgen. De Daklozengids word ook voor deze vierde editie in samenwerking met het Daklozenfront uitgegeven.

Effectief is het probleem van de huisvesting schrijnend, niet het minst omwille van het structureel tekort aan sociale woningen. Sociale huisvesting behoort echter tot de bevoegdheid van de gewesten.

Inzake huisvesting is er zowel een probleem van betaalbaarheid, van aanbod aan kwaliteitsvolle woningen als van toegankelijkheid. Dit is bij uitstek een problematiek die in een gezamenlijke inspanning tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten zal moeten worden aangepakt, gezien ook de gedeelde bevoegdheden. De federale overheid heeft alvast enkele lijnen uitgezet in het kader van het Regeerakkoord.

De installatie van een IMC Huisvesting moet toelaten de inspanningen te coördineren.