Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-41

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-2379 van de heer Creyelman d.d. 24 maart 2005 (N.) :
Gehandicapte kinderen. — Verhoogde kinderbijslag. — Negatieve gevolgen bij vrijwillige plaatsing in gespecialiseerde instelling.

De samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders bepalen dat kinderen met een erkende geėvalueerde handicap rechtgever zijn op verhoogde kinderbijslag.

Het kan gebeuren dat een ouder, die de zorg heeft over een gehandicapt kind van minder dan 21 jaar dat binnen de bepalingen inzake de evaluatie van diens zelfredzaamheid rechtgever is op een verhoogde kinderbijslag wegens ontoereikendheid of een vermindering van een lichamelijke of geestelijke geschiktheid, besluit dat het noodzakelijk is het kind onder te brengen in een gespecialiseerde medisch-pedagogische instelling.

Dit kan gebeuren bijvoorbeeld omdat de ouder het kind maximale ontplooiingskansen wil geven waarvoor een aanzienlijke en voortdurende inbreng van vakbekwaam personeel nodig is of omdat de ouder een voltijdse betrekking heeft en die betrekking niet kan opgeven om thuis permanent voor het gehandicapt kind te zorgen of omwille van beide redenen samen.

Nemen we het geval van een zorgdragende, alleenstaande ouder die zijn mentaal gehandicapt kind in een gespecialiseerde instelling onderbrengt van zondagavond tot vrijdagavond en zelf van maandagmorgen tot vrijdagmiddag, voltijds loontrekkende is.

Bestaat er een rechtsgrond om deze ouder, ontvanger van de verhoogde kinderbijslag en die zijn kind vrijwillig plaatste in een gespecialiseerde instelling, slechts een resterend deel van de verhoogde kinderbijslag over te maken daar waar de instelling twee derde van de kinderbijslag ontvangt ?

Indien zulks gebeurt, is hier sprake van een gelijkschakeling met de regeling van toepassing op de kinderbijslag voor kinderen door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid geplaatst in een instelling ?

Indien zulks gebeurt op basis van stevige rechtsgronden, hoe verloopt de informatiestroom tussen de betrokken partijen, te weten de instelling, het kinderbijslagfonds en de rechthebbende ouder ?

Indien zulks gebeurt op basis van stevige rechtsgronden, is hier sprake van een negatieve discriminatie tegenover een zorgdragende, alleenstaande ouder die voor zijn mentaal volkomen gezond kind een gemeubelde studentenkamer (« kot ») huurt in een studentenhome en dientengevolge geen vermindering vaststelt van het bedrag van de ontvangen kinderbijslag ?

Nemen we het geval van een zorgdragende, alleenstaande ouder die twee kinderen ten laste heeft, van wie het oudste kind een mentaal gehandicapt kind is dat ingevolge een vrije beslissing van die ouder in een gespecialiseerde instelling verblijft van zondagavond tot vrijdagavond terwijl de ouder van maandagmorgen tot vrijdagmiddag voltijds loontrekkende is.

Bestaat er een juridische basis om het thuis verblijvende niet gehandicapte kind voor de berekening van de kinderbijslag in rang te laten opklimmen tot het statuut van eerste kind, met als gevolg een verminderde uitkering ?

Indien ja, is hier sprake van een negatieve discriminatie tegenover een zorgdragende, alleenstaande ouder met twee mentaal volkomen gezonde kinderen ten laste, die voor zijn oudste kind een gemeubelde studentenkamer (« kot ») huurt in een studentenhome en dientengevolge geen vermindering vaststelt van het bedrag van de ontvangen kinderbijslag bestemd voor het tweede kind ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid mee te delen dat het voorwerp van de vraag behoort tot de bevoegdheid van mijn collega, de heer Demotte, minister van Sociale Zaken.