Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-41

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Volksgezondheid

Vraag nr. 3-2344 van mevrouw De Roeck d.d. 11 maart 2005 (N.) :
Geestelijke gezondheidszorg. — Psychiatrische verzorgingstehuizen. — Patiënten met een mentale handicap.

In het begin van de jaren negentig kende de sector geestelijke gezondheidszorg een grondige herschikking met drie uitgangspunten :

— de psychiatrische zorgverlening in ziekenhuisverband moet intensief en specialistische zijn;

— resocialisatie en reïntegratie zijn maar mogelijk indien er effectief alternatieve opvangstructuren worden voorzien;

— samenwerking moet leiden tot een zo harmonieus mogelijke uitbouw van de verschillende soorten psychiatrische voorzieningen, alsook tot zijn een flexibele doorstroming van patiënten.

Het tweede punt, de alternatieve structuren, leidde tot de oprichting van de initiatieven beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT).

Aanvankelijk reageerde de sector erg sceptisch, maar na 15 jaar ervaring en werking kan er gesteld worden dat de oprichting van de PVT's een goede zaak is.

Mensen bij wie psychiatrische behandeling weinig of geen perspectieven meer biedt en die nauwelijks nog waardering ervaren omdat ze geen direct economisch nut meer vertonen, hebben recht op begeleiding en verzorging in een aangepaste omgeving zoals een PVT.

Bij de evaluatie van de concrete werking dringt zich enige nuancering op in functie van de drie doelgroepen die we aantreffen in die PVT's. Deze vraag beperkt zich tot de personen met een mentale handicap zonder uitgesproken psychiatrische problemen.

Als we in de geschiedenis de opvang voor deze doelgroep bekijken, dan zien we dat er vroeger voor volwassen mentaal gehandicapten geen instellingen bestonden. Vaak kwamen zij terecht in de psychiatrie. Een aantal verblijven er nog steeds, zij het wel in een verzorgingstehuis.

Op dit ogenblik zijn er in heel Vlaanderen een duizendtal personen met een mentale handicap die verblijven in « uitdovende » PVT's. Een groot deel van deze personen vertoont geen bijkomende psychiatrische problemen. Zij vormen een erg heterogene groep zowel qua ernst van de mentale handicap als qua leeftijd- of somatische- en/of gedragsproblematiek.

Door het uitdovende proces moeten leefgroepen en afdelingen samengevoegd worden met een nog grotere heterogeniteit en grotere groepen tot gevolg.

Bijkomend is er dan nog de beperkte personeelsomkadering : 13 voltijdse eenheden (VTE) per 30 bewoners in een PVT. In het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap (VFSIPH) hebben deze personen recht op 18,82 VTE per 30 bewoners ingeval van een tehuis voor niet-werkenden of van 21,82 VTE per 30 bewoners ingeval van een verzorgingstehuis.

De conclusie is dan ook dat, ondanks alle inspanningen binnen de sector geestelijke gezondheidszorg, het PVT een minder aangepaste zorg kan aanbieden aan personen met een verstandelijke handicap dan het VFSIPH.

De voorzieningen staan in Vlaanderen voor een ethisch dilemma :

— ofwel stimuleert men de overplaatsing van de betrokken PVT-bewoners (de personen met een mentale handicap zonder bijkomende psychiatrische problemen) naar een voorziening van het VFSIPH,

— ofwel probeert men zolang mogelijk zoveel mogelijk uitdovende bedden te behouden.

De eerste optie is de meest aangewezen oplossing voor de bewoners omdat ze een betere omkadering krijgen en in kleinere en homogener groepen kunnen wonen.

In dit verband had ik graag van de geachte minister een antwoord gekregen op volgende vragen :

1. Had hij reeds overleg met de betrokken ministers van de deelregeringen om een duurzame oplossing uit te werken voor dit reeds jaren aanslepende probleem ? In bevestigend geval, wat zijn de resultaten van dit overleg ? In ontkennend geval, heeft hij de intentie hierover onderhandelingen aan te vatten en welke doelstellingen wil hij daarbij bereiken in welk tijdsbestek ?

2. In de praktijk zouden in Vlaanderen zelfs uitdovende PVT-bedden voor personen met een mentale handicap die zich al op een afzonderlijke vestigingsplaats buiten de ziekenhuiscampus bevinden, een Vlaams Fonds-statuut kunnen krijgen. Op die manier voorkomt men dan ook dat de opgebouwde knowhow betreffende de begeleiding van deze bewoners verder verloren gaat. In de praktijk zijn er heel wat PVT's waar deze optie al realiteit is. Bovendien zou op die manier de bestaande infrastructuur kunnen gebruikt worden om mee een oplossing te bieden voor de zware problematiek van de wachtlijsten in de Vlaams Fonds-voorzieningen. Finaal hoort deze doelgroep niet thuis in een PVT.

Ondersteunt hij de visie om ook uitdovende PVT-bedden, die ondergebracht zijn buiten de ziekenhuiscampus, over te dragen aan de deelregeringen ?

3. Is hij bereid de vrijgekomen bedden te behouden onder een permanent statuut, om aldus het tekort aan psychiatrische verzorgingsbedden enigszins te beperken ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

1. Ik ben mij bewust van het probleem dat u aanhaalt. De bevoegde ministers van Volksgezondheid hebben tijdens de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid van 24 mei 2004 reeds beslist om in het kader van intersectoriële samenwerking de op te richten interkabinettenwerkgroep « Gehandicapten met een psychiatrische problematiek » te integreren in de interkabinettenwerkgroep « Task force — zorgcircuits en netwerken ». Het thema met betrekking tot gehandicapten zal hier een plaats krijgen en besproken worden door de verschillende, vertegenwoordigers van de bevoegde ministers. De werkzaamheden van deze interkabinettenwerkgroep zal binnenkort worden opgestart.

2. Het lijkt me wat voorbarig om hierop een antwoord te formuleren daar dit zal afhangen van de besprekingen in de interkabinettenwerkgroep.

3. Indien u hiermee de uitdovende bedden bedoelt, kunnen deze geen permanent statuut A krijgen. Ik heb ondertussen de lijnen uitgetekend waarbinnen ik mijn beleid wens te realiseren binnen de geestelijke gezondheidszorg, met het accent in de eerste plaats op de uitbouw van zorgcircuits en netwerken. Zoals op 24 mei en 6 december 2004 overeengekomen binnen de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid kunnen projecten worden opgestart die op termijn moeten leiden tot een uitbreiding en betere organisatie van het zorgaanbod in de geestelijke gezondheidszorg. Dit zorgaanbod moet uitgaan van de noden van de patiënt. Daarbij dient te worden uitgegaan van bevolkingsgroepen gebaseerd op leeftijd en de daarmee samenhangende sociologische kenmerken. Voor elke doelgroep dient een specifiek aanbod of zorgcircuit te worden « uitgetekend. Op organisatorisch vlak dient zich dit te vertalen in een netwerk tussen alle betrokken zorgaanbieders. Belangrijk is dat het binnen elke doelgroep moet gaan om patiënten met een chronische en complexe problematiek. Met dit nieuw concept zullen ook de financiële middelen flexibeler kunnen gehanteerd worden en daar gebruikt worden waar de noden het hoogst zijn. Het is de bedoeling dat mijn beleidsvisie wordt besproken met de gemeenschappen/gewesten tijdens de eerste vergadering van de interkabinettenwerkgroep « Task force — zorgcircuits en netwerken », waarbij ook zij nog de mogelijkheid krijgen om bepaalde accenten te leggen. Door de geplande hervormingen in de psychiatrie en tevens ook door de nieuwe behandelingsmethodes hoop ik dat het aantal chronische patiënten op termijn zal afnemen en dat in die regio's waar tekorten zijn men gebruik zal maken van de permanente reconversiemogelijkheden die er gekomen zijn op vraag van de sector. Hiervoor wens ik te verwijzen naar het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, gepubliceerd op 7 augustus 2003. Hierdoor worden permanente reconversiemogelijkheden gecreëerd voor regio's waar er tekorten zijn.