3-1278/1

3-1278/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

4 JULI 2005


Voorstel van resolutie betreffende een betere verzekerbaarheid van chronische zieken en gehandicapten

(Ingediend door mevrouw Stéphanie Anseeuw c.s.)


TOELICHTING


1. Inleiding

Een verzekeraar schat de kans op een schadegeval van een risico in en vertaalt dit in de kostprijs voor de verzekeringsdienst, met name de premie. Het is inherent aan elke verzekeringsactiviteit om de risico's te differentiëren of te segmenteren, dit wil zeggen te rangschikken in zoveel mogelijk homogene categorieën, waarbinnen de kansen op schadegevallen (sinistraliteit) elkaar zo dicht mogelijk benaderen (1) .

Een verzekeringscontract is een kansovereenkomst en niet een vorm van inkomensherverdeling. Een verzekering verkoopt zekerheid, waarvoor men een premie betaalt naar rata van het in de gemeenschap gebrachte risico.

De segmentatie of differentiëring is eigen aan de verzekeringstechniek. Zij is erop gericht om zoveel mogelijk de verzekeringspremie af te stemmen op het risicoprofiel van de verzekerde.

De risico-« classificatie » is niets anders dan een element van de verzekeringstechniek dat garant staat voor de gezonde bedrijfsvoering. Die differentiatie vinden we terug in de definitie van de verzekeringen : wie een hoog risico draagt, en zekerheid wil dat hij, indien dat risico zich voordoet, de schade niet alleen moet dragen, moet daarvoor een hogere prijs betalen (2) . Dit is een normale uiting van een correcte rechtvaardigheid.

Indien de verzekeraars voor de dekking van een bepaald risico (bijvoorbeeld overlijden of hospitalisatie) iedereen dezelfde premie laten betalen, loert het gevaar van antiselectie en « moral hasard ».

Het gevaar van antiselectie (zelfselectie aan de kant van de verzekerden) bestaat erin dat indien de verzekerde met een laag risico dezelfde premie moet betalen als een verzekerde met een hoog risico, hij zich liever uit de portefeuille van de verzekeraar terugtrekt.

Het gevaar voor « moral hasard » bestaat erin dat door het voorhanden zijn van een verzekering, de verzekerde er minder zorg voor zal dragen dat het risico zich niet voordoet en hij de genomen zorg vermindert tot het niveau waarop dit voor de verzekeraar controleerbaar is.

Van zeer groot belang is dat er voor verzekeraars geen enkele wettelijke verzekeringsplicht bestaat. Anders gezegd betekent dit dus dat er geen enkel recht op verzekering bestaat voor om het even wie, met of zonder ziekte of handicap.

Solidariteit is in wezen wel kenmerkend voor de verzekeringen, doch het gaat hier om een kanssolidariteit tussen de geluksvogels en de pechvogels, die de pure verzekeringssolidariteit uitmaakt.

Verzekeringen spelen een steeds belangrijkere rol. Elke persoon of gezin heeft immers behoefte aan een behoorlijke, aangepaste en betaalbare financiële beveiliging via de levensverzekering, de hospitalisatie- en andere gezondheidsverzekeringen, de schuldsaldoverzekering (voornamelijk bij het lenen voor de aankoop van een woning), familiale en andere aansprakelijkheidsverzekeringen (3) .

Gezonde mensen kunnen gemakkelijk verzekeringen afsluiten. Personen met een chronische ziekte of handicap en hun gezin, worden door verzekeraars echter als een « hoger » risico beschouwd en kunnen daarom vaak geen verzekeringsovereenkomst bekomen of betalen.

Uit de enquête naar de arbeidskrachten van het Nationaal Instituut voor de Statistiek in 2002 blijkt dat 16,2 % van de personen tussen 15 en 64 jaar te kampen heeft met een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem. Het gaat dus om een niet te verwaarlozen groep binnen de bevolking.

Indieners van de resolutie onderschrijven de principes van de verzekering; het is en blijft een kanscontract, doch het risico moet realistisch worden ingeschat en de toegang tot de verzekeringen moet zo breed mogelijk zijn.

Indieners wensen een brede maatschappelijke consensus na te streven : enkel daardoor zal men een grotere toegankelijkheid bekomen voor de chronisch zieken en de gehandicapten tot betaalbare verzekeringen. De aanpak die werd gehanteerd bij de « Convention Belorgey » in Frankrijk is de juiste. Op initiatief van de overheid werd een werkgroep opgezet waarin de vakministers, de consumenten en patiëntenverenigingen voor chronisch zieken en gehandicapten en de verzekeringen samen een conventie opstelden.

In het volgend hoofdstuk zullen de diverse pijnpunten worden overlopen waardoor chronisch zieken en gehandicapten uit de boot vallen qua verzekeringen. Dit zal worden geïllustreerd aan de hand van concrete voorbeelden. Daarop volgt een overzicht van de wetgevende initiatieven hieromtrent en de reden waarom zij tekortschieten. Tevens zullen de effecten van de Wet Bestrijding Discriminatie worden besproken. Een laatste hoofdstuk zet de concrete doelstellingen van het voorstel van resolutie uiteenzet.

Er zullen altijd onverzekerbare risico's zijn, doch zoals hierna zal blijken is de slinger te ver in het voordeel van de verzekeraars uitgeslagen. De verzekeraars moeten korter op de bal spelen en innovatiever zijn. Zij moeten onder meer sneller rekening houden met de jongste mortaliteitstabellen en de medische evolutie. Deze resolutie wil hiertoe een aanzet zijn.

2. Gevallen waarin geen aangepaste verzekering tegen aanvaardbare premie en andere voorwaarden kunnen worden gesloten

2.1. Overzicht van de betrokken verzekeringen

Voormalig regeringscommissaris voor de Sociale Zekerheid, mevrouw Greet Van Gool, gaf volgend overzicht van de pijnpunten inzake verzekeringen voor chronisch zieken en gehandicapten.

Het meest nijpende probleem rijst inzake hospitalisatieverzekeringen en levensverzekeringen en meer in het algemeen allerlei verzekeringen met betrekking tot ziekte en invaliditeits- of gezondheidszorgen voor (de meeste) gehandicapten of patiënten, zeer zeker wanneer die daarbij melding maken van hun handicap of ziekte, veelal ook als hun gezondheidstoestand al heel lang, meer dan eens sinds jaren, behoorlijk (met medicatie) gestabiliseerd of « onder controle » is of genezen is verklaard.

Vaak worden die verzekeringen zelfs geweigerd aan personen met een handicap of aan patiënten die bereid zijn in de polis met zoveel woorden te laten bedingen dat die verzekeringen hun (normale) werking zullen hebben voor alle (« normaal » verzekerde) gevallen, behalve dan hun handicap of ziekte met de direct daaruit voortvloeiende gevolgen.

Het gevolg is dan vaak dat, soms zelfs op aanraden of alleszins met medeweten van daarbij optredende verzekeringstussenpersonen, geen melding wordt gemaakt van de handicap of de ziekte, zodat er eigenlijk sprake is van een « schijnverzekering » waarvoor de verzekeraar later — soms vele jaren nadien — sancties zal toepassen wegens niet of onjuiste mededeling of aangifte van het risico.

Gelijkaardige problemen zijn er ook inzake schuldsaldoverzekeringen (voornamelijk bij het aangaan van een lening met het oog op het kopen, bouwen of verbouwen van een woning).

Familiale verzekeringen of gezinspolissen (zogenaamde verzekeringen van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid privé-leven, meer dan eens met eraan verbonden verzekeringen van rechtsbijstand, lichamelijke ongevallen, en dergelijke) worden geregeld geweigerd of opgezegd aan/voor gezinnen die melding maken van een, soms zelfs maar lichte, mentale handicap, uitzonderlijk ook van een, soms tijdelijke, depressieve of andere psychisch nadelige toestand van een kind of ander lid van het gezin.

Zelfs brandverzekeringen (met alle nevenverzekeringen die daar tegenwoordig bijhoren, zoals tegen glasbreuk, waterschade, zelfs stormschade ...) worden meer dan eens geweigerd of opgezegd in dezelfde situatie als de reeds vermelde polissen, maar toch wel vooral bij mensen met een lichte mentale handicap die zelf, zelfstandig, zij het onder begeleiding, een aangepaste woning willen betrekken.

2.2. Hoe worden chronisch zieken en gehandicapten uitgesloten ?

De uitsluiting van verzekerden doet zich voor in de onderscheiden fasen in het leven van een verzekeringscontract :

— vóór en bij het sluiten van het contract : de acceptatie (contractsweigering) en tarifering (overdreven premies);

— bij de uitvoering van het contract : premiebetaling, aanpassing aan het contract, opzegging, (niet-) verlenging en einde van het contract;

— bij schadegeval : dekkingsvoorwaarden en hun toepassing, regeling van het schadegeval.

2.2.1. De contractsweigering

Uitsluitingsclausules worden veel toegepast bij levensverzekeringen en hospitalisatieverzekeringen.

Chronisch zieken en mensen met een handicap worden in de meeste polissen uitgesloten. De verzekeraars kennen immers geen verzekering toe wanneer er sprake is van een voorafbestaande toestand. Op het moment dat de verzekering wordt afgesloten zijn er reeds symptomen van een ziekte die later uitbreekt.

Zo worden mensen met HIV uitgesloten van de mogelijkheid om levensverzekeringen af te sluiten. De verzekeraars rechtvaardigen dit met de grond dat er geen prognoses kunnen worden gegeven over de overlevingskansen. Daar waar dit in de jaren negentig nog een aanvaardbare uitleg was, aangezien het een nieuwe dodelijke ziekte betrof en er geen adequate medicatie bestond, is dit heden totaal achterhaald. Een Nederlands rapport van het Verbond der Verzekeraars bevestigde onlangs dat HIV-patiënten wel kunnen worden verzekerd in het kader van de levensverzekeringen. Naar aanleiding hiervan hebben enkele Nederlandse verzekeraars hun levensverzekeringen opengesteld voor dragers van HIV.

Soms wordt de weigering van de dekking beïnvloed door dwingende wetgeving en de zogenaamde minimumgarantievoorwaarden die de wetgever in bepaalde dekkingen heeft opgelegd en de wilsautonomie hebben uitgesloten inzake het bedrag van de verzekerde kapitalen, de gedekte gevaren, de toegelaten vrijstellingen, enz. De enige bewegingsruimte die de verzekeraar dan nog rest is het al of niet aanvaarden van de verzekeringnemer en de hoogte van de premie.

Zo vestigt J. Rogge er de aandacht op dat de overbescherming van de consument zich soms tegen deze laatste keert wanneer de verzekeraar, geconfronteerd met onhaalbare dwingende voorschriften, afhaakt (4) .

Dit is één van de bezwaren die de indieners hebben tegen het eenzijdig opleggen van een basisverzekering met verplichte voorwaarden en een lage basispremie.

Iedere verzekering houdt immers in dat het financiële risico van de individuele verzekeringnemers wordt gespreid over het collectief van alle verzekerden.

Ook gehandicapten worden regelmatig geweigerd door verzekeraars, zeker in het kader van hospitalisatieverzekeringen. Een oplossing zou hierin kunnen bestaan enkel de schadegevallen uit de dekking te sluiten welke specifiek verband houden met de handicap en dekking te verlenen voor alle overige.

De Vlaamse Diabetesvereniging stelde dat botte weigeringen van diabetespatiënten voor een hospitalisatieverzekering en een levensverzekering regelmatig voorvallen. De heer Georges Krzentowski, voorzitter van de Belgische Diabetesvereniging, formuleert het als volgt : « Les compagnies excluent les diabétiques alors qu'en termes d'espérances de vie, le pronostic pour un diabétique stabilisé est devenu bien meilleur (5) . » Aldus vallen 230 000 diabetespatiënten uit de boot.

2.2.2. De bijpremie

Bij het vastleggen van een verzekeringscontract worden naast elementen zoals de duur en het rendement van het contract, de premies bepaald in functie van de levensverwachting van de kandidaat-verzekerde. Verzekeraars bepalen vrij de premieopslag.

De levensverwachting wordt berekend op basis van sterftetabellen, maar wordt tevens afgeleid uit specifieke aan de betrokken persoon verbonden risico's, met name zijn leeftijd, gezondheidstoestand, geslacht, levensstijl, beroep, enz.

Dit is eigen aan het « intuitu personae » (persoonsgebonden) karakter van verzekeringen.

Het evenwicht in de risicoberekening is echter zoek bij chronisch zieken en gehandicapten.

Dit punt werd aangekaart in de « Convention Belorgey » in Frankrijk. Een van de grote problemen is de hoogte van de premie. Wanneer ze te hoog is kan ze worden gelijkgesteld met een uitsluiting. Sommige maatschappijen laten mensen met voorafbestaande chronische ziekten toe tot hun verzekeringen, doch enkel mits betaling van een substantiële premieopslag. Dit leidt tot een de-facto-uitsluiting van de chronisch zieken en de gehandicapten.

Zo moeten diabetespatiënten een bijpremie betalen die oploopt tot 300 %, aldus de Beroepsvereniging voor Verzekeringsondernemingen (6) . Dit wordt bevestigd door de Vlaamse Diabetesvereniging.

Dit geldt eveneens voor andere chronische aandoeningen zoals MS en de ziekte van Crohn.

Het probleem is dat dit dikwijls te wijten is aan onwetendheid. Verzekeraars maken geen onderscheid tussen zwaardere en lichtere vormen van diabetes en scheren iedereen over dezelfde kam (7) .

Door te veralgemenen betalen sommige suikerziektes te hoge premies in verhouding tot hun risico. De verzekeraars moeten meer aan maatwerk doen.

Om problemen inzake onbetaalbare verzekeringen op te lossen, moeten de overheid en de verzekeringssector in open overleg met patiënten- en consumentenverenigingen samenzitten en een convenant uitwerken.

2.2.3. Aanpassing en niet-verlenging verzekeringscontract

Veel voorkomend is de contractsweigering bij de overstap van een collectieve naar een individuele verzekering.

In de praktijk gebeurt het immers steeds meer dat personen (soms zelfs met andere gezinsleden) opgenomen zijn in een collectieve verzekering, afgesloten door de werkgever of een andere instelling. Ook wat de gezinnen betreft zijn er soms collectieve verzekeringen die gelden voor alle gezinsleden.

Ook binnen de context van een collectieve verzekering, die geldt voor de gezinsleden, komen gevallen van contractsweigering voor wanneer de kinderen bijvoorbeeld uit huis gaan wonen of zelf een gezin stichten en een chronische ziekte hebben.

Collectieve verzekeringen bieden vaak dekking voor risico's die met de levensloop ernstiger of gevaarlijker worden. Voorbeelden van risico's zijn :

— overlijden, onder meer gedekt in schuldsaldoverzekeringen;

— gezondheidstoestand, onder meer gedekt in hospitalisatie- of gezondheidszorgverzekeringen;

— verzekeringen met betrekking tot gewaarborgd inkomen.

Zo werd het geval van mevrouw Sylvia De Ren uitvoerig toegelicht in de media. Zij was borstkankerpatiënte en van werkgever veranderd. Zij wenste de collectieve hospitalisatieverzekering, welke ze bij haar vorige werkgever genoot, over te zetten naar een individuele polis. Dit bleek niet mogelijk. De grond voor de weigering was dat intussen bij deze dame borstkanker was vastgesteld en dat ze bijgevolg niet meer in aanmerking kwam voor de hospitalisatieverzekering. De weigering was in strijd met de voorwaarden die betrokkene had gekregen bij de vroegere groepspolis.

De voormalige minister van Economie, mevrouw Moerman, gaf in 2004 aan dat zij een wetsontwerp ging indienen waarbij werknemers het recht zouden krijgen om hun verzekering tegen dezelfde voorwaarden te kunnen voortzetten : « Voortaan zullen verzekeringen in bepaalde gevoelige verzekeringstakken levenslang gelden. Dat betekent dat de bestaande dekkingsvoorwaarden behouden blijven als de verzekerde tijdens de duur van bepaalde verzekeringen mindervalide of gehandicapt, ernstig of chronisch ziek wordt. Het gaat over de hospitalisatieverzekering, de aanvullende ziektekostenverzekering, de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, de aanvullende invaliditeitsverzekering, de verzekering gewaarborgd inkomen, de levensverzekering en schuldsaldoverzekering. Ook wordt de individuele voortzetting van collectieve verzekeringen gegarandeerd (8) . ».

Indieners stellen dat dit principe cruciaal is. Dit wordt dan ook afzonderlijk opgenomen in het voorstel van resolutie. De regering moet haar afspraken nakomen.

2.2.4. Bij het voordoen van het schadegeval

Belangrijkste concreet voorbeeld : de vrij algemene uitsluiting in hospitalisatie- en ziekteverzekeringen van ziekten of lichaamsgebreken, waarvan bewezen is dat ze reeds bestonden bij het sluiten van het betrokken verzekeringscontract, soms ook wanneer die (zeer) korte tijd nadien zijn opgetreden (9) .

Op dit punt en vooral met betrekking tot de (niet-)verzekering van zogenaamde voorafbestaande ziekten of aandoeningen, verschilt de situatie nogal grondig van maatschappij tot maatschappij.

Een (beperkt) aantal maatschappijen is bereid bestaande ziekten « gewoon » in de verzekeringsdekking op te nemen, wanneer vaststaat dat de verzekerde zelf totdan er geen kennis van had, of wanneer ze pas tot uiting komen na verloop van een bepaalde wachttijd of carenztijd (volgens de polis : 1, 2, 3 jaar ...). Andere maatschappijen sluiten ze integendeel nog steeds volledig uit, ook wanneer de verzekerde er zelf totdan geen kennis van had, of wanneer ze pas tijdens de vermelde wachttijd ontstaan.

Bij « onopzettelijk verzwijgen » of « onopzettelijk onjuist mededelen » van gegevens, is het contract niet nietig, maar geldt een mildere regeling die in verhouding staat tot de ernst van die onopzettelijke tekortkomingen.

Soms raden bepaalde verzekeringsadviseurs aan dat de verzekeringnemer zwijgt over bepaalde symptomen of ziektes. Dit mag niet krachtens de wet en leidt enkel tot « schijnverzekeringen ».

3. Politieke initiatieven

Wetsvoorstel 3-37/1 : wat bepaalde levensverzekeringen betreft, die een bijgevoegd contract inhouden dat de uitvoering waarborgt van een krediet dat valt onder de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet is er een acceptatieplicht, doch er moet een bijpremie worden betaald die wordt vastgelegd door een tariferingsbureau. Het voorwerp van het voorstel is beperkt. Het betreft de levensverzekeringen die gekoppeld zijn aan hypotheekcontracten.

De opgelegde solidariteit zal niet gelden voor alle verzekerden. Immers, de premie van een lopend levensverzekeringscontract kan niet worden bijgesteld. De premie voor nieuwe verzekeringnemers zou daardoor buitenproportioneel hoog worden.

Indieners van dit voorstel van resolutie menen dat het vastleggen van de premies via een tariferingbureau een « last ressort » is. Zij menen dat het probleem van de verzekeringen niet beperkt is tot de levensverzekering die gekoppeld is aan een hypotheek. Wel zijn zij het ermee eens dat verzekeringscontracten die gekoppeld zijn aan andere contracten bijzondere aandacht verdienen.

Het tariferingbureau wordt in dit voorstel gekoppeld aan een collectieve acceptatieplicht.

Verder blijft het probleem bestaan dat de bijpremie een de-facto-weigering kan zijn. Hier zijn andere opties mogelijk. Indien men de premies laag houdt, ontstaat er subsidiërende solidariteit ten laste van de andere verzekerden.

Hierdoor ontstaat het risico van « moral hasard » en antiselectie (zie inleiding). Gezonde burgers zullen zich minder laten verzekeren, daar de premies zullen verhogen als gevolg van de collectieve acceptatieplicht.

Voorstel van resolutie 51-1290/001, ingediend in de Kamer betreffende de segmentering op de verzekeringsmarkt, wil een inventaris laten maken van de segmentatiecriteria die bestaan op de verzekeringmarkt en is nog steeds hangende.

Dit voorstel stelt de segmentatie of differentiëring op de verzekeringsmarkt in vraag. Onderzoeker Kris Denauw stelt hieromtrent onomwonden dat de beperking van de differentiatiemogelijkheden in hoofde van de verzekeraar een subsidiërende solidariteit met zich meebrengt en dus logischerwijs leidt tot een verhoging van de verzekeringspremies.

Verder is het strijdig met het basisprincipe van een verzekering : een « intuitu-personae »-contract. Het profiel van de medecontractant is mede doorslaggevend.

De wetgever moet erover waken dat het overbeschermen van de consument zich niet tegen deze laatste keert, wanneer de verzekeraar, geconfronteerd met onhaalbare dwingende voorschriften vanwege de wetgever, afhaakt.

De kenmerken van de verzekerde zijn objectieve factoren in de sinistraliteit (vatbaarheid voor schadegeval). Dit is de reden waarom de differentiatie die verzekeraars maken en die gesteund is op de kenmerken van de verzekerde in de gevoelige domeinen, in beginsel objectief verantwoord is.

Iets helemaal anders is in hoeverre de verzekeraar echt rekening houdt met de objectieve factoren van de verzekerde. Waarom kan een dertigjarige diabetespatiënt — wiens ziektebeeld stabiel is — geen hospitalisatieverzekering of een levensverzekering afsluiten tegen een realistische premie ?

Omdat de verzekeraars geen rekening houden met de stand van de wetenschap en de jongste vooruitzichten van een diabetespatiënt inzake mortaliteit of medische complicaties.

Wetsvoorstel 3-125/1 is het meest vergaande. Het wil een basisdienstverlening inzake verzekeringen opleggen. Het is geïnspireerd op de basisdienstenregeling voor banken. Het beperkt zich wel qua voorwerp tot die verzekeringen welke de consument moet nemen krachtens de wet of een overeenkomst. Het betreft de brand- en levensverzekeringen als uitvloeisel van een huurovereenkomst of hypothecaire leningsovereenkomst. Ook de privé-BA-verzekeringen vallen hieronder, i.c. de gewone familiale verzekeringen. Een maatschappij moet een meerderjarige persoon, die zulks vraagt, verzekeren tegen een redelijke premie en tegen de voor het gevraagde product gebruikelijke voorwaarden.

Dit is strijdig met alle principes van een verzekeringscontract. Wie een hoog risico draagt, en zekerheid wil dat hij, indien het risico zich voordoet, de schade niet moet dragen, moet daarvoor een hogere prijs betalen. Dit is een normale uiting van correcte rechtvaardigheid. Zelfselectie aan de kant van de verzekerde zal ertoe leiden dat de verzekerde met een laag risico, vermits hij dezelfde premie moet betalen als de verzekerde met een hoog risico, zich zal terugtrekken uit de portefeuille van de verzekeraar.

De goede risico's worden hier gestraft voor een onbezonnen aanvaarding van slechte risico's.

Indieners menen dat er andere middelen bestaan die even doeltreffend zijn of zelf doeltreffender, maar toch conform de basisprincipes van het verzekeringsrecht zijn. Bovendien zijn er Europeesrechtelijke bezwaren tegen het wetsvoorstel betreffende de basisdiensten inzake verzekeringen (minimumpakket) (10) .

Het is bijzonder delicaat om aan de minimumgarantievoorwaarden een onrealistische tariefregeling te koppelen.

Verder dreigen deze maatregelen de concurrentie te vervalsen voor de Belgische verzekeraars, indien hun naleving niet afdwingbaar is bij de buitenlandse EU- verzekeraars. Zoals hoger aangehaald is een rechtstreekse tariefinterventie enkel mogelijk op Europees niveau.

Bij het voorstel tot invoering van een verplicht aanbod van basisdiensten gaat de vergelijking met de basisdiensten in de banksector niet op, gelet op de differentiatie die de verzekeraars maken die, als ze gesteund is op objectieve kenmerken van de verzekerde, in beginsel objectief rechtvaardig is.

4. De antidiscriminatiewet is een papieren tijger inzake de verzekerbaarheid van chronisch zieken en gehandicapten

De toenmalige regeringscommissaris voor de Sociale Zekerheid, Greet Van Gool, meende in 2003 dat de nieuwe antidiscriminatiewetgeving, die toen in werking trad, paal en park zou stellen aan de wantoestanden inzake de verzekerbaarheid van chronisch zieken en gehandicapten : « De antidiscriminatiewet, die ingaat begin 2003, zal ervoor zorgen dat chronisch zieken en mensen met een handicap makkelijker een verzekering kunnen sluiten. Tot nu toe was het voor deze mensen zeer moeilijk om zich te verzekeren tegen allerhande risico's of om uitbetaald te worden als het nodig blijkt. Verzekeraars weigeren hen vaak omwille van hun gezondheidstoestand of handicap. Of zoeken naar achterpoortjes om hen niet te moeten uitbetalen. Met de nieuwe wet wordt deze vorm van discriminatie sterk ingedijkt (11) . ».

Alhoewel de wet nu reeds twee jaar gelding kent, blijkt dat de chronisch zieken en de gehandicapten geenszins een gemakkelijkere toegang hebben tot de diverse verzekeringen.

De tempering van de uitwerking van de discriminatiewet ligt in artikel 3 Wet Bestrijding Discriminatie, waarin bevestigd wordt dat zij (de wet) geen afbreuk doet aan de fundamentele rechten en vrijheden. Een van die fundamentele vrijheden is het recht op vereniging. Aldus komen twee grondrechten in conflict. In dit spanningsveld zal in bepaalde omstandigheden het recht op verenigingsvrijheid primeren (12) .

Aldus zullen bijvoorbeeld onderlinge verzekeringsverenigingen die gesteund zijn op bepaalde karakteristieken (in de gevoelige domeinen) van de leden-verzekerden niet discrimineren, indien zij de anderen die deze kenmerken niet vertonen, weigeren, aldus onderzoeker Kris Bernauw.

Sommigen hebben geopperd dat de segmentatie of de differentiëring strijdig is met de Wet Bestrijding Discriminatie, quod non.

De segmentering is eigen aan de verzekeringstechniek en is erop gericht om de verzekeringspremie zoveel mogelijk af te stemmen op het risicoprofiel van de verzekerde. Bovendien wordt de segmentering of de differentiatie in sommige gevallen door de wet opgelegd. Dit uit zich in de controlewetgeving, die in een rentabiliteitscontrole voorziet. Meer in het bijzonder wordt de segmentering opgelegd in artikel 12 Controlereglement en in artikel 22 Levensverzekeringsbesluit, wat geslacht en leeftijd betreft.

Contractsweigering en overdreven premies kunnen potentieel een verboden discriminatie vormen. Dit wil echter niet zeggen dat die maatregelen vanwege de verzekeraars ook effectief discrimineren. Het Europees Hof stelde reeds eerder omtrent het beweerde discriminatoir karakter van een risicoclassificatie op grond van nationaliteit of woonplaats dat de onderscheidende behandeling steunde op een objectief, met verzekeringtechnische gegevens verband houdend criterium, en bijgevolg niet discriminerend is.

De differentiatie, om rechtsgeldig te zijn, moet beantwoorden aan de vereisten van objectiviteit en redelijkheid. Zij moet een legitiem oogmerk nastreven, zij moet objectief zijn, relevant en pertinent. De modaliteiten van de differentiatie moeten eveneens in verhouding staan tot het nagestreefde doel.

Op 26 juni 2004 oordeelde de Brusselse rechtbank van koophandel dat de verzekeringsmaatschappijen clausules en praktijken hanteren in de hospitalisatieverzekeringen die in tegenspraak zijn met het medische beroepsgeheim. De rechter verbood de vraag over een aidstest, daar ze een inbreuk vormt op het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Het komt de verzekeringsmaatschappijen evenmin toe om plots ziektes uit te sluiten, met het argument dat de verzekerde er waarschijnlijk al jaren onbewust aan leed, zonder dat de symptomen zich manifesteren. De rechter gaf tevens aan dat de contracten voor een levenslange duur worden gesloten en dat het dus niet kan dat de verzekeraar tijdens de looptijd essentiële elementen wijzigt.

De Wet Bestrijding Discriminatie heeft aldus wel concrete gevolgen inzake de bescherming van de privacy en het medisch beroepsgeheim.

Dit is hoopgevend, doch desondanks blijkt duidelijk dat de Wet Bestrijding Discriminatie niets wezenlijks wijzigt in de krachtsverhoudingen tussen de verzekeraars en de chronisch zieken en gehandicapten.

5. Oplossing : het oprichten van een bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen

De indieners menen dat de verzekeraars te weinig rekening houden met een criterium dat werd ontwikkeld in de rechtsleer omtrent discriminatie, namelijk het criterium van de vergelijkbare doeltreffendheid. Vooral bij de toepassing op het criterium van de differentiatie blijkt de toets soms negatief uit te vallen.

Naast het evenredigheidscriterium, waarbij men polst of een bepaalde maatregel evenredig is met het nagestreefde doel, helpt het criterium van vergelijkbare doeltreffendheid te bepalen of de betreffende maatregel niet kan worden vervangen door een andere maatregel die het nagestreefde doel evengoed verwezenlijkt, maar met minder nadelen voor andere beschermingswaardige belangen.

Om dit criterium correct toe te passen moet ten eerste worden nagegaan of de ongelijke behandeling, die verscholen is in de differentiatie, doeltreffend is.

Dit wil zeggen : is de differentiatie in staat een antwoord te bieden op de vraag om voor iedereen een zo correct mogelijke premie vast te stellen en tegelijk weerwerk te bieden aan het gevaar van antiselectie (de mensen met het minste risico stappen uit de verzekering) en « moral hasard ».

De indieners menen dat hier nog veel marge is. In Nederland gaf een rapport van het Verbond der Verzekeraars aan dat HIV-patiënten wel degelijk kunnen genieten van een betaalbare levensverzekering en dit ingevolge de vooruitgang van de medische wetenschap. Naar aanleiding van dit rapport hebben enkele Nederlandse verzekeraars hun levensverzekeringen opengesteld voor dragers van HIV. Wel moeten zij hun medicatie stipt nemen en moeten zij de « highly active antiretroviral therapy » volgen.

Uit het onderzoek bleek dat de mensen die HIV hebben, niet intraveneus drugs hebben gebruikt, nog geen ziekte hebben gehad waarbij de diagnose AIDS werd gesteld en bij wie de HIV-remmende middelen een redelijk effect hebben, slechts een beperkte hogere kans op overlijden hebben.

Dit is een voorbeeld van een aanpak op maat op basis van het criterium van de vergelijkbare doeltreffendheid : de premie was niet correct, gelet op de medische evolutie inzake de behandeling van HIV-patiënten sinds de jaren negentig.

De betreffende maatregel (weigeren verzekeren HIV-patiënten voor levensverzekeringen) kan worden vervangen door een andere maatregel (verzekeren van HIV-patiënten, indien zij bepaalde optimale behandeling stipt volgen) die het nagestreefde doel (correct verzekeringsproduct dat financieel gezond is) evengoed verwezenlijkt, maar met minder nadelen voor andere beschermingswaardige belangen (toegankelijkheid vergroten van levensverzekeringen).

Ook inzake diabetes kunnen de verzekeringen de toegankelijkheid vergroten, zonder exorbitante bijpremies te vragen. Ze dienen meer onderscheid te maken tussen zwaardere en lichtere vormen van diabetes. Swiss Life is hiervan een goed voorbeeld. Zij werken met een objectieve vragenlijst waarop ze zich baseren om het tarief vast te leggen. Hun woordvoerder stelt dat ze geval per geval bekijken en bijpremies nastreven die binnen de aanvaardbare normen liggen.

Dit laatste concrete voorbeeld toont aan dat een aantal verzekeringsmaatschappijen wel bereid zijn om hun verzekeringsvoorwaarden te moderniseren. Een grondige herziening van de uitsluitingen van chronisch zieken en gehandicapten dringt zich op en dit op basis van de jongste stand van zaken van de wetenschap.

Indieners pleiten voor een conventie waarbij men moet gaan tot de grenzen van de verzekerbaarheid door de markt van de verzwaarde risico's voor de gezondheid. De « Convention Belorgey » heeft het over « aller jusqu'a la limite de l'assurabilité ».

Die doelstelling vereist een betere en permanent geüpdatete kennis van de ontwikkelingen van de pathologieën en hun behandeling. De « Convention Belorgey » voorziet daarom in de oprichting van een wetenschappelijke sectie waar de wetenschappelijke gegevens omtrent de mortaliteit en de behandeling van de voornaamste ziektes wordt bijgehouden en ter beschikking gesteld van de verzekeringen. Dit zal een exacte en op maat gemaakte aanpak mogelijk maken vanwege de verzekeringen. Deze resolutie pleit voor de oprichting van een Wetenschappelijke Sectie hieromtrent, naar analogie met Frankrijk. Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, dat heden reeds onderzoek verricht, zal nauw met de Wetenschappelijke Sectie samenwerken (13) .

Het criterium van de vergelijkbare doeltreffendheid heeft nog een tweede dimensie. Er moet worden nagegaan of er geen andere middelen zijn die misschien even doeltreffend zijn, maar die toch getuigen van meer eerbied voor het recht op gelijke behandeling (toegang tot verzekeringen).

De verzekeringen moeten meer creativiteit aan de dag leggen bij het opstellen van hun polissen. Zij moeten meer oog hebben voor alternatieven op een hoge bijpremie.

Bij de evaluatie van de risico's gelden er op de markt eigenlijk twee extreme standpunten, waarbij weinig ruimte is voor nuance. Dat wil zeggen dat er voor de verzekeraar gewoon twee mogelijkheden zijn (14)  :

— Ofwel is het profiel « gewoon » of « zonder meer » verzekerbaar.

— Ofwel is het profiel absoluut niet verzekerbaar.

Nochtans zou men kunnen verwachten dat verzekeraars met meer nuances zouden optreden, zodat meer mensen zouden beschouwd worden als wel verzekerbaar, zij het dan misschien met bijkomende voorwaarden of modaliteiten :

— met, beperkte, uitsluiting(en) en bijpremie;

— met, beperkte, uitsluiting(en) voor de specifieke vooraf bestaande ziekte of handicap en/of, zo nodig, beperkte verzekeringsdekking;

— met of na een bepaalde, liefst beperkte, wachttijd of carenzperiode;

— met beperkte bijpremie en franchise of schadevrijstelling (eigen risico);

— met een beperkte bijpremie en plafonnering van de dekking.

Die alternatieven moeten kunnen bijdragen tot een zo correct mogelijke premie en een evenwichtige verzekeringsportefeuille. Tegelijk moet zij ervoor zorgen dat de goede risico's zich niet benadeeld voelen en binnen de groep blijven. Tegelijk moet zij de toegang en de verzekerbaarheid van chronisch zieken en gehandicapten vergroten.

Deze resolutie wenst dat de verzekeraars, de patiëntenverenigingen en de overheid die pistes overlopen. Zo bepleit rechtsgeleerde Yves Thiery een model met een meer beperkte differentiatie en een grotere toepassing van plafonneringen van de verzekerde bedragen en /of de franchise.

Door een franchise te bedingen in het verzekeringscontract wordt een stuk van het risico op de schouders van de verzekerde gelegd. Deze techniek wordt ook « co-insurance » genoemd, omdat het risico wordt meeverzekerd door de verzekerde. Het gebruik van een franchise kan op alle kandidaat-verzekerden toepasbaar worden.

Door het gebruik van de plafonnering van het verzekerde bedrag zal er bij een schadegeval maar een dekking worden gegeven tot een bepaald bedrag.

Conclusie : het uitgangspunt is het handhaven van een correct premieniveau, dat evenwicht houdt in de verzekeringsportefeuille en weerwerk biedt tegen de gevaren van antiselectie en « moral hasard » en een brede toegang biedt naar de chronisch zieken en de gehandicapten, teneinde een verzekering te kunnen afsluiten tegen een aanvaardbare premie.

Deze resolutie wenst een bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen in te stellen die de hogeraangehaalde pistes uitwerkt, teneinde een adequaat antwoord te bieden aan de huidige weigering tot verzekeren voor de chronisch zieken en de gehandicapten. Dit overlegorgaan zal worden uitgebouwd als een Bijzondere sectie binnen de reeds bestaande Commissie voor Verzekeringen.

Het overlegorgaan heeft een samenstelling die afwijkt van de traditionele reeds bestaande secties die ressorteren onder de Commissie voor Verzekeringen. Zij heeft een bijzondere samenstelling. Zij dient te worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringssector, de kredietinstellingen, de patiënten en consumentenverenigingen en de overheid.

Sluitstuk van de werkzaamheden tijdens het eerste jaar van deze sectie moet een conventieakkoord zijn dat wordt gedragen door de betrokkenen. Hierbij moeten zij gaan tot de grenzen van de verzekerbaarheid door de markt van de verzwaarde risico's voor de gezondheid. De « Convention Belorgey » heeft het over « aller jusqu'a la limite de l'assurabilité ».

Verzekeraars moeten met meer nuances optreden, zodat meer mensen zouden beschouwd worden als wel verzekerbaar, zij het dan met bijkomende voorwaarden of modaliteiten zoals een franchise of een plafond.

Het bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen moet werken met concrete doelstellingen inzake het uitbreiden van de verzekerbaarheid tegen een betaalbare premie. Het hogeraangehaalde criterium van de vergelijkbare doeltreffendheid is hierbij een werkinstrument.

Het eerste convenantakkoord zal zich concentreren qua voorwerp tot die verzekeringen welke de consument moet nemen krachtens de wet of krachtens een overeenkomst. Het convenant zal concrete doelstellingen en maatregelen uitvaardigen inzake de toegankelijkheid voor chronisch zieken van de hospitalisatie- en de levensverzekeringen, de schuldsaldoverzekeringen, de brandverzekeringen en het gewaarborgd inkomen voor zelfstandigen.

Het bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen is een permanent orgaan dat zijn werkzaamheden zal richten op alle verzekeringen.

Er zal tevens een jaarlijkse evaluatie geschieden door het parlement van de vorderingen inzake de verzekerbaarheid van de chronisch zieken en de gehandicapten.

Deze resolutie bepleit in een afzonderlijke bepaling de levenslange geldigheid van verzekeringen in bepaalde gevoelige verzekeringstakken. In de praktijk gebeurt het steeds meer dat personen (soms zelfs met andere gezinsleden) opgenomen zijn in een collectieve verzekering, afgesloten door de werkgever of een andere instelling. Dergelijke verzekeringen bieden vaak dekking voor risico's die met de levensloop ernstiger of gevaarlijker worden.

Iedereen die in een collectieve verzekering is opgenomen, maar daaruit valt (bijvoorbeeld bij verlies van werk), moet het recht hebben om de verzekering op individuele basis verder te zetten. Dit recht moet worden gewaarborgd in alle polissen, onder meer in gezinsverband, waarin een groep personen verzekerd zijn; wie die groep (bijvoorbeeld het gezin of het bedrijf) verlaat moet de desbetreffende verzekering individueel verder kunnen zetten.

Dat betekent dat de bestaande dekkingsvoorwaarden behouden blijven als de verzekerde tijdens de duur van bepaalde verzekeringen mindervalide of gehandicapt, ernstig of chronisch ziek wordt.

Het gaat over de hospitalisatieverzekering, de aanvullende ziektekostenverzekering, de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, de aanvullende invaliditeitsverzekering, de verzekering gewaarborgd inkomen, de levensverzekering en schuldsaldoverzekering.

De individuele voortzetting van collectieve verzekeringen dient eveneens te worden gegarandeerd aan de bestaande voorwaarden en de verzekering moet betaalbaar blijven. De opgebouwde reserves moet men kunnen meenemen.

De verzekeringsector moet verder in overleg met de bevoegde minister voor zichzelf een gedragscode opstellen, en in sancties voorzien voor wie ze overtreedt. Dit werd bepleit door Hubert Claassens, een voormalige verzekeringsjurist en emeritus hoogleraar in verzekeringsrecht aan de KU Leuven. De verzekeringssector heeft er belang bij een goede code uit te werken, wil het iets aan zijn tanende imago doen. Dit wil de resolutie eveneens bewerkstelligen. Er is een precedent. Naar aanleiding van de introductie van de euro hebben de verzekeraars eveneens een gedragscode uitgewerkt.

Stéphanie ANSEEUW
Margriet HERMANS
Luc WILLEMS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

Overwegende dat :

A. verzekeringen steeds vaker geweigerd worden aan chronische zieken of personen met een handicap en die mensen steeds vaker worden uitgesloten in de meeste polissen en worden geconfronteerd met de-facto-weigeringen door het opleggen van torenhoge bijpremies;

B. de weigering tot verzekeren voor chronisch zieken en gehandicapten hun handelingsvrijheid steeds meer beperkt, daar diverse verzekeringen krachtens de wet of krachtens een overeenkomst verplicht zijn. Voor chronisch zieken en gehandicapten is het quasi onmogelijk een huis te kopen omdat zij geen schuldsaldoverzekering en een levensverzekering kunnen afsluiten. Zij hebben het moeilijker als zelfstandige, daar zij dikwijls worden uitgesloten van het gewaarborgd inkomen voor zelfstandigen. Ook het bekomen van kredieten wordt bemoeilijkt door de koppeling met de schuldsaldoverzekeringen. Licht mentaal gehandicapten kunnen dikwijls geen huurcontract afsluiten, daar ze geen brandverzekeringen kunnen bekomen;

C. kandidaat-verzekeringnemers die definitief genezen zijn van een niet-chronische ziekte met dezelfde problemen worden geconfronteerd als gehandicapten en chronisch zieken;

D. ook diabetespatiënten en andere patiënten met een chronische aandoening regelmatig geweigerd worden voor een hospitalisatie- en /of een levensverzekering of dat de bijpremies oplopen tot 300 %, alhoewel de vooruitzichten inzake de levensduur van diabetici steeds beter worden;

E. verzekeraars onvoldoende rekening houden met de medische evolutie inzake de behandeling en de mortaliteit van chronische ziekten en handicaps. Immers, in Nederland hebben de Levensverzekeraars in 2005 naar aanleiding van een rapport van het Verbond der Verzekeraars hun polissen aangepast en toegankelijk gemaakt voor HIV-patiënten. In België is dit tot op heden niet gebeurd;

F. de verzekeraars bij het bepalen van het risico veralgemenen en geen onderscheid maken tussen zwaardere en lichtere vormen van veel voorkomende ziektes;

G. de verzekeraars zelf meer rekening moeten houden met het persoonsgebonden karakter van een verzekering en de objectieve factoren van de verzekeringsnemer;

H. de uitsluitingen soms ook voorvallen na het zich voordoen van het risico, waarbij de verzekeraars verwijzen naar een voorafbestaande ziekte of lichaamsgebrek, dat reeds bestond bij het sluiten van het contract;

I. een verzekeringscontract steeds een « intuitu personae » (persoonsgebonden) karakter heeft en de kenmerken van de verzekerde objectieve factoren zijn in het bepalen van de vatbaarheid voor een schadegeval. Het profiel van de medecontractant is immers mede doorslaggevend. Anders oordelen zou het financiële evenwicht van de verzekeringsfondsen in het gedrang brengen en zal leiden tot zelfselectie aan de kant van de verzekerde, waardoor de verzekerde met een laag risico, gezien hij dezelfde premie moet betalen als de verzekerde met een hoog risico, zich zal terugtrekken uit de portefeuille van de verzekeraar;

J. het uitgangspunt van deze resolutie het handhaven van een correct premieniveau op maat van de verzekerde is, dat rekening houdt met het evenwicht in de verzekeringsportefeuille en weerwerk biedt tegen de gevaren van antiselectie en « moral hasard » en een brede toegang moet bieden naar de chronisch zieken en de gehandicapten, opdat zij een verzekering kunnen afsluiten tegen een aanvaardbare en draagbare premie;

K. deze resolutie alternatieven wil aanreiken aan het te ongenuanceerd optreden van de verzekeraars, zodat meer mensen zouden beschouwd worden als wel verzekerbaar, zij het met bijkomende modaliteiten of voorwaarden;

L. de verzekeraars te weinig gebruik maken van alternatieven op de weigering tot verzekeren of de hoge bijpremies zoals : beperkte uitsluitingen, beperkte wachttijd of carenzperiode, beperkte franchise (co-insurance) of schadevrijstelling of plafonnering van de dekking;

M. verzekeraars onvoldoende rekening houden met het criterium van de vergelijkbare doeltreffendheid, die bepalen of een betreffende maatregel (in casu contractsweigering/hoge premie) niet kan worden vervangen door een andere maatregel die het nagestreefde doel evengoed verwezenlijkt, maar met minder nadelen voor de andere beschermingswaardige belangen;

N. het risico realistisch moet worden ingeschat en er behoefte is aan meer maatwerk;

O. de regering eerder afspraken maakte om de verzekerbaarheid van chronisch zieken en gehandicapten te verbeteren en aldus de mogelijkheden van verzekeringsmaatschappijen om de zogenaamde levenslange verzekeringen eenzijdig op te zeggen in te perken en in de mogelijkheid voorzien voor werknemers om collectieve verzekeringen onder dezelfde voorwaarden voort te zetten op individuele basis;

P. deze resolutie de toegang tot de verzekeringen zo breed mogelijk wil maken en wil bewerkstelligen dat de verzekeraars gaan tot de uiterste grenzen van de verzekerbaarheid;

Q. het Franse voorbeeld van de « Convention Belorgey », waar een werkgroep waarin alle belanghebbenden vertegenwoordigd zijn, heeft bewezen dat die methode werkt,

Vraagt de federale regering :

1. binnen de drie maanden na goedkeuring van deze resolutie een bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen in te stellen, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringssector, de kredietinstellingen, de vakministers en de consumenten- en patiëntenverenigingen. Dit bijzonder overlegorgaan is een permanent orgaan dat maatregelen en beleidssuggesties zal uitvaardigen om de toegang tot de verzekeringen voor chronische patiënten en zieken te verbeteren. Het moet werken met concrete doelstellingen inzake het uitbreiden van de verzekerbaarheid tot de chronisch zieken en de gehandicapten tegen een betaalbare premie. Het bijzonder overlegorgaan zal jaarlijks een voortgangsrapport indienen bij het parlement, waarbij een stand van zaken wordt gegeven van de vorderingen inzake het verbreden van de toegang tot de verzekeringen voor chronische patiënten en zieken.

2. erop toe te zien dat het bijzonder overlegorgaan binnen de zes maanden na goedkeuring van deze resolutie een conventieakkoord uitvaardigt dat de levensverzekeringen toegankelijk maakt voor HIV-patiënten tegen een betaalbare premie.

3. erop toe te zien dat het bijzonder overlegorgaan binnen de 15 maanden na goedkeuring van deze resolutie een conventieakkoord uitvaardigt dat een brede toegang garandeert voor die verzekeringen welke de consument moet nemen krachtens de wet of een overeenkomst voor de chronisch zieken en de gehandicapten tot de diverse verzekeringsproducten tegen een betaalbare premie. Dit convenant zal concrete doelstellingen en maatregelen uitvaardigen inzake de toegankelijkheid voor chronisch zieken van de hospitalisatie- en de levensverzekeringen, de schuldsaldoverzekeringen, de brandverzekeringen en het gewaarborgd inkomen voor zelfstandigen.

4. binnen het jaar na goedkeuring van deze resolutie een wetsontwerp in te dienen in het parlement, waarbij de levenslange geldigheid voor de hospitalisatieverzekering, de aanvullende ziektekostenverzekering, de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, de aanvullende invaliditeitsverzekering, de verzekering gewaarborgd inkomen, de levensverzekering en schuldsaldoverzekering gegarandeerd wordt. Bij deze verzekeringen blijven de bestaande dekkingsvoorwaarden behouden als de verzekerde tijdens de duur van de verzekeringen mindervalide of gehandicapt, ernstig of chronisch ziek wordt. Dit wetsontwerp zal tevens de individuele voortzetting waarborgen van de eerder afgesloten collectieve verzekeringen en andersom tegen dezelfde dekkingsvoorwaarden.

5. uiterlijk zes maanden na goedkeuring van deze resolutie een wetenschappelijke sectie op te richten in samenwerking met het Nationaal Instituut voor de Statistiek, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Die sectie zal als opdracht hebben om de wetenschappelijke gegevens inzake mortaliteit en de morbiditeit voor de voornaamste pathologieën te verzamelen en te vernieuwen. Zij zal een kenniscentrum worden voor de kennis van de ontwikkeling van pathologieën en hun behandeling en een informatieloket voor de betrokken actoren. Dit zal de verzekeraars toelaten om echte verzekeringen op maat aan te beiden. De sectie zal advies verlenen aan het bijzonder overlegorgaan binnen de Commissie voor Verzekeringen.

6. in overleg met de verzekeringssector en in samenspraak met de bevoegde minister een afdwingbare en sanctioneerbare gedragscode op te stellen.

17 mei 2005.

Stéphanie ANSEEUW
Margriet HERMANS
Luc WILLEMS.

(1) Bernauw, K, « De Wet Bestrijding Discriminatie en verzekeringen » in : De wet Bestrijding Discriminatie in de praktijk, ed. Marc De Vos en Eva Brems, Intersentia, blz. 227.

(2) Thiery, Y., « De antidiscriminatiewet : verzekeren over dezelfde kam ? », TBA, 2003/8.

(3) Standpunt van het Vlaams patiëntenplatform VZW, « Verzekeringsproblemen van mensen met een chronische ziekte of handicap en hun omgeving ».

(4) Rogge, J., « Consumentenbescherming met averechtse effecten in verzekeringen », in Consumentenrecht, Y. Merchiers, Brugge, Die Keure, 1998, 262.

(5) Vandemeulebroucke, M., « La galère des diabétiques », Le Soir, 22 augustus 2001.

(6) D.B., « Er komt verbetering ».

(7) Diercksens, Th., « Verzekeringen maken suikerpatiënten het leven zuur », De Morgen, 12 februari 2005.

(8) http://www.belgium.be/eportal/application?language Parameter=nl&pageid=contentPage&docId=33821

(9) http://www.borstkanker.net/hoofdframe.html ?verzeker.html&2

(10) Hof van Justitie, 25 februari 2003, zaak nr. C-59/01 Europese Commissie tegen de Republiek Italië.

(11) Voordracht ter gelegenheid van de Wereldaidsdag in het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen. http:// www.news-from-newspapers.com/nl/Algemeen/2005/03/25/2003_ Verzekeraars_mogen_chronisch_zieken_en_mensen_met_een_ handicap_niet_langer_discrimineren.html

(12) Bernauw, K, « De Wet Bestrijding Discriminatie en verzekeringen » in : De wet Bestrijding Discriminatie in de praktijk, ed. Marc De Vos en Eva Brems, Intersentia, blz. 291.

(13) http://www.kenniscentrum.fgov.be/nl/index.html

(14) Prof. Hubert Claassens, Em. hoogleraar K.U.Leuven, Lid CRIS — Centrum Verzekeringswetenschap, Oud-plaatsvervangend raadsheer Hof van beroep Brussel, Verzekeringen voor (ex-)kankerpatiënten, http://www.borstkanker.net/hoofdframe.html ?verzeker.html&2