Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-40

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-2589 van mevrouw Talhaoui d.d. 3 mei 2005 (N.) :
Gezinsondersteuning. — Integratiebevorderende initiatieven. — Overleg met de lokale overheden. — Steun aan lokale initiatieven.

In haar algemene beleidsnota van 25 november 2004 spreekt de geachte staatssecretaris over de rol, de positie en het welzijn van de gezinnen als één van de belangrijkste uitdagingen voor onze maatschappij. Het centraal stellen van het welzijn en de ontplooiingsmogelijkheden van de gezinnen vergt inderdaad een coherente beleidsvisie. Nu zijn verschillende aspecten van het beleid rond gezinnen, opvoeding, en nevenaspecten zoals interculturaliteit of grootstedenbeleid, in ons land verspreid wat betreft de bevoegdheden. Terecht wil de geachte staatssecretaris haar beleid dan ook sturen vanuit een subtiel evenwicht tussen het wegwerken van ongelijkheden en het ondersteunen van gezinnen in een kwetsbare positie, en dit door « alle gezagsniveau's samen te brengen rond heel specifieke problemen ».

Dankzij recente lokale ontmoetingen met ouders van allochtone afkomst ben ik ervan overtuigd geraakt dat er, mede in de context van grootstedelijkheid en interculturaliteit, nog veel moeilijkheden zijn, maar ook zeer veel mogelijkheden. Vaak herhaalde opmerkingen waren onder andere dat het beleid nu te weinig geld, tijd, personeel vrijmaakt om concrete initiatieven ten aanzien van allochtone ouders te nemen. Ook de communicatie over nuttige informatie schiet tekort. Onderzoek in Nederland wijst uit dat vooral Marokkaanse en Turkse moeders meer steun en informatie vragen van onpartijdige personen met kennis van zaken. In de meeste regio's in ons land is het aanbod van opvoedingsondersteuning weliswaar groot, maar allochtone ouders vinden er helaas niet altijd de weg naar of vinden de drempel te hoog. Het feit dat verschillende allochtone gemeenschappen letterlijk met één been in elke cultuur staan, in de Belgische en in de eigen cultuur, zorgt voor een extra drempel. Meer nog, culturele spanningen en communicatieproblemen werken eerder negatief in op deze al zo hoge drempel. Er is nog veel werk te verrichten volgens de betrokkenen die ik sprak. In Antwerpen is trouwens in het lager onderwijs al 38 % van de leerlingen allochtoon (in bepaalde scholen loopt dat zelfs op tot 60 %). Reden te meer, denk ik, om in onze veranderende maatschappij specifieke beleidsinitiatieven te nemen om deze gezinnen te ondersteunen.

Vandaar de volgende vragen aan de geachte staatssecretaris :

1. Heeft zij recent stappen ondernomen om alle actoren op alle beleidsniveau's samen te brengen om zo tot lokale initiatieven te komen ?

2. In Antwerpen is er een aanzet om met een Steunpunt Opvoedingsondersteuning te beginnen om de samenwerking tussen de reeds bestaande instanties te verbeteren. Heeft zij hier weet van en is zij bereid een coördinerende rol te spelen om dit initiatief te ondersteunen ?

Antwoord : De bekommernis van het geachte lid is om verschillende redenen belangrijk. Zo legt zij de nadruk op de noodzaak van een betere coördinatie op alle niveaus en van een betere communicatie met betrekking tot ouderschapssteun. Zij spitst deze doelstelling in het bijzonder toe op allochtone gezinnen, die vaak moeite ondervinden om toegang te krijgen tot bepaalde diensten of nuttige informatie.

Net als de voorbije maanden, blijf ik hameren op een betere coördinatie en een doeltreffender dialoog tussen de gemeenschappen en de federale staat, voor alle gezinsaangelegenheden. Zoals het geachte lid immers aangeeft, moeten de federale bevoegdheden en de gemeenschapsbevoegdheden beter op elkaar worden afgestemd om interculturaliteit en integratie te bevorderen. Hierop leg ik mij volledig toe in de staten-generaal van het Gezin en ik houd daarbij de bijzondere moeilijkheden van allochtone gezinnen voor ogen.

Onderwerpen die uitgebreid aan bod komen in de werkgroepen rond ouderschapssteun en de strijd tegen alle vormen van geweld zijn onder meer preventie, een betere toegang tot diensten en tot informatie en een degelijke opleiding van de personen die in deze domeinen werkzaam zijn. Bij de behandeling van deze thema's moet natuurlijk bijzondere aandacht gaan naar de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, waarvan de allochtone bevolking vaak deel uitmaakt.

Persoonlijk ben ik ook van mening dat het wenselijk is grondig na te denken over de richting die we willen uitgaan met de middelen die resulteren uit het beleid ter bevordering van de burgerzin en de integratie. Hiertoe zal het wellicht nodig zijn een debat op gang te brengen in de interministeriële conferentie « Welzijn, Gezin en Sport » waarin de federale staat en alle gewesten en gemeenschappen hun krachten kunnen bundelen om de doeltreffendheid van de instrumenten op te drijven. Ik geef evenwel toe dat ik nog geen maatregelen in die zin heb genomen, omdat het mij beter lijkt deze kwesties voor te leggen aan de interministeriële conferentie zodra de besprekingen in de staten-generaal nieuwe denkpistes of meer formele aanbevelingen zullen hebben voortgebracht.

Ik kan het geachte lid meedelen dat ik niet op de hoogte ben van het initiatief « Steunpunt Opvoedingsondersteuning » in Antwerpen. Ik word wel aangesproken door organisaties die actief zijn op het terrein en die allochtone ouders meer proberen te betrekken bij het schoolgebeuren en hen op die manier een volwaardiger rol als burger trachten aan te meten. In dit stadium kan ik moeilijk concrete maatregelen naar voor schuiven, maar er wordt alvast denkwerk verricht dat, naar ik hoop, zal uitmonden in actieonderzoek in het kader van de staten-generaal van het Gezin.

Tot slot wil ik benadrukken dat voor de behoeften die het geachte lid aanhaalt geen aanzienlijke middelen nodig zijn, maar eerder een betere oriëntering van de middelen naar informatie en opleiding, terwijl deze middelen momenteel vaak uitsluitend gaan naar herstel of remedies. Ik begrijp en deel de bekommernissen van het geachte lid. Ik hoop dan ook op de actieve steun van het geachte lid te mogen rekenen wanneer alle beleidsniveaus hieromtrent overleg zullen plegen.