3-115

3-115

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 2 JUNI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Stéphanie Anseeuw aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in België» (nr. 3-844)

Mevrouw Stéphanie Anseeuw (VLD). - Uit de studie `Women's Empowerment: Measuring the Global Gender Gap' van het World Economic Forum, een onafhankelijke internationale denktank, blijkt dat België ten opzichte van de andere EU-landen heel slecht scoort op het vlak van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen werd nagegaan op vijf gebieden: loon voor gelijk werk, toegang tot de arbeidsmarkt op alle niveaus, politieke invloed, toegang tot opleiding en scholing, en gezondheid en welzijn.

België neemt daarbij de twintigste plaats in, na een rist andere Europese landen, zoals Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Ierland. Ons land wordt voorafgegaan door de Baltische staten en Polen.

Vooral wat de toegang tot de arbeidsmarkt en de verloning betreft, scoort België ronduit slecht.

Wat het loon betreft, bevinden we ons in het gezelschap van Uruguay en Korea.

Inzake de toegang tot de arbeidsmarkt staan we ongeveer op hetzelfde niveau als Colombia en Maleisië.

Dat België slecht scoort op het vlak van de verloning van de vrouw en de toegang van de vrouw tot de arbeidsmarkt, verwondert mij geenszins.

Om die reden heb ik naar aanleiding van de Internationale vrouwendag op 8 maart samen met collega Margriet Hermans een voorstel van resolutie ingediend dat onder meer tot doel heeft tegen 2009 alle niet-objectieve loonverschillen weg te werken.

De belangrijkste reden van het ongelijke loon is de discriminatie in de functieclassificatie.

De indirecte discriminatie bestaat erin dat kenmerken die geassocieerd worden met traditionele vrouwelijke functies, lager worden gewaardeerd, met een relatief te lage plaats in de functierangordes en salarisroosters tot gevolg, en dat kenmerken die geassocieerd worden met traditioneel mannelijke functies, worden overgewaardeerd. Dat is een oud zeer, dat al jaren wordt aangeklaagd.

Frankrijk, dat op het vlak van de verloning nochtans beter scoort dan België, heeft een wetsontwerp ingediend waarin expliciet wordt bepaald dat alle loonverschillen tussen mannen en vrouwen binnen vijf jaar na goedkeuring van het ontwerp moeten zijn weggewerkt. De sociale partners moeten daartoe bij de sectoriële onderhandelingen in het kader van de CAO's een regeling uitwerken.

Hoe verklaart de minister de slechte score van België op het vlak van de gelijke verloning en de toegang van de vrouw tot de arbeidsmarkt?

Beschouwt de minister het wegwerken van de loondiscriminatie tussen mannen en vrouwen als een prioriteit? Zo ja, welke concrete maatregelen zal de minister nemen en tegen wanneer zal de beloning van mannen en vrouwen gelijk zijn? Zo neen, waarom niet?

Welke concrete maatregelen zal de minister nemen om de toegang van vrouwen tot directie- en bestuursfuncties binnen de ondernemingen en de publieke sector te verbeteren?

Wat vindt de minister van het Franse wetsontwerp betreffende de gelijkheid van de salarissen van vrouwen en mannen? Zal de minister een gelijkaardig initiatief nemen en zo ja, wanneer?

Is de minister het ermee eens dat de belangrijkste reden van de bestaande loondiscriminatie te vinden is in de functieclassificatie en de slechtere remuneratie van deeltijdse arbeid in vergelijking met een voltijds equivalent. Kan de minister uitvoerig toelichten welke beleidsconclusies hij daaruit trekt?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van `gelijke verloning' en de moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt voor vrouwen zijn een oud zeer.

De resultaten van de aangehaalde studie moeten nochtans met omzichtigheid worden bekeken. Er bestaan andere studies waarin België veel beter scoort en op de vijfde plaats staat met een loonverschil van slechts 15%. De aangehaalde studie houdt immers geen rekening met de context van een land en ze pretendeert dat ook niet. De studie heeft inzake arbeidsparticipatie cijfers in beeld gebracht, maar geen `oorzaken'.

Inzake de toegang van vrouwen tot hogere functies zal er nog een grote mentaliteitswijziging nodig zijn. Er bestaat reeds een pakket maatregelen om arbeid en gezin met elkaar te verzoenen. Deze maatregelen hebben direct of indirect tot gevolg dat vrouwen gemakkelijker jobs kunnen uitoefenen met een grote verantwoordelijkheid.

Het is uiteraard de bedoeling dat ook mannen gebruik maken van maatregelen zoals ouderschapsverlof, zodat vrouwen met een verantwoordelijke positie de kans hebben om aan het werk te blijven.

Daarnaast blijft het belangrijk dat mensen zich meer en meer bewust worden van de maatschappelijke veranderingen en van het feit dat ook vrouwen waardevolle posities kunnen bekleden. Informeren en sensibiliseren via de overheid en via de sociale partners blijft dan ook van het grootste belang.

Als minister van Ambtenarenzaken heb ik diverse acties ondernomen ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen voor de toegang tot de hoogste functies. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in die functies is deels te verklaren door een tekort aan kandidaten. Daarom heb ik alle vrouwen van niveau A persoonlijk aangeschreven om ze aan te zetten hun kans te wagen bij de selectieproeven voor topfuncties. Ook intern werd een campagne gelanceerd om vrouwen te sensibiliseren om zich kandidaat te stellen. Een campagne gericht naar de vrouwen tewerkgesteld in de privé-sector wordt voorbereid.

Mevrouw Nicole Ameline, Frans minister van Pariteit en Professionele Gelijkheid, heeft mij uitgenodigd om de voorstelling van het wetsontwerp betreffende de loongelijkheid bij te wonen. Helaas kon ik niet aanwezig zijn. Ik heb het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen gevraagd mij te vertegenwoordigen. Samen met mijn collega Van den Bossche wil ik dit ontwerp grondig bestuderen.

Het klopt dat één van de redenen van de bestaande loondiscriminaties bij de functieclassificaties ligt. Dat is een materie die uiteraard ook tot de bevoegdheid van mijn collega van Werk behoort. Zij is op het ogenblik bezig met een bevraging over de functieclassificaties bij de sectoren en zal eerst de resultaten bekijken die de paritaire comités haar op korte termijn zullen bezorgen.

Verder wil ik de aandacht vestigen op het EVA-project rond het thema `gelijk loon voor gelijk werk' dat momenteel door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen wordt gecoördineerd. Dit project geniet de steun van het Europees Sociaal Fonds. Het voorziet in de geleidelijke invoering van het geactualiseerde opleidingspakket: `Evaluatie en functieclassificatie / Instrumenten voor loongelijkheid'. Het Instituut biedt de opleidingen aan met als primaire doelgroep de sociale partners ACV, ACLVB, ABVV en VBO. In 2005 zal een praktische gids op punt worden gesteld met de belangrijkste punten van de cursus en met praktisch advies over de gelijkheid van kansen en de functie-evaluatie.

Een volgend deel van het EVA-project bestaat uit een evaluatie in minstens drie sectoren die reeds omgeschakeld zijn naar het gebruik van een analytisch functieclassificatiesysteem.

De evaluatie moet het mogelijk maken om de effecten te analyseren van het gebruik van het systeem op de lonen en om de aandacht te vestigen op de negatieve effecten zoals de meerkosten die gepaard gaan met de invoering van een analytisch systeem.

Het is de bedoeling om de belangrijkste middelen en de mogelijke oplossingen te verzamelen in een gids voor de sociale partners, de sectoren en de ondernemingen die een analytisch systeem invoeren.

Mevrouw Stéphanie Anseeuw (VLD). - Ik dank de minister voor zijn antwoord en voor de reeds genomen stappen. Ik hoop dat de discriminatie tussen mannen vrouwen zo snel mogelijk verdwijnt, evenals de slechte positie die België terzake inneemt.