3-113

3-113

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 26 MEI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de palliatieve dagcentra» (nr. 3-827)

De voorzitter. - Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw, antwoordt namens de heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). 1 juli 2005, datum waarop de subsidiegarantie van de federale overheid voor de palliatieve dagcentra vervalt, nadert met rasse schreden. Ondertussen zijn de eerste gesprekken met de regionale overheden gestart, maar er is weinig kans dat alles wordt afgerond tegen eind juni.

De dagcentra hebben klagen nu reeds dat het forfait dat hen wordt toegekend te krap is. Uit het evaluatierapport van het RIZIV leidt de minister af dat het federale aandeel in dat forfait te hoog is en dus ten dele moet worden overgenomen door de deelregeringen, die soms zelf over geen financiële ruimte meer beschikken.

Kan de minister officieel bevestigen dat de toekenning van forfaits verlengd wordt tot minstens 31 december 2005, als er op 30 juni geen oplossing bereikt is tussen de federale regering en zijn collega's van de deelregeringen? Welke garanties eist de minister van de deelregeringen voor de professionele invulling van de palliatieve dagcentra?

Momenteel kunnen die centra een beroep doen op een arts, een verpleegkundige en een psycholoog. Ze worden bijgestaan door vrijwilligers. De vrees bestaat dat een doorschuiven van de palliatieve dagcentra naar de gemeenschappen automatisch zal leiden naar een inschakeling van minder gekwalificeerd personeel. Aan hun inzet, dienstvaardigheid en enthousiasme twijfelen we niet, maar er zal een hiaat ontstaan op het gebied van pijn- en symptoomcontrole, psychologische en spirituele begeleiding en toezicht op nutteloze medische onderzoeken en behandelingen vooral van palliatieve patiënten.

De mediaan van de patiënten die dagcentra volgen, ligt onder de 50 jaar. Toch is het blijkbaar de bedoeling de centra onder de rustoordsector te laten ressorteren. De minister bevestigde dat onlangs in zijn antwoord op een parlementaire vraag. Hij stelde dat de financiering vooral moet worden geïntegreerd in de opvang van ouderen. Hoe wordt die aanpak verantwoord ten opzichte van de reële leeftijd van de patiënten?

Mevrouw Annemie Van de Casteele (VLD). - Ik wil aansluiten bij de vraag om uitleg van mevrouw De Roeck. Ik had over hetzelfde onderwerp een vraag om uitleg ingediend, die pas volgende week op de agenda zal staan. Afhankelijk van het antwoord van de minister, zal ik die vraag eventueel intrekken.

Op een menswaardige manier sterven gaat ons allen aan. De meeste mensen sterven het liefst thuis. Daarom juichen wij elk initiatief toe dat bijdraagt om die wens te vervullen. Ik verwijs in dat verband naar de conventies die de vorige minister van Sociale Zaken heeft gesloten met de palliatieve dagcentra. Als mensen een beroep kunnen doen op de palliatieve dagcentra kunnen zowel de patiënt als de familie vaak de zware zorg aan.

Op basis van de evaluatie van 2002 en 2003 heeft het RIZIV een aantal aanbevelingen geformuleerd. Het stelt bijvoorbeeld voor dat men achttien maanden in plaats van zes maanden vóór het verwachte levenseinde in aanmerking komt voor toegang tot een palliatief dagcentrum.

Daarom is het jammer dat er werd beslist de conventies op te zeggen. De uitvoering van die beslissing werd nu enige tijd uitgesteld en mevrouw De Roeck pleit voor het handhaven van de conventies tot het einde van het jaar. Ik sluit mij daar bij aan en ben voorstander van een evaluatie na iets langere termijn. De minister stelt voor de palliatieve dagopvang te verzorgen in de rustoorden. We hebben evenwel ook te maken met mensen jonger dan 60 jaar die horen niet thuis in rustoorden. De rusthuizen kunnen wel een deel van de palliatieve zorg overnemen, maat het is niet zinvol alle middelen in die richting te heroriënteren. Ik dring er bij de minister op aan de bestaande initiatieven eventueel te heroriënteren via een gedeeltelijke aanpassing van de voorwaarden.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand en Landbouw. - Op de interministeriële conferentie over Gezondheid van 13 juni moet in dit dossier een standpunt worden ingenomen. De deelstaten werden op de hoogte gebracht van de nood aan structurele oplossingen om de financiering van de dagcentra te waarborgen. Als de gemeenschappen en gewesten daarop ingaan, zal het verzekeringscomité de conventies van de dagcentra zonder al te veel problemen tot eind 2005 kunnen verlengen zodat de overgang verzekerd is. In geval van een negatief antwoord, is het wellicht niet nuttig die experimentele initiatieven nogmaals te verlengen omdat de financiering ervan dan niet meer verzekerd is.

Het is niet nodig in dit stadium aan de deelstaten waarborgen te vragen. Deze kwestie kan enkel worden besproken op voorwaarde dat de deelstaten een principeakkoord aangaan voor de financiering van die centra. We kunnen de kwalitatieve aspecten van het dossier enkel op die basis bespreken.

Dat het ook om jonge patiënten gaat is een fundamenteel element in het dossier.

In dit stadium is het moeilijk die problematiek eruit te halen, maar ik ben wel gevoelig voor deze kwestie. Als de oplossing voor de centra erin bestaat ze te integreren in de programmatie van RH/RVT, moet er beslist een andere oplossing worden gevonden voor palliatieve patiënten jonger dan 50 jaar.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - In ons land is de palliatieve zorg van een erg hoog niveau. Het zou spijtig zijn indien dat teloor zou gaan. De dagcentra bestaan nog niet zo lang en de mentaliteit is er nog niet echt zieke familieleden naar die centra te brengen. Ook toen het debat over euthanasie en palliatieve zorg op gang kwam, wisten de mensen nog weinig over palliatieve zorg. Ik vrees dat met een overheveling naar de gewesten de palliatieve dagcentra en hun specifieke begeleiding zullen verdwijnen. Een goede palliatieve behandeling met een professionele begeleiding is erg belangrijk. Ik vrees dat ook dát zal verdwijnen. We hebben een goede euthanasiewet en goede palliatieve verzorging. De mensen kunnen daartussen kiezen. Het is dan ook verschrikkelijk dat we naar een situatie zouden gaan waar die keuze niet meer zal bestaan. Dagcentra zijn voor iedereen betaalbaar. In Limburg bestaan er geen dagcentra. Daar wordt de begeleiding aan huis gedaan door bejaardenhelpsters en gespecialiseerde verpleegsters. Dat is voor de patiënten veel duurder. Een zieke met minder geld kan dan niet kiezen om thuis te sterven en wordt gedwongen om te kiezen voor een palliatieve eenheid. Die doen heel goed werk, maar heel wat patiënten, zeker jongere mensen met man of vrouw en kinderen verkiezen af en toe naar het dagcentrum te gaan en willen thuis sterven. Het is erg dat dit allemaal op de helling komt te staan. Ik zal dat probleem blijven volgen en ik ben blij dat collega Van de Casteele dat ook doet. Ik zal blijven vragen stellen tot er zekerheid is.