Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-37

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-2165 van de heer Brotcorne d.d. 3 februari 2005 (Fr.) :
Opleiding van artsen. — Communicatie tussen artsen en patiënten. — Mededeling van pijnlijke diagnoses.

De wet van 22 augustus 2002 op de patiëntenrechten legt de arts een informatieplicht op.

De wet bepaalt evenwel niet op welke wijze de patiënt moet worden ingelicht.

Velen klagen echter over de manier waarop hun een ernstige ziekte ter kennis wordt gebracht. Dat gebeurt dikwijls te abrupt en te snel, er wordt geen duidelijke uitleg gegeven en er worden geen geruststellende woorden uitgesproken.

In de geneeskunde is men immers nogal geneigd de relatie tussen arts en patiënt te beperken tot de ziekte die tot elke prijs moet worden bestreden.

Men gaat jammer genoeg vaak voorbij aan het feit dat de ziekte een menselijk wezen aangrijpt en gepaard gaat met fysiek en psychisch lijden, angst, hoop en tal van andere emoties.

De patiënt moet een optimale levenskwaliteit behouden. Het is niet aanvaardbaar de diagnose van een ernstige ziekte te verzwijgen voor een patiënt die gezond van geest is, maar men kan zich vragen stellen over de manier waarop de mededeling moet geschieden.

Voornamelijk dankzij « Télévie » is een Franstalig project van verschillende universiteiten tot stand gekomen, gericht op het aanleren van communicatietechnieken tussen oncologen en patiënten. Artsen die aan de opleiding hebben deelgenomen, vonden dat ze als gevolg van het project beter in staat waren sereen in te gaan op de vragen van hun patiënten.

Wanneer de diagnose voor gevorderde gevallen wordt medegedeeld, moeten ook de bestaande therapeutische mogelijkheden worden voorgesteld, ook al liggen ze in de palliatieve sfeer.

De diagnose moet ook zodanig worden medegedeeld dat niet elke hoop wordt uitgesloten. Ook de meest scherpzinnige, bewuste zieken zullen nooit hun hoop opgeven.

De arts moet erop wijzen dat enig optimisme gegrond is, al was het maar omdat er in de geneeskunde geen gehele, enige en onveranderlijke waarheid bestaat of omdat de diagnose gewoon verkeerd kan zijn of enkel een alarmsignaal dat niet mag worden genegeerd.

Daarvoor zijn een initiële en een voortgezette opleiding van de artsen onontbeerlijk.

Kan de geachte minister mij zeggen :

1. of de communicatietechnieken tussen artsen en patiënten niet alleen aan oncologen worden aangeleerd, zoals in het genoemde project, maar ook aan alle artsen;

2. of die communicatietechnieken verschillend worden opgevat naar gelang van de ziekte en de hoedanigheid van de patiënt (leeftijd, geslacht, koppel, ...);

3. hoe het staat met de voortgezette opleiding terzake ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

Hoewel de wet betreffende de rechten van de patiënt bepaalt dat de informatie over de gezondheidstoestand van een patiënt in een duidelijke taal moet worden verstrekt, deze wet het recht om niet te weten bevestigt en tot slot de uitzonderlijke situatie van onthouding van informatie beschrijft, geeft de genoemde wet geen nadere verduidelijking over de manier waarop de patiënt over zijn gezondheidstoestand moet worden geïnformeerd.

Deze problematiek is daarom niet minder essentieel. Tact, respect voor de patiënt en duidelijke uitleg blijven bij de bekendmaking van een pijnlijke diagnose geboden.

De parlementaire voorbereiding van de wet betreffende de rechten van de patiënt verduidelijkt dat de informatie moet worden verstrekt op een manier die aan de individuele patiënt is aangepast. Er moet met name rekening worden gehouden met de opleiding en de leeftijd van de patiënt (memorie van toelichting, nr. 1642/001, blz. 20).

Bovendien bepaalt artikel 33 van de Code van geneeskunde plichtenleer : « De arts deelt tijdig aan de patiënt de diagnose en de prognose mede; dit geldt ook voor een erge en zelfs voor een noodlottige prognose. Bij de informatie van de patiënt houdt de arts rekening met diens draagkracht en met de mate waarin hij wenst geïnformeerd te worden ... »

Tot slot moet worden opgemerkt dat wat de (van rechtswege of feitelijk) « onbekwame » patiënten betreft, de wet betreffende de rechten van de patiënt bepaalt dat die patiënten bij de uitoefening van hun rechten betrokken worden naar gelang van hun begripsvermogen (cf. artikel 12, § 2, voor minderjarigen; cf. artikel 13, § 2, voor van rechtswege onbekwame patiënten; cf. artikel 14, § 3, voor « feitelijk onbekwame patiënten »).

Om uw vragen nauwkeuriger te beantwoorden, kan hieraan het volgende worden toegevoerd :

1. Artsen krijgen in het kader van hun opleiding tot geneesheer-specialist communicatietechnieken aangeleerd, en dit krachtens artikel 2, § 12, van het ministerieel besluit tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten : « Bij de erkenning dient de kandidaat-specialist te kunnen bewijzen dat hij minstens 30 uur opleiding heeft gevolgd inzake communicatie met patiënten en minstens 20 uur inzake evidence-based medicine. »

2. De eigenlijke inhoud van de communicatieopleiding van de kandidaat-specialist wordt door de gemeenschapsoverheden bepaald. Men kan vermoeden dat de communicatietechnieken bedoeld zijn om de aandacht van de communicator (de arts) te vestigen op de verschillende bijzondere kenmerken van de situatie van zijn gesprekspartner (de patiënt), die telkens uniek is en van heel wat factoren (soort ziekte, leeftijd, geslacht, ...) afhankelijk is.

3. Er bestaat geen enkele wettelijke verplichting wat de permanente opleiding van artsen inzake communicatie betreft. Elke arts moet bijgevolg zelf initiatieven nemen teneinde de manier van communiceren met de patiënt te perfectioneren en uit te diepen.