Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-32

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Middenstand en Landbouw (Middenstand)

Vraag nr. 3-1836 van mevrouw Van de Casteele d.d. 14 december 2004 (N.) :
Zelfstandigen in bijberoep. — Statuut en reglementering.

Een zelfstandig beroep trekt steeds minder mensen en vooral jongeren aan, zo stelde UNIZO recentelijk nog in de Senaat tijdens een hoorzitting van de werkgroep « Vergrijzing van de bevolking ».

Opvallend is wel dat dit niet geldt voor zelfstandigen in bijberoep. Deze kennen wel een opwaartse trend.

Het statuut in bijberoep kan een ideale leerschool en instap zijn naar het zelfstandigenstatuut.

Die doorstroming blijkt niet altijd het geval of het doel te zijn.

Er zijn ook veel zelfstandigen die een zelfstandige activiteit combineren met een andere activiteit.

In sommige gevallen echter wordt het statuut ook misbruikt om bijvoorbeeld controles op zwartwerk te omzeilen. Vermits een zelfstandige in bijberoep niet aan dezelfde regels en lasten is onderworpen, kan hij de concurrentie met zelfstandigen in hoofdberoep soms vervalsen.

1. Kan de geachte minister voor de vijf laatste jaren de cijfers geven over het aantal zelfstandigen in bijberoep ?

2. Bestaan er cijfers over de doorstroming naar het statuut van voltijds zelfstandige, of over de « anciėnniteit » als zelfstandige in bijberoep ?

3. Hoe verklaart ze de populariteit van het zelfstandig statuut in bijberoep ?

4. Welke voordelen zijn eraan verbonden ?

5. Klopt het dat sommigen het statuut van zelfstandige in bijberoep aangrijpen om kosten aftrekbaar te maken die zij anders als werknemer niet zouden kunnen inbrengen ?

6. Worden zij aan dezelfde boekhoudkundige regels, controles en inspecties onderworpen als de voltijdse zelfstandigen ?

7. Kan het statuut van zelfstandige in bijberoep niet beter gedefinieerd worden om misbruiken te voorkomen ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen, in volgorde van de nummering van de gestelde vragen.

1. Het aantal zelfstandigen in bijberoep is de laatste jaren als volgt geėvolueerd : op 31 december 1999 bedroeg het aantal bijberoepers 140 603, op 31 december 2000 was dit 145 594, op 31 december 2001 was het aantal 150 399, op 31 december 2002 154 023 en op 31 december 2003 bedroeg het aantal bijberoepers 158 094.

2. De cijfers die een idee moeten geven over de doorstroming van hoofd- naar bijberoep en vice versa zijn nu nog niet beschikbaar.

3. Er zijn geen studies bekend die de bijzondere populariteit van het zelfstandig bijberoep verklaren.

Deze activiteit laat bijvoorbeeld de zelfstandige toe een zaak op te richten, maar biedt eveneens, aan bijvoorbeeld een professor in houtbewerking, de gelegenheid aan het contact met de beroepspraktijk te bewaren door een aanvullende activiteit als zelfstandige uit te oefenen.

4. In welke mate het zelfstandig bijberoep als een « voordeel » ervaren wordt, hangt af van de persoonlijke situatie van de betrokkene. Wat als voordelig ervaren wordt, is vaak het resultaat van een persoonlijke afweging, niet alleen op geldelijk maar ook op arbeidspsychologisch en familiaal vlak. In ieder geval, in het overgrote deel van de gevallen geeft de aanvullende activiteit geen enkel extra recht. Het zelfstandig bijberoep vestigt enkel maar sociale zekerheidsrechten in het kader van het zelfstandigenstatuut wanneer op bijdragevlak het tariefhoofdberoep verschuldigd is.

5. De fiscale aftrekbaarheid valt onder de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Financiėn.

6. Wat de controles en inspecties betreft, die onder mijn departement ressorteren, wordt niet a priori een onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijberoepen. De boekhoudkundige regels vallen onder de bevoegdheid van mijn collega bevoegd voor Economische Zaken.

7. Vanuit het sociaal statuut der zelfstandigen is een bijberoep als zelfstandige een beroepsactiviteit die gelijktijdig wordt uitgeoefend met een andere beroepsactiviteit die men gewoonlijk en hoofdzakelijke uitoefent onder het gezag van een werkgever. Van een bijberoep wordt ook gesproken wanneer de zelfstandige eveneens een loonvervangend inkomen geniet uit een andere, weggevallen beroepsactiviteit als werknemer of ambtenaar.

Een beter definiėring ligt in deze context niet voor de hand.