3-94

3-94

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 20 JANUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Wim Verreycken aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «het samenwerkingsakkoord over het gesloten centrum te Everberg» (nr. 3-538)

De voorzitter. - De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, antwoordt namens mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie.

De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - In het Vlaams decreet van 19 juli 2002 houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende het gesloten centrum in Everberg werd bepaald dat de Vlaamse regering dat akkoord zou opzeggen indien er tegen uiterlijk 31 augustus van vorig jaar geen federale wet was die een antwoord biedt op delinquent gedrag gepleegd door jongeren. Op initiatief van Vlaams Parlementsvoorzitter Norbert De Batselier werd op het einde van de vorige Vlaamse regeerperiode de deadline met vijf maanden opgeschoven tot 31 januari 2005.

Het wetsontwerp tot wijziging van de jeugdbeschermingswet kreeg in oktober 2004 groen licht van de federale ministerraad. Hoewel geen advies werd uitgebracht door de Vlaamse regering, oordeelde de Raad van State dat er voldoende overleg was geweest tussen de federale overheid en de vorige Vlaamse regering. Nochtans heeft Vlaanderen heel wat bedenkingen bij het wetsontwerp. De visies van Vlaanderen en Wallonië lopen ter zake erg uiteen: terwijl Vlaanderen eerder opteert voor een duidelijke structuur en duidelijke regels, is de aanpak van de Franstaligen veel zachter. Zo pleit de Vlaamse regering voor bijkomende bevoegdheden voor de jeugdrechters, zodat jongeren adequater kunnen worden gestraft en voor hun verantwoordelijkheid kunnen worden geplaatst. Vlaanderen vindt dus dat jeugdrechters wel degelijk jongeren moeten kunnen straffen, terwijl Wallonië veeleer heil ziet in alternatieve bemiddeling. Daarenboven pleiten de Vlaamse jeugdmagistraten ervoor om jongeren zo weinig mogelijk uit handen te geven. Uit cijfers blijkt dat tussen 1999 en 2001 87 procent van de jongeren die uit handen werd gegeven, Franstalig was. Amper 16 procent van die jongeren die voor een correctionele rechter komen, moet naar de gevangenis. Ook achter de federale gesloten instelling in Everberg staat een groot communautair vraagteken.

Vlaams minister Vervotte dreigde er in oktober vorig jaar zelfs mee het samenwerkingsakkoord niet verder te verlengen wanneer het wetsontwerp niet wordt aangepast. Bovendien staat minister Vervotte erg weigerachtig tegenover het betalen van de meerkosten door Vlaanderen - zo'n 16 miljoen euro - die het huidige wetsontwerp met zich mee zou brengen. Intussen werd het dossier geagendeerd op het overlegcomité en werd het wetsontwerp pas vorige week voor het eerst in de kamercommissie Justitie besproken. Het is bijgevolg onmogelijk dat er tegen eind januari sprake is van een nieuw jeugdsanctierecht, met het gevolg dat een verlenging van het samenwerkingsakkoord wel erg twijfelachtig wordt. Meer zelfs. Gezien de Vlaamse regering zich duidelijk uitspreekt tegen het wetsontwerp, is de kans niet gering dat Vlaanderen een belangenconflict inroept. De Vlaamse regering voelt zich hierbij geruggensteund door een arrest van de Raad van State, waarin wordt gewaarschuwd voor een mogelijke schending van het evenredigheidsbeginsel. De eis naar een autonoom Vlaams jeugdsanctierecht klinkt hoe dan ook luider en luider.

Wat zal er gebeuren met de werking van de federale jeugdinstelling in Everberg, aangezien het akkoord met de Vlaamse regering naar alle waarschijnlijkheid niet wordt verlengd?

Is de minister alsnog van plan tegemoet te komen aan de Vlaamse verzuchtingen inzake het ontwerp van jeugdsanctierecht? Wat is het standpunt van de minister op het overlegcomité?

Wat overweegt de minister te doen als de Vlaamse regering inderdaad toch een belangenconflict inroept?

De heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - De minister van Justitie wil vooreerst enkele verkeerde gegevens uit uw inleiding rechtzetten.

De Vlaamse regering pleit inderdaad voor bijkomende bevoegdheden voor de jeugdrechters, maar de minister komt grotendeels aan deze vraag tegemoet door de reeks maatregelen uit te breiden. De responsabilisering van de jongere staat hierbij centraal.

U stelt dat vooral Wallonië voorstander is van alternatieve bemiddeling. De minister moet u hierin tegenspreken: Vlaanderen vraagt zelfs om bemiddeling voorrang te geven op elke andere maatregel. In het ontwerp, dat trouwens een ontwerp is van de gehele federale regering, is de minister volledig tegemoet gekomen aan die vraag. Behalve voor wat de uithandengeving betreft, verschillen de opvattingen dus helemaal niet zozeer als de heer Verreycken laat uitschijnen.

De heer Verreycken verwijst bovendien naar een arrest van de Raad van State. Het gaat in feite om een advies dat de Raad van State heeft uitgebracht naar aanleiding van het voorontwerp van wet dat aan het huidig wetsontwerp ten grondslag lag.

Voor wat betreft het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, de Duitstalige, de Franstalige en de Vlaamse gemeenschap betreffende het gesloten centrum voor voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, heeft de Vlaamse regering beslist dat ze vanaf 31 januari 2005 het akkoord kan opzeggen. Dergelijke opzegging zou het akkoord evenwel niet direct stopzetten. Er loopt vanaf de opzegging immers nog een opzeggingsperiode. Het is bovendien niet duidelijk hoe lang die periode is: de Franstalige en de Nederlandstalige tekst van het samenwerkingsakkoord, gesloten onder de vorige minister van justitie op 30 april 2002, spreken elkaar tegen. Volgens de Nederlandstalige tekst kan het akkoord vanaf 1 maart 2005 jaarlijks opgezegd worden. Dat zou betekenen dat de samenwerking met Vlaanderen zou kunnen eindigen met ingang van 1 maart 2006, indien het uiterlijk tegen 1 september 2005 wordt opgezegd. Volgens de Franstalige tekst kan een opzegging slechts driejaarlijks gebeuren. Volgens die interpretatie zou een opzegging tegen ten laatste 1 september 2007 ten vroegste kunnen ingaan op 1 maart 2008 en zal de samenwerking nog ruim drie jaar worden voortgezet.

De minister van Justitie wacht af wat de Vlaamse regering wenst te bespreken op het overlegcomité. Het officiële overleg heeft plaatsgevonden. Er zijn verschillen in opvatting, maar het spreekt voor zich dat bij dit wetsontwerp niets kan worden veranderd aan de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen. Dat wordt geregeld in de bijzondere wet tot hervorming der instellingen.

De uithandengeving moet volgens de regering behouden worden, maar deze optie is hoogst uitzonderlijk en moet dat ook blijven. De jeugdbescherming dient om jongeren te responsabiliseren vanuit een pedagogische visie. De uithandengeving dient om die enkele jongeren te responsabiliseren voor wie een pedagogische aanpak helaas geen enkel effect meer heeft. Ook uit handen gegeven jongeren zullen zo goed mogelijk begeleid worden met het oog op hun sociale herintegratie na afloop van hun straf.

Aan bepaalde verzoeken van de Vlaamse regering kan wel worden tegemoetgekomen, bijvoorbeeld de vraag om bepaalde bemiddelingspraktijken die vandaag in Vlaanderen bestaan, op te nemen in het bemiddelingsgedeelte van het ontwerp.

De minister van Justitie is ervan overtuigd dat het parlement er na de nodige discussie zal in slagen om tot een consensus te komen over het ontwerp van de regering tot hervorming van het jeugdrecht.

De heer Wim Verreycken (VL. BELANG). - Dat de uithandengeving hoogst uitzonderlijk is, is niet helemaal correct. Uit cijfers blijkt dat tussen 1999 en 2001 87 procent van de jongeren die uithanden gegeven werden, Franstaligen waren. Het moet dan ook om een belangrijk aantal gaan. Ik zal de exacte cijfers via een schriftelijke vraag opvragen.

Wat me stoort, is de tegenspraak inzake opzeggingstermijnen. Zulks kan leiden tot alle mogelijke en onmogelijke procedureslagen. Het zou handig zijn indien er eenvormigheid zou zijn en de teksten exact geïnterpreteerd worden. Als de ene regering zegt dat er een opzeggingstermijn is van één jaar en de andere het over drie jaar heeft, dan is er helemaal geen rechtszekerheid. Ik vrees dat de Vlaamse regering een belangenconflict zou kunnen inroepen. Ik vraag me af wat de regering dan zal doen.