Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-26

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Volksgezondheid

Vraag nr.  3-1198 van de heer Vandenberghe H. d.d. 28 juli 2004 (N.) :
Chronische pijn.

Met 2,5 miljoen mensen die lijden aan chronische pijn staat ons land op de vierde plaats in Europa. Bovendien zouden er jaarlijks 6 600 mensen bijkomen.

1. Acht de geachte minister het wenselijk pijnspecialisten en pijncentra te erkennen ?

2. Acht de geachte minister het aangewezen noodzakelijk medicijnen die ons land nog niet verkrijgbaar zijn toe te laten ?

3. Welke initiatieven zal de geachte minister nemen voor de naar schatting 2,5 miljoen mensen in ons land die lijden aan chronische pijn ?

Antwoord : Zoals het geachte lid vermeldt, is chronische pijn inderdaad een belangrijk probleem. De laatste jaren is er dan ook reeds een aanzet gegeven tot een betere preventie en behandeling van chronische pijn.

Een advies uit oktober 2000 van de Afdeling chronische ziekten van de Wetenschappelijke Raad van het RIZIV bevatte terzake allerlei voorstellen, waarvan sommigen tot mijn bevoegdheidsdomeinen behoren maar andere (met name de verbetering van de basisopleiding inzake pijn van allerlei zorgverstrekkers) tot de bevoegdheid van de ministers van Onderwijs behoren.

Één van de voorstellen uit voornoemd advies betreft de oprichting, erkenning en financiering van derdelijnsreferentiecentra voor chronische pijn, waar ook het geachte lid voor pleit. De erkenning en financiering van dergelijke gespecialiseerde centra voor chronische-pijn-patiënten zal gebeuren door het sluiten van overeenkomsten tussen de betrokken centra en het Verzekeringscomité van het RIZIV. Dienaangaande heeft het Verzekeringscomité van het RIZIV in 2003 een modelovereenkomst met die centra goedgekeurd. Rekening gehouden met het beschikbare budget voor die referentiecentra (ongeveer 3,3 miljoen euro op jaarbasis) en met de bepalingen van de door het Verzekeringscomité goedgekeurde modelovereenkomst, kan het RIZIV met 12 referentiecentra een overeenkomst sluiten. In de praktijk hebben 25 ziekenhuizen zich echter kandidaat gesteld om met het RIZIV een dergelijke overeenkomst te sluiten, wat de bevoegde beheersorganen van het RIZIV genoopt heeft tot een moeilijke selectie onder de kandidaten. De beheersorganen van het RIZIV hopen deze selectie in september te kunnen afronden.

Daarnaast heb ik zelf het initiatief genomen om pilootprojecten te starten voor de behandeling van acute en chronische pijn bij kinderen (pediatrische algologie). Voor die pilootprojecten is in de RIZIV-begroting van 2004 een bedrag van 1 183 381 euro uitgetrokken. De concretisering van dit initiatief is lopende.

In de medische praktijk wordt nagenoeg iedere huisarts en iedere geneesheer-specialist geconfronteerd met patiënten die chronisch pijn lijden. Het is dan ook niet de bedoeling dat alle pijnpatiënten in de toekomst systematisch beroep gaan doen op de geplande pijnreferentiecentra en de pilootprojecten voor kinderen. Alleen als de eerste en de tweede lijn een patiënt zelf onvoldoende kunnen helpen, kunnen zij die patiënt doorverwijzen naar een derdelijnsreferentiecentrum voor een gespecialiseerde diagnose en eventueel een kortstondige behandeling, waarna de eerste en de tweede lijn de verdere behandeling van die patiënt opnieuw op zich moeten nemen.

Rekening gehouden met deze context en omdat er daarenboven op dit ogenblik in ons land nog geen gespecialiseerde opleiding voor geneesheren-pijnspecialisten bestaat (de uitbouw van een dergelijke interuniversitaire opleiding is in oktober 2000 wel voorgesteld in het advies van de Afdeling chronische ziekten van de Wetenschappelijke Raad), is het geenszins mijn bedoeling om geneesheren-algologen specifiek te gaan erkennen en bepaalde medische prestaties louter aan hen voor te behouden.

Om de huisartsen en de geneesheren-specialisten bij te scholen op het vlak van chronische pijn, is — naast de mogelijkheden die de accreditering en de LOK's terzake reeds bieden — in het kader van de modelovereenkomst met de pijnreferentiecentra wel een honorarium voorzien voor huisartsen en geneesheren-specialisten die deelnemen aan een teamvergadering van het pijnreferentiecentrum waarin een door hen verwezen patiënt besproken wordt. Specifiek voor deze honoraria is nog eens 223 000 euro uitgetrokken.

Wat nieuwe geneesmiddelen op het vlak van pijnbestrijding betreft — het geachte lid preciseert niet om welke medicijnen het gaat —, lijkt het me logisch dat deze ook in ons land verkrijgbaar zijn en dat eventueel ook in een tussenkomst van de verzekering voor geneeskundige verzorging in de kostprijs ervan wordt voorzien, voor zover deze geneesmiddelen aan de gebruikelijke criteria beantwoorden (qua medisch nut, veiligheid, kostprijs in vergelijking met gelijkaardige middelen, enz.).

Andere maatregelen die onder mijn bevoegdheid ressorteren, zoals een aanpassing van de huidige nomenclatuurbepalingen inzake de diagnose en behandeling van chronische pijn, worden op dit ogenblik nog bestudeerd door de betrokken RIZIV-organen.