3-92

3-92

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 13 JANUARI 2005 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jan Steverlynck aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap over «de mogelijkheden tot beroepsinschakeling voor gehandicapten» (nr. 3-514)

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Op 20 januari 2003, ondertussen bijna twee jaar geleden, riep toenmalig staatssecretaris voor de Sociale Zekerheid Van Gool in het kader van het Europees Jaar voor Personen met een Handicap, een interministeriële conferentie samen. Bedoeling was "een aantal belangrijke knopen door te hakken" onder meer op het vlak van het rolstoelenbeleid en van de werkgelegenheid voor gehandicapten.

De conferentie werd opgedeeld in drie werkgroepen: een werkgroep `hulpmiddelen', die zich onder meer met het rolstoelendossier zou bezighouden, een werkgroep `antidiscriminatie', die zich onder meer zou buigen over de toegankelijkheid van openbare gebouwen en het aanbrengen van `redelijke aanpassingen' ten behoeve van de gehandicapten en een werkgroep `tewerkstelling'. Die laatste werkgroep zou een aantal zaken aanpakken zoals werkgelegenheid in de openbare sector, de redactie van een brochure over `goede praktijken', wegwerking van een aantal activiteitsvallen, uitvoering van het begrip `redelijke aanpassingen' en verlening van informatie over rechten op het vlak van tewerkstelling.

De concrete resultaten inzake tewerkstellingsbevordering lijken nogal mager uit te vallen. De vorige regering heeft de toegelaten inkomstengrenzen wel verhoogd voor de partners van zwaar gehandicapten - de zogenaamde `Prijs van de Liefde' -, maar niet voor wie een lichtere handicap heeft. Nochtans komt precies die groep het meest in aanmerking voor het vormen van een duurzame relatie en hebben vooral zij, zo blijkt uit een bevraging door de Katholieke Vereniging van Gehandicapten, vaak financiële problemen.

Inzake tewerkstellingsbevordering van de gehandicapte zelf staan we ook niet ver. Uit cijfers van het Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming van de KULeuven blijkt dat in Vlaanderen 640.000 mensen op arbeidsleeftijd, of een 16,2% van de bevolking, een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem hebben. Slechts 45,7% van hen is aan het werk, tegenover 66,8% van de bevolking zonder langdurig gezondheidsprobleem. Een handicap of een ernstig gezondheidsprobleem beperkt dus duidelijk de mogelijkheden om een beroepsbezigheid uit te oefenen.

In haar beleidsnota van 25 november 2004 stelt de staatsecretaris dat in ons sociale zekerheidssysteem te weinig stimulansen zitten voor gehandicapten om nog een beroepsbezigheid uit te oefenen: "Personen met een handicap die een inkomensvervangende uitkering genieten, lijken bovendien terughoudend om zich op de arbeidsmarkt te begeven uit vrees geen uitkering meer te ontvangen wanneer ze hun baan verliezen." Iets verder suggereert de staatsecretaris dat een remedie nog niet voor morgen is omdat eerst nog wat studiewerk moet worden verricht, onder meer over de voorzieningen in de Scandinavische landen. Positief is wél dat de staatssecretaris erkent dat "de uitkeringen moeten bijdragen tot een systeem van maatschappelijke en professionele `insluiting' van personen met een handicap."

Daarom overweegt ze een systeem in te voeren "dat de personen met een handicap een statuut en een vast inkomen waarborgt en dat tegelijk beantwoordt aan de eisen van de arbeidsmarkt."

In het kader van het debat over de verhoging van de activiteitsgraad en met het oog op de maatschappelijke insluiting van deze relatief omvangrijke doelgroep is het dus nuttig ook het debat te voeren over de verbetering van de mogelijkheden tot beroepsinschakeling van gehandicapten. Dat is inderdaad hoognodig, niet in de eerste plaats om economische of budgettaire motieven, maar vooral in het belang van de gehandicapte zelf. Tewerkstelling is immers een belangrijke hefboom tot maatschappelijke integratie en participatie.

In de discussies over arbeidsparticipatie van gehandicapten worden niet altijd de juiste klemtonen gelegd. Zoals ook bleek bij de opzet van de interministeriële conferentie van vorig jaar, wordt bij de tewerkstelling van gehandicapten altijd de focus gelegd op tewerkstelling in de openbare sector of als werknemer in de private sector. Ook in de beleidsnota van de staatsecretaris is dat opnieuw het geval. Alle bestaande middelen, ook CAO nr. 26, zijn daarop afgestemd. Nochtans is voor vele gehandicapten tewerkstelling binnen een vooraf bepaald arbeidskader niet aangewezen. Voor velen zou een zelfstandige beroepsactiviteit, waarbij men de omvang van de arbeid en de tijdstippen van arbeidsprestaties zelf kan bepalen, meer voor de hand liggen. Zo zijn er veel informatici die als zelfstandige willen werken, maar zij worden verhinderd.

Soms heeft men geen keuze en is men verplicht een activiteit als zelfstandige uit te oefenen. Zo werd mij het geval gesignaleerd van een architect die alleen als zelfstandige aan de slag kan omdat hij anders niet aanvaard wordt door de Orde van Architecten.

Het ligt dus voor de hand ook de reïntegratie van gehandicapten via een zelfstandige activiteit te stimuleren. Er is daarvoor geen beleidskader en in ons systeem zijn er heel wat hinderpalen voor de arbeidsintegratie van gehandicapten via een zelfstandige activiteit. Die hinderpalen kunnen evenwel worden weggewerkt mits een aantal wettelijke obstakels uit de weg worden geruimd. Dat is mogelijk als ook de politieke wil aanwezig is.

Graag kreeg ik van de staatssecretaris dan ook een antwoord op volgende vragen. In hoeverre onderschrijft de huidige regering nog de doelstellingen van de interministeriële conferentie die door de vorige federale regering werd geïnstalleerd? In welke mate zijn de doelstellingen van de interministeriële conferentie gerealiseerd? Heeft de huidige regering plannen voor de verdere uitvoering van de nog niet gerealiseerde items uit de interministeriële conferentie? Zo ja, wat is hiervoor de timing? Werden er inmiddels al stappen gedaan? Binnen welke termijn denkt de staatssecretaris te komen tot een systeem "dat de personen met een handicap een statuut en een vast inkomen waarborgt en dat tegelijk beantwoordt aan de eisen van de arbeidsmarkt"? Welke initiatieven zal ze daartoe nemen? Welke maatregelen overweegt ze?

Onderschrijft de staatssecretaris de noodzaak om ook de toegang tot het zelfstandig beroep voor gehandicapten te vergemakkelijken? Zo ja, welke initiatieven zal ze nemen?

Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De interministeriële conferentie voor personen met een handicap kwam samen op 20 januari 2003, 7 mei 2003 en 10 mei 2004 om een reeks thema's uit te diepen. Daartoe behoorden ook de door de heer Steverlynck aangehaalde punten, meer bepaald de strijd tegen de discriminatie, het rolstoeldossier en de werkgelegenheid.

Als staatssecretaris bevoegd voor het Gezin en Personen met een Handicap is het mijn bedoeling voor die twee groepen concrete en doorslaggevende vooruitgang te boeken.

De interministeriële conferentie voor personen met een handicap maakt voortaan deel uit van de interministeriële conferentie Welzijn, Sport en Gezin. Deze conferentie kreeg van de regering de opdracht om het beleid inzake personen met een handicap te coördineren en de reeds begonnen werkzaamheden voort te zetten.

Dans le cadre de la Conférence Interministérielle Bien-être, Sport et Famille que j'ai présidée le 29 novembre dernier, différents points et propositions ont été discutés. Permettez-moi de préciser brièvement le contenu de certains d'entre eux.

In de eerste plaats wil ik de werkgelegenheid en de kansen op de arbeidsmarkt voor personen met een handicap verbeteren.

La conférence interministérielle a décidé de mettre sur pied une mission d'étude afin d'élaborer un mécanisme d'inclusion professionnelle permettant de valoriser les allocations accordées aux personnes handicapées et de faciliter l'insertion de celles-ci dans le monde du travail. Ce mécanisme vise également à assouplir le passage du système des allocations à un emploi, et vice versa, en simplifiant significativement les procédures.

Ce mécanisme ne peut être élaboré dans la précipitation, étant donné la complexité juridique de la procédure, l'ampleur des informations à recueillir, les nombreux interlocuteurs à consulter - les communautés, les régions, les associations de défense des intérêts des personnes handicapées -, la mise en perspective de nos propositions avec les recommandations de l'Union européenne, ainsi que les impératifs d'équité et d'éthique.

La ministre de l'Emploi a souhaité que cette question soit étudiée en parallèle avec la réinsertion professionnelle des malades de longue durée.

Dès lors, il m'est impossible de fournir un agenda précis quant à la mise en oeuvre du mécanisme précité. Je tiens cependant à ce que des propositions soient discutées lors de la prochaine réunion de la conférence interministérielle.

Le 29 novembre dernier, les ministres concernés ont demandé qu'une étude soit réalisée et définisse les mécanismes à mettre en place afin de renforcer les dispositifs stimulant l'emploi des personnes handicapées. Forte de cette convergence d'intérêts, j'ai entamé l'examen en profondeur des mécanismes existants dans d'autres pays européens et j'ai entrepris, avec plusieurs spécialistes, l'inventaire des pièges à l'emploi des personnes handicapées en vue d'élaborer des solutions concrètes.

La situation des indépendants n'est absolument pas oubliée ; j'associe la ministre concernée à tous ces travaux.

Ten tweede, wil ik de strijd tegen de discriminatie van personen met een handicap aanbinden.

La Conférence interministérielle du 10 mai 2004 a approuvé un protocole d'accord définissant le concept des aménagements raisonnables et prévoyant la constitution d'un groupe de travail chargé d'évaluer le contenu et l'adéquation des dispositifs visés.

Je souhaite que ce groupe de travail dépose son rapport en juin 2005. Sur base de ce rapport, les ministres fédéraux, régionaux et communautaires concernés ont demandé que le protocole d'accord existant soit transposé en un véritable accord de collaboration à faire approuver par l'État fédéral et les entités fédérées.

Par ailleurs, la Conférence interministérielle a décidé de mener, au cours de l'année 2005, une campagne d'information destinée aux employeurs, aux pouvoirs publics et aux organisateurs d'événements sur le droit aux aménagements raisonnables et les obligations qui en découlent.

Ten derde, moet de mobiliteit van personen met een handicap en hun toegang tot gebouwen en dergelijke worden bevorderd.

Un projet de protocole a été soumis à la conférence interministérielle du 10 mai 2004. Lors de la réunion préparatoire du 18 novembre 2004, les représentants des ministres ont demandé de postposer au mois de juin 2005 la prise de position des gouvernements régionaux sur ce projet de protocole. Néanmoins, afin de respecter la recommandation de l'Union européenne de rendre les espaces et bâtiments publics accessibles en 2010, il a été proposé que l'État fédéral et les entités fédérées établissent en juin 2005 un premier inventaire des espaces et bâtiments à rendre accessibles aux personnes à mobilité réduite pour 2010.

D'autres points ont été abordés et ont fait l'objet d'un accord en vue de poursuivre les travaux. Il s'agit du recueil statistique des données relatives au nombre de personnes concernées par le handicap et à leurs besoins, de la création d'un portail Internet rendant rapidement accessibles toutes les informations utiles aux personnes handicapées et à leur entourage, du projet d'instaurer une allocation d'intégration sportive destinée aux sportifs de haut niveau présentant un handicap, de la création d'un groupe de travail chargé de cerner l'étendue de la problématique des personnes handicapées mentales internées dans les prisons et de proposer des mesures préventives et de suivi pour ces personnes et, enfin, du dossier unique pour les chaises roulantes.

De interministeriële conferentie voor welzijn, sport en gezin heeft dus ambitieuze plannen ter verbetering van de levenskwaliteit en van de maatschappelijke en professionele erkenning van personen met een handicap.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Het verheugt me dat deze dossiers in de interministeriële conferentie worden opgenomen. Wat tewerkstelling betreft, moeten we ervoor zorgen dat alle mogelijke hinderpalen worden weggewerkt. Sommige mensen die actief willen zijn, kunnen om administratieve of bepaalde wettelijke maatregelen de stap niet zetten. Dat is moeilijk aanvaardbaar. Zo voelen ze zich niet betrokken bij de samenleving. Sommigen krijgen zelfs van de administratie te horen dat ze beter iets in het zwart doen om te vermijden dat ze problemen krijgen met hun uitkering! Dit kan niet. Iedereen moet op een legale manier actief kunnen zijn en zijn bijdrage aan de samenleving kunnen leveren.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats donderdag 20 januari 2005 om 10.00 uur en om 15.00 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 19.30 uur.)