3-83

3-83

Belgische Senaat

Handelingen

WOENSDAG 10 NOVEMBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Staf Nimmegeers aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de verdere uitbouw van de dagcentra voor palliatieve zorg» (nr. 3-421)

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Ons land is nog altijd toonaangevend inzake de uitbouw van de palliatieve zorg en zorgvoorzieningen. Door de jaren heen zijn er op dat vlak een aantal zorgmodellen uitgewerkt. Ik denk o.a. aan de dagcentra voor palliatieve patiënten. Zo'n dagcentrum vervult een brugfunctie tussen de thuiszorg en het ziekenhuis. Patiënten die graag naar huis zouden willen gaan, maar nog aarzelen, kunnen nog tijdens hun hospitalisatie af en toe naar het dagcentrum gaan en zo geleidelijk terug naar huis keren. Omgekeerd kan een patiënt die thuis verzorgd wordt, af en toe naar een dagcentrum gaan, waardoor de draagkracht thuis behouden blijft en de zwaar zieke niet om de haverklap moet worden gehospitaliseerd. Eén dag uit voor de palliatieve patiënt is een dag rust voor de al overspannen mantelzorg.

De patiënt heeft in zo'n centrum sociaal contact met lotgenoten. Dit is natuurlijk erg positief en ondersteunend, met name voor mensen bij wie na kanker bepaalde lichaamsdelen werden geamputeerd en die mekaar kunnen steunen en raad geven, evenals voor aids-patiënten die bij elkaar moed kunnen opdoen en psychologische bijstand kunnen vinden.

De patiënt kan in de dagcentra ook ondersteunende behandelingen krijgen waarvoor hij anders naar het ziekenhuis moet. Onder meer daardoor is zo'n dagcentrum ook kostenverlagend omdat juist door deze formule patiënten veel minder moeten worden gehospitaliseerd.

De dagcentra hebben gedurende een goede twee jaar tijd en middelen gekregen om te experimenteren, wat natuurlijk niet zo lang is. De ervaringen tot nog toe zijn zeer positief. De experimenteerperiode eindigt echter dit jaar. Voor de betrokkenen is het op dit ogenblik niet duidelijk hoe het vanaf 1 januari 2005 verder moet met de dagcentra.

In welke mate onderschrijft de minister de taken, de functies en de uitbouw van de dagcentra zoals die tot nog toe worden ingevuld? Heeft de minister de bedoeling om de dagcentra ook voor de komende jaren financieel te ondersteunen. Zo ja, volgens welke nadere regels en onder welke voorwaarden? Welke plaats wenst de minister toe te kennen aan de palliatieve zorg binnen het gehele gezondheidsbeleid?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik onderschrijf de in de RIZIV-conventies vastgelegde taken en functies van de dagcentra volledig. In een notendop komt het erop neer dat de bezettingsgraad van de dagcentra 80% moeten bedragen en dat het aanbod hoofdzakelijk moet zijn afgestemd op zwaar zorgbehoevende patiënten.

Ik kan me echter niet vinden in de manier waarop de overeenkomsten tussen de centra en het RIZIV momenteel worden ingevuld. De gemiddelde bezettingsgraad van ongeveer 17% in 2002 en 26,4% in 2003, blijft heel wat onder het vooropgestelde cijfer. Ook de aangesproken patiëntengroep komt niet overeen met de vooropgestelde doelgroep.

Eigenlijk gaat het meer om een psychosociale problematiek, waarbij men zich dan uiteraard moet afvragen of de omkadering hieraan aangepast is. Ik heb dan ook beslist om dit experiment niet te verlengen, althans niet op de vooropgestelde manier. De dagcentra werden door de betrokken diensten van het RIZIV hiervan op de hoogte gebracht. Dat betekent niet dat dagcentra niet zinvol kunnen zijn, maar niet in de hierboven geschetste vorm. Ik laat mijn diensten onderzoeken of het mogelijk is dit experiment in een andere vorm voort te zetten.

Palliatieve zorg zal in de toekomst een steeds grotere plaats innemen in de gezondheidszorg. Ik verwijs hierbij naar de wetgeving hierover, ondersteund door de wet op de patiëntenrechten. Onze gezondheidszorg moet worden geconcipieerd vanuit de vraag van de patiënten. Dat betekent echter niet dat de patiënt een persoon wordt die zorg bestelt, wel dat hij beschouwd wordt als een partner in een zorgproces. Daarnaast is het ook belangrijk de palliatieve zorg te benaderen vanuit een integraal kwaliteitsbeleid. De kwaliteit van de verzorging zal stijgen naarmate men een optimaal antwoord kan formuleren op de zorgbehoeften. Het lijkt me duidelijk dat patiënten in een laatste levensfase bepaalde behoeften hebben die niet overeenkomen met een curatieve zorgvorm. Het is de verantwoordelijkheid van alle zorgverleners deze behoeften werkelijk te onderkennen. Palliatieve zorg is een middel om op deze behoeften in te spelen.

De heer Staf Nimmegeers (SP.A-SPIRIT). - Ik dank de minister voor zijn antwoord, ook al stelt het mij toch een beetje teleur.

De algemene toon van het antwoord lijkt me weinig positief, terwijl deze initiatieven toch geweldig nodig zijn, ook om de sociale dimensie ervan.

Specifiek ben ik ook teleurgesteld omdat ik niet begrijp waarom men zo voorbarig besluit dat het experiment niet aanslaat of niet helemaal aan de behoeften beantwoordt. Het loopt pas twee jaar, kende een beperkt resultaat, dat echter toch al een stijging van 17 naar 26% vertoonde. Dergelijke nieuwe initiatieven in deze sector vergen een `inrijperiode', moeten bekend en door het publiek gewaardeerd geraken.

Het benieuwt me ook hoe de minister de begeleiding van het experiment zal voortzetten. Ik hoop immers dat de minister het niet afschrijft, maar enkel wil verbeteren.

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik wacht op het verslag en de voorstellen van mijn diensten. Zodra ik daarover beschik, zal ik u inlichten hetzij in de commissie hetzij in de plenaire vergadering.

(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)