3-82

3-82

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 28 OKTOBER 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Christel Geerts aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «proefprojecten activering in de geestelijke gezondheidszorg» (nr. 3-432)

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Eind 2002 kregen 19 proefprojecten een tijdelijke erkenning om expertise op te bouwen op het vlak van trajectbegeleiding inzake arbeid en trajectbegeleiding inzake educatie en vrije tijd. Er werd een tussentijds activiteitenverslag over de betrokken projecten opgesteld voor de periode eind 2002 tot en met mei 2004.

Ondertussen werd in februari 2004 ook een evaluatie van die proefprojecten afgerond. Dat onderzoek werd gevoerd door de KU-Leuven. Er is een positieve evaluatie met betrekking tot het bereiken van de doelen, vooral inzake werk of opleiding en arbeidstraining. In het kader van dat onderzoek antwoordden de gebruikers bovendien zelf dat ze een positieve evolutie merken. De activering heeft voor de meeste gebruikers een positief effect gehad.

Recentelijk heeft de FOD Volksgezondheid aan de overlegplatformen geestelijke gezondheidszorg medegedeeld dat die proefprojecten niet verlengd worden. Naast het budgettaire argument worden twee andere argumenten aangehaald. Het eerste argument is dat bij nader toezien arbeidsrehabilitatie geen opdracht is voor de geestelijke gezondheidszorg. Ten tweede worden er globaal ook vragen gesteld bij de effectiviteit van de lopende projecten.

Kan de minister de mededeling van de FOD in verband met de stopzetting van de subsidies bevestigen? Kan de minister de mededeling betreffende de motieven daartoe bevestigen? In welke mate is die beslissing in overeenstemming met de resultaten van het vermelde wetenschappelijk onderzoek waaruit hoopgevende conclusies naar voor kwamen? Zijn de bevindingen gelijkkopend voor alle proefprojecten? Dat kan blijken uit de tussentijdse activiteitenverslagen. Indien de resultaten niet gelijklopend zijn, kunnen de succesvolle projecten als voorbeeld dienen voor voortzetting?

Zorgen we met die proefprojecten niet voor een trendbreuk ten opzichte van het Europees beleid? In vrijwel heel Europa wordt in de geestelijke gezondheidszorg een beleid overwogen dat gericht is op de afbouw van psychiatrische bedden en sterk gericht is op sociale inclusie. Hoeveel personeelsleden zijn er tewerkgesteld in de 19 projecten? Wat zal er met hen gebeuren? Tot slot, het belangrijkste: wat gaat er gebeuren met de meer dan 1600 cliënten die nu in deze begeleidingsprojecten zitten? Is er in nazorg voorzien?

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Vorig jaar heb ik aan mijn diensten de opdracht gegeven de contracten van de proefprojecten betreffende de activering onder dezelfde voorwaarden te verlengen voor een periode van één jaar, tot en met 20 december 2004. Daarna zullen ze niet meer worden verlengd. Uit een evaluatie en uit het wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de doelstellingen van de proefprojecten niet werden bereikt. De belangrijkste doelstelling van de projecten is de ondersteuning van de deelnemers bij het zoeken naar gepast werk of een opleiding binnen het reguliere circuit, met als doel de sociale reïntegratie te bevorderen.

Minder dan 8% van de totale patiëntenpopulatie in dit project vond effectief werk in het reguliere arbeidscircuit. De verantwoordelijken van de proefprojecten waren op de hoogte van de diepgaande evaluatie waarbij rekening zou worden gehouden met het onderzoek van twee onafhankelijke onderzoeksequipes en met de tussentijdse verslagen van de deelnemers aan het project.

Uit de praktijk is echter gebleken dat de deelnemers vooral de nadruk hebben gelegd op vrijetijdsbesteding. Mijn administratie heeft de projectverantwoordelijken er verschillende keren op gewezen dat ze om te kunnen deelnemen aan het proefproject verplicht waren om beide componenten van de activeringsfunctie te realiseren.

De begeleiders gaven zelf aan dat ze aanzienlijk minder of geen werk hebben gemaakt van de vormingstrajectbegeleiding in het reguliere circuit. Ze geven daarvoor als redenen aan dat de begeleiding eerder op vraag van de gebruiker gebeurde, dat er te weinig expertise voorhanden was en dat er niet zo veel mogelijkheden waren voor de doelgroep van patiënten waarop ze zich in de eerste plaats hebben gericht, namelijk personen met ernstige en langdurige psychische problemen.

De bevindingen zijn niet gelijklopend voor alle deelnemende projecten. We vonden het echter niet opportuun om de projecten voor een beperkt aantal deelnemers te verlengen. Het probleem ligt bij het concept van het project en niet bij de deelnemers. De functieactivering in de geestelijke gezondheidszorg zal op de agenda blijven staan van de werkgroep Interministeriële Conferentie, waarin alle bevoegde federale, gemeenschaps- en gewestelijke overheden zitting hebben.

Ik wens te benadrukken dat het geenszins mijn bedoeling is om de activering van de patiënten in de weg te staan. Ik ben er echter wel ten stelligste van overtuigd dat dit niet optimaal mogelijk is in de sector geestelijke gezondheidszorg alleen. Tijdens het interministerieel overleg zal ik er dan ook op aandringen dat de gemeenschappen zouden instaan voor de gepaste pedagogische methodiek.

Uiteraard loopt het federale beleid inzake geestelijke gezondheid gelijk met het Europese. De toekomstige maatregelen beogen de optimale integratie van de psychiatrische patiënt enerzijds via uitgewerkte zorgcircuits en netwerken en anderzijds via de uitbreiding van proefprojecten zoals `Thuiszorg' die erop gericht zijn om de psychiatrische patiënt in zijn milieu te verzorgen en heropname te voorkomen.

De personeelsbezetting bestaat uit twee voltijdse equivalenten per project. De deelnemende organisaties wisten heel goed dat de proefprojecten geen definitief karakter hadden. Ik ben er echter van overtuigd dat heel wat personeelsleden en misschien zelfs allemaal hun plaats in de geestelijke gezondheidszorg zullen kunnen behouden in projecten die nog kunnen en moeten worden ontwikkeld.

De patiënten zelf verblijven vooral in beschutte woonplaatsen en ook in ziekenhuizen. Ik zou nogmaals willen beklemtonen dat de overgrote meerderheid van de patiënten niet voldeden aan de doelstellingen van het activeringsproject maar eerder geïnteresseerd waren in vrijetijdsbesteding.

Ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe projecten geestelijke gezondheidszorg in grote mate aan de bekommernissen van mevrouw Geerts zullen tegemoetkomen. Ik kan er nog aan toevoegen dat ik al kredieten heb voorbehouden om nieuwe projecten te kunnen starten.

Mevrouw Christel Geerts (SP.A-SPIRIT). - Het onderzoeksrapport terzake is niet zo negatief als de minister beweert. Een probleem is wel dat veel resultaten op een hoop worden gegooid, wat ongetwijfeld afbreuk doet aan het specifieke van elk project.

Ik lees in het activiteitenverslag van Sint-Niklaas dat men er daar in slaagt om 36,9% van de mensen terug in het reguliere circuit te brengen. Dat is toch een mooi resultaat. Ik kan me bijgevolg niet van de indruk ontdoen dat we heel wat expertise en knowhow verloren laten gaan. Misschien ontgoochelt het globale resultaat, maar dat neemt niet weg dat er wel mooie resultaten opgetekend zijn

De minister is van oordeel dat een aantal mensen te veel op vrijetijdsbesteding zijn gericht. Misschien was dat aanvankelijk niet de bedoeling, maar het kan een stap zijn naar het economische circuit. Een goede tijdsbesteding is voor die bepaalde groep trouwens misschien heilzaam. Ik begrijp de minister dus niet goed.

Schrijnend is ook dat buitenlandse delegaties sommige van die proefprojecten bezoeken, die daardoor een voorbeeldfunctie krijgen. Ik vraag de minister dan ook om samen met ons na te denken over een manier om de verworven expertise niet verloren te laten gaan

De heer Rudy Demotte, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - De plaatselijke proefprojecten die de objectieve doelstellingen hebben gerealiseerd, zijn bijzonder waardevol voor de nieuwe projecten.

Ik ben ervan overtuigd dat die projecten meer kans hebben om nieuwe subsidies te kunnen krijgen in het stelsel dat nu wordt uitgewerkt. De vrees van mevrouw Geerts is dus ongegrond. De studies die door mijn medewerkers anders worden geïnterpreteerd dan door mevrouw Geerts, bewijzen dat de doelstellingen die in de initiële overeenkomsten waren vastgelegd, jammer genoeg niet werden gerealiseerd.