Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 3-21

ZITTING 2003-2004

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Volksgezondheid

Vraag nr. 3-999 van de heer Vandenhove d.d. 18 juni 2004 (N.) :
Chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). ­ Opvang en behandeling van patiënten. ­ Referentiecentra.

Het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) werd als verschijnsel, binnen de pathologie, pas de laatste tien tot vijftien jaar als dusdanig erkend en behandeld. Ondanks de enorme inspanningen van de medische wereld, werd tot op heden nog maar weinig ontrafeld over de oorzaak en het grillig verloop van het ziektebeeld.

Patiënten die lijden aan het syndroom, voelen zich vaak onbegrepen door hun omgeving. Door het karakter van de ziekte kunnen de CVS-patiënten dikwijls niet meer naar behoren functioneren in onze samenleving. Geconfronteerd met heel wat onbegrip en ongeloof voelen de patiënten zich vaak in de steek gelaten.

Om de ziekte beter in kaart te kunnen brengen en de eventuele behandeling beter af te stemmen op de patiënt, werden een aantal referentiecentra opgericht, waar CVS-patiënten terecht kunnen voor de erkenning en opvolging van hun ziekte.

Het is zeker zo dat deze centra ertoe bijdragen dat behandelingsmethoden en revalidatieprogramma's beter afgestemd worden op de noden en behoeften van de patiënten. Niettegenstaande deze betere opvang en begeleiding blijven de CVS-patiënten zitten met een onbehaaglijk gevoel. Ondanks de inspanningen van de zorgverstrekkers ontbreekt het de patiënten toch nog vaak aan een hechte vertrouwensband met het zorgteam.

Om die reden zou ik de geachte minister willen vragen of het mogelijk is de begeleiding en de opvang van CVS-patiënten nog korter bij de patiënt te brengen. In die zin is het misschien mogelijk dat een vertrouwensarts, door de patiënt zelf aangesteld, het contact en de relatie met de referentiecentra optimaliseert en kanaliseert. Daarenboven zouden centra die op basis van alternatieve geneeskunde werken, misschien ook de mogelijkheid moeten krijgen om patiënten te erkennen en te begeleiden.

Antwoord : In antwoord op de vraag van het geachte lid kan ik het volgende meedelen.

Het opzet van de CVS-referentiecentra bestaat er in de diagnose en de behandeling op punt te stellen van patiënten waarvan de huisarts vermoedt dat hij of zij lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom maar waarvan de begeleiding door de reguliere eerste- en tweedelijnszorgverstrekkers, vaak doordat de kennis omtrent de aard en de geschikte behandelingswijze van deze complexe aandoening nog onvoldoende verspreid is, te weinig aangepast is aan de noden van de patiënt.

Het is niet de bedoeling dat de CVS-referentiecentra de tenlasteneming van de patiënten overnemen van de gewone verstrekkers. Zodra de begeleiding van de patiënt op punt staat zal het referentiecentrum de tenlasteneming geleidelijk en met de nodige ruggesteun terug overdragen aan de gewone verstrekkers.

Net zoals het geachte lid meen ik dat het belangrijk is dat de patiënt die behandeld wordt in een CVS-referentiecentrum door een vertrouwde verstrekker uit zijn directe omgeving als het ware begeleid wordt bij deze behandeling. Dit niet alleen om de vertrouwdheid van de patiënt met en zijn of haar vertrouwen in de slaagkansen van de behandeling te vergroten maar zeker ook om de continuïteit van de behandeling te bevorderen na afloop van het revalidatieprogramma dat dus sowieso beperkt is qua duur.

In de overeenkomst tussen het RIZIV en de CVS-referentiecentra wordt voor deze begeleiding een centrale rol toegekend aan de huisarts van de patiënt. Onder meer ook in het kader van de algemene politiek van de herwaardering van de rol van de huisarts in de gezondheidszorg, meen ik dat deze het best geplaatst is om die functie te vervullen. De overeenkomst voorziet in dat opzicht dat de huisarts gedurende het hele parcours van zijn of haar patiënt in het CVS-referentiecentrum betrokken is bij de tenlasteneming. Vanaf de verwijzing van de patiënt naar het CVS-referentiecentrum tot bij de afloop van zijn of haar behandeling in het centrum, worden de centra in hoofde van de overeenkomst verplicht tot informatieverstrekking aan, advisering van een overleg met de huisarts van de patiënt.

Gezien het belang dat gehecht wordt aan een nauwe betrokkenheid van de huisarts bij de behandeling van zijn of haar patiënt in het referentiecentrum, voorziet de overeenkomst, zowel voor de huisarts die deelneemt aan een teamvergadering in het referentiecentrum waar zijn of haar patiënt besproken wordt als voor de teamleden van het referentiecentrum die in lokale huisartsenkringen vorming verstrekken over de aard en de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom aan huisartsen die patiënten verwezen hebben naar het centrum, ook financiële incentives om dit te bevorderen.

Ook de mate waarin dit onderdeel van het opzet van de CVS-revalidatieovereenkomsten effectief gerealiseerd is in de praktijk zal het onderwerp vormen van de evaluatiestudie bij afloop van de eerste fase van deze overeenkomsten.

Op de vraag van het geachte lid om ook centra te erkennen als referentiecentrum voor de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom die CVS-patiënten behandelen op basis van alternatieve geneeswijzen, wens ik allereerst uitdrukkelijk te benadrukken dat noch het RIZIV noch de centra die met het RIZIV een overeenkomst hebben gesloten bevoegd zijn om patiënten te « erkennen ». Wel dienen de geconventioneerde referentiecentra de diagnose CVS bij een patiënt vastgesteld te hebben om hem of haar in revalidatie te nemen.

Valabele wetenschappelijke publicaties met betrekking tot de behandeling van het chronisch vermoeidheidssyndroom op basis van alternatieve geneeswijzen zijn mij niet bekend. Hierdoor is het niet verwonderlijk dat de geconventioneerde centra die conform de overeenkomst gelinkt moeten zijn aan een universiteit, dergelijke behandelingswijzen niet toepassen.