3-68

3-68

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 1 JULI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen over «de opvang en begeleiding van daklozen» (nr. 3-318)

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Het trieste nieuws over de vondst van twee lichamen van daklozen doet ons opnieuw nadenken over de mogelijkheden om daklozen beter te detecteren en te begeleiden.

Het gaat me in deze vraag niet om de steeds toenemende groep van personen die geen thuis meer hebben na een echtscheiding, bij financieel onvermogen of omdat ze na een gerechtelijk vonnis uit hun huis werden gezet. Zij kunnen gelukkig nog een beroep doen op voorzieningen als opvanghuizen, OCMW's en vluchthuizen. In het nationaal plan Sociale Insluiting werden bovendien extra maatregelen opgenomen zoals een uitbreiding van de installatiepremie en een versterking van het steunpunt Armoedebestrijding.

Het gaat hier echter wél om de groep mensen die hun overnachting zoeken in kraakpanden, leegstaande loodsen, stations, portieken, enzovoort. Zij leven geïsoleerd aan de rand van de maatschappij, hebben doorgaans een negatief zelfbeeld en overleven van wat ze vinden, bijeen bedelen of toegestopt krijgen van humanitaire organisaties. Heel veel van die mensen hebben geen familie meer of hebben elk contact verloren. Vaak kennen ze alleen elkaars voornaam.

Heeft de federale overheid enig zicht op het aantal daklozen en de demografische samenstelling van deze groep? Welke evoluties kunnen worden vastgesteld?

De jongste tijd bereiken mij ook heel wat berichten over daklozen in Limburg, en meer specifiek in Hasselt. Heeft de minister hierover concrete cijfers? In de berichten die ik heb ontvangen, wordt geen onderscheid gemaakt tussen jonge mensen die een pand kraken en daklozen.

Over welke middelen en kanalen beschikken de diverse overheden om de daklozen te bereiken en hun dringendste noden aan voedsel, kleding, overnachting en hygiëne te lenigen? Is de uitbouw van opvangmogelijkheden (maaltijden, overnachting) regionaal voldoende gespreid? Uit mijn contacten met betrokkenen blijkt dat ze vaak voor een keuze worden gesteld: of een slaapplaats of een maaltijd. Klopt dit?

Welke maatregelen werden genomen of worden overwogen om te vermijden dat mensen geruisloos uit de maatschappij verdwijnen en uiteindelijk in anonimiteit overlijden? Is er structurele samenwerking tussen de diverse bestuursniveaus en tussen overheden en welzijnsorganisaties die opkomen voor daklozen?

Kwam de opvang van langdurig daklozen aan bod op de Vierde Europese Ontmoeting van mensen die in armoede leven, die op 28 en 29 mei in Brussel werd gehouden? Zo ja, wat waren de resultaten van dit overleg?

Mevrouw Marie Arena, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. - Het is zeer moeilijk om een zicht te krijgen op een groep van mensen die leeft in de schaduw van de samenleving. Zoals ze door de mazen van het socialezekerheidsnet vallen, vallen ze ook buiten alle statistieken. De cijfers die voorhanden zijn, slaan dan nog op die groepen die de weg naar een opvangcentrum hebben gevonden of de weg naar de samenleving hebben ingeslagen.

De federale overheid beschikt over cijfers over het aantal daklozen dat een installatiepremie krijgt wanneer een woning wordt betrokken. Op jaarbasis gaat het om 2.000 dossiers van leefloners.

Cijfers over de onthaalsector, een gemeenschapsbevoegdheid is, zijn ook beschikbaar, maar geven maar een gedeeltelijke beeld van de problematiek.

Het OCMW van Hasselt heeft ons gegevens bezorgd over de situatie ter plaatse. In 1999 werden 12 installatiepremies toegekend, 5 in 2000, 3 in 2001, 8 in 2002, 8 in 2003 en 3 in de eerste helft van 2004.

De voorbije jaren is het merendeel der daklozen jonger dan 25 jaar en overwegend mannelijk. Deze gegevens worden ook bevestigd door het onthaaltehuis in Hasselt. Daar schat men het aantal daklozen in Hasselt op een vijftiental, vooral jongeren, en wijst men op een licht stijgende tendens. Via straathoekwerk hebben de medewerkers contact met deze groep.

De bevoegdheden en instrumenten om deze problematiek enigszins te verhelpen zijn verspreid over diverse bevoegdheidsniveaus. Iedereen is het er evenwel over eens dat ter zake dringend actie nodig is.

Toegang tot huisvesting en vooral voor daklozen de inschakeling via huisvesting vormen een van de prioriteiten vermeld in het nationaal actieplan Sociale Insluiting 2003-2005, dat op 5 september 2003 door de federale Ministerraad werd goedgekeurd. Het federaal regeerakkoord is eveneens duidelijk: "Dat houdt ook het verbeteren in van het statuut van de daklozen, onder meer door het ruimer toekennen van de installatiepremie en het garanderen van een vlugge uitbetaling van de hulp. In overleg met de gemeenschappen en de gewesten wordt ook gewerkt aan de verbetering van de opvangmogelijkheden."

Deze intentie wordt uitgevoerd. Op de Ministerraad van Oostende, die in maart jongstleden plaatsvond, werd de uitbreiding van de installatiepremie goedgekeurd.

In de vorige legislatuur werden inspanningen gedaan om te vermijden dat daklozen die verhuizen en een referentieadres aanvragen, tussen twee stoelen vallen ingevolge de discussie over het bevoegde OCMW. Samen met de minister van Binnenlandse Zaken zal ik trouwens binnenkort in een omzendbrief de procedures in verband met het referentieadres toelichten, om te voorkomen dat mensen alleen wegens de procedure uit de boot vallen.

Een instrument dat al enkele jaren wordt gebruikt om mensen te bereiken en in te lichten over hun rechten, is de Daklozengids. Deze handige gids die samen met de organisaties van daklozen wordt uitgegeven, is momenteel in herdruk en zal opnieuw massaal worden verspreid.

Om het beleid beter af te stemmen op de regio's, werd deze aangelegenheid ook geagendeerd op de interministeriële conferentie Sociale Integratie en Sociale Economie, die plaatsvond op 4 februari jongstleden.

Via het steunpunt inzake bestrijding van de armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting is er ook een structurele band. In de begeleidingscommissie zetelt bij de vertegenwoordigers van verenigingen waar armen het woord nemen, ook een afgevaardigde van de daklozen, zoals trouwens wettelijk verplicht is.

Ook op federaal vlak zal ik de inspanningen voortzetten. Daarbij kunnen de inspanningen voor het ter beschikking stellen van middelen voor huisvesting in de grote steden, die vorige week in de Ministerraad werden goedgekeurd, een bijdrage leveren.

Tijdens de ontmoeting van mensen die in armoede leven werd het accent vooral op participatie gelegd en is de problematiek van daklozen niet expliciet aan bod gekomen.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Ik ben zelf voorzitter van de interparlementaire werkgroep Vierde Wereld en ik merk dat de overheid hetzelfde probleem heeft als wij, namelijk dat de daklozen die niet naar de opvangcentra gaan, niet te bereiken zijn. Ik vang heel veel positieve signalen op en ik weet ook dat er de voorbije vier jaar al hard gewerkt is, maar de armen op het terrein zien heel weinig resultaat.

De IPW Vierde Wereld heeft beslist om er deze legislatuur voor te zorgen dat we in elk kabinet contactpersonen krijgen en dat we ook het steunpunt veel meer betrekken. Samen proberen we dan het punt van de daklozen eens op de agenda te zetten, hoewel dat voor de verenigingen waar armen het woord nemen geen prioriteit is. Voor hen zijn participatie, energie, onderwijs prioritair en niet zozeer de daklozen. Het is ook de moeilijkste groep om te bereiken. Ook met de IPW Vierde Wereld doen we voor hen eigenlijk veel te weinig inspanningen.