3-61

3-61

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 3 JUNI 2004 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Yves Buysse aan de staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk over «het gezondheidstoezicht op stagiairs» (nr. 3-335)

De voorzitter. - Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie, antwoordt namens mevrouw Kathleen Van Brempt, staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, toegevoegd aan de minister van Werk en Pensioenen.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - In bepaalde studierichtingen dienen studenten van het hoger onderwijs gedurende enige tijd stage te lopen. Voor de korte stageperiodes rijst, vooral in de sector van de gezondheidszorg, reeds enkele jaren een probleem. De discussie draait rond de vraag of de onderwijsinstelling dan wel de stageplaats moet opdraaien voor de kosten van het voorafgaande gezondheidstoezicht. Studenten uit de sector van de gezondheidszorg moeten meer stage lopen dan studenten uit andere opleidingen en het zijn juist de ziekenhuizen die de kost van het voorafgaande gezondheidstoezicht niet meer willen of kunnen betalen.

Sinds februari van dit jaar hebben de staatssecretaris en de Vlaamse minister van Onderwijs een voorlopige regeling uitgewerkt; een geschiktheidsattest van de huisarts, betaald door de studenten, is in principe voldoende.

Komt er een definitieve regeling voor deze kwestie tegen de start van het nieuwe academiejaar in september 2004? Hoe zal die er uitzien? Wie zal instaan voor de organisatie van het geneeskundig onderzoek en wie zal de kosten op zich nemen?

Indien de huidige regeling wordt behouden, is het de vraag of de huisarts, die in de tijdelijke regeling een grote verantwoordelijkheid draagt, wel altijd over voldoende kennis beschikt van de risico's waaraan de stagiairs worden blootgesteld?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Er is inderdaad een tijdelijke regeling die vastgelegd is in de ministeriėle rondzendbrief van 12 januari 2004. Overeenkomstig deze rondzendbrief kan ook een medisch onderzoek dat wordt opgelegd door de onderwijswetgeving en dat wordt uitgevoerd door de diensten die hiertoe zijn aangewezen, volstaan, zodat er geen nieuw medisch onderzoek moet gebeuren door de werkgever. De rondzendbrief vermeldt niet dat dergelijke onderzoeken door de huisarts moeten gebeuren. De gemeenschappen moeten bepalen wat onder de onderwijswetgeving valt.

Op het ogenblik wordt een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bescherming van stagiairs opgesteld waarin de verplichtingen van de werkgever zullen worden vastgelegd. De krachtlijnen van het ontwerp zijn: een betere afbakening van het begrip stage, de afschaffing van het gezondheidstoezicht bij de allereerste tewerkstelling indien er geen risico voor de gezondheid is vastgesteld en het vermijden van dubbele onderzoeken. Volgens het ontwerp moeten de risicoanalyse en het gezondheidstoezicht in principe worden uitgevoerd door de werkgever bij wie stage wordt gelopen. Voor activiteiten die ook in de onderwijsinstelling bestaan, zal deze verplichting kunnen worden overgedragen op de onderwijsinstelling indien er een samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen wordt gesloten. Ten slotte voert het ontwerp een specifieke tariefregeling in, zodat de kosten voor de werkgever zo minimaal mogelijk worden gehouden.

De heer Yves Buysse (VL. BLOK). - Het verheugt me dat er een ontwerp van koninklijk besluit is. We zijn nu begin juni en de voorbereiding van de stageopdrachten in het hoger onderwijs is volop aan de gang. Ik dring erop aan dat het besluit zo spoedig mogelijk wordt uitgevaardigd, zodat er geen rechtsonzekerheid is bij het begin van het academiejaar.