3-730/1

3-730/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

3 JUNI 2004


Wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 13 van de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale Delcrederedienst

(Ingediend door mevrouw Isabelle Durant en de heer Michel Guilbert)


TOELICHTING


De Nationale Delcrederedienst is een overheidsinstelling die tot hoofddoel heeft de internationale economische betrekkingen te bevorderen door de ondernemingen die uitvoeren of in het buitenland investeren te verzekeren tegen politieke of commerciėle risico's. Delcredere is de tweede kredietverzekeringsonderneming die werd opgericht, na die van Groot-Brittanniė. De Belgische Delcredere bestaat sinds 1921 en is in 1939 een financieel en administratief autonome instelling geworden, weliswaar onder staatswaarborg.

Belgiė haalt meer dan tweederde van zijn BBP uit de export. De steun van de Nationale Delcrederedienst aan de exportondernemingen en vooral aan de KMO's is dus van levensbelang voor de bloei van de Belgische economie.

Thans gelden voor de meeste kredietverzekeraars, zoals Delcredere, bij de beoordeling van de hun voorgelegde dossiers echter louter financiėle en risicoaspecten. Die houding is volstrekt onverantwoordelijk en kan niet worden aanvaard. De situatie is des te schokkender omdat in het geval van Delcredere de keuze van die instellingen wordt goedgekeurd door de Belgische Staat, die terzake de voorkeur geeft aan struisvogelpolitiek.

Op internationaal vlak wordt Delcredere rechtstreeks betrokken bij de activiteiten, onder meer in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Die organisatie heeft echter al een aantal jaren geleden de verantwoordelijkheidstoedeling van de ondernemingen opgenomen in haar prioriteiten, onder meer wat het sociaal en milieueffect van de exportkredieten betreft.

Dit wetsvoorstel pas in dat kader. Het beoogt immers de Nationale Delcrederedienst ertoe te verplichten bij de evaluatie van de eraan voorgelegde dossiers rekening te houden met de inachtneming van ethische criteria en van het streven van de ondernemingen om een verantwoordelijke houding aan te nemen inzake duurzame ontwikkeling en mensenrechten.

Daarom bepaalt het wetsvoorstel in eerste instantie dat de raad van bestuur van de Nationale Delcrederedienst sommige van zijn beslissingen moet voorleggen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Die moet eensdeels nagaan of de beslissing van de raad van bestuur geen negatieve weerslag heeft op het Belgisch buitenlandbeleid en anderdeels of ze ook geen nefaste gevolgen heeft voor de eerbiediging van de rechten van de mens in het betrokken land. Het is de bedoeling aan de hand van dat advies het Belgisch economiebeleid op coherente wijze in te passen in het algemeen raamwerk van ons buitenlands beleid. Zodoende zou Belgiė een duidelijke houding kunnen aannemen ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten in sommige regio's van de wereld, zoals Myanmar.

Vervolgens voorziet het wetsvoorstel ten aanzien van de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling in een soortgelijke adviesprocedure voor andere beslissingen van de raad van bestuur.

Het is de bedoeling dat Delcredere over een oordeelkundig advies kan beschikken inzake duurzaam leefmilieu. De Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame ontwikkeling lijkt ons de meest bekwame om dat advies uit te brengen.

Op dat vlak is het wetsvoorstel niet meer dan de concrete invulling van de prioriteiten die de regering in haar Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004 heeft gesteld. Daarin staat immers het volgende te lezen : « De regering zal ten slotte de nodige middelen verlenen aan de diensten die belast zijn met de coördinatie van het internationale handelsbeleid, om toe te zien op een grotere convergentie tussen het internationale handelssysteem, duurzame ontwikkeling in het algemeen en internationale leefmilieuakkoorden in het bijzonder. » (1).

In de beide gevallen zal bij koninklijk besluit worden bepaald voor welke dossiers het advies van de bevoegde ministers vereist is. Die maatregel beoogt te voorkomen dat de procedure te log wordt voor dossiers waarvoor dat advies geen enkel belang heeft.

Voorts krijgt de raad van bestuur van de Nationale Delcrederedienst er een bevoegdheid bij : hij mag de ondernemingen waaraan hij zijn waarborg verleent verplichten tot een « monitoring » en tot rapportering. Het belang daarvan ligt voor de hand, vooral voor de voortgangscontrole van belangrijke dossiers (zoals de investeringen in de sector van de energie of het water). Het lijkt dus onontbeerlijk dat de Nationale Delcrederedienst een dergelijke bevoegdheid heeft.

Mocht het Parlement dit wetsvoorstel goedkeuren, dan zou het de weg van de vooruitgang bewandelen die is bereid door de Engelse Dienst Exportkredietgarantie (ECGD). De « business principles » van die Dienst bevatten namelijk een belangrijk hoofdstuk dat gewijd is aan de duurzame ontwikkeling en aan de rechten van de mens : « ECGD will, when considering support, look not only at the payment risk but also at the underlying quality of the project, including its environmental, social and human rights impacts. » « ECGD will press for reform on sustainable development and human rights issues in relation to export credits ». Het is echter ondenkbaar dat de ECGD zou kunnen beslissen een beleid te voeren dat nefast zou kunnen zijn voor de Britse economie, integendeel.

Bovendien moeten alle beslissingen van de ECGD rekening houden met het regeringsbeleid inzake milieu, duurzame ontwikkeling en mensenrechten, en moet ook vooraf het advies van de ministeries terzake worden gevraagd. Ten slotte is er ook vooraf een systematische evaluatie van de projecten, meer bepaald op sociaal vlak en op dat van het milieu en de mensenrechten en wordt ook bekeken of ze de samenhang vertonen met het buitenlands beleid en met de internationale verdragen.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Dit artikel strekt ertoe de Nationale Delcrederedienst ertoe te verplichten bij de evaluatie van de eraan voorgelegde dossiers rekening te houden met criteria die verband houden met de duurzame ontwikkeling en de rechten van de mens.

Isabelle DURANT.
Michel GUILBERT.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 13 van de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale Delcrederedienst, laatst gewijzigd bij de wet van 17 juni 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) het derde lid wordt aangevuld met de volgende volzinnen :

« Bij de besluitvorming houdt hij onder meer rekening met de internationale verbintenissen van Belgiė inzake rechten van de mens en duurzame ontwikkeling. Hij kan de verwezenlijking van een monitoring en rapportering opleggen »;

B) het zesde lid wordt in fine aangevuld als volgt :

« ­ de minister van Buitenlandse Zaken in de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde gevallen;

­ de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling in de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde gevallen. »

18 februari 2004.

Isabelle DURANT.
Michel GUILBERT.

(1) Federaal plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004, Bijlage 1, nr. 570, blz. 92.