3-671/3

3-671/3

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

27 MEI 2004


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van het opschrift van titel III, hoofdstuk IV, afdeling I, onderafdeling I, van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht,
zie « Belgisch Staatsblad » nr. 128 ­ ed. 2
van 10 april 2003)


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER HAPPART


I. INLEIDING

Op 6 mei 2004 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers met 93 tegen 21 stemmen bij 14 onthoudingen dit ontwerp van Grondwetsherziening goedgekeurd, dat strekt om in het opschrift van titel III, hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling 1, van de Grondwet, de woorden « De Gemeenschaps- en Gewestraden » te vervangen door de woorden « De Gemeenschaps- en Gewestparlementen ». Op 7 mei 2004 is dit ontwerp aan de Senaat overgezonden.

De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft het besproken tijdens haar vergadering van 13 mei 2004.

Op 27 mei 2004 werd dit verslag ter goedkeuring aan de commissie voorgelegd.

II. BESPREKING

Mevrouw Annemie Van de Casteele verklaart dat dit voorstel tegemoetkomt aan een wijdverspreide verzuchting, inzonderheid van de Raden zelf, om grondwettelijk als Parlement te worden betiteld. Alle Raden hebben trouwens reeds de naam van Parlement aangenomen en drongen aan om dit gebruik in de Grondwet te bekrachtigen. Nochtans kunnen niet alle Raden op dezelfde manier worden behandeld. Dat betekent dat de Brusselse Hoofdstedelijke Raad niet kan worden omgedoopt tot Brussels Parlement. De voorgestelde grondwetsherziening betreft uitsluitend de vervanging van het woord « Raad » door het woord « Parlement ».

De heer Lionel Vandenberghe sluit zich aan bij die opmerking. Dankzij het handhaven van de benaming « Brussel-Hoofdstad » kan trouwens worden benadrukt dat dit gewest een bijzonder statuut heeft en een band met de hoofdstad van België en van Europa.

Het betreft hoe dan ook uitsluitend een wijziging van de naam van de Raden, de rest blijft ongewijzigd.

Mevrouw Nathalie de T' Serclaes merkt op dat er al langer wordt gediscussieerd over de benaming van het Brussels Gewest. Uiteraard moet die kwestie geregeld worden in de Grondwet en in de bijzondere wetten, maar de aanduiding in de spreektaal zal het toch steeds halen van de technische benaming. Het Brussels Gewest vervult zijn diverse functies zeer naar behoren. Aan de wijziging van het woord « Raad » in het woord « Parlement » moet geen draagwijdte worden toegedicht die de wijziging niet heeft.

De heer Armand De Decker, voorzitter, bevestigt dat deze grondwetswijziging in geen enkel opzicht iets verandert aan de benaming van de Gewesten.

Mevrouw Annemie Van de Casteele verduidelijkt dat haar opmerking over de benaming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belangrijk zal zijn voor de toepassing van artikel 198 van de Grondwet. Er moet dus wel degelijk aandacht gaan naar de exacte benaming van het Gewest en naar de vertaling van die benaming.

De heer Hugo Vandenberghe merkt op dat het Parlement in principe alleen beraadslaagt over een grondwetsherziening in aanwezigheid van de eerste minister of ten minste toch de minister van Institutionele Aangelegenheden. Het is ontoelaatbaar dat geen enkele regeringsvertegenwoordiger aanwezig is om te antwoorden op vragen over de draagwijdte van de voorgestelde wijziging.

Die opmerking verwondert mevrouw Annemie Van de Casteele aangezien de voorgestelde wijziging van een parlementair initiatief uitgaat waarvoor bovendien de fractie van vorige spreker in de Vlaamse Raad vragende partij is.

De heer Hugo Vandenberghe antwoordt dat de regering ook haar goedkeuring moet geven voor de uitvoering van een grondwetswijziging. Bovendien belet het feit dat het voorstel een parlementair initiatief is, niet dat het standpunt van de regering wordt gehoord.

Het voorstel van Grondwetsherziening is niet duidelijk. Men moet exact de draagwijdte kennen van dat waarover men stemt. Immers, « rubrica non est lex ». De onderverdeling en de opschriften van de hoofdstukken gelden niet als grondwettelijke regel. Dat kan alleen maar als de grondwetgever een nieuwe benaming wenst in te voeren via de wijziging van een opschrift.

Als de wijziging van het opschrift geen juridische gevolgen heeft, verandert de naam van geen enkel parlement. Als het echter de bedoeling is de term « Raad » te vervangen door « Parlement », geldt dat voor alle Raden. Men kan niet beweren dat zulks geen gevolgen hoeft te hebben voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad; die moet wel degelijk een « Parlement » worden.

Ofwel wordt het adagium « rubrica non est lex » toegepast en geldt de naamswijziging van de « Raad » in « Parlement » voor geen enkel Parlement. Ofwel gaat men ervan uit dat het algemeen principe hier niet van toepassing is en dat de wijziging geldt voor alle Parlementen, zoals de nota van de juridische dienst van de Kamer van volksvertegenwoordigers opmerkt (1).

Net als vorige spreker merkt de heer Jean-Marie Happart op dat traditioneel een regeringsvertegenwoordiger aanwezig is bij de bespreking van een voorstel tot herziening van de Grondwet.

Inhoudelijk wil dit voorstel alle assemblees de mogelijkheid bieden zich parlement te noemen. Alleen de naam van de assemblee verandert. Het is overigens vrij logisch dat een assemblee die bestaat uit parlementsleden, parlement heeft. Daartoe strekt deze tekst en de bespreking dient zich daartoe te beperken.

De heer Armand De Decker, voorzitter, herhaalt dat de zeven voorzitters van de assemblees het eens zijn over het voorstel. Zij waren het eens over het voorstel van grondwetswijziging en over het indienen van een voorstel van bijzondere wet dat de naam van ieder parlement vermeldt. Het is uiteraard niet de bedoeling te raken aan de benaming van de Gemeenschappen of Gewesten.

Mevrouw Annemie Van de Casteele verklaart dat het voorstel vanzelfsprekend niet raakt aan de bevoegdheden van de verschillende Raden. Met betrekking tot de Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft zij louter benadrukt dat uitsluitend het woord « Raad » verandert en dat de benaming « Brussels Hoofdstedelijk » behouden moet blijven. Zij acht het niet nodig dat in de Grondwet in te schrijven, maar er moet wel op gelet worden bij het voorstel van bijzondere wet dat weldra wordt ingediend.

De heer Hugo Vandenberghe herhaalt dat krachtens het adagium « rubrica non est lex » niets kan worden afgeleid uit het opschrift van een titel, een hoofdstuk of een afdeling van de Grondwet. Zoals de nota van de juridische dienst van de Kamer benadrukt, is het de bedoeling de benaming van de Raden te wijzigen en bijgevolg de benaming van alle Raden, ook die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het gaat dus over het goedkeuren van een tekst die volgens de nota van de juridische dienst automatisch tot gevolg heeft dat de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een parlement wordt. Daar heeft spreker bezwaren tegen. Volgens hem kan de Brusselse Raad niet op hetzelfde niveau worden geplaatst als het federaal parlement. De Brusselse Raad neemt geen decreten aan.

De heer Armand De Decker, voorzitter, brengt daar tegenin dat de Brusselse Raad eigenlijk vier raden groepeert. De Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie nemen decreten aan. De wetgevende macht van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad is eigenlijk gelijkwaardig aan die van de twee andere Gewestraden.

De heer Hugo Vandenberghe antwoordt dat de nota van de juridische dienst van de Kamer de eigenheid van die Raad benadrukt : « De vraag rijst of die gewijzigde benaming van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad een fundamentele invloed zal hebben op de bepalingen die op die Raad van toepassing zijn en op de plaats die hij binnen het federale bestel inneemt (...) 2.2. Aldus heeft de overwogen wijziging geen invloed op de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om bij wege van ordonnanties normen uit te vaardigen, noch op de specifieke eigenschappen van die ordonnanties (...) » (2).

Een parlementaire assemblee die wetgevende normen aanneemt die niet dezelfde waarde hebben als wetten of decreten, kan niet op gelijke voet worden behandeld.

De voorzitter, de heer Armand De Decker, verklaart dat een ordonnantie dezelfde draagwijdte heeft als een decreet. Dat wordt bewezen doordat een ordonnantie een wet kan wijzigen, binnen de grenzen van de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De heer Hugo Vandenberghe geeft toe dat het een regel van materieel recht is, maar de rechtskracht voor de burgers is niet dezelfde : een wet en een decreet kunnen worden aangevochten bij het Arbitragehof, terwijl een ordonnantie op andere manieren kan worden betwist. Bovendien beschikt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet over constitutieve autonomie. Ten slotte oefent de federale overheid politieke controle uit over ordonnanties in bepaalde aangelegenheden.

Het lid is er uiteraard voor te vinden de Raden van de gewesten en gemeenschappen Parlementen te noemen. Gezien de bijzondere positie van de Brusselse Raad wenst hij echter geen deel te hebben in een procedure die als volgende stap heeft aan alle Raden, aangezien zij toch Parlementen worden genoemd, dezelfde bevoegdheden te verlenen en hun regels dezelfde rechtswaarde toe te kennen.

Mevrouw Sabine de Bethune dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, nr. 3-671/2) dat ertoe strekt het voorgestelde opschrift aan te vullen met de woorden « en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ».

Aldus wordt expliciet bepaald dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet hetzelfde statuut heeft als de twee andere Gewesten. Het is een « hoofdstedelijk gewest ». De weglating van het begrip « hoofdstedelijk » zou kunnen inhouden dat de specificiteit van dat gewest, met zijn twee gemeenschappen, expliciet wordt afgewezen.

De heer Berni Collas is zeer tevreden dat de Raad van de Duitstalige Gemeenschap gelijk wordt behandeld met de Raden van de andere gemeenschappen en gewesten.

III. STEMMINGEN

Amendement nr. 1 wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.

Het enig artikel van dit voorstel tot herziening van de Grondwet wordt aangenomen met 9 tegen 2 stemmen.


Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Jean-Marie HAPPART. Armand DE DECKER.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als die van het door
de Kamer van volksvertegenwoordigers
overgezonden ontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 51-0865/6)


(1) Zie stuk Kamer, nr. 51-0865/004, blz. 20.

(2) Zie stuk Kamer, nr. 51-0865/004, blz. 21.