3-697/1

3-697/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

14 MEI 2004


Wetsvoorstel tot oprichting van een Kruispuntbank van honden en tot instelling van een Adviesraad inzake gevaarlijke honden

(Ingediend door mevrouw Annemie Van de Casteele c.s.)


TOELICHTING


Honden maken sinds mensenheugenis deel uit van onze samenleving, maar ze verliezen steeds meer hun oorspronkelijke functie : nu worden ze doorgaans gehouden als gezelschapsdier. Het voorkomen van bijtincidenten vraagt een adequate regelgeving die enerzijds rekening houdt met het belang van het dier en anderzijds de burger beschermt en de openbare veiligheid behoedt voor het mogelijke gevaar dat van honden uitgaat.

Diverse overheden in Europa hebben een strikte regelgeving uitgewerkt vanuit een rasspecifieke normering. Zo heeft Engeland zijn Dangerous Dog Act, Nederland de Regeling Agressieve Dieren .... Recentelijk gaan er zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Nederland stemmen op om deze eenzijdige benadering af te zwakken daar uit studies blijkt dat het doel, met name het vermijden van ongevallen, niet behaald wordt en deze vorm van regelgeving heel wat rechtsonzekerheid tot gevolg heeft. Zo doen er zich problemen voor bij de identificatie (van bijvoorbeeld kruisingen) die niet sluitend geregeld is en daarnaast wordt er voortdurend geëxperimenteerd met het creëren van nieuwe kruisingen om zo de lijst van « gevaarlijke » rassen te omzeilen. Het probleem situeert zich vooral in de verwoording « type en ras » die door de burger/eigenaar dient te worden aangetoond.

Een bijkomend probleem waar men mee te kampen heeft is dat door bepaalde rassen te viseren de indruk wekt dat andere variëteiten geen gevaar vormen. Niets is minder waar. Uit studies blijkt momenteel dat honden van het type Duitse herder en golden retriever in ons land het meest aantal ongevallen veroorzaken. Zouden die dan ook niet beter op een lijst van « gevaarlijke » rassen komen ? In Frankrijk is zelfs een geval bekend van een teckel die een baby doodbeet; dit lijkt toch ernstig genoeg om ook het ras teckel op een lijst toe te voegen ? Of misschien kan men ook nog verwijzen naar een incident in eigen land, waar een sint-bernardshond, die toch algemeen als een « lief » ras omschreven staat, een kind dodelijk verwondde.

Verschillende wetsvoorstellen gaan hoofdzakelijk uit van die rasspecifieke normering, maar de invulling ervan roept vele vragen op inzake wetenschappelijke basis (zoals bv. een bijtstatistiek) en betrouwbaarheid van de identificatie. Dergelijke benadering leidt eerder tot uitdoving van rassen of types dan effectief in preventie te voorzien, hetgeen volgens ons toch het uiteindelijke doel is.

Vandaar dat de indieners van dit wetsvoorstel wensen te vertrekken vanuit een niet-rasspecifieke normering. Wetenschappelijk kan immers niet worden bewezen dat bepaalde rassen gevaarlijk zijn. Deze niet-rasspecifieke regelgeving gaat bijgevolg niet uit van het feit dat uiterlijke kenmerken van een hond bepalen of hij gevaarlijk is of niet, maar van de veronderstelling dat iedere hond potentieel gevaarlijk is. Bijgevolg dient de basis een definiëring te bevatten van fout en strafbaar gedrag voor baas én hond. Een individueel dier kan immers agressief zijn van aard maar de agressie kan ook worden uitgelokt door externe omgevingsfactoren.

Dierenartsen kunnen in de beoordeling een belangrijke rol spelen, vermits zij beschikken over de nodige expertise om deskundig advies te verstrekken en om te oordelen over een individuele situatie inzake risico-evaluatie.

Omtrent de registratie van honden bestaan al de nodige besluiten. Daarom wordt er voor geopteerd om op lokaal vlak een degelijke inventarisatie en opvolging van de klachten mogelijk te maken zodat problemen met honden effectief kunnen worden beheerst. Zo zouden in de toekomst dan ook de bekomen gegevens over het gedrag van de hond of/en zijn eigenaar gekoppeld kunnen worden aan de bestaande database van de Belgische Vereniging voor Identificatie en Registratie van Honden (BVIRH). Een soort van een Kruispuntbank dus, die eventueel later ook uitgebreid kan worden naar andere diersoorten. De uiteindelijke opvolging en controle ervan zou gebeuren door de FOD Volksgezondheid in samenwerking met de FOD Binnenlandse Zaken voor wat de identificatiegegevens van de eigenaar betreft.

Tevens worden in dit wetsvoorstel ook bepalingen opgenomen betreffende de africhting voor pakwerk van honden. Africhten voor pakwerk van honden kan beschouwd worden als het opwekken van agressiviteit bij honden en vereist daarom een strenge reglementering.

Wetgeving om ongevallen en agressie door honden te voorkomen mag zich niet enkel focussen op het dier maar ook op de mens achter de hond die een gepaste opleiding en opvoeding moet krijgen. Het uiteindelijke doel is een correct evenwicht te vinden tussen het beschermen van de openbare veiligheid en het respecteren van de rechten en vrijheden van het individu.

Dit wetsvoorstel moet samengelezen worden met een wetsvoorstel tot aanvulling van het Strafwetboek met een hoofdstuk over doodslag en lichamelijk letsel door toedoen van gezelschapsdieren van collega Poty (stuk 2-560/1).

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Om tot een goede beoordeling te kunnen komen of aan de eigenaar van een hond bepaalde voorwaarden moeten worden opgelegd, is het essentieel te weten hoe de hond zich in het verleden gedragen heeft. Daarom is het bijhouden van alle bijtincidenten op het grondgebied van een politiezone in een centraal meldpunt per politiezone onontbeerlijk. Het proces-verbaal van elk bijtincident kan zo gekoppeld worden aan het registratienummer van de hond.

Artikel 3

Artikel 3 voorziet in de oprichting van een Kruispuntbank voor alle honden. Die zal alle gegevens over een hond koppelen aan zijn registratienummer zodat er snelle en krachtdadige preventieve maatregelen getroffen kunnen worden wanneer dit nodig mocht zijn.

Thans wordt elke hond reeds geregistreerd in een database van de BVIRH. Die gegevensbank moet uitgebreid worden. Een koppeling van alle eventuele strafrechtelijke veroordelingen (zoals bepaald in een nieuw in te voeren hoofdstuk in het Strafwetboek inzake het toebrengen van slagen en verwondingen door gezelschapsdieren) van de eigenaar aan het registratienummer is noodzakelijk om zo een beter inzicht te kunnen krijgen in de risico's die uitgaan van de eigenaar. Deze koppeling moet gezien worden vanuit het oogpunt dat de veroordelingen in het verleden van de eigenaar een indicatie kunnen vormen van hoe een hond opgeleerd is. Een koppeling aan een meldpunt is voorzien in artikel 2.

Een Kruispuntbank moet ook over de gegevens kunnen beschikken van verwanten van de hond, zowel in zijlijn als in rechte lijn. Dit moet het mogelijk maken om genetisch agressieve dieren te kunnen opsporen of preventief te kunnen ingrijpen, wanneer bepaalde soorten aantoonbare erfelijke afwijkingen zouden vertonen. In die gevallen kan de Adviesraad desnoods testen uitvoeren op verwante honden. Vandaar ook dat het noodzakelijk is dat tevens van elk dier een DNA-staal wordt bijgehouden. Dit zal veelal een pluk haar van het dier kunnen zijn die bewaard wordt en waarmee verder niets gebeurt, maar waarop in geval van incidenten wel bijkomend onderzoek uitgevoerd kan worden. Dit staal voorkomt ook mogelijk geknoei met het identificatienummer.

Artikel 4

Per provincie wordt er een Adviesraad van deskundigen opgericht die tot taak heeft bijtincidenten en agressietests bij honden te beoordelen en die de burgemeester of de gouverneur zal adviseren over preventieve maatregelen, bepaald in artikel 8.

Artikel 5 tot 7

De Nieuwe Gemeentewet geeft een uitgebreide bevoegdheid aan de burgemeester voor wat betreft de openbare veiligheid op het grondgebied van de gemeente. Indien de openbare veiligheid in het gedrang komt is ook hier de burgemeester verantwoordelijk.

Artikel 8

Dit artikel geeft de gouverneur de bevoegdheid om preventief onderzoek te laten doen op individuele honden. Dit kan bijvoorbeeld op verzoek van een belanghebbende persoon maar evenzeer op eigen initiatief of op instigatie van een burgemeester. Hij heeft tevens de bevoegdheid om voorwaarden op te leggen aan de eigenaar na advies van de Adviesraad.

Artikel 9 tot 13

Volgens artikel 9 kan pakwerkdressuur alleen bij hondenselectie onder toezicht van een door de FOD Volksgezondheid erkende vereniging.

Artikel 10 bepaalt dat de hondentraîners en de verantwoordelijken voor de selectie van honden een bewijs van voldoende bekwaamheid moeten hebben om het voor deze dressuur benodigde materiaal aan te kopen.

Artikel 11 verduidelijkt dat dit bewijs alleen kan worden uitgereikt door een vereniging erkend door de FOD Volksgezondheid. De kandidaat-aanvrager moet bewijzen dat hij over de nodige bekwaamheid beschikt om het dier te leiden, te bevelen en onder controle te houden.

Het bewijs, dat vijf jaar geldig is, moet gehomologeerd worden door de gemeentelijke overheid. Dankzij die formaliteit kan het gemeentebestuur nagaan of de in wet vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Het wordt ingetrokken bij een strafrechtelijke veroordeling.

Volgens artikel 12 moet aan de verkoper of de schenker van materiaal voor de africhting van vechthonden en van waak- en verdedigingshonden het bewijs worden voorgelegd, bedoeld in de voorgaande artikelen.

Artikel 13 bepaalt bovendien dat de verkoper of de schenker van het materiaal de vervreemding moet inschrijven in een speciaal daartoe bestemd register.

Artikel 14

Dit artikel voorziet in een uitzonderingsregeling voor honden voor politiediensten. Vanaf het ogenblik dat de politiediensten zich ontdoen van een hond is deze wet opnieuw van toepassing.

Annemie VAN de CASTEELE.
Jacques GERMEAUX.
Patrick VANKRUNKELSVEN.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Oprichting Meldpunt voor bijtincidenten

Art. 2

Binnen elke politiezone wordt een Meldpunt opgericht waar alle bijtincidenten met honden aangegeven worden.

De Koning bepaalt de aard en de vorm waaraan dit Meldpunt moet voldoen.

HOOFDSTUK III

Oprichting Kruispuntbank van honden

Art. 3

Er wordt een Kruispuntbank van honden opgericht. De Kruispuntbank zal van elke hond de volgende gegevens bewaren :

1º identificatienummer van de hond, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de identificatie en de registratie van honden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 augustus 1998;

2º koppeling van alle eventuele strafrechtelijke veroordelingen, bepaald in hoofdstuk IIbis van het Strafwetboek, van de eigenaar aan het identificatienummer van de hond;

3º koppeling van alle eventuele bijtincidenten van de hond aan zijn identificatienummer;

4º koppeling van de identificatienummers van alle rechtstreekse verwanten, zowel in rechte lijn als in zijlijn, van de hond aan zijn identificatienummer;

5º koppeling van een DNA-staal van de hond aan zijn identificatienummer.

De Koning bepaalt de voorwaarden van aangifte en registratie. Hij bepaalt ook de werking van de Kruispuntbank. De Koning voorziet ook in de sancties bij niet-naleving van de aangifte.

De Koning kan de Kruispuntbank met bijkomende gegevens uitbreiden.

HOOFDSTUK IV

Oprichting Adviesraad inzake gevaarlijke honden

Art. 4

Per provincie wordt een Adviesraad inzake gevaarlijke honden opgericht, samengesteld door de gouverneur en bestaande uit drie leden :

­ 1 dierenarts, houder van een diploma van studies in de gedragsproblematiek bij huisdieren;

­ 1 hondenpsycholoog of hondengedragstherapeut, houder van een diploma van studies in de gedragsproblematiek bij huisdieren;

­ 1 jurist.

De Adviesraad verstrekt advies op verzoek van de burgemeester, op eigen gezag of op initiatief van de gouverneur. Hij zal zijn advies baseren op de ernst van de feiten en op de gegevens die hij kan raadplegen in de Kruispuntbank.

De Koning voorziet in een jaarlijkse opleiding voor de leden die zetelen in de Adviesraad voor gevaarlijke honden.

HOOFDSTUK V

Bevoegdheid van de burgemeester

Art. 5

Indien een hond gevaar kan opleveren voor mensen of huisdieren, kan de burgemeester op eigen initiatief of op verzoek van een belanghebbende persoon, de eigenaar of de bewaarder van de hond bevelen maatregelen te nemen om gevaar te voorkomen. Hij kan hiervoor advies vragen aan de Adviesraad en de Kruispuntbank raadplegen. De Koning stelt een lijst op van de mogelijk te nemen maatregelen.

Art. 6

Indien de eigenaar of de bewaarder van de gevaarlijke hond verzuimt de maatregelen bedoeld in artikel 5 te nemen, kan de burgemeester bij politiebesluit bevelen de hond, op kosten van de eigenaar, te laten onderbrengen op een plaats die geschikt is voor de opvang en de bewaring van het dier.

Artikel 9, §§ 2 tot 5, van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren is van toepassing.

Om de hond die naar een opvang- of bewaarplaats is gebracht terug in zijn bezit te krijgen, moet de eigenaar of de bewaarder van de hond de maatregelen uitvoeren die de burgemeester heeft bevolen.

Art. 7

Indien het gevaar dat de hond voor personen of huisdieren oplevert zulks rechtvaardigt, kan de burgemeester, na advies van Adviesraad, bevelen het dier, op kosten van de eigenaar, door een dierenarts te laten afmaken.

HOOFDSTUK VI

Bevoegdheid van de gouverneur

Art. 8

De gouverneur kan de Adviesraad inzake gevaarlijke honden opdracht geven om een hond, op kosten van de eigenaar, te onderwerpen aan een agressietest en/of een risico-evaluatie. De Koning bepaalt de voorwaarden van deze test. Nadat de Adviesraad over deze test aan de gouverneur verslag heeft uitgebracht, kan deze laatste eventueel voorwaarden opleggen aan de eigenaar van de hond en aan de eigenaars van honden die, in rechte lijn of in zijlijn, verwant zijn met de hond die getest werd, of aan elk afzonderlijk. De voorwaarden en de sancties bij niet-naleving worden bepaald door de Koning. Indien de eigenaar van de hond zijn verblijfplaats heeft buiten het gebied waarvoor de gouverneur bevoegd is, maakt hij het verslag over aan de gouverneur die wel bevoegd is.

HOOFDSTUK VII

Het africhten

Art. 9

Het africhten voor pakwerk van honden is alleen bij de hondenselectie toegestaan onder toezicht van een door de FOD Volksgezondheid erkende vereniging.

Art. 10

Alleen de africhters en de verantwoordelijken voor de hondenselectie die in het bezit zijn van een bekwaamheidsbewijs, kunnen honden africhten voor pakwerk en zich het hiervoor benodigde materiaal aanschaffen.

Art. 11

Het bekwaamheidsbewijs, bedoeld in artikel 10, wordt door een door de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft erkende vereniging afgegeven wanneer de kandidaat in een door de vereniging georganiseerd examen bewijst dat hij het dier kan leiden, onder controle houden en bevelen. Een ministerieel besluit bepaalt de voorwaarden waaraan de verenigingen moeten voldoen om erkend te worden en de voorwaarden om een bekwaamheidsbewijs af te leveren.

Het bekwaamheidsbewijs wordt gehomologeerd door het gemeentebestuur van de verblijfplaats van de africhter of de verantwoordelijke. Het bewijs is vijf jaar geldig. Het vervalt automatisch wanneer de houder een veroordeling oploopt, bepaald in hoofdstuk IIbis van het Strafwetboek.

Art. 12

Bij de aanschaf om niet of onder bezwarende titel van materiaal bestemd voor het africhten voor pakwerk van honden, moet de koper zijn bekwaamheidsbewijs overleggen aan de persoon die het materiaal verkoopt of schenkt.

Art. 13

De aanschaf wordt opgetekend in een bijzonder register gehouden door de persoon die het materiaal verkoopt of schenkt.

Dit register moet ter beschikking worden gehouden van de politie en de overheden die belast zijn met de uitvoering van deze wet.

HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Art. 14

Deze wet is niet van toepassing op de politie, de douane, het leger en de hulpdiensten wanneer zij gebruikmaken van honden. Vanaf het ogenblik dat de politie, de douane, het leger en de hulpdiensten geen gebruik meer maken van deze honden, en er zich om niet of onder bezwarende titel van ontdoen, is deze wet onverminderd van toepassing.

30 maart 2004.

Annemie VAN de CASTEELE.
Jacques GERMEAUX.
Patrick VANKRUNKELSVEN.