3-707/1

3-707/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

18 MEI 2004


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en van artikel 114 de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met het oog op de uitbreiding van het moederschapsverlof

(Ingediend door de dames Christel Geerts en Fatma Pehlivan)


TOELICHTING


Elke werkneemster die gaat bevallen heeft momenteel recht op vijftien weken moederschapverlof. Bij een meerling worden er twee weken aan toegevoegd. Negen van de vijftien weken (zeventien weken bij een meerling) moeten verplicht opgenomen worden volgens de volgende regels :

­ één week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en acht weken na de bevallingsdatum. Tijdens deze periode mag de werkneemster geen arbeid verrichten.

De resterende zes weken (acht weken bij een meerling) mogen vrij genomen worden voor of na de bevalling. Dus :

­ vóór de bevalling minstens één week en maximum zeven weken (negen weken voor meerling);

­ na de bevalling minstens acht weken en maximum veertien weken (zestien voor meerling).

Prenataal verlof of zwangerschapverlof

Het verlof dat opgenomen wordt vóór de bevalling wordt prenataal verlof of zwangerschapverlof genoemd. Dit mag ten vroegste zeven weken (zes + één) vóór de vermoedelijke bevallingsdatum aanvangen. De eerste zes weken mogen vrij opgenomen worden en zijn overdraagbaar na de bevalling. De zevende week moet verplicht opgenomen worden vóór de bevalling. Bij een meerling heeft de moeder recht op twee weken extra moederschapverlof. Ze mag die gebruiken om het prenataal verlof met twee weken te verlengen, dus tot maximaal negen weken. De bijkomende dagen kunnen ook gespreid worden in de periode vóór en na de bevalling of ze kunnen allemaal na de bevalling opgenomen worden.

De inactiviteitsdagen (klein verlet, jaarlijkse vakantie, verlof om dwingende redenen, feestdagen, dagen van gewaarborgd loon, ...) tijdens de zeven weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum gelden als voortzetting van het werk.

Voor periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of een ongeval gelden echter andere regels. Als de moeder arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval (tot aan het verplichte prenataal verlof zonder werkhervatting) dan worden deze periodes sowieso als moederschapverlof beschouwd.

Postnataal verlof of nabevallingsrust

Na de bevalling heb je postnataal verlof of nabevallingsrust. Hier geldt een verplichte rustperiode van acht weken. Die periode kan aangevuld worden met de zes vrij te nemen weken (acht bij een meerling), voor zover die nog niet opgebruikt werden vóór de bevalling. In wezen komt dit er dus op neer dat de arbeidsonderbreking na de achtste week verlengd kan worden met de periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin de moeder verder gearbeid heeft vanaf de zevende week vóór de werkelijke datum van de bevalling (of vanaf de negende week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht).

De weken die vrij genomen kunnen worden (vóór of na de bevalling), moeten onmiddellijk aansluiten op de verplicht te nemen dagen. Er is echter één uitzondering : indien het kind gedurende ten minste acht weken (te rekenen vanaf de geboorte) gehospitaliseerd is en de moeder haar verplichte rustperiode gerespecteerd heeft, dan kan zij de resterende weken later opnemen. In dergelijk geval moet er wel een getuigschrift van het ziekenhuis of de inrichting waar het kind verblijft of verbleven heeft, worden voorgelegd.

België hinkt fors achterop

In de Europese Unie blijken de verschillen inzake het moederschapsverlof groot te zijn. Het internationale adviesbureau Mercer Human Resource Consulting publiceerde onlangs een rapport (1). Men ging daarvoor uit van een werkneemster met een jaarsalaris van 25 000 euro die voor het eerst zwanger is en minstens een jaar in dienst is.

Aantal weken moederschapsverlof en bedrag van de uitkering in de landen van de Europese Unie

Pays
­
Land
Indemnité totale
après six mois de congé
(sur la base d'une rémunération
annuelle de 25 000 euros)
(en euros)
­
Totale uitkering
na zes maanden verlof
(op basis van een jaarsalaris
van 25 000 euro)
(in euro)
Durée totale
du congé
(en semaines)
­
Totale duur
van het verlof
(in weken)
Autriche. ­ Oostenrijk 7 692 16
Belgique. ­ België 5 338 15
Danemark. ­ Denemarken 10 556 50
Finlande. ­ Finland 8 663 44
France. ­ Frankrijk 7 671 16
Allemagne. ­ Duitsland 6 731 14
Grèce. ­ Griekenland 2 083 17
Irlande. ­ Ierland 4 183 18
Italie. ­ Italië 10 096 47
Luxembourg. ­ Luxemburg 2 883 16
Pays-Bas. ­ Nederland 7 692 16
Portugal. ­ Portugal 7 064 17
Espagne. ­ Spanje 7 692 16
Suède. ­ Zweden 10 000 96
Royaume-Uni. ­ Verenigd Koninkrijk 4 009 40

Opmerkelijkste vaststelling : wie in Zweden zwanger wordt, heeft recht op maar liefst 96 weken ­ bijna twee jaar ­ moederschapsverlof. Van de EU-lidstaten is het alleen in Duitsland slechter gesteld dan in België. Daar mogen (aanstaande) moeders veertien weken met moederschapsverlof.

De betaling tijdens het moederschapsverlof is in ons land lager dan in de meeste andere EU-landen. Alleen vrouwen in Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en Griekenland zijn slechter af. Koplopers zijn Denemarken, Italië en Zweden.

De conclusie mag duidelijk zijn : het moederschapsverlof in België moet verbeterd worden. Gegeven de beperkte budgettaire marges moeten twee pistes prioritair zijn. Enerzijds de uitbreiding van het moederschapsverlof in het geval van hospitalisatie van het pasgeboren kind en anderzijds de uitbreiding van het moederschapsverlof wanneer de moeder gehospitaliseerd wordt in de periode van het prenataal verlof.

Uitbreiding van het moederschapsverlof in het geval van hospitalisatie van het kind

Het is zeer belangrijk dat moeder en kind een hecht contact opbouwen. Zeker in het geval van hospitalisatie moet ­ in het raam van het algemeen welzijn van het kind ­ de moeder zoveel mogelijk bij haar pasgeboren baby verblijven. Momenteel heeft ze daartoe slechts zeer beperkte mogelijkheden.

Daarom moet de periode van verplicht postnataal verlof uitgebreid worden in het geval het pasgeboren kind tijdens deze periode gehospitaliseerd wordt. Met de eerste zeven dagen hospitalisatie van het kind wordt geen rekening gehouden (de mediane opnameduur is zes dagen, vanaf de zevende dag opname kunnen we dus spreken van een uitzonderlijke situatie). Vanaf de achtste dag krijgt de moeder telkens één dag nabevallingsrust extra per dag hospitalisatie van het kind. De te verwerven dagen nabevallingsrust worden begrensd op dertig.

Dit voornemen kadert in de volgende passage uit het regeerakkoord :

« Om het samengaan van gezin en werk te verbeteren zal de zwangerschaps- en bevallingsrust verlengd worden in geval van hospitalisatie van het pasgeboren kind. »

Uitbreiding van het moederschapsverlof in het geval van hospitalisatie van de moeder in de periode van prenataal verlof

Zoals hoger reeds vermeld werd, mag geen enkele periode van arbeidsongeschiktheid van de toekomstige moeder die zich voordoet in de zeven weken (of negen bij een meerling) voor de bevalling worden toegevoegd aan het postnataal verlof. Het heeft niet het minste belang of de arbeidsongeschiktheid al dan niet verband houdt met de zwangerschap.

Een aanstaande moeder kan omwille van zwangerschapscomplicaties of ziekte genoodzaakt zijn te stoppen met werken vóór de periode van moederschapsverlof, d.i. zeven weken (of negen bij een meerling) voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Er gelden in dit geval dezelfde (aangifte)formaliteiten als bij een gewone arbeidsongeschiktheid. Het ziekenfonds betaalt de gewone arbeidsongeschiktheidsuitkering, na de periode gewaarborgd loon.

Als de arbeidsongeschiktheid aanhoudt tot de bevalling zal het ziekenfonds het supplement aan het tarief moederschapsuitkering (zeven weken of negen bij een meerling) berekenen en betalen zodra de geboortedatum is gekend. Deze dagen van arbeidsongeschiktheid die aldus in de periode van prenataal verlof vallen, worden zodus als periode van moederschapsverlof gerekend. Dat wil zeggen dat de zes weken (of acht bij een meerling) moederschapsverlof waarover men vrij kan beschikken op die manier verstrijken, waardoor men in de postnatale periode in het slechtste geval maar over het wettelijke minimum van acht weken beschikt. En dit terwijl de moeder in het geval van ziekte vóór de geboorte dit verlof net broodnodig heeft.

Oplossing is de moeder recht te geven op extra nabevallingsrust, indien zij in de periode van prenataal verlof arbeidsongeschikt bevonden wordt en dient gehospitaliseerd te worden. De eerste zeven dagen hospitalisatie worden geneutraliseerd. Vanaf de achtste dag wordt er per dag hospitalisatie van de moeder één dag extra nabevallingsrust toegekend. Het aantal extra toegekende dagen nabevallingsrust wordt begrensd op maximum dertig dagen.

Deze uitbreiding geldt in alle gevallen van hospitalisatie, ongeacht de hospitalisatie zich in de periode van gewaarborgd loon voordoet of in de periode dat de betrokkene een uitkering geniet vanwege de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Er wordt niet voor geopteerd de periode van arbeidsongeschiktheid in de periode van prenataal verlof sowieso gelijk te stellen met een periode van arbeid omdat dit misbruiken in de hand kan werken. Enkel wanneer de moeder gedurende meer dan zeven dagen wordt gehospitaliseerd in de prenatale periode wordt de verplichte periode van nabevallingsrust uitgebreid.

Christel GEERTS.
Fatma PEHLIVAN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

Artikel 39, tweede lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt aangevuld als volgt :

« Zo het pasgeboren kind tijdens de acht weken na de bevalling wordt gehospitaliseerd, wordt de periode waarin geen arbeid verricht mag worden verlengd. Met de eerste zeven dagen hospitalisatie van het kind wordt geen rekening gehouden. Vanaf de achtste dag wordt de periode waarin geen arbeid verricht mag worden met één dag verlengd per dag hospitalisatie. Het aantal extra toegekende dagen waarin geen arbeid verricht mag worden, wordt begrensd op maximum dertig dagen. Wanneer de werkneemster arbeidsongeschikt wordt bevonden en er een hospitalisatie gebeurt in de zeven weken, of negen weken wanneer een meerling verwacht wordt, vóór de vermoedelijke datum van bevalling wordt de periode waarin geen arbeid verricht mag worden verlengd. De eerste zeven dagen hospitalisatie worden geneutraliseerd. Vanaf de achtste dag wordt per dag hospitalisatie de periode waarin geen arbeid verricht mag worden met één dag extra verlengd. Het aantal extra toegekende dagen wordt begrensd op maximum dertig dagen. »

Art. 3

In artikel 114, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, worden tussen de tweede en de derde zin de volgende zinnen ingevoegd :

« Zo het pasgeboren kind in de periode van nabevallingsrust wordt gehospitaliseerd, wordt de nabevallingsrust verlengd. Met de eerste zeven dagen hospitalisatie van het kind wordt geen rekening gehouden. Vanaf de achtste dag krijgt de moeder telkens één dag nabevallingsrust extra per dag hospitalisatie van het kind. Het aantal extra toegekende dagen nabevallingsrust wordt begrensd op maximum dertig dagen. Wanneer de moeder arbeidsongeschikt wordt bevonden en er een hospitalisatie gebeurt in de periode van voorbevallingsrust, wordt de nabevallingsrust verlengd. De eerste zeven dagen hospitalisatie worden geneutraliseerd. Vanaf de achtste dag wordt er per dag hospitalisatie van de moeder één dag extra nabevallingsrust toegekend. Het aantal extra toegekende dagen nabevallingsrust wordt begrensd op maximum dertig dagen. »

11 maart 2004.

Christel GEERTS.
Fatma PEHLIVAN.

(1) Mercer Human Resource Consulting (2003), Worldwide Benefit and Employment Guidelines 2002/2003.