Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 3-2

ZITTING 2003-2004

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Justitie

Vraag nr. 3-30 van de heer Vanhecke d.d. 8 augustus 2003 (N.) :
Gevangenen. ­ Tewerkstelling.

Een aantal gevangenen die in de gevangenissen verblijven, verrichten werk.

Kan u mij hierover het volgende meedelen :

1. Welke categorieën van gevangenen komen hiervoor in aanmerking ? Geldt dit ook voor veroordeelden die hun straf thuis onder elektronisch toezicht « uitzitten » ?

2. Onder welke voorwaarden kunnen gevangenen werk verrichten ?

3. Waar wordt dit werk verricht ?

4. Welk soort werk wordt aan de gevangenen toevertrouwd ?

5. Wie neemt het initiatief voor de tewerkstelling van de gevangenen ?

6. Kunnen alle gevangenen die wensen te werken effectief (betaalde) arbeid verrichten ? Bestaat er met andere woorden al dan niet « werkloosheid » onder de gevangenen die wensen te werken ?

7. Hoe lang wordt dit werk verricht (voltijds, halftijds, ...) ?

8. Worden gevangenen hiervoor vergoed, en zo ja, hoe groot is deze vergoeding, volgens welke criteria wordt deze bepaald en vanwaar komen de gelden om de gevangenen uit te betalen ? Hoeveel werd er aan gevangenen in 2002 uitbetaald als vergoeding voor verricht werk ?

9. Wordt er door het gevangeniswezen winst dan wel verlies gemaakt in het kader van het verstrekken van werk aan gevangenen en hoe groot was deze winst of dit verlies in 2002 ?

10. a) Worden er voorwaarden gesteld aan bedrijven uit de privé-sector die beroep wensen te doen op gevangenenarbeid, en zo ja, welke voorwaarden ?

b) Hoeveel privé-bedrijven doen een beroep op deze arbeid, om welk soort bedrijven en tewerkstelling gaat het ?

c) Om hoeveel voltijdse jobs ging het in 2002 ?

d) Hoeveel werd er door privé-bedrijven in 2002 uitbetaald aan gevangenen in het kader van hun tewerkstelling ?

e) Volgens welke normen en op welke basis worden de vergoedingen of lonen bepaald en hoe staan deze in verhouding tot hetzelfde gepresteerde werk in de privé-sector in het vrije leven ?

f) Welk aandeel van de vergoeding van privé-bedrijven voor werk van gevangenen komt in handen van het gevangeniswezen ?

g) Wat verdiende het gevangeniswezen in 2002 aan het werk van gevangenen voor de privé-sector ?

h) Is de vraag vanuit de privé-sector naar arbeid van gevangenen groter dan het aanbod aan werkwillige gevangenen, of omgekeerd ?

11. Hoeveel gevangenen verrichtten er in 2002 werk en hoe groot is hun aandeel ten aanzien van de totale gevangenispopulatie ?

12. Kan u voor 2002 per categorie van gevangenen meedelen welke de verhouding is tussen diegenen die werken en diegenen die niet werken, zowel in absolute getallen als in procent ?

13. Kan voor 2002 per nationaliteit van de gevangenen een overzicht worden gegeven van het aantal werkende en niet-werkende gevangenen, zowel in absolute getallen als in procent ?

14. Kan voor 2002 per gevangenisinstelling een overzicht worden gegeven van het aantal werkenden en niet-werkenden ? Indien hier merkelijke verschillen in te vinden zijn, waaraan valt dit dan toe te schrijven ?

Antwoord : 1. De principes volgens dewelke de penitentiaire arbeid wordt toegepast worden als volgt omschreven.

Artikel 30ter van het Strafwetboek voorziet dat de correctioneel en crimineel veroordeelde wordt tewerkgesteld « met het oog op zijn heropvoeding en sociale reclassering en ter bevordering van zijn beroepsopleiding ». Voor de tewerkstelling buiten de inrichting is dan weer de toestemming vereist van de veroordeelde.

Ook tot een politiestraf veroordeelden kunnen worden verplicht deel te nemen aan de gebruikelijke arbeid van de inrichting.

De tewerkstelling wordt eveneens bepaald in functie van elementen die te maken hebben met de leeftijd, de gezondheidstoestand, enz. of wegens uitzonderlijke omstandigheden.

Voor de andere categorieën van gedetineerden is de arbeid niet verplicht.

Bij tuchtmaatregel kan de directeur de onderbreking, de stopzetting of de ontzegging van de arbeid bevelen (artikelen 63 en 82 van het Algemeen Reglement).

Wat betreft de veroordeelden die hun straf ondergaan onder het stelsel van elektronisch toezicht, is het hebben van een beroepsbezigheid vaak een van de dingen die bepaalt hoe ze hun tijd doorbrengen, maar niet noodzakelijkerwijs.

2. Ingevolge artikel 62 van het Algemeen Reglement moet de tewerkstelling van gedetineerden geschieden in omstandigheden die zo goed mogelijk overeenstemmen met die in de vrije samenleving en moet zij beantwoorden aan de moderne eisen inzake veiligheid, hygiëne en techniek.

3, 4 en 5. In de gevangenis worden verschillende vormen van arbeid beoefend.

Het huishoudelijk werk, zoals het onderhoud van meubilair en gebouwen, de keuken en de etensbedeling wordt uitgevoerd voor rekening en onder toezicht van de gevangenis. Sinds 1998 vallen deze activiteiten onder het beheer van de Regie van de Gevangenisarbeid.

Het werk in de werkplaatsen dat rechtstreeks door de Regie van de Gevangenisarbeid wordt uitgebaat.

Pas indien het aanbod uit deze twee categorieën niet volstaat om alle gedetineerden te werk te stellen, zal de gevangenisdirecteur, in samenspraak met de Centrale Arbeidsdienst, beschikbare manschappen laten werken voor rekening van privé-bedrijven.

Indien het niet mogelijk is te werken in de gemeenschappelijke ateliers, wordt het werk uitgevoerd in de cel (vouwen van wegenkaarten, vullen van omslagen, etiketteren, allerlei verpakkingen, enz.).

De directeur van de gevangenis staat in voor de arbeidsverdeling en houdt hierbij rekening met de kennis, de opleiding en de betrouwbaarheid van de gedetineerde (artikel 63, § 1, tweede lid, van het Algemeen Reglement).

6. Niet alle gedetineerden krijgen de kans te werken. Vooral in de arresthuizen kan men spreken van een grote « werkloosheid ».

7. De meeste jobs zijn voltijds. Sommige jobs echter worden opgesplitst om op die manier aan meer gedetineerden werk te kunnen verschaffen.

8. De minimumtarieven van de vergoedingen voor de werkende gedetineerden zijn vastgelegd bij omzendbrief 1687/X van 29 juli 1998. Naargelang het behaalde kwalificatieniveau variëren zij tussen 0,62 euro en 1,04 euro per uur.

In 2002 werd in totaal 6,28 miljoen euro besteed voor het « werk » van gedetineerden. Dit bedrag behelst alle soorten van werk : huishoudelijk werk, landbouwwerk, arbeid voor de productie van de regie, voor privé-ondernemingen alsook een gedeelte voor de beroepsopleiding in het algemeen.

9. De winst voor 2002 is nog niet gekend, maar een bedrag van 1,9 miljoen euro werd gestort aan de Schatkist in 2002.

10. a) De privé-bedrijven dienen zelf in te staan voor de toelevering van apparatuur en machines welke noodzakelijk zijn voor de productie. Er wordt voorkeur gegeven aan werkzaamheden die continu zijn. Zij mogen tevens geen gevaar inhouden voor de veiligheid.

Het bedrijf betaalt een bijdrage voor het gebruik van de beschikbare lokalen en neemt de kosten van de verlichting, energie en verwarming op zich. De bedrijven storten een bijdrage ter dekking van de uitkering die de regie zelf betaalt aan gedetineerden die het slachtoffer werden van een werkongeval berekend naar het aantal gedetineerden belast met werken die als gevaarlijk bekend staan.

De bedrijven nemen eveneens een brandverzekering.

b) Het aantal privé-firma's dat in 2002 een beroep deed op penitentiaire arbeid bedroeg ongeveer 200.

Het betreft firma's die behoren tot de meest uiteenlopende economische sectoren. Zij zijn ook zeer divers qua omvang, het betreft zowel multinationals als éénmansbedrijven.

c) De Centrale Arbeidsdienst beschikt niet over gecentraliseerde gegevens die een antwoord op deze vraag mogelijk maken.

d) Voor 2002 is het juiste cijfer van de uitbetaalde vergoedingen aan de gedetineerden nog niet gekend. Op basis van de voorbije jaren kan het worden geschat op 2,7 miljoen euro.

e) Zie punt 8. Vermits het om een vergoeding gaat wordt er niet vergeleken met de geldende lonen en bezoldigingen in de privé-sector.

f) Artikel 66 van het Algemeen Reglement bepaalt dat 40 % van de inkomsten teruggaat naar de overheid voor de vergoeding van de beheerskosten.

Hiermede dienen ook de schadedossiers te worden betaald aan producten, de vergoedingen voor de arbeidsongevallen, de administratiekosten, een deel van de personeelskosten alsook de vergoedingen voor de gedetineerden die een beroepsopleiding volgen.

Wat uiteindelijk overblijft van de winst van de Regie van de Gevangenisarbeid dient te worden gestort aan de Schatkist en keert niet terug naar de strafinrichtingen.

g) Rekening houdend met de personeelskost is dit deficitair. De afzonderlijke berekening wordt niet gemaakt. In elk geval worden de winsten teruggestort aan de Schatkist zonder dat de budgettaire reglementering en de statuten van de regie hun een affectatie geven ten bate van de strafinrichtingen.

h) Het werkaanbod afkomstig uit de privé is kleiner dan de vraag. Er worden moeilijkheden ondervonden om tot voldoende tewerkstelling te komen.

11. Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal gevangenen dat in 2002 werk heeft gekregen.

Wat betreft de vorige jaren bedraagt de tewerkstellingsgraad ongeveer 50 % van de gedetineerdenbevolking.

12. Er worden hierover centraal geen gegevens bijgehouden.

13. Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.

14. Er worden hierover geen gegevens gecentraliseerd doch in de arresthuizen zijn er merkelijk minder werkplaatsen en is er dus ook een lagere tewerkstellingsgraad.

Bovendien is het verloop van gedetineerden in deze inrichtingen zeer groot wat evenmin de tewerkstelling bevordert.